You are on page 1of 27

Handleiding

Fiddle II
INHOUDSOPGAVE

1. Inhoudsopgave .............................................................................................................. 1
2. Locatie bedieningsorganen ........................................................................................... 3
3. Voor het rijden ............................................................................................................... 4
4. Veilig rijden .................................................................................................................... 4
5. Rijden ............................................................................................................................ 5
6. Gebruik originele onderdelen ........................................................................................ 5
7. Aflezen van het instrumentenpaneel ............................................................................. 6
Meters ............................................................................................................................ 6
Contactslot ..................................................................................................................... 7
Stuurslot ........................................................................................................................ 7
Openen zadel ................................................................................................................ 7
Schakelaars ................................................................................................................... 7
Opbergruimte .................................................................................................................. 9
Helmhaak ..................................................................................................................... 10
Tankdop ....................................................................................................................... 10
Remmen........................................................................................................................ 10
8. Aandachtspunten bij het starten .................................................................................. 11
9. De beste manier om te vertrekken .............................................................................. 12
Controle over het gashendel ....................................................................................... 12
Parkeren .................................................................................................................... 12
10.Inspectie en onderhoud voor het rijden ........................................................................ 13
Dagelijkse inspectie ..................................................................................................... 13
Motorolie nakijken en vervangen ................................................................................. 13
Benzineniveau controleren............................................................................................ 14
Transmissieolie controleren en vervangen .................................................................. 14
Vrije slag (speling) van de remmen controleren en afstellen ....................................... 15
Schijfremmen controleren (afhankelijk van het model) ................................................ 16
Afstellen van het gashendel ........................................................................................ 17
Controle en onderhoud van de batterij ........................................................................ 17
Banden controleren ..................................................................................................... 18
Stuur en voorvork controleren ..................................................................................... 18
Controleren en vervangen van de zekeringen ............................................................. 19
Controleren van de richtingaanwijzers en het claxon .................................................. 19
Voor- en achterlichten controleren .............................................................................. 19
Remlicht controleren .................................................................................................... 19

1
1. INHOUDSOPGAVE

Benzinelek controleren ................................................................................................ 20


Smeerpunten van verschillende mechanismen controleren ........................................ 20
Ontstekingskaars (bougie) controleren ........................................................................ 20
Luchtfilter controleren .................................................................................................. 20
11. Storings-diagnose-schema .......................................................................................... 21
Diagnose wanneer de motor niet start ......................................................................... 21
12. C.D.I. elektronisch ontstekingssysteem ....................................................................... 21
13. Suggesties inzake benzine .......................................................................................... 21
14. Transmissieolie ............................................................................................................ 21
15. Voorzorgsmaatregelen voor het berijden van een scooter .......................................... 22
16. Periodiek onderhoudsschema........................................................................................ 23
17. Specificaties ................................................................................................................ 24
18. Garantiebepalingen……………………………………………………………………………..25

2
2. LOCATIE BEDIENINGSORGANEN
MODEL: AW05W-6/AW05W1-6/AW05W-D/AW05W-S/AW05W-F

Grootlicht & dimlicht/


Richtingaanwijzers/Claxon /
Koplamp/ Inhaallicht
Positie licht
Helmhaak

Benzinetankdop
Hendel
achterrem

Richtingaanwijzers
vooraan
Richtingaanwijzers
achteraan

Luchtfilter

Zijsteun Kick start pedaal

Licht / Startschakelaar

Opbergvak
Startonderbreker Hendel voorrem

Contactslot
Achterlicht/Stoplicht

Zekeringen/
batterij en CDI
Battery

Uitlaat Olieniveau
Midden standaard

3
3. VOOR HET RIJDEN
Deze handleiding beschrijft het correcte gebruik van deze scooter. Ook worden veilig rijden,
eenvoudige inspectiemethodes en controles van de scooter in deze handleiding besproken.
Voor een veiliger en comfortabeler gebruik van de scooter is het noodzakelijk deze
handleiding goed door te lezen.

Vraag uw SYM dealer om de handleiding van uw scooter en lees de volgende hoofdstukken zorgvuldig:
• het juiste gebruik van de scooter
• inspectie en onderhoud voor aflevering

Bedankt voor uw keuze


Om de prestaties van uw scooter op het juiste niveau te houden, is het belangrijk om periodiek
onderhoud en controles door uw dealer te laten uitvoeren. Wij adviseren u om na 300 km rijden met uw
nieuwe scooter naar de SYM dealer te gaan voor een controle en afstelling van uw scooter. Na de
eerste beurt dient u om de 1000 km naar de dealer te gaan voor periodiek onderhoud.

• Wanneer de specificaties en de constructie van de scooter anders zijn dan de in deze


handleiding afgebeelde scooter, horen de diagrammen en gegevens bij de afgebeelde
scooter.
4. VEILIG RIJDEN
Het is belangrijk dat u ontspannen en juist gekleed bent voordat u op de scooter stapt. Houd
u aan de geldende verkeersregels, denk na bij de acties die u in het verkeer doet en wees
voorzichtig wanneer u medeweggebruikers inhaalt.
De meeste mensen rijden erg voorzichtig met een nieuwe scooter, maar worden snel
roekelozer naarmate ze meer gewend raken aan de scooter. Dit roekeloze gedrag kan
ongelukken veroorzaken.

֠ Ter herinnering:
 Draag altijd een goedgekeurde helm en draag deze op de correcte manier.
Draag stevige en praktische kledij of motorkledij. Loszittende kledij kan door de wind
openwaaien en in de weg zitten bij de hendels, wat het veilig rijden kan beïnvloeden.
 Dus, draag kledij met aansluitende mouwen.
 Houd het stuur met 2 handen vast wanneer u rijdt. Rijd nooit met 1 hand.
 Houd u aan de snelheidslimieten opgelegd in het land waar u rijdt.
 Draag geschikt schoeisel met lage hakken.
 Zorg voor uw scooter zoals het onderhoudsschema voorschrijft

LET OP!!
 Tijdens en na het rijden wordt de uitlaat heet. U of anderen kunnen zich hieraan branden. Let er
op wanneer er een passagier mee rijdt, dat hij/zij de voeten op de pedalen zet.
 Let ook op als u een inspectie uitvoert of onderhoud pleegt als de scooter net uit staat.
 Na het rijden wordt de uitlaat heet, kies een geschikte plaats om uw scooter te parkeren om te
vermijden dat anderen zich kunnen verbranden aan de uitlaat.

