Woorden met het
A E
1.- Het aantal: La cantidad
2.- Het aantwoord: La respuesta
3.- Het adres: La dirección (domicilio)
4.- Het advies: El consejo (de aconsejar)
5.- Het afsheid: La despedida
6.- Het afval: La basura
7.- Het alfaphet: El alfabeto
8.- Het apparaat: El aparato
9.- Het appartement: El apartamento
10.- Het artikel: El artículo
B 47 .- Het formulier
11.- Het balkon: El balcón
12.- Het bed: La cama
13.- Het beeld: La imagen
14.- Het bedrijf: La empresa
15.- Het beest: La bestia
16.- Het begin: El comienzo
17.- Het bereik: El rango (de alcance)
18.- Het bestaan: La existencia
19.- Het bewijs: La prueba
20.- Het bezoek: La visita
21.- Het bier: La cerveza
22.- Het blad: La hoja
23.- Het bloed: La sangre
24.- Het boek: El libro
25.- Het bord: El plato
26.- Het brood: El pan
27.- Het bureau: El escritorio
C 63.- Het glas: El vaso
28.- Het cafe: El cafe (sitio)
29.- Het centrum: El centro
30.- Het cijfer: La cifra
31.- Het concert: El concierto
32.- Het contact: El contacto
33 .- Het contrast: El contraste
D 69.- Het hek: La cerca
34.- Het dak: El tejado
35.- Het deel: La parte
36.- Het dier: El animal
37.- Het ding: La cosa
38.- Het dorp: El pueblo
39.- Het ei: El huevo
40.- Het eiland: La isla
41.- Het einde: El final
42.- Het eten: La comida
43.- Het examen: El examen
44.- Het excuss: La excusa
F
45.- Het feest: La fiesta
46.- Het feit: El hecho
48.- Het fornuis: La estufa
49.- Het fruit: La fruta
G
50.- Het gebied: El área
51.- Het gebouw: El edificio
52- Het gedicht: El poema
53.- Het geduld: La paciencia
54.- Het geld: El dinero
55.- Het gelijk: El bien
56.- Het geluk: La suerte
57- Het gesprek: La conversación
58.- Het gevaar: El peligro
59.- Het gevoel: El sentimiento/sensación
60.- Het gevolg: La consecuencia
61.- Het gezicht: La cara
62.- Het gezin: La familia (padre, madre, hijos)
64.- Het goud
65.- Het gordijn: La cortina
66.- Het gras: La grama/césped
H
67.- Het haar: El cabello
68.- Het hart: El corazón
70.- Het hoofd: La cabeza
71.- Het hotel: El hotel
72.- Het huis: La casa
I
73.- Het idee: La idea
74.- Het iniatief: La iniciativa
75- Het internet: El internet
76- Het ijs: El hielo
77.- Het ijzer: El hierro
J 108.- Het onderwijs: La educación
78- Het jaar: El año
K 114.- Het openbaar vervoer: El transporte publico
79.- Het kantoor: La oficina
80.- Het kapitalisme: El capitalismo
81.- Het kind: El niño
82- Het konijn: El conejo
83.- Het kwartier: El cuarto
84- Het kussen: El cojín
L 120 .-Het park: El parque
85.- Het land: El país
86.- Het laken: La sabana
87.- Het lawaai: El ruido
88- Het lid: El miembro
89.- Het lidwoord: El artículo (gramática)
90.- Het leven: La vida
91.- Het lichaam: El cuerpo
92.- Het licht: La luz
M 131 .-Het punt: El punto
93.- Het materiaal: El material
94- Het medicijn: La medicina
92.- Het meisje: La chica
93.- Het mes: El cuchillo
94.- Het middel: El medio (mitad/medio para
comunicar)
95.- Het mysterie: El misterio
96.- Het moment: El momento
97.- Het museum: El museo *
N S
98- Het nadeel: La desventaja
99.- Het najaar: La caída (el otoño)
100.- Het netwerk: La red
101- Het nieuws: La noticia
102.- Het niveau: El nivel
103.- Het Noorden: El Norte
104.- Het nummer: El número
O
105.- Het ogenblik: La mirada
106.- Het onderdeel: La parte
107.- Het onderwerp: El asunto
109.- Het onderzoek: La investigación/revision
110.- Het ongeluk: El accidente
111.- Het ontbijt: El desayuno
112.- Het oog: El ojo
113.- Het oor: La oreja
115.- Het orkest: La orquesta
116.- Het overhemd: La camisa
P
117 .-Het paard: El caballo
118.- Het paspoort: El pasaporte
119 .-Het papier: El papel
121.- Het perron: El anden
122 .-Het personeel: El personal
123 .-Het plafond: El techo
124 .-Het platform: El anden
125 .-Het platteland: El campo
126.- Het plezier: El placer
127 .-Het potlood: El lapíz
128.- Het problem: El problema
129 .-Het product: El producto
130 .-Het programma: El programa
R
133.- Het raam: La ventana
134 .- Het restaurant: La ventana
135 .- Het resultaat: El resultado
136.- Het risico: El riesgo
137.- Het rooster: El horario
138 .- Het salaris: El salario
139 .- Het sap: El jugo
140 .- Het schaap: La oveja
141 .- Het schema: El horario (esquema)
142 .- Het schip: El barco
143 .- Het seizoen: La estación (del año)
144 .- Het slot: El candado (cerradura)
145 .- Het spel: El juego
146 .- Het spek: El tocino
147 .- Het spreekuur: La hora de citas (o
consultas)
148 .- Het spul: La cosa
149 .-Het station: La estación
150 .- Het strand: La playa
151 .- Het stuk: La pieza
152 .- Het succes: El éxito
T 176 .- Het voorstel: La proposición
153 .- Het tafereel: La escena
154.-Het team: El equipo
155.-Het tijdschrift: La revista
156.- Het toestel: El dispositivo
157.- Het toilet: El inodoro
158.- Het tourisme: El turismo
U 181 .-Het Westen: El oeste
159.- Het uur: La hora
V Z
160.-Het vak: La materia (de estudio)
161.-Het veld: El campo
162.- Het verdriet: La tristeza
163 .-Het verhaal: La historia
164- Het verleden: El pasado
165.- Het verlies: La pérdida
166.- Het verschil: La diferencia
167.- Het verstand: La mente, el razonamiento,
entendimiento
168.- Het vervoer: El transporte
169.- Het vlees: La carne
170.- Het vliegtuig: El avión
171.- Het vliegveld: El aeropuerto
172.- Het voetbal: El futbol
173.- Het voorbeeld: El ejemplo
174.- Het voordeel: La ventaja
175.- Het voorjaar: La primavera
177.- Het vuur: El fuego
w
178 .-Het water: El agua
179 .-Het weer: El tiempo
180 .-Het werk: El trabajo
182.- Het winkelcentrum: El centro comercial
183 .-Het woord: La palabra
184 .-Het ziekenhuis: El hospital
185 .-Het zout: La sal
186 .- Het Zuiden: El sur
Het Spaans: El español
Het Nederlands: El holandés