You are on page 1of 7

Laurens De Lombaert 2e Bachelor in de Geschiedenis Verhandeling van de lectuuropdracht in het kader van het vak GESCHIEDENIS VAN CHINA

(gegeven door Prof. Dr. Ann Heirman, in samenwerking met Dr. Mathieu Torck) SHAMBAUGH (D.). The Modern Chinese State. Cambridge, Cambridge University Press, 2000, 244 p. Titel van de verhandeling: Hoe kon het politieke systeem in Taiwan zo snel evolueren van een autoritair bestel naar een politiek democratisch systeem?

Hoe kon het politieke systeem in Taiwan zo snel evolueren van een autoritair bestel naar een politiek democratisch systeem? 1. Inleiding In deze verhandeling gaan we het politieke bestel van de staat Taiwan bestuderen. Aangezien Taiwan een complexe staat is met een geschiedenis waarin het land vooral gedomineerd wordt door buitenlands machten, volgt er eerst een korte geschiedenis. Vervolgens bespreken het autoritaire bestuur dat er genstalleerd wordt vanaf 1949 en zullen we zien hoe er op een opvallend korte periode een relatief democratisch bestuur in de plaats komt. De redenen hiervoor en de gevolgen voor Taiwan komen uitvoerig aan bod en vormen het middenstuk van dit werk. Afsluiten doen we met een conclusie van de geformuleerde oorzaken en een algemeen kort en duidelijk antwoord op de vraagstelling. 2. Van een autoritair bestuur naar een politiek democratisch systeem 2.1. Geschiedenis van Taiwan Taiwan is een complexe staat. Om het land te begrijpen moet men eerst en vooral verstaan dat het voor het grootste deel van de 19e eeuw geregeerd werd door buitenstaanders. Taiwan was een kolonie van Japan van 1895 tot 1945. Tijdens de Eerste Chinees-Japanse Oorlog (1894-1895) werd de Qing Dynastie verslaan en Taiwan en Penghu werden overgedragen aan Japan in het Verdrag van Shimonoseki. Hoewel Japan Taiwan moderniseerde konden de Taiwanezen hier geen vruchten van plukken aangezien alle directe voordelen van de ontwikkelingen voorbehouden werden aan de Japanners. Na het einde van WOII werd Taiwan onder de administratieve controle gezet van China. De verwachtingen onder de Taiwanezen waren hooggespannen en ze wouden een groter zelfbestuur. Hoewel de Nationalistische regering hiermee eerst leek in te stemmen, verzuurden de relaties tussen de Chinese leiders en inwoners van Taiwan al snel. De situatie escaleerde en culmineerde in het incident van 28 februari 1947, wanneer een confrontatie tussen een straatverkoper en de politie een serie van anti-regeringsdemonstraties uitlokte. Het gevolg was dat nagenoeg elk lid van de Taiwanese elite opgepakt werd, vermoord werd of simpelweg verdween. Dit feit zorgde voor een lastige relatie tussen staat en gemeenschap en zou nog lang voortleven in de Taiwanese politiek. Ondertussen was in 1945 op het vasteland in China de Chinese Burgeroorlog begonnen. De Chinese Communistische Partij en haar Rode Leger maakten amok en een oorlog brak uit tussen de toen aan de macht zijnde Guomindang partij (GMD), die de Nanjing-regering uitmaakte, en de Communisten. Binnen twee jaar versloegen de Communisten de beste troepen van de Nanjing-regering . De Guomindang, onder leiding van Chiang Kai-shek aka El Generalissimo besliste om haar zetel over te brengen naar Taiwan. De GMD moest nu dit onrustige gebied proberen te regeren en probeerde tegelijkertijd haar troepen te hergroepen om het vasteland opnieuw over te nemen. In de eerste jaren was het bestuur dus zwaar benvloed door de tradities en officile instellingen die het had gerfd van het vasteland en had dit bestuur weinig te doen met Taiwan zelf. Taiwan was dus nog maar net herenigd met China toen de GMD het bestuur er overnam en Taiwan in een politiek lastige situatie terechtkwam. Velen van de oudere generatie van de lokale inwoners hadden ietwat heimwee naar Japan maar de meeste Taiwanezen vroegen zich af

