You are on page 1of 4

Boeddhadharma; de leer van de Boeddha. Yana (voertuig).

Men vergelijkt de leer van Boeddha met een voertuig dat mensen helpt de woelige levenszee, de oceaan van het lijden, over te steken naar het einddoel: de verlossing. Boeddhisme is ontstaan in India in de 6e eeuw voor Chr. als reactie op het hindoesme. Het Boeddhisme heeft zich gemend met oude plaatselijke volksreligies waardoor een boeddhisme met verschillende gezichten is ontstaan. 3 hoofdstromen. 1. Het Kleine Voertuig-boeddhisme (Hinayana/ Thervada) 2. Het Grote Voertuig-boeddhisme. (Mahayana) 3. Het Diamanten Voertuig-boeddhisme. (Vajrayana/ Tantrayana, Lamasme) Ht boeddhisme bestaat niet, het boeddhisme is overal anders. De Boeddha in meditatie confronteert de mens direct met waar het in het boeddhisme om gaat, namelijk serene rust, aandacht voor de binnenwereld van de mens, concentratie en meditatie. De Boeddha leefde in de zesde, vijfde of vierde eeuw voor Chr. in India. Siddharta Gautama. Siddharta maakt vier tochten buiten het paleis. Hij ontmoet een oude man, een zwaar zieke, een dode en een monnik. Hoe kan een mens gelukkig worden als hij weet dat zijn leven onherroepelijk uitloopt op ouderdom, ziekte en dood? Siddharta gaat op zoek naar een leermeester. Zijn eerste leermeester is een brahmaan die hem onderricht in de vedische geschriften en yoga. De tweede leermeester is een asceet, een sramaan. Na het verlaten van deze leermeester beoefend Siddharta jarenlang op zijn eigen wijze strenge ascese. Siddharta ziet in dat strenge ascese geen oplossing voor zijn probleem kan zijn, omdat het zelf een vorm van lijden is, hij breekt deze weg af. Hierna krijgt SIddharta voedsel aangeboden van een vrouw. Als zijn vijf leerlingen dit zien verliezen ze hun vertrouwen in hem. Siddharta voelde zich vrij van allerlei begeerten en wensen. Siddharta vraagt zich af of dat niet een eerste stap zou kunnen zijn naar een oplossing voor zijn probleem met het lijden. Hij gaat onder een vijgenboom zitten en doet de gelofte dat hij niet eerder onder de boom vandaan zal komen, tot hij de oplossing gevonden heeft. Siddharta word aangevallen door Mara (de vorst der duisternis). Na deze overwinning volgt de meditatie, hierin ziet Siddharta de ware aard van het lijden. Op de 49e dag van zijn meditatie word Siddharta de Boeddha (Hij die wakker is geworden, hij die weet). Siddharta heeft de droomwereld van de illusie verlaten en is ontwaakt in de werkelijheid, zoals die werkelijk is. Dit alles gebeurd in de plaats Bodh Gaya. Boeddha gaat naar het dierenpark Risjipatana bij Benares. Hier verkondigt hij de leer aan zijn vijf leerlingen van vr de verlichting. Deze vijf leerlingen worden opnieuw zijn leerlingen. Voor hen houdt hij de eerste preek. Genaamd ''het in beweging zetten van het wiel van de leer''. In deze preek zette de Boeddha zijn leer uiteen in 4 punten.

