You are on page 1of 15

6.

1 WAT ZIJN EMOTIES

Casus

Tienermeisje – apotheek – vruchtbaarheidsmedicijn – weigering – diep buigen v.h


hoofd.

Moeilijk om een definitie voor ‘emoties’ te formuleren, omdat:

- er verschillende typen emoties zijn, bijv. angst, hoop, onzekerheid, medelijden.

er geen enkel kenmerk is waaraan alle emoties altijd voldoen.

Bij een emotie gebeurt iets lichamelijks, bijv trillen.

Er is een emotionele gedachte aanwezig, bijv ‘ik vind dat erg’.

Emoties zijn gedragsneigingen, bijv. ‘ik heb zin om hem te slaan’.

Definitie v emoties 🡪 reacties op gebeurtenissen die onze belangen raken en


hebben over het algemeen cognitieve, gedragsmatige en lichamelijke componenten.

Kenmerken van emoties

1. Lichamelijke veranderingen.

2. Emotionele inschattingen (appraisals).

3. Emotionele belangen.

4. Actietendensen.

5. Emotionele expressies en gedrag.

6. Emoties hebben een object.

7. Emoties hebben voorrang (control precedence)


8. Emoties zijn kortdurend.

9. Emoties worden gereguleerd.

Ad 1. Lichamelijke veranderingen.

Emoties hebben een lichamelijk component. Bijv. zweten, hartkloppingen, flauwfallen,


etc.

Ad 2. Emotionele inschattingen (appraisals).

= taxatie / inschatting van een gebeurtenis. Bijv, situatie waarbij de bbs-er een psychisch
gestoorde man binnen enkele seconden dood heeft geschoten.

Ad. 3. Emotionele belangen.

Er gebeurt iets (maar er hoeft ook niets te gebeuren) dat gevolgen heeft voor jouw
welbevinden en resulteert in emoties. Bijv. Afgestudeerd – buluitreiking – huilen.

Ad. 4. Actietendensen.

Je komt in actie als jouw belangen beschermd moeten worden. Bijv. Weglopen /
jezelf beschermen bij angst.

Ad. 5. Emotionele expressies en gedrag.

Emoties beinvloeden ons gedrag. Bijv. Opmerkingen maken wanneer je vriendin een
dure terrein wagen heeft.

Ad. 6. Emoties hebben een object.

Emoties gaan over iets. Bijv. Je wordt boos op hem, omdat hij iets heeft gedaan.
Stemming 🡪 als je niet weet waar jouw emotie over gaat, dan heb je een vager of
algemener beeld van vrolijkheid of neerslachtigheid.

Ad. 7. Emoties hebben voorrang.

We hebben geen controle over onze emoties, ze overkomen ons en we kunnen er


niks aan doen.

Ad. 8. Emoties zijn kortdurend.

Ze duren van enkele seconden of uren. Bijv. wraak, liefde, boosheid.

Ad. 9. Emoties worden gereguleerd.

Mensen proberen ergere situaties te vermijden. Bijv. In sociale situaties.

Verschillen tussen emoties

Emoties kunnen geordend worden door 2 dimensies:

1. Evaluatieve (positief – negatief).

2. De mate van activiteit die een emotie kenmerkt.

Bijv. Verdriet eist weinig activiteit 🡪 in een hoekje zitten huilen. Boosheid maakt veel
activiteiten los 🡪 hyper – uitschelden – te lijf gaan).

Tekening overnemen
Facial feedback 🡪 emoties zijn gekoppeld aan lichamelijke veranderingen, maar ook dat een
lichamelijke verandering emoties kan veroorzaken.

Cognitieve aspecten van emoties

= de inschatting v.d situatie die een emotie oproept.

Cognitieve labeling

Behalve fysiologische opwinding (arousal, bijv verhoogde hartslag), maar ook cognitie
(gedachte, bijv de psychische man e.d bbs-er) zijn elementen van emoties.

Als mensen weten waardoor hun lichamelijke sensaties worden veroorzaakt zoeken ze niet
verder naar een verklaring voor hun lichamelijke opwinding.

Als ze niet weten waardoor hun lichamelijke sensaties veroorzaakt worden, dan gebruiken ze
cognities om hun toestand te interpreteren. 🡪 gebruiken informatie van vergelijkbare
situaties.

Appraisal als voorwaarde van arousal

Emotie 🡪 lichamelijke reactie 🡪 label.

