You are on page 1of 14

BULLETIN

RECENTE HERVORMINGEN VAN HET


BELGISCH BELASTINGSREGIME
ALLEN & OVERY
INHOUD Maart 2003

Inleiding ............................................................................................................................... 2

Wet tot wijziging van de vennootschapsbelasting en tot instelling van een systeem
van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken................................................................. 2
(1) Verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting.......................................... 3
(2) Compenserende maatregelen.................................................................................... 3
(3) Specifieke maatregelen ten gunste van KMO's ........................................................ 7
(4) Systeem van voorafgaande beslissingen .................................................................. 9
(5) Coördinatiecentra ................................................................................................... 10

Aanslag geheime commissielonen .................................................................................... 10

Programmawet van 24 december 2002............................................................................ 11


(1) Wijzigingen Aandelenoptiewet .............................................................................. 11
(2) Langere aanslag- en controletermijn in geval van gebroken boekjaar ................... 11
(3) PC voor privé-gebruik............................................................................................ 11

Programmawet 2 augustus 2002 ...................................................................................... 12


(1) Audiovisuele investeringen .................................................................................... 12
(2) Zeescheepvaart....................................................................................................... 12

Bijlage 1: lijst van landen waarvan de gemeenrechtelijke bepalingen inzake


belastingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België ...................................................... 13
Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

INLEIDING

Op 23 december 2002 werd de wet aangaande de hervorming van de vennootschapsbelasting en het


systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, goedgekeurd. De wet werd bekrachtigd op 24
december 2002 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 31 december 2002. Deze wet omvat drie
luiken:
1. de hervorming van de vennootschapsbelasting;
2. het instellen van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, het 'ruling-systeem'; en
3. de wijziging van het stelsel van de coördinatiecentra.

De wet kadert in het geheel van regeringsinitiatieven om de fiscale en parafiscale druk in België te
verlichten.

Zo omvat de Programmawet van 2 augustus 2002 een aantal gunstmaatregelen voor de zeescheepvaart en
voor investeringen in de productie van erkende Belgische films en omvat de Programmawet van 24
december 2002 onder meer: een wijziging van de 'Aandelenoptiewet', een uitbreiding van de aanslag- en
controletermijn in geval van gebroken boekjaar en een belastingvrijstelling voor de tussenkomst van de
werkgever bij aankoop van een PC voor privé-gebruik.

Tot slot werden de voorwaarden voor een zogenaamde aanslag geheime commissielonen gewijzigd.

Dit memorandum biedt toelichting bij de wijzigingen die voormelde wetten in het Belgisch fiscaal
systeem hebben ingevoerd.

WET TOT WIJZIGING VAN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING EN TOT INSTELLING


VAN EEN SYSTEEM VAN VOORAFGAANDE BESLISSINGEN IN FISCALE ZAKEN

De hervorming verlaagt het globale tarief van de vennootschapsbelasting, d.i. het nominaal tarief
vermeerderd met de aanvullende crisisbelasting, van 40,17 % tot 33,99 %. Omwille van de politiek
vooropgezette budgettaire neutraliteit van de hervorming wordt in een aantal compensatiemaatregelen
voorzien. Sommige daarvan treffen echter niet KMO's, waarvoor zelfs specifieke gunstmaatregelen
worden ingevoerd. De wijzigingen treden in werking vanaf aanslagjaar 2004, behoudens de invoering
van de roerende voorheffing op liquidatie- en inkoopboni. Deze laatste is retroactief verschuldigd vanaf 1
januari 2002, behoudens voor vereffeningen afgesloten vóór 25 maart 2002.

De wet introduceert een nieuw systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken. Bedoeling is de
bestaande rulingpraktijken (rulingcommissie, dienst voorafgaande beslissingen) te vervangen door een
nieuwe rulingpraktijk naar Nederlands model.

De wet hervormt het stelsel van de coördinatiecentra om tegemoet te komen aan de kritiek van de
Europese Commissie en technische correcties aan te brengen.

Daarnaast worden administratieve maatregelen getroffen waarvoor geen wetswijziging nodig is. De
VZW's zullen beter worden gecontroleerd om te vermijden dat oneigenlijke VZW’s zouden ontsnappen
aan vennootschapsbelasting, de controle op de toepassingsvoorwaarden inzake de aftrek voor definitief
belaste inkomsten ('DBI-aftrek') wordt verhoogd en de strijd tegen praktijken van
kasgeldvennootschappen, misbruik van rechtspersoonlijkheid en BTW-carrousels zal worden opgevoerd.

De regering had eerder aangekondigd om in het kader van de belastinghervorming een stelsel van fiscale
consolidatie in België in te voeren. De wet bevat hieromtrent geen enkele bepaling, noch is er enige
aanwijzing omtrent de datum van inwerkingtreding van dit stelsel. Specifieke planning blijft dus vereist
voor de fiscale optimalisatie van de overname ('Leveraged Buy Out') van een Belgische onderneming
door een buitenlandse vennootschap via een daartoe opgerichte Belgische holdingvennootschap.

ALLEN & OVERY 2


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

(1) Verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting

Het nominale tarief van de vennootschapsbelasting in België was tot nu toe beduidend hoger dan in de
andere EU-lidstaten. Dat naar verluidt door talrijke aftrekmogelijkheden het effectieve tarief soms heel
wat lager lag, was minder relevant aangezien buitenlandse investeerders blijkbaar vooral afgaan op het
nominale tarief.

De hervormingswet verlaagt het globale tarief van 40,17 % tot 33,99 %, dat wil zeggen tot een nominaal
tarief van 33 % vermeerderd met de aanvullende crisisbijdrage van 3 %. Hiermee sluit België aan bij de
Europese trend om het nominale tarief te verlagen (Duitsland: verlaging van 42,2 % tot 25 % in 2001,
Frankrijk: verlaging van 40 % tot 33,33 % in 2001, Ierland: verlaging van 24 % tot 16 % in 2002 en tot
12,5 % vanaf 2003, Italië: verlaging van 37 % tot 34% in 2003, Luxemburg: verlaging van 31,2 % tot
30,38 % in 2002).