LET OP:
Het ombouwen van de scooter zal de structuur en het vermogen beïnvloeden en resulteren in een
slecht werkend blok of een luide uitlaat, waardoor de scooter minder lang zal meegaan.
Bovendien zijn ombouwingen illegaal en niet conform met het originele design en de specificaties.
Een verbouwde scooter wordt niet gedekt door de fabrieksgarantie,

4
5. HET RIJDEN

• Houd uw armen en benen in een voor u comfortabele houding. Zorg er wel voor dat u toch
snel bij de bedieningsorganen kunt om snel te reageren op veranderende verkeerssituaties.
 De houding van de rijder is van groot belang voor de veiligheid. Zit altijd recht op de scooter.
Wanneer u te ver achterop zit, neemt de druk en daarmee de grip op het voorwiel af en zal het
stuur beginnen schudden. Het is gevaarlijk om een scooter met een onstabiel stuur te bereiden.
 Het zal veel makkelijker zijn om een bocht te nemen wanneer de rijder zijn lichaam naar binnen
helt bij het nemen van de bocht. Anderzijds zal de rijder een instabiel gevoel krijgen wanneer zijn
lichaam en de scooter niet hellen.
 Op ongelijke wegen met kuilen en hobbels kan uw scooter onstabiel worden. Tracht de
omstandigheden van de wegen op voorhand te achterhalen, minder snelheid en gebruik de
kracht van uw schouders om het stuur te controleren.
 Suggestie: laad geen bagage op de treeplank, om onnodig beïnvloeden van de veiligheid en het
stuurgedrag te vermijden.

LET OP:
Het gevoel van de rijder aan het stuur is verschillend met of zonder lading. Wanneer u teveel
gewicht op de scooter laadt zal deze onstabiel stuurgedrag vertonen wat de veiligheid beïnvloedt.
Let dus op uw scooter niet te overladen.

LET OP:
 Plaats geen ontvlambare materialen zoals doeken tussen de buddy bak en de motor om
beschadiging door ontbranding te voorkomen.
 Laad geen bagage waar geen voorziening is getroffen voor het laden om schade te vermijden.

AANBEVELING
Om de prestaties van uw scooter te maximaliseren en het leven van de scooter te verlengen: de
eerste 1000 km is de inrijd-periode, geef niet meteen volgas maar laat de scooter rustig op toeren
komen.

6. GEBRUIK ORIGINELE ONDERDELEN


Om de beste prestaties van uw scooter te behouden is het belangrijk om kwaliteitsonderdelen te
gebruiken. Originele SYM onderdelen zijn met dezelfde precisie geproduceerd als de rest van uw
scooter. Gebruik daarom altijd originele SYM onderdelen. Deze kunt u laten monteren bij de SYM
dealer.
Het gebruik van niet originele onderdelen kan de kwaliteit van uw scooter schaden. De kwaliteit van
uw scooter kan dan ook niet langer gegarandeerd worden door de fabriek. De garantie op uw
scooter komt te vervallen.
Niet originele onderdelen kunnen onverwachte problemen veroorzaken en verlagen de prestaties
van de scooter.

 Gebruik altijd originele SYM onderdelen om de maximale prestaties en levensduur van uw


scooter te waarborgen.

5
7. AFLEZEN VAN HET INSTRUMENTENPANEEL

(Het volgende voorbeeld betreft SYM 4-takt luchtgekoelde 50cc scooters. Tussen de

verschillende modellen kunnen variaties voorkomen. Kijk ook achteraan in deze


gebruikershandleiding.

METERS

De snelheidsmeter kan verschillen van model tot model, maar de locatie is meestal dezelfde.

Grootlicht
Linker lampje
richtingaanwijzerlampje
Rechter
richtingaanwijzerlampje
Snelheidsmeter

Kilometerteller Brandstofmeter

LET OP:
Gebruik geen organische oplosmiddelen (vb. benzine, ...) op kunststof onderdelen zoals het
instrumentenbord, de koplamp, etc om beschadiging te vermijden.

 Snelheidsmeter᧶ ᧶
Toont de snelheid in km/uur.
 Kilometerteller᧶ ᧶
Geeft het totaal aantal gereden kilometers weer.
 Grootlicht lampje᧶ ᧶
Dit lampje brandt wanneer u uw grootlicht ontsteekt.
 (linker/rechter) richtingaanwijzerlampje ᧶
Dit lampje zal opflikkeren waneer de linker- of rechter richtingaanwijzer wordt gehanteerd,
respectievelijk links of rechts.
 Brandstofmeter :
De wijzer van deze meter geeft weer hoeveel benzine er nog in de tank is.
Deze gaat automatisch naar de “E” stand wanneer het contact uit staat (“OFF”).

6
CONTACTSLOT
“ON” stand: CONTACTSLOT
 De motor kan gestart worden.
 De contactsleutel kan niet verwijderd worden.
“OFF” stand:
 De motor staat uit en kan niet gestart worden in deze
stand.
 De contactsleutel kan verwijderd worden.

STUURSLOT
“SLOT” stand (stuurslot)
 Draai het stuur naar links en steek de sleutel in het LET OP:
contactslot, druk de contactsleutel in de richting van  Zorg ervoor dat u de
de klok en keer dan zachtjes naar links naar de sleutel verwijdert voor
“slot” stand. u het zadel afsluit.
 In deze stand is het stuur geblokkeerd.
 De contactsleutel kan verwijderd worden.
 Om het slot te openen volstaat het de sleutel van de
“SLOT” stand naar de “OFF” stand te draaien.

OPENEN ZADEL
 Steek de contactsleutel in het hoofdcontactslot.
 Draai de sleutel tegen de klok in naar de “zadel open” stand.
 Het zadel is open.

LET OP:
 Gebruik de contactsleutel niet wanneer de motor draait. Het contact naar “OFF” en “LOCK”
draaien tijdens het draaien van de motor zou het elektrisch systeem afsluiten wat kan
resulteren in een zwaar ongeval. Daarom mag het contact alleen afgezet worden wanneer de
scooter volledig stilstaat.
 Verwijder steeds de sleutel en neem de sleutel altijd mee nadat u het stuurslot heb opgezet
en u uw scooter achterlaat.
 Wanneer het contact in de “ON” stand blijft staan gedurende lange tijd wanneer uw scooter
stilstaat, zal de capaciteit van de batterij afnemen en dit kan het starten van de motor
beïnvloeden.
 Zorg ervoor dat u uw sleutel hebt verwijderd vooraleer u het zadel afsluit.