Het gekozen label bepaalt welke emotie je ervaart.

Iets waarnemen, je interpreter dat (cognitive, appraisal)🡪 op grond v.d appraisal


ontstaat een lichamelijke reactie.

Appraisal = een taxatie v.d situatie mbt het welzijn of het subjectief belang v.d
persoon.

Vb. Persoon A taxeert een kritische opmerking als kwaadaardig en er volgt een
sterke lichamelijke reactie. Persoon B taxeert het niet persoonlijk 🡪 de lichamelijke
reactie en de emoties worden achterwege gelaten. Bijv bedreigingen aan de president.
Appraisals kan je manipuleren.

De manier waarop gebeurtenissen worden geinterpreteerd beinvloedt bepaalde


reacties v.d emotionele respons. Bijv. een kies laten uittrekken.

6.4 Culturele aspecten van emoties

Emotietaal 🡪 voor elke emotie is er een woord 🡪 emotievocabulaire.

Functies van emotietaal:

1. de beschikbaarheid van een emotiewoord vergemakkelijkt de herkenning van een


emotie.

2. emotiewoorden maken het praten over en delen van emoties makkelijker.

3. de beschikbaarheid van een emotiewoord plaatst een emotie in een cognitief


schema of interpretatiekader., waardoor een gebeurtenis begrijpelijker kan worden.

Emotie uiten is een primitieve manier van gedrag: kinderen tonen hun emoties eerlijk
en zonder schaamte.

Emoties worden als passies gezien. We hebben het idee dat emoties ons meesleuren,
we worden er door overmand en we hebben er geen controle over.

‘Common sense’ over emoties 🡪 de manier waarop we met emoties moeten omgaan.
🡪 niet opkroppen. In emotionele situaties wordt een hoop energie opgebouwd in het
lichaam en de energie moet ontladen worden, omdat de druk in het lichaam anders
groot wordt. 🡪 containermetafoor. 🡪 Bijv hij kookte van binnen.

Restrictieve emotionaliteit 🡪 we moeten onze emoties zoveel mogelijk beheersen.


Maw praten over de emoties mag, maar uiten mag alleen in beperkte mate.
Emotionele intelligentie 🡪 je bent emotioneel intelligent als je kan reflecteren op je
emoties, als je in staat bent signalen van anderen over emoties op te vangen en als je je
eigen emoties goed kan communiceren en reguleren.

Emotieregels en emotieregulatie

Voldoende 🡪 blij.

Emoties reguleren, anders krijg je problemen met anderen. Boosheid = schadelijk 🡪


vermijden.

Sociaalbetrokken emoties 🡪 schaamte, schuld, medelijden, blijdschap en empathie.

Sociaalafstandelijke emoties 🡪 boosheid, trots (🡪 je bent beter dan anderen).

‘Eer- 🡪 wordt bepaald door jouw sociale reputatie en zelfrespect.

Sociaal constructionisme

Wil je emoties begrijpen dan moet je niet de hersenen onderzoeken, maar de betekenis
die mensen aan de situatie en aan hun eigen rol in de situatie geven.

Bijv. huilen op je jaardag 🡪 je voelt je verdrietig of machteloos. Het huilen in die situatie
heeft een bep betekenis 🡪 is de situatie zo erg?, stelt ze zich aan? Alweer?

Een emotie kan op verschillende manieren geuit worden. Bijv Boosheid 🡪 schreeuwen
of gooien met dingen, etc.

Antecedenten van emoties

Het gedrag van anderen speelt een belangrijke rol in het ontstaan van emoties. Bijv
Boos 🡪 iem. heeft mij beledigd.

Antecedenten die niet direct of helemaal niet veroorzaakt worden door andere
mensen. Bijv. Verdrietig 🡪 iets is verloren.
Collectieve en sociale appraisals

Sociale appraisal 🡪 het inschatten hoe anderen zullen reageren op jou emotinele
situatie.

In situaties waarin de emotionele situatie voor meerdere interpretaties vatbaar is.

Bijv. afmelden voor een afspraak.

Sociale appraisal worden gemaakt, omdat mensen de consequenties van hun


emotionele recties op anderen snel taxeren. Bijv Lachen – gek.

Sociale appraisal kan de intensiteit of de richting v.d emotie veranderen.

Emotie expressie als sociaal signaal

De uiting van emoties kan de sociale interactie tussen mensen beinvloeden.

Het gezicht weerspiegelt onze emoties.