Bovendien heeft de Minister van Financiën het voornemen om, zodra de hervorming niet langer
budgettaire neutraal is maar voordeel oplevert voor de schatkist, de aanvullende crisisbijdrage voor de
vennootschappen af te schaffen en het tarief verder te verlagen tot 30 %.

(2) Compenserende maatregelen

Om budgettaire neutraliteit van de hervorming na te streven, gaat de verlaging van het nominale tarief
gepaard met een vermindering van de aftrekmogelijkheden en andere maatregelen.

Hieronder vindt u een overzicht en korte toelichting van deze maatregelen.

Belasting van 10 % op liquidatie- en inkoopboni

De wet voert een belasting (roerende voorheffing) van 10 % in op liquidatie- en inkoopboni. Dit zijn de
inkomsten die aan de aandeelhouder worden betaald of toegekend in geval van liquidatie, gedeeltelijke
verdeling van het maatschappelijk vermogen ten gevolge van overlijden, uittreding of uitsluiting van een
vennoot of verkrijging van eigen aandelen door een binnenlandse of buitenlandse vennootschap. De
belasting wordt berekend op het gedeelte van de uitkeringen (in geld of in natura) dat het (eventueel
gerevaloriseerde) fiscaal kapitaal dat door de aandelen wordt vertegenwoordigd, overstijgt.

Voor de inkoop van eigen aandelen en de gedeeltelijke verdeling van het vermogen is de regeling van
toepassing met terugwerkende kracht, voor inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1
januari 2002. Voor vereffeningen moet een onderscheid gemaakt worden:
- is de vereffening uiterlijk op 24 maart 2002 afgesloten: dan blijven de liquidatieboni vrij van
roerende voorheffing;
- is de vereffening afgesloten vanaf 25 maart 2002: dan geldt de vrijstelling van roerende voorheffing
voor liquidatieboni uitgekeerd vóór 1 januari 2002; liquidatieboni uitgekeerd vanaf 1 januari 2002
zijn onderworpen aan roerende voorheffing;
- de roerende voorheffing op inmiddels reeds betaalde of toegekende inkoop- en liquidatieboni moet
worden betaald binnen vijftien dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad.

Evenwel gelden specifieke vrijstellingen voor:


- inkomsten betaald of toegekend bij gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijke
vermogen of de inkoop van eigen aandelen door een Belgische of buitenlandse
beleggingsvennootschap die in het land van haar fiscale woonplaats een belastingstelsel geniet dat
afwijkt van het gemeen recht (zoals de Belgische of Luxemburgse SICAV) ;
- belastingneutrale fusies en splitsingen waarbij de overnemende vennootschap aandelen bezit van de
overgenomen vennootschap of omgekeerd;
- de inkoop van eigen aandelen via de beurs (centrale beursmarkt van Euronext of een markt van
gelijke aard). De vrijstelling is echter niet van toepassing op openbare aanbiedingen via inkoop van
aandelen, op inkopen van aandelen via 'bloktransacties' en op inkopen die niet op de markt zijn
verricht met akkoord van de cliënt;
- inkomsten verleend of toegekend bij gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijke vermogen of
inkoop van eigen aandelen door een door de Nationale Raad voor de Coöperatie erkende
coöperatieve vennootschap.

ALLEN & OVERY 3


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

Daarnaast gelden de algemene vrijstellingen inzake roerende voorheffing. Zo zal een vennootschap die
gevestigd is België of in een lidstaat van de Europese Unie vrijgesteld zijn van roerende voorheffing
indien zij gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar een minimumdeelneming van 25
% bezit in het kapitaal van de Belgische dochtervennootschap. Hetzelfde geldt voor buitenlandse
investeerders die hiervoor niet rechtstreeks in aanmerking zouden komen omdat zij gevestigd zijn buiten
de Europese Unie, maar die indirect in een Belgische vennootschap zouden deelnemen via een
Luxemburgse dochtervennootschap (SOPARFI) Deze laatste geniet dan wel van een vrijstelling van
Belgische roerende voorheffing op de ontvangen liquidatieboni (onder de hogervermelde voorwaarden)
en kan deze naar aanleiding van haar eigen ontbinding en vereffening zonder inhouding van bronheffing
in Luxemburg verder uitkeren aan haar aandeelhouder (s).

Voor de gevallen waarin geen vrijstelling van roerende voorheffing kan worden ingeroepen, kan de
fiscale behandeling in hoofde van de aandeelhouder worden weergegeven als volgt:
- In hoofde van een aandeelhouder–Belgische natuurlijke persoon die de aandelen aanhoudt als privé-
belegging is de ingehouden roerende voorheffing bevrijdend. Indien de inkomsten de inhouding van
de roerende voorheffing van 10 % niet hebben ondergaan, bijvoorbeeld bij rechtstreekse inning in het
buitenland, moet de natuurlijke persoon deze aangeven en wordt hij daarop onderworpen aan een
afzonderlijk tarief van 10 % in de personenbelasting.
- In hoofde van een aandeelhouder–Belgische entiteit onderworpen aan de rechtspersonenbelasting
geldt een vergelijkbare regeling als voor de Belgische natuurlijke personen.
- In hoofde van een aandeelhouder–Belgische vennootschap komt de ontvangen liquidatiebonus onder
bepaalde voorwaarden in aanmerking voor de DBI-aftrek. De roerende voorheffing is in principe
verrekenbaar; maar indien de aandeelhouder naar aanleiding van de liquidatie of inkoop een
minderwaarde realiseert op de aandelen, wordt deze verrekening echter slechts toegestaan indien de
vennootschap aantoont dat zij de volle eigendom van de aandelen heeft gehad tijdens een
ononderbroken periode van twaalf maanden vóór de toekenning van de liquidatieboni of dat, tijdens
die periode, de aandelen op geen enkel ogenblik in volle eigendom hebben toebehoord aan een
andere belastingplichtige dan een binnenlandse vennootschap of een buitenlandse vennootschap die
deze aandelen op een ononderbroken wijze heeft belegd in een Belgische inrichting.
- In hoofde van een aandeelhouder–buitenlandse belastingplichtige (natuurlijke persoon of
rechtspersoon) vormt de ingehouden Belgische roerende voorheffing in principe de definitieve
Belgische belasting.