of ze nu Chinezen waren of Taiwanezen. Dit onderscheid zorgde voor een groot identiteitsprobleem dat doorleeft in de politiek van Taiwan tot op de dag van vandaag. 2.2. De structuur van de regering in Taiwan Het centrale bestuurssysteem van Taiwan was min of meer direct overgenomen van het vasteland. De Republic Of China (ROC)-regering bestond uit de Nationale Vergadering (koos de president en kon de grondwet wijzigen) en vijf yuan ofte vijf afdelingen: de Wetgevende (wetten maken), de Uitvoerende (bureaucratie), de Controlerende (corruptie onderzoeken), de Examinerende (testen van ambtenaren) en de Rechterlijke Yuan (hoogste rechterlijke orgaan). Al deze centrale organen waren opgesteld met geheel China in het achterhoofd maar aangezien de GMD zich had teruggetrokken op Taiwan werden deze systeem bovenop de provinciale regering ingesteld, wat leidde tot overlap tussen de twee regeringsniveaus. Deze twee niveaus zorgden voor de fictie dat de ROC-regering nog steeds soevereiniteit had over heel China en niet enkel over Taiwan. Een andere politieke instelling gerfd van het vasteland was de grondwet van 1946, hoewel deze gedurende een lange periode opgeheven werd door tijdelijke voorzieningen. Deze waren de Voorlopige Amendementen voor de Mobilisatieperiode voor de Onderdrukking van de Communistische Rebellie en de krijgswet (uitgevoerd door het Taiwan Garnizoen Commando) en zorgden ervoor dat de president nagenoeg onbeperkte macht had. De door Chiang Kai-shek in 1967 opgerichte Nationale Veiligheidsraad regelde alle staatsveiligheidszaken, maar eigenlijk kon nagenoeg alles onder staatsveiligheid en dus onder de Nationale Veiligheidsraad vallen, van militaire en inlichtingenzaken tot financile, economische en culturele aangelegenheden. Door deze periode van communistische rebellie op het vasteland konden er ook geen nieuwe verkiezingen worden gehouden en werden de resultaten van zowel de verkiezingen van 1947 voor de Nationale Vergadering als deze voor de Wetgevende Yuan gewoon overgenomen. Zo werd Taiwan lange tijd geregeerd door mensen afkomstig van het vasteland. Pas in 1991 en in 1992 werden er nieuwe verkiezingen gehouden. Samen met de 1994 verkiezingen voor gouverneur van Taiwan en voor burgemeester van de steden Taipei en Kaohsiung en de 1996 verkiezingen voor president, zorgde dit ervoor dat voor het eerst in de Geschiedenis van Taiwan alle hoge regeringsposities door het volk verkozen waren. Dit was een belangrijke sprong vooruit voor de democratisering van Taiwan. 2.3. Taiwan een n partij staat De GMD was, net zoals ze op het vasteland was geweest, de heersende partij in Taiwan. Door de noodtoestandmaatregelen van 1947 mochten geen nieuwe partijen gevormd worden en tot 1970 kende de GMD geen oppositie. De GMD heeft van haar fouten op het vasteland en van de nederlaag toegebracht door de Communistische Partij geleerd en eens op Taiwan hervormde de partij zich in de vorm van een terugkeer naar de Leninistische principes die ontwikkeld werden door partijoprichter Sun Yat-sen. De partij creerde een netwerk van partijcellen in de regering die moesten nagaan of de wil en ideologie van de partij gevolgd werden. Men zorgde ervoor dat het leger vooreerst trouw was aan de partij en meer bepaald aan partijleider Chiang Kai-shek. Een school om partijleden op te leiden en te kneden werd opgericht en men probeerde door te dringen tot een nieuw publiek, namelijk boeren en arbeiders. Er werden lokale verkiezingen gehouden die vaak doorgestoken kaart waren en enkel dienden om meer invloed op het lokale niveau te krijgen. Lokale Taiwanezen werden uitgesloten van belangrijke politieke posities, al moet er wel een onderscheid gemaakt worden tussen de politiek en de economie in Taiwan. De twee werden