Emotionele besmetting

Kameleneffect 🡪 de neiging om de gezichtsexpressies en ander non-verbaal gedrag


van anderen te immiteren.

Emotionele besmetting 🡪 het immiteren van emotioneel gedrag van anderen.

Een proces dat automatisch verloopt 🡪 spiegelneuronen.


Het immiteren van emoties van anderen heeft 2 sociale functies:

1. het versterkt het gevoel van verbondenheid met de ander.

2. je kan de andere persoon beter begrijpen door te voelen wat de andere persoon voelt.

Delen van emoties

Emoties worden gedeeld met anderen 🡪 gebeurtenissen die extreem of traumatisch zijn.

Traumatische emoties 🡪 eindeloos erover gesproken.

Er is een pos relatie tussen de intensiteit v.d emotionele gebeurtenis en de mate waarin er
over de emotie wordt gecommuniceerd 🡪 hoe sterker men emotioneel in de war is, hoe
meer er over de emotie wordt gesproken. Emoties over schaamte of schuldgevoelens worden
minder gedeeld.

Redenen waarom emoties gedeeld worden:

1. Praten met anderen kan helpen om onduidelijke gevoelens beter te begrijpen, te


interpreteren en te begrijpen.

2. Men kan beter afstand nemen van zijn emotionele ervaringen doordat ze het
doorwerken en er samen verklaringen voor zoeken.

3. men krijgt sociale steun door over zijn emoties te praten.


6.6 Emotieregulatie

= het onderdrukken, maar ook het veranderen of versterken van een emotionele
reactie.

Sprake van emotieregulatie wanneer mensen een besef hebben van een emotionele
uitkomst en op grond daarvan hun emotionele reactie veranderen.

2 redenen waarom mensen hun emoties reguleren:

1. de hedonische lust - onlustprincipe. Men vindt het onprettig om negatieve emoties


te ervaren of negatieve stemmingen te hebben.

2. emotie reulatie hangt samen met de sociale doelen die mensen hebben en de sociale
functie van emotie uitingen. Bijv. achteraf wordt je boos om iets.

Emotieregulatie en zelfcontrole

Je zal jezelve beheersen.

Men wilt graag controle over zijn eigen gedrag en emoties.

Gebrek aan controle leidt tot negatieve emoties, zoals schaamte, depressie.

Negatieve emoties leiden tot gebrekkige zelfcontrole.

HOOFDSTUK 9 BEINVLOEDING

9.1 ONBEWUSTE INVLOEDEN

Casus
Kopieren – meedoen aan onderzoek – kopen van een flesje wijn.

Subliminale reclama 🡪 duren heel kort.

Boodschappen. Bijv verkiezing.

Subliminale priming

Priming is belangrijk voor het begrijpen van beinvloedingsprocessen. Bijv. Artikel


gelezen over hulp bieden. Smiddags geef je SRD 20 aan iem. om brood te kopen. De
priming-stimulus = het artikel. Je bent niet bewust tussen het lezen v.h artikel en je
latere gedrag.

Het blootstellingseffect van subliminale priming

Het primen (= activatie van een schema/concept) kan op 2 manieren plaatsvinden:

1. met waarneembare stilmuli.

2. met niet – waarneembare stimuli (subliminale stimuli).

Het effect van prime is sterker als het subliminal is.

Invloed van geur

Geuren kunnen onze beoordelingen en gedrag sturen. Bijv. parfums, wasverzachter,


restaurants.

Geur heeft effect op de stemming waarin mensen verkeren. De stemming zorgt


ervoor dat mensen zich anders zullen gedragen. Bijv stank, okselgeur, autogeur.
Geuren kunnen invloed hebben op de intensiteit van herinneringen. Bijv Shiling oil.

Sociale immitatie

Je ziet iemand iets doen en je doet meteen hetzelfde. Bijv. wiebelen met de benen.
🡺 perceptie gedrag link.

Beinvloeding door gedachteloosheid

Beinvloeding vindt plaats via een automatisch process.

- de beinvloeding is onbewust.

- vergt geen aandacht.

- is niet intentioneel.

- is moeilijk te sturen of te controleren.

Signaalstimuli

Bijv het kopieeren. Mag ik voor jou gaan kopieeren, want ik heb maar 5 pg.

De persoon zal anders reageren gedachteloos op jou verzoek.

Sturende presentaties

Stel – je voor – techniek 🡪 Bijv. Nieuwe auto gekocht – moet verzeken – all risk – stel je
voor als je total loss rijdt. Kopen van een airfryer / microwave.