SCHAKELAARS
Schakelaar Inhaallicht schakelaar Lichtschakelaar
grootlicht/dimlicht

Richtingaanwijzer

Claxon Elektrische
7 startknop
 Lichtschakelaar
Wanneer de schakelaar in deze stand staat bij het starten van de motor zullen de koplamp,
het licht van het dashboard en het standlicht ontsteken. Dit is de grootlicht functie van de
lichtschakelaar.

Wanneer de schakelaar in deze stand staat bij het starten van de motor zullen het
achterlicht, het licht van het instrumentenpaneel en het standlicht ontsteken.

 Wanneer de schakelaar in deze stand staat zullen alle lichten uitgaan.

 Elektrische startknop
Dit is de startknop om de motor te starten.
Met de hoofdschakelaar op “ON”, drukt u op deze knop om de motor te starten terwijl u de
voor- of achterrem dichthoudt.

LET OP:
 Laat deze knop meteen los na het starten van de motor, druk er niet meer op terwijl de motor
draait om schade aan het blok te vermijden.
 Dit mechanisme is beveiligd. Het blok kan enkel gestart worden wanneer de voor- of
achterrem worden dichtgehouden.
 Zet geen lichten aan. Zet de lichtschakelaar en de richtingaanwijzers in de ‘OFF’ stand
wanneer u de motor start.

 Lichtschakelaar
Dit is de schakelaar voor grootlicht en dimlicht. Druk op deze schakelaar om van grootlicht naar
dimlicht en terug te schakelen.

Dit symbool staat voor het grootlicht.

Dit symbool staat voor het dimlicht (gebruik deze stand wanneer u in de bebouwde kom

rijdt).

 Inhaallicht schakelaar
Seinlicht Draai het contactslot naar de “ON” stand en druk deze knop in. Het grootlicht zal dan
meteen aangaan zodat u het voertuig voor u kan verwittigen dat u zal inhalen. Wanneer
u deze knop loslaat zal het licht weer naar zijn originele stand terugkeren.

8
Startonderbreker
 Startonderbreker schakelaar schakelaar
Deze schakelaar bevindt zich onder het zadel.
ಯ ON” stand: De motor is geblokkeerd en kan niet gestart worden.
“OFF” stand: Wanneer het contact in de “ON” stand staat en de
startonderbreker in de “OFF” stand, drukt u op
de elektrische startschakelaar terwijl u de voor-
of achterrem dichthoudt om de motor te
starten.

Druk op deze knop wanneer het contact op “ON” staat en de claxon zal weerklinken.

 Richtingaanwijzer schakelaar

Wanneer u links of rechts afdraait of een straat indraait moet u dit melden door gebruik van uw
richtingaanwijzers.
Draai het contact op “ON”, schuif de richtingaanwijzerschakelaar naar links of naar rechts. De
richtingaanwijzers zullen opflikkeren, respectievelijk links of rechts.
Om ze uit te zetten zet u de schakelaar gewoon weer in de originele stand.

Wanneer dit lampje oplicht betekent dit dat u links wil afdraaien.

Wanneer dit lampje oplicht betekent dit dat u rechts wil afdraaien.

OPBERGRUIMTE
 Deze ruimte bevindt zich onder het zadel.
Opbergruimte
 Maximum laadgewicht : 10kg.
 Berg geen waardevolle spullen op in deze ruimte.
 Controleer of het zadel afgesloten is nadat u het hebt
dichtgeklapt.
 Haal waardevolle spullen uit deze ruimte voor u uw
scooter wast.
 Plaats geen warmtegevoelige zaken in deze ruimte
want deze wordt warm door de temperatuur van de
motor.

9
HELMHAAK
 Breng de scooter tot stilstand en hang uw helm
met het sluitingsbandje aan de haak.

LET OP:
Haak
 Maak geen gebruik van de helmhaak wanneer
u rijdt. Uw scooter en helm kunnen hierdoor
schade oplopen.

BENZINETANKDOP
1.Steek de sleutel in het slot van de buddyseat en open het zadel. Draai de benzinetankdop tegen
de klok in. De dop kan nu verwijderd worden.
2. Let op dat u niet meer tankt dan de maximum limiet.
3. Om de tank te sluiten zet u het “Ⴄ ” teken van de dop ter hoogte van het “Ⴄ ” teken op de tank,
draai de dop met de klok mee om te sluiten en sluit ook het zadel opnieuw af.

LET OP:
 Bij het tanken moet de scooter op de midden standaard staan met de motor uit en mogen er
geen vlammen gemaakt worden.
 Vul niet meer dan de maximum limiet. Anders zal de benzine afgevoerd worden door een gat
op de tank en kan de lak beschadigd worden. In ergere gevallen kan dit leiden tot brand en
kan uw scooter vlam vatten.
 Zorg ervoor dat u de benzinedop na het tanken goed afsluit.

REMMEN
 Vermijd onnodig plots remmen.
 Gebruik bij het remmen zowel de voor- als de achterrem.
 Vermijd langdurig remmen want dit kan de remmen oververhitten en hun efficiëntie beïnvloeden.
 Minder tijdig vaart en rem op tijd bij regenweer of op een glad wegdek. Maak geen plotse
remmanoeuvres om slippen en vallen te voorkomen.
 Gebruik van enkel de voor- of de achterrem verhoogt het risico op vallen doordat de scooter naar
één kant zal overhellen.
Motorrem
Draai het gashendel dicht tot zijn originele positie en gebruik de motorrem. Bij het afdalen van een
lange of steile helling is het noodzakelijk om zowel de handrem als de motorrem te gebruiken.

Voor het achterwiel Voor het voorwiel

10
8. AANDACHTSPUNTEN BIJ HET STARTEN

LET OP:
 Controleer het olie- en benzinepeil voor u de scooter start.
 Om de scooter te starten moet hij op de centrale stand staan met het achterwiel van de
grond. De achterrem moet ingehouden worden om te voorkomen dat de scooter plots naar
voor zou schieten.
1.Draai de contactsleutel naar de ”ON”stand.
2.Houd de (hand) rem in.
3.Geef geen gas, druk pas op de startknop wanneer u de rem inhoudt.