Definitief belaste inkomsten

Belgische vennootschappen kunnen de dividendinkomsten die zij ontvangen ten belope van 95 % in
aftrek brengen (regime van de 'definitief belaste inkomsten' of DBI-aftrek). De voorwaarden die daartoe
moeten worden vervuld, worden gewijzigd en aangevuld.

(i) Minimum participatiedrempel

Om de DBI-aftrek te genieten, moet een Belgische vennootschap vooreerst een minimum participatie van
10 % (voorheen: 5%) of met een aanschaffingwaarde van tenminste 1 200 000,00 EUR aanhouden in de
uitkerende vennootschap.

Zoals voorheen is de minimum participatiedrempel niet van toepassing op dividenden:


- verkregen door kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beursvennootschappen;
- verkregen door beleggingsvennootschappen;
- verleend of toegekend door intercommunales;
- verleend of toegekend door beleggingsvennootschappen.

(ii) Minimum bezitsduur als financieel vast actief

Nieuw is dat de ontvangen dividenden betrekking moeten hebben op aandelen die:


- gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom werden of worden
gehouden; en
- op het ogenblik van de toekenning of de betaalbaarstelling van de dividenden de aard hebben van
financiële vaste activa.

ALLEN & OVERY 4


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

De voorwaarde inzake minimum bezitsduur wordt eveneens geacht te zijn vervuld wanneer de bezitsduur
van tenminste één jaar nog niet is bereikt op het ogenblik van de toekenning of betaalbaarstelling van de
inkomsten in de mate dat de aandelen in volle eigendom worden gehouden gedurende een periode van
tenminste één jaar vanaf de datum waarop ze werden verworven (voorwaarde na te gaan per aandeel).
Een fictie van niet-realisatie van aandelen wordt ingevoerd in geval van omruiling of vervreemding of
verkrijging van aandelen in het kader van belastingneutrale verrichtingen.

Het begrip financiële vaste activa heeft, volgens de Memorie van Toelichting, de betekenis zoals voorzien
in de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekeningen van ondernemingen. Voor wat betreft de
aandelen die worden aangehouden door kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en
beursvennootschappen geldt de minimumbezitsduur niet, maar in principe wel de vereiste van bezit als
financiële vaste activa; bijzonder is ook dat voor aandelen gehouden door deze instelling het begrip
'financiële vaste activa' zal worden vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd Koninklijk Besluit.

De minimum bezitsduur als financieel vast actief geldt in het geheel niet voor dividenden:
- verkregen door beleggingsvennootschappen;
- verleend of toegekend door intercommunales;
- verleend of toegekend door beleggingsvennootschappen.

Terzelfdertijd voorziet de wet in de afschaffing van de niet-aftrekbaarheid van interesten ten belope van
een bedrag gelijk aan dat van de dividenden die aftrekbaar zijn als DBI en voortkomen uit aandelen die
niet gedurende een ononderbroken periode van minstens één jaar werden behouden. Deze regel werd
overbodig bevonden in het licht van de vereiste van minimale bezitsduur.

(iii) Minimale belastingheffing

Tenslotte blijkt de DBI-aftrek slechts toegestaan voor zover de vennootschap waarvan het dividend
afkomstig is, zelf aan een minimale belastingheffing is onderworpen. Zo zal een Belgische vennootschap
onder meer geen DBI-aftrek genieten als het dividend wordt verleend of toegekend door:
- een vennootschap gevestigd in een 'land waar de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen
aanzienlijk gunstiger zijn dan in België';
- een vennootschap die winsten verwezenlijkt door tussenkomst van één of meer buitenlandse
inrichtingen die zijn onderworpen aan een 'aanslagregeling die aanzienlijk gunstiger is dan in België'.

Vooreerst bepaalt de wet nu concreter wat moet worden verstaan onder 'land waar de gemeenrechtelijke
bepalingen inzake belastingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België'.

Dit zijn vooreerst de landen waar het gemeenrechtelijk nominaal tarief lager is dan 15%. In voorkomend
geval wordt de belasting geïnd door de centrale overheid, vermeerderd of verminderd met de belasting
ontvangen of terugbetaald door de daartoe bevoegde deelstaten, gewesten en andere politieke
onderverdelingen in functie van de organisatievorm van de betrokken staat

Indien het gemeenrechtelijk nominaal tarief echter hoger is dan het tarief dat overeenstemt met de
werkelijke belastingdruk, moet deze laatste in aanmerking worden genomen. Indien het tarief dat met de
werkelijke belastingdruk overeenstemt lager is dan 15 %, is er dus sprake van een aanzienlijk gunstiger
belastingregime. De werkelijke belastingdruk moet worden beoordeeld rekening houdend met de regels
die op internationaal vlak algemeen zijn aanvaard, zoals bijvoorbeeld inzake fiscale consolidatie en
verrekening van fiscale verliezen.

Het Belgisch Staatsblad van 21 februari 2003 publiceerde een Koninklijk Besluit dd.13 februari 2003 ter
uitvoering van artikel 203, § 1, derde lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende
de lijst van landen waar de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen aanzienlijk gunstiger zijn
dan in België (zie bijlage 1). Dit Koninklijk Besluit treedt in werking met ingang van het aanslagjaar
2004. Een nieuw artikel 734quater wordt ingevoegd in het KB/WIB 92 dat deze lijst bevat.
In november 2002 publiceerde de regering reeds een voorlopige landenlijst. De Nederlandse Antillen,
Aruba, Zwitserland en Trinidad en Tobago werden van de lijst geschrapt en dus in de definitieve lijst niet
weerhouden. Deze lijst van landen zal telkens worden aangepast wanneer, inzonderheid ingevolge
buitenlandse wetswijzigingen, bepaalde landen aan deze lijst zouden moeten worden toegevoegd of van
deze lijst zouden moeten worden geschrapt.

ALLEN & OVERY 5


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

De gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen die van toepassing zijn op vennootschappen


gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie worden dan weer geacht niet aanzienlijk gunstiger te zijn
dan in België. Zo kan DBI-aftrek worden toegepast voor dividenden verkregen van een Ierse
vennootschap hoewel die wordt onderworpen aan 12,5 % vennootschapsbelasting, behoudens ingeval van
toepassing van de specifieke uitsluitingen (zie infra).

