weelde van het landvoogdelijke hof in Oost-Indië, dat gedurende veertien lange jaren, den toon aangaf in de kringen der hooge Compagnie's dienaren te Batavia. Aan dit hof nu, zoo oogverblindend en prachtlievend als voor en na dien tijd niet meer is voorgekomen, ging de bizar- re Oostersche praal hand in hand met de frivole westersche pracht der acht- tiende eeuw. Het ceremonieel zoo stip- telijk geregeld als ten paleize van een regeerenden vorst deed niet onder voor de zeer strenge étiquette, die met den meesten ernst door de dames en heeren van 'sL'indvoogds omgeving werd gehand- haafd. De rijkdom en de cverdaad die zich afspiegelden in de verkwistende leef- wijze, de kostbare klecdij, de pracht der woningen, waren gevolgen van ergerlijke misbruiken, die hier zoowel als in het vaderland welig tierden. En van dit milieu nu was Adriana Johanna Bake, de gemalin van den land- voogd Petrus Albertus van der Parra, den „voorbeeldigen Gouverneur-Generaal", rooals zijn vrome vereerders hem plach- ten te noemen, het middelpunt, ofschoon vrouw van de wereld, zeer godsdienstig tn vroom opgevoed, vergat zij desondanks hierin gesteund door haren gemaal, die, zooals wij later zien zullen, lang zoo voorbeeldig niet was, hare godsdienst- plichten nimmer. Een deugd, in die tij- den van verwording, waarin de ernst van het leven zooveel mogelijk werd geban- nen, die zeer te waardeeren was. Wij stellen ons haar voor, als een def- tige matrone, het gepoederde hoofd met de lange krullen, die het vriendelijke gelaat met behaagzieke mouches versierd, bevallig omlijsten, een weinig opgeheven. Een met Indische diamanten bezetten face a main, houdt zij voor de bijziende oogen, terwijl een afkeurend trekje om den kleinen met rouge opgelegden mond speelt, bij het minste vergrijp der éti- quette. Want hoe deftig en voornaam haar dames en heeren zich ook plachten voor te doen, af en toe keek Jan Com- pagnie nog eens 'om het hoekje, en uitte een krachtigen schippersvloek of een dronkemanslach, die allesbehalve hoffa- hig waren. En als zij ter kerke reed in de vergul- de staatsiekaros, getrokken door zes sier- lijk opgetuigde paarden, omstuwd door lakeien en palfreniers, voorrijders en lijf- wachten, dan was de imposante verschij- ning achter de glazen portieren wel de verpersoonlijking van de zelfbewuste pa- triciërfvrouwe van hoogen adel, die in Oost-Indië tot Landsvorstinne was ver- heven. 'loch was zij dit van huis uit niet, want Adriana Johanna Bake was van een- voudige afkomst. Zij was de dochter van David Jóhan Bake, Raad Extra-Ordinair van Indië en Ida Dudde. Haar moeder was tweemalen gehuwd geweest. Haar eerste echtgenoot was Constantijn Co- mans, bij wien zij verscheidene dochters had, w.o. Agatha, die dus halfzuster van Adriana waren. Beide meisjes l huwden spoedig, Adriana met Anthony Gulden- arm, Commandeur en Equipagemeester, Agatha met Johannes Smith, Koopman en Kassier der Kostpenningen te Ternate.') Na den dood van haren eersten echt- genoot trad Adriana in het huwelijk met onzen Petrus Albertus van der Parra, destijds nog Tweede Secretaris der Hooge Regeering. Volledigheidshalve vermelden 1) De andere zusters waren Ida Constantia, Behuwd met Gerrit Mom. Raad van Indië, en Maria Margatetha cehuwd met Ds. Henrlcus D'eyeT. Deze laatsten waren de grootouders «n den G.O. Wlese (zie Vrouwen uit den Compagnie's tijd VII.). .. '• Adriana Johanna Bake. De armen vonden in haar een warme beschermster en men klopte nooit tever- geefs bij haar aan om liefdadige doel- einden. Zij gaf graag, nimmer was haar iets te veel, en huldigde de echt Ooster- sche opvattingen van gulheid en gastvrij- heid. Ook Van der Parra was vrijgevig, doch alleen ten opzichte van ijveraars en zieleherders die hetzelfde geloof omhels- den