1/8
1/4

ᨗWij geven om uw welzijn ! Houd de (achter)rem in voor u start.ᨙ


LET OP:
 Wanneer de motor na 3 tot 5 pogingen niet start, draai dan het gashendel 1/8-1/4 open en
druk dan op de startknop.
 Om schade aan de startmotor te vermijden verzoeken wij u de starknop niet langer dan 5
seconden in te drukken.
 Wanneer na 5 seconden de motor nog steeds niet start, wacht dan 10 seconden voor u
opnieuw probeert.
 Het is moeilijker om de motor te starten nadat hij een lange tijd stationair heeft gedraaid of
wanneer u pas tankt nadat de tank volledig leeg was. U moet dan meermaals starten en het
gas dichthouden om de motor te starten.
 Bij een koude start kan het een aantal minuten duren voor de motor opwarmt.
 De uitstoot bevat schadelijke gassen (CO), start daarom u scooter enkel op een goed
geventileerde plaats.

ᇻWanneer u start met de kick-start.ᇼ ᇼ


 Wanneer u stappen 1 tot 5 hebt gedaan, trap dan krachtig op de kick-starter met uw voet en
houd het gashendel dicht.
 Wanneer de motor moeilijk start met de kick-starter bij een koude start, draait u best het
gashendel 1/8 tot 1/4 draai open om makkelijker te starten.
 Plaats de kick-starter terug in zijn originele positie nadat de motor is gestart.

LET OP:
 Voor u de scooter start met de kick-starter moet hij eerst stabiel op de centrale stand gezet
worden.
 Start uw motor geregeld eens met de kick-starter opdat deze mechaniek niet zou falen door
langdurig niet gebruik.

11
9. DE BESTE MANIER OM TE VERTREKKEN
 Zet uw richtingaanwijzer aan voor u zich in beweging zet en let op dat er geen voertuig van achter u
komt. Dan kan u vertrekken.

CONTROLE OVER HET GASHENDEL

Acceleratie : Snelheid opvoeren. Wanneer u op een hellend vlak rijdt draait u zachtjes aan het
gashendel om de motor toe te laten rustig zijn kracht vrij te geven.
Deceleratie : Snelheid minderen

Deceleratie

Acceleratie

PARKEREN
 Bij het naderen van een parkeerplaats:
1. Zet tijdig uw richtingaanwijzer aan en let op de voertuigen voor en achter en links en rechts van u,
nader dan rustig uw parkeerplaats.
2. Draai het gashendel dicht en gebruik de remmen (de remlichten zullen oplichten om naderend
verkeer te waarschuwen.)
 Bij stilstand:
3. Zet de richtingaanwijzer uit en draai de contactsleutel naar de “OFF” stand om de motor uit te
zetten.
4. Stap van de scooter langs de linker kant nadat u de motor hebt uitgeschakeld. Kies een
parkeerplaats uit waar de scooter het verkeer niet hindert en het grondoppervlak effen is. Zet de
scooter op zijn centrale stand.
5. Houd het stuur met uw linkerhand vast en duw het voorste uiteind van het zadel naar beneden of
neem de parkeerhendel linksonder het zadel vast met de rechter hand.
6. Duw op de midden standaard met uw rechter voet en zet hem stevig op de grond.
Ter herinnering: Zet het stuurslot op en verwijder de contactsleutel na het parkeren om te
vermijden dat uw scooter wordt gestolen.

LET OP:
 Parkeer uw scooter op een veilige plaats waar hij het verkeer niet hindert.

12
10. INSPECTIE EN ONDERHOUD VOOR HET RIJDEN

(Sla de tekening erop na om de volgende zaken te localiseren)


DAGELIJKSE INSPECTIE
Controle items Controlepunten

Motorolie Is er voldoende motorolie beschikbaar?

Benzine Hebt u voldoende benzine? Is het 90 Octaan of meer?

Staat van de remmen?


Voor
(Vrije slag: 10~20mm)
Rem
Staat van de remmen?
Achter
(Vrije slag: 10~20mm)
Is de bandendruk goed?
Voor
(Standaard: 1.75kg/cm2)
Band
Is de bandendruk goed?
Achter
(Standaard: 2.0 kg/cm2 voor 1 pers. 2. 25 kg/cm2 voor 2 pers.)

Stuur Vibreert het stuur abnormaal of draait het moeilijk?

Snelheidsmeter, lichten en Werken deze correct?


achteruitkijkspiegel Gaan de lichten aan? Is de achterkant goed zichtbaar?

Montage van onderdelen Zijn er geen losse schroeven of moeren?

Abnormaliteiten Zijn oude problemen opgelost?

LET OP:
 Wanneer u op een probleem botst tijdens de routinecontrole, los dit dan eerst op voor u gaat
rijden, laat indien nodig uw scooter nakijken en herstellen door een officiële “SYM dealer”.

INSPECTIE EN VERVANGEN VAN DE MOTOROLIE


 INSPECTIE:
1. Zet de scooter op een stabiele ondergrond op zijn
midden standaard. Nadat de motor 3 tot 5 minuten
uitstaat kunt u de peilstok verwijderen. Veeg deze
schoon en plaats hem opnieuw in de peilstokhouder
(zonder hem te draaien).
2. Haal de peilstok eruit en check of het oliepeil tussen
de minimum en maximum limiet staat.
 Wanneer het oliepeil te laag is, vul dan bij tot de
maximale limiet. (controleer cilinder, carter, etc. op
lekage).

13
OLIE VERVANGEN:
 Vervang de olie na de eerste 300km en herhaal dit nadien
om de 1000 km.
 Om steeds over het maximaal vermogen te beschikken
controleert u om de 500 km het oliepeil. Wanneer er
niet genoeg olie is vult u bij tot aan de maximum limiet.
 Motorolie : Gebruik (API) SH/CD SAE 10W-40 grade of max. limiet
beter. Zoniet zal eventuele schade niet meer onder de
garantie vallen.
ೈWij raden deze olie aan: SYM Motul 5100. min. limiet
 Hoeveelheid olie : 0.8 liter (0.75 liter voor routine
check).
ᇻReinigen van de oliefilterᇼ

Draai de filterschroef open en verwijder deze. Oliefilter
Verwijder vuil van de filter met een benzine- of lucht spuitpistool.

LET OP:
 Het oliepeil zal niet correct weergegeven worden
wanneer u de scooter op een oneffen oppervlak
parkeert of meteen na het uitzetten van de motor.
 Wanneer u de motor uitzet zullen het blok en de uitlaat
nog heet zijn. Let erop u niet te verbranden bij het
controleren of het vervangen van de motorolie. Filterschroef
 Wanneer na het bijvullen het peil nog steeds op de
minimale limiet staat controleer dan eerst of de motor
ergens lekt voor u opnieuw bijvult.
 Vermijd vlammen en ontstekingen tijdens het vullen.