Ten tweede is de wet nu specifieker over de niet-toepassing van DBI-aftrek op dividenden verkregen van
een vennootschap die winsten verwezenlijkt door tussenkomst van één of meer buitenlandse inrichtingen,
wanneer deze inrichtingen geacht worden te zijn onderworpen aan 'een aanslagregeling die aanzienlijk
gunstiger is dan in België'. Dit is het geval indien de daadwerkelijk geheven belasting op de winsten van
die inrichting lager is dan 15 %. Daarbij wordt de daadwerkelijk geheven belasting 'globaal' in
aanmerking genomen, dit wil zeggen dat zowel de aanslagregeling van het land waar de inrichting is
gevestigd als deze van het land waar de vennootschap zelf is gevestigd (maatschappelijke zetel of
hoofdzetel) in aanmerking wordt genomen. In geval de uitkerende vennootschap een binnenlandse
vennootschap is met een buitenlandse inrichting in een land waarmee België geen dubbelbelastingverdrag
heeft gesloten, zal de daadwerkelijk geheven belasting in principe altijd hoger liggen dan 15 %. Indien de
vennootschap en haar buitenlandse inrichting gevestigd zijn in Lidstaten van de Europese Unie worden ze
geacht een aanslagregeling te genieten die niet aanzienlijk gunstiger is dan de Belgische.

De andere specifieke uitsluitingen voor dividenden afkomstig van financieringsvennootschappen,


thesaurievennootschappen, beleggingsvennootschappen, vennootschappen met off-shore inkomsten en
tussenholdings, blijven ongewijzigd behouden.

(iv) Gevolgen voor de vrijstelling van meerwaarden op aandelen

Meerwaarden die een Belgische vennootschap realiseert op aandelen van een Belgische of buitenlandse
vennootschap zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting indien de aandelen betrekking hebben op een
vennootschap die voldoet aan de voorwaarden van minimale belastingheffing zoals vereist voor de DBI-
aftrek.

De andere voorwaarden voor de DBI-aftrek, met name de minimale participatiedrempel en de minimum


bezitsduur als financieel vast actief, gelden niet voor de vrijstelling van meerwaarden op aandelen.
Daarmee zijn België en Denemarken de enige landen binnen de Europese Unie die meerwaarden op
aandelen vrijstellen zonder dat een minimum aandelenparticipatie moet worden aangehouden.

Aftrekbaarheid van fiscale verliezen

Een vennootschap kan onder meer haar vorige fiscale verliezen niet aftrekken van de winst die voortkomt
uit abnormale of goedgunstige voordelen die zij heeft verkregen van een verbonden onderneming. Een
dergelijke aftrek was tot nu toe wel mogelijk voor de verliezen van het lopende jaar. De wet verbiedt
voortaan ook de compensatie tussen de ontvangen abnormale of goedgunstige voordelen en de verliezen
van het belastbare tijdperk. De huidige wettekst laat niet toe met zekerheid te stellen hoe dit verbod moet
worden geïnterpreteerd in geval van voordelen die bestaan in een kostenbesparing (vb. interestloze
lening).

Bovendien stelt de Memorie van Toelichting dat geen enkele aftrek op verkregen abnormale of
goedgunstige voordelen meer zal kunnen worden toegepast wanneer de onderneming die het voordeel
heeft toegekend een in het buitenland gevestigde onderneming is. Dit is een opheffing van de tot nu toe
bestaande administratieve tolerantie ten aanzien van voordelen verkregen van buitenlandse
ondernemingen.

Afschaffing van het verlaagd tarief voor buitenlandse inkomsten

De wet schaft de verlaging tot één vierde van de vennootschapsbelasting voor in het buitenland behaalde
belaste inkomsten af. Dit heeft tot gevolg dat:
- voor inkomsten uit landen waarmee België geen dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten, de in het
buitenland betaalde belasting aftrekbaar blijft; doch het nettobedrag wordt voortaan in België belast
tegen het volle tarief van de vennootschapsbelasting;
- voor inkomsten uit landen waarmee België wel een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten, de
vrijstelling op basis van het verdrag behouden blijft; de recuperatie van voorheen afgetrokken
buitenlandse verliezen zal voortaan echter moeten gebeuren aan het volle tarief.

ALLEN & OVERY 6


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

Aanpassing van het afschrijvingsstelsel

De aftrekbaarheid van afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa (met uitzondering van de
oprichtingskosten) wordt beperkt:

1. De eerste afschrijvingsannuïteit tijdens het boekjaar waarin de vaste activa zijn verkregen of tot stand
gebracht wordt voortaan slechts pro rata temporis in aanmerking genomen. Met andere woorden de
afschrijving wordt slechts als aftrekbare beroepskost aanvaard voor zover zij betrekking heeft op de
periode vanaf het moment dat het actief wordt verkregen of tot stand gebracht tot het einde van het
boekjaar (per dag te berekenen). Uit de Memorie van Toelichting blijkt eveneens dat geen
afschrijving in het jaar van vervreemding wordt aanvaard.
2. Bijkomende kosten moeten fiscaal voortaan op dezelfde wijze en volgens hetzelfde ritme worden
afgeschreven als de aanschaffingswaarde van de betreffende activa. Deze kosten zijn niet langer
volledig aftrekbaar in het jaar waarin ze worden gemaakt.

Beide voormelde maatregelen gelden niet voor KMO's.

Gewestbelastingen

In de vennootschapsbelasting zijn voortaan niet meer aftrekbaar de gewestelijke belastingen, heffingen en


retributies, andere dan deze bedoeld in artikel 3 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de
financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, alsmede verhogingen, vermeerderingen, kosten en
nalatigheidsinteresten met betrekking tot deze niet aftrekbare belastingen, heffingen en retributies.