duidelijk gescheiden gehouden. Taiwanezen legden zich vooral toe op een carrire in de economische sector terwijl de politiek dus beheerst werd door mensen afkomstig van het vasteland. Juist doordat de GMD geen banden had met de (lokale) economische elite die de staatseconomie en het economiebeleid konden ontregelen, genoot de GMD een hoge vorm van autonomie, werd ze niet bepaald door inheemse krachten en kon ze een sterke politieke entiteit vormen zonder een georganiseerde oppositie. De GMD was een partij die de alleenheerschappij had en autoritair regeerde over Taiwan. 2.4. De rol van de staat in de economie Taiwan kende een opvallend sterke en plotse economische groei vanaf 1952. Dit succes kan verklaard worden door een combinatie van een gunstige positie op de internationale vrije markt, een goed inspelen op de vraag naar bepaalde producten (recent vooral hoogtechnologische goederen) en de rol van de staat die ontwikkeling promootte. Hoewel de economie geen directe invloed had op de democratisering van Taiwan, zorgde ze wel mee voor de creatie van een gunstig, stabiel klimaat waarin het autoritaire GMD regime kon evolueren naar een meer democratische partij die politieke oppositie toeliet en onder andere de krijgswet ophief. 2.5. De evolutie van het politieke systeem Zoals eerder gezegd kan de staat, gecreerd door de GMD gedurende de vroege jaren van de Republic Of China, best omschreven worden als een sterke staat die niet benvloed werd door sociale druk en die zeer ijverig was in het vrijwaren van haar politiek monopolie. Oppositie werd snel en hevig de kop ingeduwd en er mochten geen nieuwe politieke partijen gevormd worden. In de vroege jaren 1970 ging het leiderschap van de partij over van Chiang Kai-shek naar zijn zoon Chiang Ching-kuo en zo onderging de GMD het langzame proces van beperkte liberalisatie van het politieke systeem. Deze liberalisatie was geen vlot proces aangezien het gepaard ging met hevige debatten tussen mainstreamers en verdedigers van de oude harde lijn van de partij. De GMD werd nog steeds gedomineerd door mensen van het vasteland, ook op het lokale niveau, en de partij had de reputatie verworven onverschillig te zijn voor lokale kopzorgen. Dit zorgde voor een vraag naar politieke hervormingen door het volk. Chiang Ching-kuo initieerde daarom een aantal maatregelen om de steun van het volk te verwerven. Een andere stuwende factor voor hervormingen was dat de ROC haar internationale standing verloor, zo verloor Taiwan onder andere haar zitje in de Verenigde Naties. Een belangrijke stap in deze liberalisatie was de Taiwanisering van de GMD. Ten eerste werden Taiwanezen topposities in de partij aangewezen en ten tweede kregen ook tweedegeneratie afstammeling van het vasteland posten in het partijbestuur en in de regering. Deze verjonging was onder andere bedoeld om een partij en regering te creren trouw aan Chiang Ching-kuo. De Taiwanisering van de partij zorgde ervoor dat Taiwan een staat werd niet geleid door Chinezen met weinig interesse in en begrip van wat leeft in Taiwan maar wel een staat geregeerd door leiders die voeling hadden met de inwoners en met de ingewikkelde en delicate nuances van het politieke landschap.De verjonging van de partij had ook zeer belangrijke gevolgen voor de politiek van de partij, die nu meer luisterde naar het volk. Dit komt doordat deze nieuwe generatie een mindere of helemaal geen band had met het vasteland waardoor unificatie met China geen prioriteit meer was en de focus gelegd werd op de ontwikkeling van Taiwan zelf. Deze jonge mensen, die geen technocraten waren maar wel mensen met een sociaal wetenschappelijke en humanitaire achtergrind, waren ook vaak opgeleid in het Westen,