BENZINENIVEAU CONTROLEREN
 Draai de contactsleutel naar de “ON” stand en controleer de indicatienaald op de benzinemeter
om te zien of u nog voldoende benzine hebt.
 De motor van deze scooter is voorzien op loodvrije benzine van 90 Octaan of meer.
 Zet de scooter stabiel op zijn midden standaard, zet de motor uit en houd vlammen weg van de
scooter tijdens het vullen.
 Vul niet meer dan maximaal toegelaten.
 Zorg dat de tankdop correct is afgesloten.
TRANSMISSIEOLIE CONTROLEREN EN VERVANGEN
CONTROLE:
 Zet de scooter stabiel op zijn centrale stand na het uitzetten van de motor. Wacht 3 tot 5
minuten. Verwijder de bout van de vulopening. Zet een maatbeker onder de aftapbout en
verwijder deze dan. Laat de olie in de maatbeker lopen en controleer of deze verminderd is (bij
demontage 100-105cc / bij vervangen 90-100cc).
VERVANGEN OLIE:
 Zet de motor uit en plaats de scooter op zijn midden standaard of een effen oppervlak. Verwijder
de bout van de vulopening en de aftapbout en laat de olie weglopen.
 Monteer de aftapbout opnieuw en zet ze vast. Vul met nieuwe transmissieolie (90-100cc) en sluit
de bout van de vulopening opnieuw (controleer of de bouten goed vastzitten of er geen lekken
zijn).
 Wij raden deze olie aan: Motul Scooter Gear. SAE-W90).
 Gebruik SAE85-90 wanneer het vriest (buitentemperatuur onder 0°).

14
VRIJE SLAG (SPELING) VAN DE REMMEN CONTROLEREN EN AFSTELLEN
CONTROLEREN: (Om de speling van de remmen te controleren moet de motor uitgeschakeld zijn).
 Speling van de handrem voor voorwiel en achterwiel.
Ⴗ Bij het controleren van de handrem voor het voorwiel moet de speling (de afstand van het
remhendel vanuit niet-remstand naar uiterste remstand) 10-20mm bedragen. Het is niet normaal
wanneer het volledig dichtknijpen van de rem sponsachtig aanvoelt.

AFSTELLEN: Trommelrem
 De indeuking van de afstelmoer moet uitgelijnd worden met de ‘pin’. (zie figuur hieronder)

Afstelmoer
LET OP:
Wanneer de speling tussen de 10 en de 20mm is,
controleer dan de slijtage indicator op de
remtrommel. Dat is het “Ⴄ ” teken dat u op de
Pin remschijf terugvindt. Wanneer u dit teken ziet wil dit
zeggen dat de remvoering versleten is en
vervangen moeten worden.

 Draai de afstelmoer van de remkabel om de speling van het remhendel aan te passen.
 Na het afstellen houdt u beide remmen dicht tot u de werking van de remmen voelt.
 Meet de speling met een liniaal.

Afstelmoer

Minder
speling

Meer speling

Achterwiel, trommelrem

15
SCHIJFREMMEN CONTROLEREN (enkel van toepassing op modellen met schijfremmen)
 Controleer de remvoering op lekken of schade,
controleer of de aansluitpunten van de remvoering
vastzitten met een schroefsleutel of een geschikt
gereedschap en controleer of de remkabels beschadigd
zijn door de vibraties van het stuur of enig ander onderdeel.
Als dat het geval is brengt u uw scooter naar een officiële
SYM dealer voor herstelling of onderhoud.

LET OP:
 Controleer het functioneren van de remmen
tijdens het rijden op een droog wegdek en aan
᧤lek, schade, loszittende remvoering᧥ een lage snelheid zodat u zeker bent dat uw
scooter in prima staat is en u veilig de weg op
kunt.

᧤Controle van de remvoering vooraan᧥


 controleer de rem achter de remklauw. De (Remvloeistofpeil controleren)
remblokken moeten vervangen worden  Parkeer de scooter op een effen
ondergrond en controleer of het vloeistof
wanneer de limiet is bereikt.
peil onder het “LOWER” teken staat. Wij
raden deze remvloeistof aan: MOTUL
WELL RUN BRAKE OIL (DOT 4).

Indicatie slijtagelimiet
van de remblokken

Remklauw
Bouten
Remschijf
Deksel
᧤Vullen van de remvloeistof van de voorrem᧥ rempomp
1.Maak de schroeven los en verwijder het deksel van de rempomp. Membraan
2.Verwijder vuil van rond het reservoir, let op dat er geen vuil in het Max. limiet
reservoir valt.
3. Verwijder het deksel van het membraan en het membraan. Remvloeistof
4. Vul remvloeistof bij tot de max. limiet.
5.Monteer membraan, membraandeksel en deksel rempomp terug op hun plaats.
6.Let op dat het membraan op dezelfde manier wordt
teruggeplaatst en dat er niets in het reservoir valt. Zet het
deksel van de rempomp correct vast.

LET OP:
 Om chemische reacties te vermijden gebruikt u beter geen andere remvloeistof dan de
aanbevolen vloeistof.
 Zorg er bij het vullen voor dat u de max. limiet niet overschrijdt en u niet morst op de gelakte of
kunststof onderdelen om schade te vermijden.

16
AFSTELLEN VAN DE GASHENDEL
 Bij een correcte afstelling heeft de gashendel een
vrije slag van 2~6mm. 2~6 mm
 Draai de borgmoer los, zet de afstelmoer in de
gewenste positie en draai de borgmoer weer goed
vast.

Check de volgende punten:


1. Controleer of het draaien en terugkomen van het
gashendel soepel gebeurt.
2. Controleer of bij stuurslag naar beide zijden het
gashendel goed blijft functioneren.
3. Controleer of de gaskabel door andere kabels
gehinderd wordt om soepel te functioneren. Afstelmoer

Borgmoer

CONTROLE EN ONDERHOUD VAN DE BATTERIJ


 Deze scooter is uitgerust met een onderhoudsvrije batterij dus u hoeft deze niet te controleren en
elektrolyt toe te voegen. Laat uw scooter controleren door een officiële SYM dealer mocht u
abnormaliteiten opmerken.
᥀ Reinigen van de polen van de batterij ᥁
 Verwijder de polen en kuis ze wanneer ze
geoxideerd of vuil zijn.
 De procedure om de batterij te verwijderen:
Zet het contact in de “OFF” stand, Draai eerst de
schroef van de negatieve kabel los en verwijder de Negatief
kabel. Draai vervolgens de schroef van de positieve Positief
kabel los en verwijder de kabel.