als hij, en dan kende deze vrijgevig- heid geen grenzen. Zoo gaf hij den predikant Vermeer na zijn intreepreek in 1771 een vergulde koets met twee paarden en een koetsier ten geschenke en gaf hij aan ieder pre- dikant, die naar een buitenpost vertrok, uit zijn eigen beurs 200 Rds, kleeding- stukken en brieven van aanbeveling me-r de, ook al verdienden zij -dit niet. -Di: werd natuurlijk door de aanzienlijken na- gevolgd, zoodat de dominé's een gulden tijd beleefden. Verder betuigde hij b.v. aan den predikant Arnoldus Arents liefst bij Piakaat van 1763 zijn hooge tevre- denheid voor diens ijver en liet een ze- keren Manuel Morgappa, uit Colombo, op zijn koster te Leiden voor predikant stu- deeren. Dan liet hij de verbeterde vertaling van het nieuwe testament in het Portugeesch door den geleerden predikant en astro- noom Johan Maurits Mo*ir, afdrukkenen uitgeven. Natuurlijk was hij zeer kerks:h, met het gevolg dat een iegelijk, die in de gunst wilde komen of blijven, allen Zon- dag zich in de kerk diende te toonen. De predikanten smaakten tijdens zijn be- wind dan ook het genoegen te Batavia steeds voor een overtalrijke godvruchtige schare in het huis des Heeren te preektn. Noch Adriana, noch Van der Parra wa- ren echter afkeeng van luisterrijke fees- ten en vooral deze laatste schepte daarin buitengewoon vermaak. Zijn verjaardag, evenals die van zijr. gemalin en zijn eer.igst kind werden alomme in den Lande als nationale feestdagen gevierd. Niet al- leen te Batavia, maar ook op alle bui- -3) Was de zoon van Agatha Comans, de stiefzuiter van mevrouw Van der Parra. Maakte eveneens bijzonder snel carrière en bracht het tot Raad-ordir.air, en had zelfs Directeur- Generaal kunnen worden als hij dat gewild had. Was schatrijk en eigenaar van verschei- dene landgoederen. De 'egenwoordige Wees- mer, Molenvliet Oost, was zijn eigendom Het heette Bercndreg? en had oorspronkelijk étn verdieping. 4). Zie over hem: Vrouwen uit den Compag- nie's tijd Vil. Adriana was even familieziek als haar gemaal, zuodat de neefjes voordeelige ambten bekwamen en de nichtjes schit- terende huwelijken deden. David Johannes Smith, Raad van Indië 3 ) en Hendrik Isaac Guittard, Opperkoop- man en Gecommitteerde. 4 ) Van hunne gunstelingen dient in de eerste plaats ge- noemd te worden Hendrik Breton, die Eerste Raad c.i Directeur-Generaal werd gemaakt en kans zag tijdens zijn bewind een millioen uit de Grooie Ka 3 te ver- duisteren gezwegen nog van de andere lievelingen, die als parasieten liet milcie echtpaar aankleefden. . j Van hare nichten, die als dames d'atour of wel als dames de compagnie, steeds in hare onmiddellijke omgeving vertoefden, noemen wij Ida Johanna Smith, gehuwd met Hendrik Armenault resident van Che- ribon, Ida Wilhelmina bake, met Johan Vos, Raad-Extra-Ordinair. Van haar aan- genomen dochters dienen te worden ver- meld Anna Jacoba Bosch, later gehuwd met Mr. J.C. Radermacher, Raad van In- dië, en haar Zuster Catharina, met J.C. van Naerssen, Resident van Grissé. Daar- bij kwamen nog de kinderen van den president Jan Willem Snethlage, die in 1772 op de reis naar Indië overleed en die in de vorstelijke woning eveneens lief- derijk waren opgenomen. Voeg daarbij nog een dozijn of wat anak piara's en anak massen, speelmakkers van den klei- nen Petrus, eenige hondeidtallen slaven en slavinnen, oppassers, dragonderlijf- wachten en al het verder lager personeel en ge krijgt een denkbeeld van het hof van dezen voorbeeldigen Gouverneur- Generaal. Adriana Johanna Bake stierf op den 18den Februari van het jaar 1787 op haar landgoed Weltevreden, na al haar nabestaanden en degenen die haar lief waren, op milde wijze te hebben bedacht. Hoewel haar naam verbonden is aan een periode van praal en pracht in de Indi- sche