waar ze in aanraking kwamen met andere politieke, democratische systemen en andere politieke waarden. Samengevat: deze nieuwe generatie liet de partijtradities achter zich. Men werd bezorgd om het heden en de toekomst van Taiwan. Verkiezingen werden ook serieuzer genomen en nominaties en campagnes voor kandidaten werden beter aangewend. Er kwamen ook vaker niet-GMD leden op voor zichzelf in de verkiezingen en deze mensen, dangwai genoemd, ontwikkelden een samenhorigheidsgevoel en kregen een grote troep aanhangers onder de stemgerechtigden in Taiwan. De activisten werden steeds invloedrijker binnen de dangwai en ze gebruikten hun tijdschrift, Meilidao, als middel om hun politieke activiteiten te cordineren en er kwam zelfs een grote demonstratie in Kaohsiung om op te komen voor mensenrechten. In de jaren 80 institutionaliseerden de dangwai zich steeds meer en ze vormden een partij in 1986, de Democratische Progressieve Partij (DPP). Hoewel de GMD nog steeds geen nieuwe partijen toeliet en ze deze partij illegaal verklaarde, trad ze hier verder niet tegen op. De nieuwe partij was wel verdeeld. Moest ze democratische waarden propageren en praktische problemen aangaande de samenleving en economie promoten of moest ze eerder focussen op de nationale aspiraties en de onafhankelijkheid van Taiwan? Verkiezingen wezen uit dat de Democratische Progressieve Partij het succesvolst was als ze zich richtte op sociale en economische problemen. De GMD bleef een harde autoritaire partij tot midden in de jaren 80. Toen kwam de partij in opspraak door een reeks schandalen die de GMD in diskrediet brachten. Zo bleek de militaire inlichtingendienst betrokken bij de moord op Henry Liu, een in Taiwan geboren VSburger die Chiang Kai-shek in een biografie slecht afschilderde. Zijn moord bracht de dichte banden tussen de staatsveiligheid en de georganiseerde misdaad aan het licht en zorgde voor veel negatieve commentaar op Taiwans binnen- en buitenlandse politiek. Toen er ook nog financile schandalen naar boven kwamen, groeide de algemene opvatting dat de GMD al te lang aan de macht was en dat de partij geen voeling meer had met de samenleving. De roep voor verdere politieke hervormingen nam toe en het volk eiste een grotere verantwoordelijkheid van de partij en de officile regeringsleden. De volgende stap in dit proces was het opheffen door Chiang Ching-kuo van de staat van beleg ofte de krijgswet. Deze stap was enkel mogelijk doordat het vasteland (China) niet meer als een dreiging werd gezien. Deze dreiging van China was het enige dat de opheffing van de grondwet en het bekrachtigen van de staat van beleg rechtvaardigde. Tegen midden jaren 80 waren de GMD-leiders er dus zeker genoeg van dat de gematigde leiders in China geen riskante militaire acties tegen Taiwan zouden ondernemen. De GMD geloofde dat het, door de gunstige binnenlands en internationale sfeer, de stabiliteit kon bewaren gedurende dit proces van democratisering. Chiang Ching-kuo werd bij zijn dood opgevolgd door de Taiwanees Lee Teng-hui en met hem werd de democratisering van Taiwan verder toe. In 1991 verklaarde hij het einde van de Periode van Nationale Mobilisatie voor de Onderdrukking van de Communistische Rebellie en hij bekrachtigde de grondwet waardoor er nieuwe verkiezingen gehouden konden worden voor de Nationale Vergadering, de Wetgevende Yuan en de Controlerende Yuan. Door deze maatregelen werd de macht onder de staatsinstellingen herverdeeld. De president kreeg meer macht ten koste van de uitvoerende macht. Lee zorgde er verder voor dat de posten die vroeger door de partij aangewezen werden, zoals de post van gouverneur en die van burgemeester van Taipei en Kaohsiung, nu rechtstreeks door het volk werden verkozen. Ook de president werd nu direct verkozen en in 1992, met de aanstelling van Lien Chan als premier, was het voor het eerst in de geschiedenis van Taiwan dat zowel de president als de premier van Taiwanese afkomst waren. De GMD werd verder getaiwaniseerd. De ROC beweerde ook niet meer de legitieme regering van heel China te zijn, maar enkel van de gebieden die toen onder de controle van Taiwan waren. Lee Teng-hui deed ook zijn best om Taiwan uit politieke internationale isolatie te halen. Lee vloog heel de wereld af op