Blijven onder meer aftrekbaar:

- de onroerende voorheffing;
- de verkeersbelasting op de autovoertuigen;
- de belasting op inverkeerstelling;
- het eurovignet.
- het registratierecht op bepaalde overdrachten, de verdeling en de vestiging van een hypotheek op in
België gelegen onroerend goed;

Zijn onder meer niet langer aftrekbaar:

- heffingen inzake waterverontreiniging;


- heffingen inzake afvalstoffen;
- dossiertaks milieuvergunning;
- leegstandheffingen;
- bankinstellingen en bankautomaten (Brussels Gewest).

(3) Specifieke maatregelen ten gunste van KMO's

Voor de KMO’s worden een aantal fiscale gunstmaatregelen ingevoerd. 'KMO' wordt gedefinieerd als
een vennootschap die onder het toepassingsgebied valt van het verlaagd tarief van de
vennootschapsbelasting.

Zijn bijgevolg niet te beschouwen als KMO:

- vennootschappen waarvan het jaarlijks belastbaar resultaat meer bedraagt dan 322 500,00 EUR;
- vennootschappen waarvan de aandelen voor ten minste de helft in handen zijn van één of meer
andere vennootschappen;
- vennootschappen die aandelen bezitten met een beleggingswaarde hoger dan 50 % van het gestort
kapitaal, verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden;
- vennootschappen die een dividend uitkeren dat hoger ligt dan 13 % van het gestort kapitaal bij het
begin van het belastbaar tijdperk;

ALLEN & OVERY 7


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

- vennootschappen die niet aan minstens één bedrijfsleider een bezoldiging hebben toegekend van
minimaal 24 500,00 EUR of, indien toch lager, een bezoldiging die minimaal gelijk is aan het
belastbare inkomen van de vennootschap;
- vennootschappen die deel uitmaken van een groep waartoe een coördinatiecentrum behoort.

Verlaging KMO tarief

De reeds bestaande verlaagde tarieven voor de KMO’s worden verder verminderd. Het KMO-tarief
wordt eveneens vermeerderd met de aanvullende crisisbijdrage. Onderstaande tabel geeft een overzicht
van de verminderde tarieven inclusief de aanvullende crisisbijdrage van 3 %.

Voor de hervorming Na de hervorming


Belastbaar inkomen % EUR Belastbaar inkomen % EUR
0 tot 25 000 EUR 28,84 7 210 0 tot 25 000 EUR 24,98 6 245
25 000 tot 89 500 EUR 37,08 23 916 25 000 tot 90 000 EUR 31,93 20 755
89 500 tot 323 750 EUR 42,23 98 924 90 000 tot 322 500 EUR 35,54 82 631
Vanaf 323 750 EUR 40,17 130 050 Vanaf 322 500 EUR ± 33,99 109 631

Investeringsreserve

Ter aanmoediging van de autofinanciering, kan een deel van de gereserveerde winst van het boekjaar
worden vrijgesteld van belasting op voorwaarde dat deze winst wordt geïnvesteerd.

Volgende voorwaarden en beperkingen zijn van toepassing:

- 50 % van het gereserveerd resultaat van de belastbare periode, vóór aanleg van de
investeringsreserve en vóór de verhoging van de aanvangssituatie van de reserves, kan worden
vrijgesteld. Dit basisbedrag moet verminderd worden met de vrijgestelde meerwaarden op aandelen
of deelbewijzen, het vrijgestelde gedeelte van de meerwaarden op personenwagens, de eventuele
vermindering van gestort kapitaal en de verhoging van de vorderingen van de vennootschap op
natuurlijke personen, aandeelhouders of bedrijfsleiders;
- de aangroei van de reserves die in aanmerking wordt genomen voor het berekenen van de
investeringsreserve wordt per belastbaar tijdperk beperkt tot 37 500,00 EUR. In één belastbaar
tijdperk kan dus maximaal 18 750,00 EUR worden vrijgesteld van belasting;
- opdat een onderneming een investeringsreserve zou kunnen aanleggen, moet er een toename zijn van
de belaste reserves ten opzichte van de belaste reserves van het vorig belastbaar tijdperk waarin het
voordeel van de investeringsreserve werd genoten;
- het gestort kapitaal moet berekend worden als een gewogen gemiddelde van het belastbaar tijdperk in
verhouding tot de voorgaande belastbare periode, waarin de vennootschap het voordeel van het
aanleggen van een investeringsreserve heeft genoten;
- de reserve moet op een aparte rekening van het passief worden geboekt en mag niet als
berekeningsbasis dienen voor de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enigerlei beloning
of toekenning (de 'onaantastbaarheidsvoorwaarde');
- het bedrag van de reserve moet worden geïnvesteerd in afschrijfbare (im) materiële vaste activa die
in aanmerking kunnen komen voor de investeringsaftrek. Deze investering moet gebeuren binnen
een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de eerste dag van het belastbaar tijdperk waarvoor de
investeringsreserve is aangelegd en ten laatste bij de ontbinding van de vennootschap. De investering
dient gedurende drie jaar te worden behouden;
- indien de investeringsverplichting niet nageleefd wordt, dan wordt de investeringsreserve belast,
desgevallend vermeerderd met nalatigheidsintresten;
- een specifiek formulier moet worden ingevuld en bij de aangifte in de vennootschapsbelasting
worden gevoegd;
- het feit dat de vennootschap niet meer beschouwd kan worden als KMO, na het naleven van de
investeringsverplichting, doet geen afbreuk aan het behoud van de vrijstelling van de
investeringsreserve.

ALLEN & OVERY 8


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

Geen belastingverhoging in geval van ontoereikende of geen voorafbetalingen

KMO's zullen, net zoals natuurlijke personen die zich voor het eerst als zelfstandige vestigen, geen
belastingverhoging moeten betalen ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan
gedurende de eerste drie boekjaren vanaf hun oprichting.

(4) Systeem van voorafgaande beslissingen

De wet introduceert een veralgemeende 'ruling'-praktijk. Onder de nieuwe regeling kan elke
belastingplichtige, zowel particulier als vennootschap, een aanvraag richten aan de Federale
Overheidsdienst Financiën om zich uit te spreken over de vraag hoe de fiscale wet moet toegepast worden
op een bijzondere situatie of verrichting die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. Tot nu was
de mogelijkheid tot het bekomen van een voorafgaande 'ruling' vanwege de belastingadministratie beperkt
tot een aantal specifieke verrichtingen (o.a. fusie en splitsing).