LET OP:
 Maak de buitenkant van de batterij schoon met wat warm water.
 Als er duidelijke aanslag is op de polen, koppel dan de kabels af en verwijder de aanslag met
een stalen borstel of schuurpapier.
 Sluit de kabels weer aan na het kuisen en doe wat vet op de polen.
 Sluit de kabels terug aan in de omgekeerde volgorde van het afkoppelen.

 Deze scooter is uitgerust met een onderhoudsvrije batterij dus u hoeft deze niet te controleren en
elektrolyt toe te voegen. Laat uw scooter controleren door een officiële SYM dealer mocht u
abnormaliteiten opmerken.

LET OP:
 Dit is een gesloten batterij, verwijder nooit het deksel.
 Om te vermijden dat er verlies op de batterij komt of dat ze leegloopt tijdens lange periodes van
inactiviteit, verwijdert u best de batterij van de scooter en bewaart u deze op een goed
geventileerde donkere plaats nadat ze volledig is opgeladen. Wanneer u de batterij in de
scooter laat, koppel dan de negatieve pool af.
 Wanneer de batterij moet vervangen worden, vervang deze dan door een batterij van hetzelfde
gesloten type (onderhoudsvrij).

17
BANDEN CONTROLEREN
 Banden moeten gecontroleerd en opgeblazen worden wanneer de motor uitgeschakeld is.
 Als een band niet de correcte spanning heeft is de contactcurve van de band met de grond niet
goed, controleer dit met een geijkte bandenspanningsmeter en blaas op tot de aangegeven druk.
 Het controleren van de banden met een bandenspanningsmeter moet gebeuren als ze koud staan.

CONTROLEER A.U.B. DE VOORGESCHREVEN BANDENSPANNING

Vreemde materialen
(spijkers, stenen) Bescha-  Controleer de banden op scheuren en andere
diging beschadiging.
 Controleer of er scherpe voorwerpen in het loopvlak
zitten.
 Controleer de slijtage indicator van de band.
 Een band waarvan de slijtagebalk zichtbaar is moet
vervangen worden.
Profiel slijtage
indicator

LET OP:
 Een foute bandendruk, slijtage of beschadigingen zijn de voornaamste oorzaak van
controleverlies over het stuur en kapotte banden.

STUUR- EN VOORVORK CONTROLEREN


 Voer deze controle uit met uitgeschakelde motor en verwijder
de contactsleutel.
 Controleer de schokbrekers vooraan op beschadiging.
 Druk op de voorvering door het stuur op en neer te bewegen
en controleer op vreemde geluiden.
 Controleer of de bouten en moeren van de voorvork goed
vastzitten.
 Beweeg het stuur op en neer, links en rechts, voor en achter
om te controleren of het los zit, te veel weerstand biedt of
naar één kant trekt.
 Controleer of het stuur niet gehinderd wordt door de
remkabels.
 Wanneer u iets abnormaals opmerkt, breng dan uw scooter
naar een officiële SYM dealer om deze te controleren of aan
te passen.

18
ZEKERINGEN CONTROLEREN EN VERVANGEN
Zet het contact uit en controleer of de zekeringen intact zijn. Vervang de gesprongen zekering door een
nieuwe van hetzelfde type en dezelfde ampèrage. Een zekering van meer dan 10 of 15 ampère gebruiken
is strikt verboden om schade aan het elektrische systeem en haar componenten te vermijden.
 Verwijder het batterijdeksel. De zekeringhouder en de zekeringen bevinden zich in de ruimte onder
het deksel.
 Open het deksel van de zekeringskast en controleer of een zekering beschadigd is.
 Zekeringen moeten stevig in de zekeringhouder zitten. Loszittende zekeringen leiden tot oververhitting
en beschadiging.
 Gebruik steeds elektrische onderdelen met de originele verbruikswaarden. Zoals een te vervangen
lamp. Het gebruik van lampen met andere waarden kan resulteren in een kapotte zekering of een
overladen batterij.
 Vermijd bij het wassen van de scooter dat water direct op de zekeringen en de houder komt.
 Wanneer bij het vervangen de zekering opnieuw snel springt, zoek dan eerst naar de oorzaak.
Wanneer u iets vreemds opmerkt brengt u uw scooter best naar een officiële SYM dealer.

ᇻVERWIJDERENᇼ
ᇼ ᇻINSTALLATIEᇼ

Van bovenaf insteken

Draad
Zekeringhouders

CONTROLEREN VAN DE RICHTINGAANWIJZERS EN DE CLAXON


 Draai de contactsleutel naar de ‘ON’ stand.
 Zet de richtingaanwijzer aan en controleer of voor- en achter richtingaanwijzers werken en luister ook
of de claxon werkt.
 Controleer de covers van de richtingaanwijzers op vuil en scheuren en kijk of ze niet los zitten.
 Druk op de claxon om te controleren of deze werkt.

LET OP:
 Gebruik de correcte lampen voor de richtingaanwijzers om de werking niet te beïnvloeden.
 Zet uw richtingaanwijzer aan voor u van richting verandert of een straat inslaat zodat het
opkomend en achterkomend verkeer verwittigd is van uw geplande manoeuvre.
 Zet nadien meteen uw richtingaanwijzer weer uit door de knop nogmaals in te drukken, dit om
andere bestuurders niet te verwarren over uw intenties.

VOOR- EN ACHTERLICHTEN CONTROLEREN


 Zet de motor aan en zet het licht aan. Controleer of voor- en achterlicht werken.
 Controleer de afstelling van de koplamp door ze op een muur te richten (op effen ondergrond).
 Controleer de cover van de koplamp op vuil en scheuren en kijk of deze niet los zit.
REMLICHT CONTROLEREN
 Draai de contactsleutel naar de ‘ON’ stand, knijp de remhendels van de voor- en achterrem dicht en
controleer of het remlicht functioneert.
 Controleer de cover van het remlicht op vuil en scheuren en kijk of deze niet los zit.

LET OP:
 Gebruik enkel de voorgeschreven lampen om schade aan het elektrische systeem,
uitbranden van de lampen en leeglopen van de batterij te vermijden.
 Verander geen elektronische componenten of voeg er geen toe om overlading van het
elektrische circuit en/of kortsluiting te vermijden, dit kan resulteren in brand.

19
BENZINELEK CONTROLEREN
 Controleer de tank, de tankdop, de brandstofleiding en de carburator op een lek.

SMEERPUNTEN CONTROLEREN
 Controleer of de scharnierende onderdelen voldoende gesmeerd zijn.
 (vb. het scharnierpunt van de centrale stand, de zijsteun, het remhendel, etc).