officile en onofficile bezoeken om oude banden nieuw leven in te blazen en nieuwe banden te creren, voornamelijk met armere landen in Afrika, Latijns-Amerika en Zuidoost-Azi. Verder probeerde Lee om Taiwans zetel in de VN en de Wereld Handelsorganisatie opnieuw te verkrijgen. Zo poogde hij erkenning en respect te af te dingen voor Taiwan. De GMD heeft echter weinig voordeel uit al deze evoluties gehaald. Sinds de vroege jaren 70 daalde het aandeel van de partij in de verkiezingen. Dit zorgde voor een schisma binnen de partij. De harde lijn was tegen Lee en zijn hervormingen en bestond uit eerste en tweede generatie Chinezen maar ze waren in de minderheid. Ze vonden Lee een verrader omdat hij niet meer actief de unificatie met China nastreefde en verder zagen ze weinig kansen om hun eigen politieke carrire uit te bouwen en meer macht te verwerven. De voorstanders van Lee waren de mainstreamers. Dit schisma leidde zelf tot de totstandkoming van een nieuwe partij, logisch getiteld de Nieuwe Partij, die bestond uit een groot deel populaire politici die de corruptie aanklaagden en unificatie met China nastreefden. Bij een eerste verkiezing haalde de partij relatief hoge cijfers (derde partij met 15% van de stemmen) maar nadien had ze het moeilijk om deze stunt te herhalen. De verzwakte positie van de GMD was ironisch genoeg een soort katalysator voor de democratisering. De DPP kreeg meer macht en was niet voortdurend een minderheidspartij. De partij kon mee de wetgeving sturen. Een echt meerpartijsysteem is aan het ontstaan in Taiwan maar zowel de GMD als de DPP hebben moeilijke tijden voor de boeg. De GMD moet proberen om haar status als heersende partij te vrijwaren en aantonen dat ze, aangezien veel van haar partijpunten overlappen met die van de DPP, een originele kijk op Taiwan kan bieden. De DPP moet bewijzen dat ze op nationaal niveau verantwoordelijk met de macht kan omgaan en ze moet intern overeenkomen over het unificatie vs. onafhankelijkheidsprobleem. De Nieuwe Partij zal een grotere basis moeten verkrijgen om ook op lange termijn levensvatbaar te zijn. 2.6. De gevolgen van de politieke veranderingen Al deze politieke veranderingen zorgden ervoor dat de imperiale en Chinese invloeden op Taiwan langzaam wegebden en in de plaats daarvan kwam een grotere zorg voor de situatie in Taiwan. Taiwan is nog steeds een uitgesproken Chinees milieu maar is gefocust op de hedendaagse situatie en zelfs op de toekomst in plaats van op de tradities van het verleden. De democratisering was niet een gevolg van de snelle economische opgang van Taiwan maar omgekeerd had de politiek wel een invloed op de economie. En van de gevolgen was de deregulatie van de economie alsook de privatisering die plaatsvond in vele sectoren, bijvoorbeeld de privatisering van veel door de staat geleide banken. Verder is de relatie tussen de staat en de belangengroepen verschoven in het voordeel van de laatsten. De belangengroepen zijn niet meer afhankelijk van de GMD en haar steun en konden lobbyen voor hun standpunten omdat de Wetgevende Yuan meer macht kreeg en er nieuwe partijen ontstonden. Door de afschaffing van de staat van beleg werden ook vele politieke instellingen die de staat van beleg onderhielden, zoals het Taiwan Garnizoen Commando, afgeschaft. De band tussen de GMD en het leger werd ook minder intens, wat indirect leidde tot een professionalisering van het leger. De Leninistische inslag van de GMD is ook drastisch verminderd: de GMD heeft geen monopolie meer over politieke organisaties, de traditionele partij-ideologie is minder relevant, partijcellen in de regering en in het leger bestaan niet meer en de partij had geen controle meer over de groepen die ze gebruikten om de samenleving te mobiliseren voor eigen partijdoeleinden. Wat niet veranderde door de democratisering was het nationaliteitsprobleem. Het was niet zo dat de ene partij voor onafhankelijkheid was en de andere voor unificatie met China. Het