De aanvraag kan slaan op de toepassing van alle belastingwetten die onder de bevoegdheid vallen van de
Federale Overheidsdienst Financiën of waarvoor zij instaat voor de inning en de invordering.

In een aantal gevallen kan echter geen voorafgaande beslissing worden gegeven. Bij Koninklijk Besluit
van 17 januari 2003 werden de volgende categorieën van uitsluitingen vastgesteld:
1. de belastingtarieven en de berekening van de belastingen;
2. de bedragen en percentages;
3. de aangifte, het onderzoek en de controle, het gebruik van de bewijsmiddelen, de aanslagprocedure,
de rechtsmiddelen, de rechten en voorrechten van de Schatkist, de minimum maatstaf van heffing, de
termijnen, de verjaring, het beroepsgeheim, de inwerkingtreding en de aansprakelijkheid en plichten
van sommige openbare ambtenaren, andere personen of bepaalde instellingen;
4. de bepalingen waarvoor een specifieke procedure inzake erkenning of beslissing is ingesteld met
inbegrip van de collectieve procedures;
5. de bepalingen of gebruiken welke overleg met of raadpleging van andere autoriteiten instellen en
voor dewelke de Minister van Financiën of de diensten van de fiscale administratie niet bevoegd zijn
om zelf of unilateraal een standpunt in te nemen;
6. de bepalingen welke sancties, boetes, belastingverhogingen en -vermeerderingen instellen;
7. de forfaitaire grondslagen van aanslag.

Dit Koninklijk Besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Inzake inkomstenbelastingen kan geen voorafgaand akkoord worden bekomen wanneer 'de essentiële
elementen van de beschreven verrichting of situatie betrekking hebben op een vluchtland dat niet
samenwerkt met de OESO' of 'als de beschreven verrichting of situatie geen economische substantie heeft
in België'.

De termijn waarbinnen de aanvraag door de Administratie moet worden beantwoord bedraagt in principe
drie maanden, maar deze kan in onderlinge overeenstemming tussen de Administratie en de
belastingplichtige worden gewijzigd. Bij de aanvraag moeten ook de aanvragen worden toegevoegd die
over dezelfde verrichting of situatie werden ingediend bij de fiscale overheden van een EU-lidstaat of een
staat waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten. Zowel de Administratie als de
belastingplichtige kunnen voorstellen om bilaterale of multilaterale onderhandelingen aan te vatten met
de fiscale overheden van de andere staat of staten die betrokken zijn bij verrichtingen met internationale
draagwijdte.

Een voorafgaand akkoord geldt voor een termijn van maximaal vijf jaar en bindt de Federale
overheidsdienst Financiën, uitgezonderd:
- wanneer blijkt dat de situatie of de verrichtingen onvolledig of onjuist werden omschreven in de
aanvraag of indien essentiële elementen van de verrichting niet werden verwezenlijkt op de door de
aanvrager omschreven wijze;
- indien het gemeenschapsrecht of de wet wijzigt.

Alle voorafgaande beslissingen zullen op anonieme wijze gepubliceerd worden en elk jaar wordt een
verslag over de toepassing van de rulingpraktijk aan de Kamer voorgelegd.

Het systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken heeft uitwerking met ingang van 1 januari
2003.

ALLEN & OVERY 9


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

(5) Coördinatiecentra

De wet heeft het fiscale stelsel van de coördinatiecentra aangepast om tegemoet te komen aan de
bezwaren van de Europese Commissie in het kader van artikel 88 (verboden staatssteun) van het Verdrag
tot oprichting van de Europese Gemeenschappen.

De bewoordingen van de toegelaten activiteiten van een coördinatiecentrum worden aangepast. Het gaat
grotendeels om de activiteiten die thans in de koninklijke besluiten tot erkenning en hernieuwing van die
erkenning worden toegelaten. Herverzekeringsactiviteiten zijn niet toegelaten.

Bovendien kan een coördinatiecentrum in het kader van effectiseringsverrichtingen, de vorderingen die
het heeft overgedragen of in pand gegeven, blijven invorderen of innen. De juridische onzekerheid
omtrent de mogelijkheid voor coördinatiecentra om de inning van de schuldvorderingen van de groep te
verzekeren na hun overdracht of inpandgeving wordt hiermee opgeheven.

Het belastbaar inkomen wordt bij voortduur vastgesteld op cost-plus basis. In tegenstelling tot vroeger
omvat de belastbare basis het geheel van de door de coördinatiecentra gedragen kosten, inclusief de
financiële en personeelskosten. Bovendien zal de belastbare basis niet meer worden vastgesteld aan de
hand van een vast percentage van de werkingskosten, maar per activiteitscategorie middels een
voorafgaande beslissing. Deze voorafgaande beslissing wordt getroffen voor een periode van vijf jaar en
zal op het einde van de periode het voorwerp uitmaken van een herziening door de Administratie. De
duur van dit akkoord is dus onafhankelijk van de periode van tien jaar waarvoor de erkenning is
toegestaan.

Ook de minimum belastbare grondslag blijft bestaan (d.i. het totaal van de niet als beroepskosten
aftrekbare uitgaven en lasten en de door het coördinatiecentrum verkregen abnormale of goedgunstige
voordelen). De wet voorziet uitdrukkelijk dat de vennootschapsbelasting of de belasting van niet-
inwoners/vennootschappen en de bijhorigheden daarvan geen deel uitmaken.

Nieuw is dat het coördinatiecentrum recht heeft op een belastingkrediet waarvan het bedrag gelijk is aan
de betaalde jaarlijkse taks op de coördinatiecentra (10 000,00 EUR per voltijdse werknemer met een
maximum van 100 000,00 EUR per coördinatiecentrum). Dit krediet is verrekenbaar met de
vennootschapsbelasting, maar niet terugbetaalbaar.