3.3

H4. De Dharma is slechts een hulpmiddel om te ontsnappen een de kringloop van het lijden. Een eigen weg naar de verlossing, die de mens kan gaan zonder aanzien van stand en afkomst, dus zonder zich iets aan te trekken van het door het hindoesme vastgelegde kastenstelsel. Boeddha zocht naar een weg om doeltreffend en concreet de mens te bevrijden uit zijn lijdend bestaan. 4.2 1. Wat is nu de edele waarheid van het lijden? Al het streven naar een van de vijf skandha's houdt lijden in. 2. Wat is nu de edele waarheid van het ontstaan van het lijden? De begeerte verbonden met genot en hartstocht. 3. Wat is nu de edele waarheid van het opheffen van het lijden? Het loslaten van de begeerte? 4. Wat is nu de edele waarheid van de weg die naar opheffing van het lijden voert? Het edele achtvoudige pad: Juiste zienswijzen, juiste bedoelingen, juist spreken, juist gedrag, juiste wijze om in het levensonderhoud te voorzien, juiste inspanning, juiste waakzaamheid en juiste concentratie. 4.4. Waarheid 1 en 2 gaan over het ontstaan van het lijden Grondstelling van het Boeddhisme: Centraal in het leven van de mens staat het lijden. 1: Het leven van de mens is een geschiedenis van lijden, zegt de Boeddha. De leer van de vijf skandha's: Lichaam, gevoel, waarnemingen, willen en bewustzijn. 1. De mens bestaat op de eerste plaats uit een menselijk lichaam (Roepa). (Aarde, water, vuur en lucht). 2. Lichamelijke of mentale gevoelens (Vedana) die als plezierig, onplezierig of neutraal ervaren worden. 3. Een mens bezit zes soorten waarnemingen (Samjna) die overeenstemmen met de 6 zintuigen. 4. Het vermogen van de mens om te willen (samskara). Het gaat hierbij om het verlangen om dingen te doen of de hebben, maar ook om het feit dat men door het verlangen zelf bepaald wordt. 5. De zes soorten bewustzijn (vijnana) die het resultaat zijn van het contact van een zintuig met het waargenomene. Terwijl er bij de eerste vier skandha's ook sprake is van waarneming, gaat het bij deze vijfde skandha om het 'bewustzijnaspect' van de waarneming. Men weet dat men waarneemt. De menselijke persoon word gevormd door deze vijf skandha's samen. Hierdoor krijgt de mens het idee dat er nog een zesde skandha is. Een'' ik'', ''ego'' of "zelf''. Maar deze skandha bestaat niet. Uit onwetendheid klampt de mens zich vast aan het idee van een persoonlijk, onveranderlijk ik. Dit vastklampen (Trishna) richt zich op materiaal bezit. De dorst naar het ik houdt de mens gevangen in het lijden. Waarheid 3 en 4: De weg uit het lijden Nirvana: loslaten. Als de samenwerkende kracht van de vijf skandha's de mens gevangen houdt in het lijden, dan ligt de oplossing voor het lijden in het verbreken van de samenwerkende kracht van de vijf skandha's. Het nirvana is een toestand, die alleen maar ervren kan worden en dus in onze denk- en beschrijvingsmogelijkheden niet te vatten is. Het nirvana word ervaren vanaf het ogenblik dat men