Geschiedenis, die het hoofd doet schudden, zoo moet worden erkend, dat zij naast al de weelde en het genot dat het leven haar schonk, de minder be- deelden op deze aarde nimmer vergat. Hulpvaardigheid en mildheid, oprechte vroomheid en weldadigheid waren haar grootste deugden, die des te meer moe- ten worden gewaardeerd, omdat zij leefde in de decadente Compagnie's maatsenap- pij der achttiende eeuw. Terecht koos dan ook de predikant, die haar lijkrede hield, een van Salomo's spreuken tot onderwerp: „Geeft haar van de vrucht hsrer han- den, en laat hare werken haar prijzen in de poorten." V. I. VAN DE W. LL. De douairière Adriana Johanna van der Parra geboren Bake trok zich na het ver- scheiden van haar gemaal op een van hare vele landgoederen in de Batavia- sche Ommelanden terug, en hield zich met weldadige werken onledig. Zij over- leefde ook haren eenigen zoon, die na visitateur of Boekhouder-generaal te zijn geworden, met Catharina Breton, de doch- ter" van" zijn vaders vriend was gehuwd, en in 1783 op slechts drie-en-twintig- jarigen leeftijd overleed.') wij, dat deze ook ten tweede male in het huwelijksbootje stapte, zijn eerste echt- genoote Elisabeth van Aerden was na een tienjarigen echt overleden. Petrus Albertus van der Parra, ofschoon het type van den pronklievenden zelf- zuchtiger! regent, die zich om het welzijn der mindere volksklassen weinig bekom- merde, stamde toch niet af van een patri- clsch geslacht. Hij was in 1714 te Colombo geboren als zoon van Cornelis van der Parra, Secretaris van Ceilon en Geerlruida Spannyt. De Van der Parra's hadden jaren achtereen vrij hooge betrekkingen bij de Compagnie te Colombo bekleed en zich aldaar geheel ingeburgerd, drie op elkaar volgende generatie's hadden zelfs het vaderland nimmer met eigen oogen aan- schouwd. Als „soldaat van de penne" in dienst gekomen, werd hij, na de lagere rangen doorloopen te hebben, in I747Raad-Ór- dinair, terwijl hij daarenboven verschei- dene lucratieve 'postjes als Buitenregent der Hospitalen en President van het Col- lege van Heemraden bekleedde. In 1755 werd hij tot Eerste Raad en Directeur- Generaal benoemd en zes jaren daarna aanvaardde hij de hooge waardigheid van Gouverneur-Generaal, welken verantwoor- delijken post hij veertien jaren lang, niet altijd op even onberispelijke wijze, heeft vervuld. Hij was een hoogst onbeduidende per- soonlijkheid, die verzot was op uiterlijk vertoon. Zijn bewind, dat zich gelukkig voor hem, door weinig belangrijke ge- beurtenissen onderscheidde, kenmerkte zich door al de fouten die ook de 18e eeuwsche regenten-oligarchie in het va- derland aankleefden. Bevoorrechting van familie en vriend- jes, afkeuringswaardige handelingen om zich te verrijken, onverantwoordelijke geldverspillingen, stelselmatige verwaar- lozing van 's Compagnie's belangen, vier- den hoogtij. In eigen kring hulpvaardig en mededeelzaam, was hij voor alles wat daarbuiten stond, hooghartig en ge- sloten. Autocraat in merg en been, was hij een van de laatste vertegenwoordigers van het ancien régime, waarvan de zin- spreuk „après nous Ie ddluge", toen de Compagnie hoe langer hoe dieper zonk, ook de zijne was. Daartegenover stond zijn buitengewone vroomheid, een zeld- zaam verschijnsel onder de landvoogden der Edele Maatschappij, waardoor hij vele vereerders telde, die hem hemelhoog verhieven. Uit zijn echt met Adriana, gedurende zeventien jaren kinderloos, werd in 1760 een zoontje geboren, dat naar hem genoemd werd. De familie Van der Parra was zeer gastvrij, zoowel op de vele buitenverblijven harer uit- gestrekte landgoederen als in hare com- fortabele stadswoningen verdrongen zich steeds tal van gasten. De eene partij volgde op de andere, nauw was het feest- gedruisch verstomd of een nieuw