was wel zo dat er binnen de partijen zelf verschillende facties waren. Zowel binnen de GMD als in de DPP waren er aanhangers n tegenstanders van onafhankelijkheid. Het probleem van de Taiwanese onafhankelijkheid is er echter niet n dat enkel door Taiwan kan opgelost worden. China heeft de bovenhand in dit probleem. Het is raar dat een staat die niet goed weet of ze nu onafhankelijk moet zijn of opnieuw volledig onder Chinese controle moet komen toch zo gedemocratiseerd is. Dit komt omdat de inwoners van Taiwan ervoor kiezen om dit probleem naar de toekomst door te schuiven. De ROC op Taiwan is nog steeds sterk Chinees gekleurd maar de rol van de staat en haar doelen zijn veranderd en ingespeeld op de noden van het eigentijdse Taiwan. De tradities van keizerlijk China en de erfenis van het Nationalistische tijdperk op het vasteland waren belangrijke invloeden in de eerste staatsvorming op Taiwan sinds 1949 maar zijn vandaag verre van alomtegenwoordig. 3. Conclusie De democratisering is te verklaren door een unieke samenloop van politieke omstandigheden, zowel in Taiwan zelf als in het buitenland. Eerst en vooral was er onder Chiang Ching-kuo, zoon en opvolger van Chiang Kai-shek, de liberalisatie van het politieke systeem. Aangezien Taiwan toen nog geregeerd werd door mensen afkomstig van het vasteland, was er een grote vraag naar hervormingen van het volk. De oplossing van Chiang Ching-kuo was de Taiwanisering van de GMD, wat inhield dat Taiwanezen hoge posities toegewezen kregen in de regering en in de GMD. Deze Taiwanezen waren uiteraard meer begaan met de inwoners van Taiwan dan hun uit China afkomstige voorgangers. Vervolgens was er de verjonging van de partij. Deze nieuwe generatie was opgeleid in het buitenland waar het in aanraking kwam met andere, Westerse democratische politieke systemen. Verder ontstond er ook een oppositie, de dangwai, die zich organiseerde in een politieke partij, de Democratische Progressieve Partij. Toen de GMD ook nog in opspraak kwam door financile schandalen en de banden tussen de militaire inlichtingendienst en de georganiseerde misdaad aan het licht kwamen in de jaren 80, schreeuwde het volk om verdere hervormingen. De GMD oordeelde ook dat de dreiging van het Chinese vasteland nagenoeg verwaarloosbaar was geworden: men meende dat de verdere democratisering van Taiwan geen militaire reactie van China zou uitlokken. Dit opende de weg naar de opheffing van de staat van beleg, waardoor er onder Chiang Ching-kuos Taiwanese opvolger Lee Teng-hui verkiezingen konden komen. Belangrijk was ook dat de ROC rond die tijd besliste om alle aspiraties om ook de regerende partij over China te zijn liet vallen. Ze zou enkel nog de regering zijn van Taiwan en haar bezittingen. Tot slot zorgde de verzwakte positie van de GMD ervoor dat andere partijen, voornamelijk de DPP, meer inspraak kregen in de regering en mee het dagelijkse bestuur konden uitoefenen, alsook een hand hadden in het opstellen en uitvaardigen van wetten. Het enige probleem dat Taiwan nu nog moet tackelen is dat van hun eventuele onafhankelijkheid, al is dat er n dat enkel en alleen in overleg met China kan opgelost worden. Al deze gebeurtenissen zorgden voor een unieke en snelle democratisering van de politiek in Taiwan en wat nog meer opvallend is, is dat Taiwan onder dit alles stabiel, rustig, vredevol en welvarend bleef.

You might also like