volkomen in de staat is van loslaten. Voor een boeddhist is het ook niet belangrijk te weten wt het nirvana is, maar hoe hij het bereiken kan. De structuur van het achtvoudige pad. Achtvoudige pad/ astanga-marga. In het achtvoudige pad word de levenspraktijk van de boeddhist aangegeven. Het is een pad met acht stappen om tot nirvana te komen. 1. Introductie: stap 1 en 2: juiste zienswijze en juiste bedoeling. De juiste zienswijze slaan op het inzicht, dat het bestaan in deze wereld samenvalt met lijden. Juiste bedoelingen slaan op een persoonlijk en actief zich willen inzetten. 2. Ethiek: stap 3,4 en 5. Juiste spraak, juiste handeling en juiste levenswijze. De waarde en normen en de ethiek van de boeddhistische levenshouding. 1. Niet doden: eerbied voor alle leven, geweldloosheid. 2. Niet stelen of het in bezit hebben van wat anderen toekomt; ieder het zijne. 3. Geen verkeerde seksuele relaties: respect in de omgang met elkaar. 4. Niet liegen: in alles de waarheid spreken, eerlijkheid en oprechtheid. 5. Geen verdovende middelen gebruiken: soberheid in alles. Deze 5 regels heten de pancha sila. 3. Meditatie: stap 6, 7 en 8: juiste inspanning, juiste waakzaamheid, juiste concentratie. Onder juiste inspanning word verstaan de juiste inspanning om kritisch te onderzoeken wat er zich in het bewustzijn van de mens afspeelt. H5. De Sangha omvat tegelijk de Boeddha en de dharma. De sangha is de raad van oudsten. Elke stam ten tijde van Boeddha werd door een raad van oudsten geregeerd. Je toevlucht nemen tot de sangha wil zeggen dat je vertrouwen uitspreekt in een gemeenschap van toegewijde leden, die samen oefenen in aandachtig leven. De sangha word gezien als een familie bestaande uit monniken en nonnen enerzijds en leken anderzijds. Het deel dat de bhikkoe krijgt is op de eerste plaats voedsel. Dat voedsel word hem gegeven door leden van de leken-sangha. Van hen krijgt hij ook zijn monnikskleed, onderdak en andere materile levenswoorden. De bikkhoe is niet alleen een ontvangen maar ook een gever. Hij schenkt de leken zijn wijsheid en inzicht in de dharma, opgedaan door zijn meditatie-ervaringen. De bhikkie is dus zeker niet iemand die in afzondering leeft. 5.1 Historische achtergrond. Eerst leefde de monniken in een rondzwervende bedelorde. Tijdens de moessonperiode hadden alle rondzwervende monniken een dak boven hun hoofd. Terwijl de zwervende brahmanen en sramanen geen aparte verblijfplaatsen kenden, waar ze bij elkaar kwamen in de regentijd, werd dit in de sangha al snel voorschrift. Dit past beter bij het 'inter-zijn'. Hierbij zijn monniken niet op zichzelf, maar aaneengesloten. Zo ontstonden er gemeenschappen van monniken: kloosters. Deze gemeenschappen plaatsen zich vaak aan de rand van een stad. Een verklaring hiervoor is dat de groeiende stadsbevolking grote interesse toonde voor de leer van de Boeddha. Maar de monnikken zijn ook afhankelijk van de leken voor hun levensonderhoud. Wonen op een plek waar bijna geen leken zijn is dan dus niet handig. De monniken willen geen leven in afzondering, maar juist in samenleving met de leken. Er zijn ook wel monniken die zich afzonderen. Dit noemen we 'junglemonniken' of 'zwerfmonniken'. H5.2 Samenspel van monniken en leken. Leken zijn de bezitters en beheerders van de kloosters. De monniken leven erin. Centrale tempel is het meest heilig. Dit is vaak het mooiste gebouw dat een gemeenschap kan opbrengen. De monniken zijn in hun levensonderhoud geheel afhankelijk van de omwonende leken. De bedeltocht symboliseert goed de onderlinge relaties van monniken en leken. De monniken,

geholpen door enkele behulpzame leken, doen zelf veel aan het onderhoud van het klooster. De abt en enkele andere leken zijn verantwoordelijk voor de financin. Het landelijk klooster, of het klooster in een stadswijk is in vele opzichten het wijkcentrum van de gemeenschap. Het klooster in een dorp is ook vaak het centrum van samenwerkingsprojecten van leken. De leken verwachten van de monniken dat zij door hun radicale leefwijze, de boeddhistische idealen in praktijk brengen en dat hij door studie en meditatie zich verdiept in de boeddhistische leer. De leken zoeken steun bij de wijsheid van de monniken. De leken kunnen ook worden opgenomen in het klooster. De leken geloven bovenal in de heilzame werking van een aparte plaats, in hun dorp of stadsdeel, waar alle geweld is uitgebannen. 5.3 De bhikkoes. 1. armoede. Een monnik heeft alleen een monnikskleed, een bedelnap, een naald, een gebedssnoer, een scheermes en een filter om zijn water te zuiveren. Over het algemeen word de stof voor de monnikspijen door de leken geschonken. De bedelnap is het kostbaarste bezit van een monnik. Een monnik zou niet om eten vragen, hij zou alleen stil staan als een leek aanstalten maakt om hem iets te geven. Hierdoor bouwt een leek een goed karma op. 2. Celibaat. De Boeddha beschouwde de seksuele begeerte als een van de grootste struikelblokken op weg naar de verlichting. Als een monnik verliefd word probeert hij met behulp van diversie meditatietechnieken weer helder van geest te worden. 3. Geweldloosheid. Het klooster is vooral een plaats van strikte geweldloosheid. Het idee van geweldloosheid is nauw verbonden met de gedachten van karma en samsara. In de tweede plaats is een geweldloze levenswandel een voortdurende oefening in het loslaten van zichzelf. 5.4 De leken. De godsdienst van de leken in boeddhistische landen is zeker niet iets dat zich alleen maar afspeelt binnen de omheining van het klooster of in nauwe samenwerking met het klooster. Het best komt de levenspraktijk van de boeddhistische leek tot uitdrukking in de rite van het opzeggen van de vijf gedragsregels; de pancha sila.

You might also like