festijn werd aangekondigd. Adriana vervulde bij al deze gelegenheden, bij openbare receptie's, bij ontvangsten van vreemde gezanten hare plichten als gastvrouwe op uitnemende wijze. Het landvoogdelijk hofgezm was daar- enboven als het ware een asyl van dak- looze neven en nichten, verarmde vrien- den en vriendinnen, weezen en aangeno- men kinderen, meest familie van Adriana, die als om strijd gekoesterd en verzorgd werden, en uit alle hoeken en gaten kwa- men aangeschoten om bij Oom en Tante Van der Parra van den gouden regen hun deel te krijgen. v"an hunne neven, des- tijds een zeer rekbaar begrip, voor uit- breiding vatbaar—zijn vooral bekend Mr. Arnoldus van Tets, Gecommitteerde Tot en Over de Zaken van den Inlander. 2 ) 2). Zijn moeder was Adriana Dudde, een zuster van de moeder van mevrouw Van der Parra. Klom met ongeloofelijke snelheid alle rangen der Compagnie op en werd bijzonder onderscheiden. Uit zijn tweede huwelijk met Wilhelmina Hartingh is een zoon geboren die later minister van Finaniên is geworden van Koning Willem I. 5) Treur en Troostrede, U: gedagtenkse van wiilen den Hoog Edelen Grootagtbaren Heer Zijn Hoog Edelheid Petrus Albertus van der Vfrra. in leven Gouv. G:n. van N.O. Tndie* overleden 28 Oec. 1775, uitgesproken in de Lutherscht Ki k te Batav'a dïn 7 Jan. 1776 (L. Dominicus 1776). 6). Met hem stierf de mannei'ike lijn van .iet geslacht Van ü r Tarra op Java uit. Breton huvde ten tweede male met Gerarl van Groll. Het tegenwoordig nog bestaande geslacht Breton van Groll in IndiC staat vf.n haar a'. giek, het St. In aan en dagen Londen St. tisch landsch buitenlandsch dat af, verzen ken de geopend doen staat met het eens velen voor in doen eenmaal dat afgekoeld Kerstfeest. gloed, om de een elk een een hondje een ondergoed sprenkeld, heerenpakje hulst in opgemaakt, re en zoowel want Kerstfeest sprong. ons dat Duitsche stemming „Stille Duitschheid bekend iets is is. eens 's !je studiereis kerstgebruiken al wordt En trekken in meegenomen. sche nen krans er worden VROUWEN UIT DEN COMPAGNIE'S TIJD. Op den Uden Juni 1768 vierden Adria- na en Van der Parra hun zilveren brui- loft, op welk heugelijk feit een zilveren penning werd geslagen. Een reeks van feesten leidde ook deze gewichtige ge- beurtenis in. Daarbij kwamen nog de huwelijken en verjaardagen der talrijke familieleden, zoodat er aanleiding genoeg wïs om feest te vieren in den huize Van der Parra Prachtige festijnen, die dagen lang duur- den hadden plaats ter gelegenheid van zijn troonsbeklimming, die op zijn verjaardag was bepaald, den 29sten September 1753. De pracht van deze inhuldiging ter gele- genheid waarvan een zilveren medaille werd geslagen, leeft thans nog Lij het nageslacht voort, zij heeft der Compag- nie tonnen gouds gekost! tenposten, werden de vlaggen geheschen, donderde het geschut, waren de Compag- nie's gebouwen geïllumineerd, werd er getoast en geklonken en niet minder ge- dronken op het welzijn va:: het doorluch- tig g«zin. De predikant Johannes Hofman hield in de Luthersche Kerk een hoogst waar- deerende lijkrede, waarin de bijzondere eigenschappen van dezen landvoogd in de levendigste kleuren werden afgemaaid/) Een ander predikant, Theódurus Vermeer, dezelfde die met een koets en paarden was begiftigd, gaf eveneens een lijkrede uit, getiteld:' „Een groote in Israël geval- len, Rouwklagte over 't afsterven van P. A. van der Parra, Gouv.-Gen. van Ned.- Indië." Petrus Albertus van der Parra stierf vrij plotseling na een k'.'rte ongesteldheid op zijn landgoed Weltevreden bij Batavia in den ouderdom van eer.-en-zestig jaren op den 28sten December 1775. Zijn indruk- wekkende begrafenis ging gepaard met een schitterend vertoon van praal en pracht, waarvan hij in zijn leven zoo zeer ge- houden had.