ONTSTEKINGSKAARS (BOUGIE) CONTROLEREN


 Verwijder de dop van de ontstekingskaars (verwijder de
ontstekingskaars met behulp van de speciale tool).
 Controleer de elektrode op vuil of koolstofaanslag.
 Verwijder de koolstof met een staalborstel, schuurpapier of een doek.
Maak de ontstekingskaars schoon met benzine en droog met een doek.
 Controleer de afstand tot de elektrode, deze moet tussen de 0.6~0.7
mm bedragen (gebruik hiervoor een voelermaat)
 Draai de ontstekingskaars zo ver mogelijk dicht en draai dan nog eens 0.6~0.7 mm
1/2~3/4 draaien vaster met een sleutel.

LET OP:
Na het rijden is de motor heet. Let op dat u zich niet verbrandt.
ೈGebruik enkel de voorgeschreven ontstekingskaarsen (Controleer de lijst met de specificaties).

LUCHTFILTER CONTROLEREN Schroeven


ᇵPROCEDURE DEMONTAGEᇶ

1. Verwijder de schroeven van het luchtfilterdeksel.

2. Verwijder het luchtfilterdeksel, de schroeven van de filter

en de filter.

3.Reinig of vervang de filter (check het onderhoudsschema Element


voor het controle-interval).

ᇵPROCEDURE MONTAGEᇶ

 Monteer de luchtfilter in de omgekeerde volgorde van de demontage.

LET OP:
 Stof is de grootste oorzaak van vermogensverlies of een verhoogd brandstofverbruik.
 Om de levensduur van de scooter te verlengen is het aangewezen de luchtfilter vaker te
vervangen wanneer u dikwijls op stoffige wegen rijdt.
 Wanneer de luchtfilter niet goed is gemonteerd zal stof in de cilinders komen, wat kan
resulteren in vermogensverlies en een kortere levensduur van de motor.
 Zorg ervoor dat u de luchtfilter niet te nat maakt bij het wassen van de scooter. Dit kan
resulteren in een moeilijk te starten motor.

20
11. STORINGS-DIAGNOSE-SCHEMA

WANNEER DE SCOOTER NIET START

Achterwiel Voorwiel

(1). Staat het contactslot in de (2). Is er voldoende benzine in de (3). Houdt u de voor- of
‘ON’ stand? tank? achterrem dicht bij het
starten?

Schakelaar
1/8 richtingaanwijzers
1/4

Claxon

(4). Draait u het gas open bij het starten? (5). Draai het contact naar de “ON” stand en druk
op het claxon. Wanneer deze niet gaat kan
de zekering gesprongen zijn.
ᇻWanneer u al het bovenstaande hebt gecontroleerd en de scooter start nog steeds niet, laat hem dan
controleren door een officiële SYM dealer.ᇼ

12. C.D.I. ELEKTRONISCH ONTSTEKINGSSYSTEEM


Het C.D.I. systeem zorgt ervoor dat er elektrische energie gegenereerd wordt. In samenwerking met de
bougie zal er op het juiste moment een vonk geproduceerd worden.

13. SUGGESTIES INZAKE BENZINE

 Deze scooter werd ontworpen voor het gebruik van ONGELODE benzine van 90 Octaan of meer.
 Wanneer de scooter op een hoogte wordt gebruikt (waar de luchtdruk lager is) dient de
lucht/benzine verhouding aangepast te worden voor een optimaal vermogen.

14. TRANSMISSIEOLIE

 Wij raden deze olie aan: Motul Scooter Gear. SAE-W90).


 Gebruik SAE85-90 bij vriesweer (onder 0ഒ).

21
15. VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET BERIJDEN VAN EEN SCOOTER

1. Zet de scooter op de centrale stand en ga op het zadel zitten.


Duw de scooter naar voor om de centrale stand in te klappen.

LET OP:
 Draai nooit aan het gashendel om de toeren op drijven voor u vertrekt.

2. Stap langs de linkerkant op uw scooter en zet u behoorlijk op het zadel, houd uw rechtervoet goed op
de grond om te vermijden dat de scooter valt.

LET OP:
 Houd de achterrem dicht voor u vertrekt.

3. Draai zachtjes het gas open en de scooter zal zich in beweging zetten.

LET OP:
 Het snel opendraaien van het gas of het prompt loslaten van het ontkoppelingshendel kan
resulteren in het plots naar voor schieten van de scooter en dit is heel gevaarlijk.
 Controleer of uw zijstand volledig is ingeklapt voor u vertrekt.

ᇻGa niet plots remmen of draai niet scherp afᇼ



 Plots remmen en scherp afdraaien kan resulteren in een slip- en/of valpartij.
 Plots remmen en scherp afdraaien kan vooral bij regenweer resulteren in slip-, glijd- en/of
valpartijen.

ᇻWees uitermate voorzichtig bij regenweerᇼ



 De remafstand bij regenweer of op een nat wegdek is groter dan op een droog wegdek. Minder dus
vaart en houd er rekening mee dat u vroeger moet remmen.
 Bij het afdalen van een helling moet het gashendel losgelaten worden en moet u remmen zoals
tijdens het minderen van vaart.

22
16. PERIODIEK ONDERHOUDSSCHEMA
Onderhoud Elke Elke Elke Elke
300KM
kilometer 1000KM 3000KM 6000KM 12000KM
Opmerking
Item Onderhouds-
NIEUW 1 Maand 3 Maanden 6 Maanden 1 Jaar
Check Items interval
1 Luchtfilterelement (Opmerking) I C R(papier) R(spons)
2 Luchtfilter I
3 Oliefilter (zie handleiding) C C
4 Motorolie R I Elke 3000KM vervangen
5 Bandenspanning I I
6 Batterij I I
7 Ontstekingskaars I I R
8 Carburator (stationair draaien) I I
9 Stuurbevestiging en hendels I I
10 Controle transmissie op lekken I I
11 Controle carter op lekken I I
12 Transmissieolie R Elke 5000KM(5 Maanden) vervangen
13 Aandrijfriem en rollen I R
14 Brandstofsensor en leiding I I
15 Werking gashendel en gaskabel I I
16 Bouten en moeren van motor I I
17 Cilinderkop, cilinder en zuigers I
18 Uitlaatsysteem I
19 Ketting nokkenas / timing ontsteking I I
20 Kleppenspeling I I
21 Schokdempers I I
22 Ophanging voor en achter I I
23 Centrale stand en zijsteun I I/L
24 Carterontluchting (PCV) I I
25 Koppeling I
26 Remmen / Remblokken I I
27 Alle bouten en moeren I I