De vrijstelling van roerende voorheffing op betaalde dividenden, interesten en royalties blijft van kracht
mits de genieter niet een natuurlijk persoon of rechtspersoon onderworpen aan de rechtspersonenbelasting
of de belasting niet-inwoners/rechtspersonen is. De vrijstelling van het evenredig registratierecht op de
inbrengen blijft behouden. De vrijstelling van onroerende voorheffing wordt afgeschaft vermits het geen
federale bevoegdheid meer uitmaakt (deze maatregel moet nog door de gewesten worden genomen).

De inwerkingtreding van deze regeling moet nog worden bepaald bij Koninklijk Besluit. Daarin zullen
eveneens een aantal overgangsbepalingen opgenomen worden voor de bestaande coördinatiecentra die
rekening houden met de opmerkingen van de Europese Commissie.

AANSLAG GEHEIME COMMISSIELONEN

In het Belgisch Staatsblad van 10 december 2002 werd de wet tot wijziging van de voorwaarden voor de
vestiging van een aanslag geheime commissielonen gepubliceerd.

De bepaling aangaande geheime commissielonen, zoals vervat in artikel 219 van het Wetboek van
inkomstenbelastingen 1992, voorziet in een bijzondere aanslag van 309 % op de kosten (zoals bedoeld in
artikel 57 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992) die niet worden verantwoord door
individuele fiches en een samenvattende opgave. Krachtens artikel 57 van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen kunnen gedane uitgaven slechts als beroepskosten worden aangemerkt, indien ze
worden verantwoord door individuele fiches en samenvattende opgaven.

Met de nieuwe wet zal vanaf aanslagjaar 2003 de bijzondere aanslag niet meer kunnen worden gevestigd
indien de betreffende inkomsten (kosten voor de vennootschap) door de genieter in zijn belastingaangifte
worden opgenomen. In dit geval is er immers van een 'geheime commissie' geen sprake meer.

ALLEN & OVERY 10


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

PROGRAMMAWET VAN 24 DECEMBER 2002

(1) Wijzigingen Aandelenoptiewet

Aanvaarden van aanbod

De huidige Aandelenoptiewet voorziet in een onlogische regeling met betrekking tot het aanvaarden van
het aanbod tot toekennen van aandelenopties: indien men het aanbod niet schriftelijk weigert binnen de 60
dagen na het aanbod, wordt men geacht het aanbod aanvaard te hebben. Men moet met andere woorden
stappen ondernemen om iets niet te verkrijgen.

De Programmawet keert deze situatie om: wanneer de begunstigde de optie ten laatste op de zestigste dag
die volgt op de datum van het aanbod, schriftelijk heeft aanvaard, wordt de optie uit fiscaal oogpunt
geacht te zijn toegekend op die zestigste dag. De begunstigde die vóór het verstrijken van de zestig dagen
de aanbieder niet schriftelijk de aanvaarding heeft meegedeeld, wordt geacht het aanbod te weigeren.

Verlenging uitoefeningstermijn

Voor aandelenoptieplannen die werden afgesloten tussen 1 januari 1999 en 31 december 2002, kan de
vennootschap die de opties aangeboden heeft, met instemming van alle begunstigden, de
uitoefeningsperiode, zonder bijkomende fiscale last, met hoogstens 3 jaar verlengen, en dit vóór 30 juni
2003.

Deze maatregel wordt ingevoerd om rekening te houden met de slechte toestand van de financiële
markten. De begunstigden hebben krachtens de aandelenoptiewet belasting betaald op een financieel
instrument dat in de huidige economische stand van zaken vaak niet tot winst zal leiden.

Voor opties toegekend onder de vorm van warrants zou een dergelijke maatregel mogelijkerwijze een
schending kunnen vormen van artikel 499 Wetboek Vennootschappen. Deze bepaling voorziet immers
dat de uitoefenperiode voor warrants niet langer mag zijn dan tien jaar te rekenen van hun uitgifte.

De Programmawet bepaalt daarom dat artikel 499 Wetboek Vennootschappen niet van toepassing is op
verlengingen van de uitoefeningstermijn die in het kader van deze bepaling plaatsvinden.

(2) Langere aanslag- en controletermijn in geval van gebroken boekjaar

De nieuwe programmawet wijzigt de aanslag- en controletermijn voor vennootschappen met een


gebroken boekjaar. De aanslag- en controletermijn voor vennootschappen die niet per kalenderjaar
boekhouden, wordt verlengd met de tijdsspanne tussen 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar
genoemd (jaar waarin het boekjaar wordt afgesloten), en de afsluitingsdatum van het boekjaar van
hetzelfde kalenderjaar. De vijfjarige fraudetermijn wordt op dezelfde manier verlengd.

Deze maatregel gaat in op de datum van publicatie van de Programmawet, wat impliceert dat de
maatregel ook van toepassing is op de lopende aanslag- en controletermijnen.

(3) PC voor privé-gebruik

De programmawet voorziet in een belastingvrijstelling voor de tussenkomst van de werkgever in de


kosten die een werknemer maakt voor aankoop van een computer (inclusief perifere apparatuur zoals
software, internetaansluiting en abonnement) voor privé-gebruik.

De tussenkomst van de werkgever zal ten belope van maximaal 60 % van de aankoopprijs (exclusief
BTW), beperkt tot 1 250,00 EUR per werknemer, aftrekbaar zijn bij de werkgever en hetzelfde bedrag zal
worden vrijgesteld bij de werknemer.

De voorwaarden om van deze maatregel te kunnen genieten en de datum van inwerkingtreding zullen bij
een nog te nemen Koninklijk Besluit worden bepaald.

Voor de terbeschikkingstelling van een PC waarvan de werkgever reeds eigenaar is, zal een nog te
nemen Koninklijk Besluit een forfaitair voordeel van alle aard bepalen. Een richtbedrag van 180,00 EUR
per jaar werd voorgesteld.

ALLEN & OVERY 11


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

PROGRAMMAWET 2 AUGUSTUS 2002

(1) Audiovisuele investeringen

Belgische vennootschappen en vaste inrichtingen van buitenlandse vennootschappen die investeren in de


productie van erkende Belgische films, zullen kunnen genieten van een belastingvrijstelling ten belope
van
150 % van het geïnvesteerde bedrag.

Het begrip 'films' dient ruim te worden geïnterpreteerd. Niet alleen bioscoopfilms, maar ook
animatiefilms en TV-documentaires komen in aanmerking.

