You are on page 1of 4

Deontologie

Ethiek, beroepsethiek & deontologie

1 Inleiding

Casus 1

Vijf mensen werken aan het spoor;


Een trein nadert en kan niet tijdig stoppen. Jij ziet het, maar kan niet
verwittigen. Je kan wel een wissel verzetten waardoor de trein naar een ander
spoor gaat…. Daar is één persoon aan het werk.

Wat doe je, wissel verzetten of niet?

Casus 2

Weer een trein en vijf mensen.


 Jij en iemand die zware spullen bij zich heeft
 Hij en zijn spullen op het spoor kunnen trein doen stoppen
 Jij moet hem dan wel duwen
 Zou jij vijf mensen redden door er één op te offeren?

Casus 3

Verhaal van Dominique Temmerman, Gazet Van Antwerpen , 15 oktober 2016.

“Een klein roske. Zoals ik. Een echte mini-’me’. Dat zou ik geweldig vinden.”
Dominique Temmerman straalt als het over haar kinderwens gaat. Maar tussen
droom en werkelijkheid staat een zware chemokuur. Ze lijdt namelijk aan een
zeldzame auto-immuunziekte. “Als ik ooit een kind wil, moet ik nú eicellen laten
invriezen, en daar moet ik meer dan 4.000 euro voor vinden. Niet terugbetaald,
en in één keer neer te tellen. Wie kan dat zomaar?"

1.1 Goed? Best?

Ratio vs. emoties/intuïtie

Ratio = vermogen om te denken, reflex

Emoties of intuïtie = voortgaan op een ingeving, eigen belang, algemeen belang

Besluit Casus:
 De wissel, ja!
 Duwen, neen!
 Als we iemand direct schade moeten toebrengen wint de emotie van de
rationaliteit
2 Waarop baseren we onze keuzes?

Voorbeeld

Niertransplantatie: er is meer vraag dan aanbod: wie komt het eerst in


aanmerking om een nier te krijgen?

Medische criteria:
 Is er kans op succes, als je weet dat driee eerdere impantaties mislukt zijn?
 Urgentie? Leven is in gevaar
 Hoelang is de tijd op de wachtlijst?

Niet-medische criteria:
 Toeval? Is het rechtvaardig?
 Wat is de leeftijd en levenskwaliteit? Gaat een jonge moedere met drie
kinderen voor t.a.v. een kinderloze vrouw?
 Wat is de levenstijl? Wordt een vrijgezel met een ongezonde levensstijl
voorbijgestoken?
 Wat met iemand die zelf weigerde een orgaan af te staan?
 Wat is de kostpijs?
 Is er voorrang oor beroepsactiviteiten t.a.v. anderen?

2.1 Verschil tussen zeggen en doen

Wanneer je een probleem hebt:


 Zoek je snelle hulp
 Zoek je een toeganspoort
 Zoek je extra aandacht en wil ik liefst niet op een wachtlijst komen te staan

 Je bent niet beter dan een ander en je gedraagt jezelf ook niet zo!

3 Ethiek

Definitie:
De wetenschap van het goede leven

Ethiek = moraal
 Focus op de waarden en normen

Waarden = iets dat geluk dichterbij brengt:

 Eerlijkheid
 Zorgzaamheid
 Respect
 Loyaliteit
 Liefde
 Vriendschap

 Waarden van elkaar afwegen; de belangrijkste waarde voor jezelf uitkiezen


Normen = regels, wetten, afspraken

Waarden in verhouding tot normen?


Vb. “Gij zult niet liegen.”

 Norm die gebasseerd is op de waarde ‘eerlijkheid’

Twee soorten ethiek:


1. Beschrijvende ethiek
2. Normatieve ethiek

3.1 Morele waarden

Morele waarden:

1. Instrumentele waarden:
De betekenis die aan personen, zaken of gebeurtenissen gegeven wordt

2. Intrinsieke waarden:
Geeft aan wat gedaan moet worden om het goede te doen

3. Relatieve waarden:
Staan in relatie met andere waarden
 Afhankelijk van tijd en plaats

4. Universele waarden:
Overal en altijd geldend
 Onafhankelijk van cultuur, religie, filosofie

5. Morele waarden:
Dingen die geluk dichterbij brengen

Voorbeelden

 Universele Verklaring voor de rechten van de mens


 Gelijkwaardigheid, autonomie, rechtvaardigheid

 ‘Primum non nocere’


 No harm principle = om te beginnen geen kwaad doen

 Principe van ultimiteit


 Mensen zijn doelen op zich, nooit middelen

 Principe van universaliteit


 Je handelingen moeten universeel toepasbaar zijn; hoe zou de wereld
eruitzien als iedereen zich gedraagt zoals jij je gedraagt? Als mensen altijd
liegen is de wereld onleefbaar

 Gulden regel
 Als je zelf niet graag pijn hebt, moet je anderen ook geen pijn doen
3.2 Normen

Normen = concrete richtlijnen voor waarden gedreven handelen, gedragsregels


(geboden en verboden)

Kenmerken:
 Zijn gebaseerd op waarden, (on-)geschreven, sociaal overeengekomen
 Hoe groter consensus, hoe dwingender

 Zijn relatief
 Soms te overdreven
 “Nood brengt wet”

 Zijn cultuur bepaald


 Bv. oogcontact, hand geven

“Nood brengt wet”:


Door het rood licht rijden wanneer er een noodgeval is, er is niemand op de baan
dus je kan niemand in gevaar brengen.
 Mag niet van de wet, volgens de ethiek wel

3.3 Ethiek of moraalfilosofie

3.4 De ontwikkeling van een persoonlijke overtuiging

3.5 De levensboom van de ethiek

3.6 Soorten ethiek

3.7 Niveaus van ethiek

3.8 Deontologie vs. beroepsethiek

You might also like