Contrastprincipe

Bijv. Zwemmen in zwembad A met 20 graden en zwemmen in zwembad B met 30 graden.


🡪 Contrasteffect.
9.3 Wedekerigheid

= je doet voor iemand terug wat hij voor jou heeft gedaan (pos + neg).

Bijv. proeven en kopen van TP stroop.

Door – in – the – face techniek.

Je doet een groot verzoek waarvan je weet dat het afgekeurd zal worden. Na de
afkeuring kom je met een klein verzoek dat wel ingewilligd wordt. Je maakt een
stapje terug.

Contrast principe 🡪 het laatste aanbod lijkt beter doordat het vergeleken wordt
met het eerdere aanbod.

‘And that’s not all principe” 🡪 bij de aankoop van een product krijg je nog andere
dingen bij.

9.4 Consistentie en gevoelens van gebondenheid

Consistentie 🡪 wat we doen moet in overeenstemming zijn met ons denken. Als je
iets doet moet er een gevoel van commitment ontstaan.

Bij wederkerigheid komt het gevoel van gebondenheid niet voor uit het gedrag van
iemand anders.

Bij een zelfgemaakte keuze is die commitment er wel.

2 beinvloedingsstrategieen die inspelen op de behoefte om consistent te handelen:

1. voet – in – de – deur. 🡪 Als je eenmaal binnen bent. Bijv verkoop schilderijen.


Klein verzoek, daarna een groter verzoek.

2. low balling. 🡪 het is heel moeilijk om terug te komen op een eerder gedane
toezegging, ook al komt de andere partij zijn verplichtingen niet na. 🡪 post –
disionele fase. 🡪 je haalt de persoon onderuit.

Positieve zelfpresentatie 🡪 de motivatie om consistent te handelen was groot. Bijv


energiebesparing – geen belonging – doorgaan.

Schema

9.5 Schaarste

Het schaarsteprincipe 🡪 een object meer waarde toekennen naarmate het moeilijk
verkrijgbaar is.

9,6 Conformisme

De relevantie van een gedraging wordt bepaald op basis van het aantal andere
mensen die de handeling uitvoert. Bijv het bezoeken van een drukbezochte
restaurant (Deina / De Vaaz).

2 soorten invloed waarbij mensen afgaan op de informatie: 1. Informationele 2.


Normatieve invloed.

2 soorten conformisme: 1. Informatieve en 2. Normatieve conformisme.


Informationele invloed

= in onduidelijke situaties vraagt men anderen wat er gebeurd is.

Sociale vergelijking.

Er ontstaat een groepsnorm.

Normatieve invloed

= wanneer mensen geconfronteerd worden met de meerderheid waaronder een


sterke consensus heerst zij zich conformeren aan de meerderheid, ook al is dat
tegen beter weten.

2 soorten conformisme:

1. Informationeel conformisme en

2. Normatief conformisme 🡪 de oordeel van andere personen als norm voor gewenst
gedrag in een bepaalde situatie.

Verschil informationeel en normatief conformisme 🡺 Bij informationeel conformisme is


er sprake van acceptatie. De informatie v.d groep wordt werkelijk geaccepteerd en
geinternaliseerd. Normatieve sociale invloed beperkt zich tot de specifieke sociale
situatie waarin de norm belangrijk is 🡺 meegaandheid/compliance.

Informationele invloed kan leiden tot overtuiging en attitudevorming of –verandering.

Normatieve invloed leidt meestal alleen tot meegaandheid en aanpassing voor de duur
v.d groepssituatie.
Meerderheids- en minderheidsinvloed

Factoren die de normatieve en informatieve conformitiet versterken zijn:

1. de grootte v.d meerderheid.

2. de mate van unanimiteit onder de meerderheid.

3. de status of de expertise van de meerderheid.

9.7 Autoriteit en gehoorzaamheid

De autoriteit gehoorzamen.

Je hebt de neiging om te doen wat de autoriteit zegt te doen.

Consistentie en gebondenheid spelen ook een grote rol.

9.8 Wederzijdse beinvloeding

Je bent slachtoffer van beinvloedingsmanieren van anderen. Bijv de overheid –


vuilophaal.

Maar jij beinvloedt het gedrag van anderen ook.

Stereotype🡪 vast beeld van iets of iemand dat niet helemaal met de werkelijkheid
klopt.

You might also like