De productiemaatschappij dient een binnenlandse vennootschap te zijn en geen televisieomroep.

Zowel het geïnvesteerde bedrag als de vrijstelling zijn aan beperkingen onderworpen.
Aangaande het door de investeerder geïnvesteerde bedrag:
- mag maximum 50 % van het totale filmbudget bedragen;
- 150 % van het niet onder de vorm van een lening geïnvesteerde bedrag dient binnen anderhalf jaar in
België besteed te worden;
- de investering kan maar voor maximum 40 % onder de vorm van een lening gebeuren.

De jaarlijkse vrijstelling is beperkt tot maximum 50 % van de winst van het belastbaar tijdperk of
750 000,00 EUR.

De datum van inwerkingtreding zal worden bepaald in een nog te nemen Koninklijk Besluit. De
Europese Commissie onderzoekt immers nog of deze maatregel geen vorm van verdoken staatssteun
uitmaakt.

(2) Zeescheepvaart

De programmawet voorziet in een maatregel waarbij aan Belgische ondernemingen, actief hetzij als
exploitant, hetzij als beheerder van zeeschepen voor rekening van derden, de mogelijkheid wordt geboden
te opteren voor een forfaitaire winstbepaling. Wie opteert voor het stelsel zal gedurende 10 jaar forfaitair
belast worden op basis van de tonnage van zeeschepen.

Wie niet kiest voor de forfaitaire winstbepaling, kan van een aantal gunstmaatregelen genieten: de
versnelde afschrijvingen voor zeeschepen, de vrijstelling van meerwaarden op zeeschepen en een
investeringsaftrek.

Versnelde afschrijving

De programmawet voorziet de mogelijkheid zeeschepen versneld af te schrijven: 20 % voor het boekjaar


van de ingebruikneming, 15 % voor elk van de twee volgende jaren en daarna 10 % per jaar. Het stelsel
van de versnelde afschrijving geldt ook voor tweedehands schepen en voor grote herstellingen of
transformaties.

Vrijstelling van meerwaarden

Op voorwaarde dat de gerealiseerde meerwaarde herbelegd wordt binnen de vijf jaar in andere
zeeschepen, kan men genieten van een vrijstelling van meerwaarden op zeeschepen. Wie opteert voor de
forfaitaire winstbepaling wordt niet belast op eventuele meerwaarden.

Investeringsaftrek

De programmawet voorziet in een investeringsaftrek van 30 % voor zeeschepen voor wie niet kiest voor
de forfaitaire winstbepaling.

Tenslotte wordt met de Programmawet het registratierecht van 0,5 % op de vestiging of overdracht van
een hypotheek op een schip vervangen door een algemeen vast recht van 25,00 EUR. Deze maatregel
geldt ook voor binnenschepen, dit in tegenstelling tot de andere maatregelen.

ALLEN & OVERY 12


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

BIJLAGE 1: LIJST VAN LANDEN WAARVAN DE GEMEENRECHTELIJKE BEPALINGEN


INZAKE BELASTINGEN AANZIENLIJK GUNSTIGER ZIJN DAN IN BELGIË

Voor de toepassing van artikel 203, § 1, derde lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
worden met betrekking tot de landen van de hiernavolgende lijst, de gemeenrechtelijke bepalingen
inzake belastingen als vermeld in artikel 203, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, geacht
aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België

Inzonderheid betreft het:

1. Afghanistan
2. Aldernay
3. Belize
4. Bosnië en Herzegovina
5. Burundi
6. Kaapverdië
7. Centraal-Afrikaanse Republiek
8. Comoren
9. Cookeilanden
10. Cuba
11. Dominica
12. Equatoriaal-Guinea
13. Estland
14. Gibraltar
15. Grenada
16. Guernsey
17. Guinee-Bissau
18. Haïti
19. Herm
20. Iran
21. Irak
22. Jersey
23. Kiribati
24. Noord-Korea
25. Laos
26. Liberia
27. Liechtenstein
28. Macau
29. Maldiven
30. Eiland van Man
31. Marshalleilanden
32. Mayotte
33. Federatie Micronesië
34. Monaco
35. Montserrat
36. Namibië
37. Niue
38. Oman
39. Panama
40. Sint Christopher en Nevis
41. Sint Lucië
42. Saint-Pierre en Miquelon
43. Saint Vincent en de Grenadines
44. Samoa
45. Amerikaans-Samoa
46. San Marino
47. Sao Tomé en Principe
48. Seychellen
49. Somalië
50. Tuvalu
51. Oezbekistan
52. Britse Maagdeneilanden
53. Amerikaanse Maagdeneilanden.

ALLEN & OVERY 13


Recente hervormingen van het Belgisch belastingsregime Maart 2003

Voor alle verdere inlichtingen betreffende deze Update kan u terecht bij:

Philippe Hinnekens
Tel: +32 2 780 24 79
philippe.hinnekens@allenovery.com

Patrick Smet
Tel: + 32 2 780 24 79
patrick.smet@allenovery.com

Peter Drijkoningen
Tel: + 32 3 280 74 01
peter.drijkoningen@allenovery.com

Allen & Overy Allen & Overy


Tervurenlaan 268 A Uitbreidingstraat 80
B-1150 Brussel B-2600 Berchem
Tel: +32 2 780 22 22 Tel: + 32 3 280 72 22
Fax: + 32 2 780 22 44 Fax: + 32 3 280 72 44

Allen & Overy gebruikt uw persoonsgegevens om u op de hoogte te houden van ontwikkelingen in de juridische sfeer en om u uit te
nodigen op seminaries en evenementen. U heeft het recht tot toegang tot uw gegevens en tot verbetering ingeval van fouten. Voor
meer informatie kan u terecht bij de Privacy Commissie, Waterloolaan 115, 1000 Brussel. Om uw gegevens uit ons bestand te laten
schrappen volstaat het een e-mail te sturen naar:
privacy.belgium@allenovery.com.

© ALLEN & OVERY Maart 2003. Deze Update verstrekt enkel algemene informatie en houdt geen advies in.

ALLEN & OVERY 14

You might also like