ყ Het bovenstaande schema is gebaseerd op maandelijks onderhoud om de 1000 km, afhankelijk van
wat eerst komt.
ೈLaat uw scooter geregeld controleren en onderhouden door een officiële SYM dealer om hem in
optimale conditie te houden.
Code: I ~ Inspectie, schoonmaken en aanpassen R ~ Vervangen
C ~ Schoonmaken (indien nodig vervangen) L ~ Smeren
Opmerking: 1.Maak de luchtfilter vaker schoon of vervang hem vaker wanneer u dikwijls op een stoffige
ondergrond of in een vuile omgeving rijdt.
2. U moet de scooter vaker een onderhoud geven wanneer deze dikwijls aan hoge snelheid rijdt
en naarmate hij meer kilometers op de teller heeft.
ᇻDe nota’s in de opmerkingen dienen om de betrokken modellen aan te duiden.ᇼ

23
17. SPECIFICATIES
Model
AW05W-6/AW05W1-6/AW05W-D/AW05W-S/AW05W-F
Item Specificaties
Lengte 1870mm
Breedte 698mm
Hoogte 1140mm
Wielbasis 1325mm
Drooggewicht 99kg (Voor:40kg Achter:59kg)
Motor Monocilinder,4- takt, luchtgekoeld
Benzine Ongelode benzine
Cilinderinhoud 49.5 cm3
Compressie 11.8 :1
Max. vermogen 2.35 kw/8500 tpm
Max. koppel 2.91 Nm/6500 tpm
Stationair draaien 2100s100 tpm
Kleppenspeling IN/EX 0.05/0.10(s0.02) mm
Starter Kick & elektrische starter
Vering vooraan Telescopische vork
Vering achteraan Unit swing
Koppeling Automatische centrifugaalkoppeling
Transmissie CVT automaat
Band vooraan 110/70-12(47J)
Band achteraan 120/70-12(51J)
Velg Aluminium
Vooraan: STD 1.80 bar,
Bandendruk Achteraan: STD 2.00 bar voor 1 pers., 2.10 bar voor 2 pers.
Rem vooraan Schijfrem (Ø 190 mm)
Rem achteraan Trommelrem (Ø 110 mm)
Koplamp HS1 12V 35/35W
Lamp vooraan (groot/dim) 12V 5W
Lamp richtingaanwijzers 12V 10W

Lamp achterlicht/stoplicht 12V 5W/12V 21W

Licht nummerplaathouder 12V 5W


Motorolie niveau 0.80 L (0.75 L bij vervangen)
Transmissieolie niveau 100s5cc (90cc bij vervangen)
Inhoud benzinetank 5.0L
Zekering 10A & 15A
Bougie A7RC
Capaciteit batterij 12V 6Ah (gesloten, onderhoudsvrij)
Luchtfilter Papiertype

24
Veenendaal, 01-01-2004

Garantiebepalingen SYM:

1 De bromfietsen worden gewaarborgd tegen elke materiaal- of fabricagefout gedurende een


periode van 24 maanden, welke ingaat op de datum van aflevering van het product aan de
eerste gebruiker.

2 De garantie beperkt zich tot het vervangen of herstellen van elk defect onderdeel. Deze
vervanging of herstellen onder garantie mag enkel gebeuren door een SYM erkende dealer.

3 De aansprakelijkheid van de fabrikant of de importeur beperkt zich uitsluitend tot de garantie


zoals omschreven in punt 2. De koper kan op geen enkele wijze aanspraak maken op
vergoeding van materiële of lichamelijke schade, genot- of inkomstenverlies, transport,
verblijfkosten, sleep- of verzendkosten of ontbinding van het aankoopcontract.

4 De garantie vervalt indien:


A) Het product niet gebruikt, behandeld of onderhouden wordt volgens de
voorgeschreven onderhoudsbeurten, vermeld in de handleiding van het betrokken
product.
B) Als productonderhoud of herstel niet door een Sym erkende dealer wordt uitgevoerd, of
met gebruik van niet originele onderdelen.
C) Andere brandstoffen, smeermiddelen of onderhoudsproducten worden gebruikt, dan
door de fabrikant voorgeschreven.
D) Het product wordt verhuurd of gebruikt voor commerciële doeleinden.
E) Een ombouwing of verandering wordt uitgevoerd aan het product of indien het
betrokken was in het ongeval.
F) Het product gebruik wordt voor sportwedstrijden of voor doeleinden waarvoor het niet
ontworpen is.

5 Normale slijtage en beschadiging veroorzaakt door gebruik van het voertuig, is geen materiaal-
of constructiefout, deze zijn niet gedekt door de garantie. Hieronder vallen: de vervanging van
binnen-en buitenbanden, lampen, bougies, contactpunten, zekeringen, rubberen onderdelen,
rem- en koppelingsbekleding, oliekering, remschijven of trommels, riemen, filters, kettingen,
tandwielen, wielspaken, kabels, enz.

6 Op plastic onderdelen of kuiponderdelen wordt enkel garantie toegestaan als er


constructiefouten of fabricagefouten worden geconstateerd voor de aflevering van het nieuwe
voertuig aan de klant.

7 Corrosie of oxidatie aan het oppervlak van het chassis, chroom delen,schroeven, uitlaat en alle
overige behandelde of onbehandelde onderdelen worden niet gedekt door de garantie. Alle
chroomdelen dient u regelmatig te conserveren om roest te voorkomen.

8 Bij wijziging van deconstructie, waardoor de gehomologeerde snelheids-


limiet van 25 km/h of 45 km/h worden overschreden zal alle aanspraak op
garantie vervallen.

9· De importeur behoudt zich het recht op de uiteindelijke beslissing bij elke aanvraag.

25
Veenendaal, 01-01-2004

Speciale garantie onderdelen

1 jaar garantie:

Uitlaat (op verf/roest 6 maanden)


Olie-keerring

6 maanden garantie:

Accu Velgen
Onderstandaard Lak
Zijstandaard Stickers en emblemen
Zadel

Uitgezonderd van garantie:

Bougies Koppelingsplaat
Contactpunten Lampen
Brandstoffilter Zekeringen
Oliefilter Pakkingen
Aandrijfketting Banden
Luchtfilter Rubber slangen
Remblokken Afdichtingen
Remschoenen Rubberen stootkussens
Riemen Rubber op voetplaat

Garantie alleen indien voldaan wordt aan de garantiebepalingen.

26

You might also like