Wat de present simple is Wat de past simple is De verschillen tussen regelmatige en onregelmatige werkwoorden Hoe we de twee vormen kunnen gebruiken en veranderen
Er bestaan twee soorten werkwoorden
Regelmatige werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden
We leren twee verschillende tijden
Vandaag heden the present
Gisteren verleden the past
Hoe werkt the present?
Moeilijke vorm: I am working on a project (ik werk op dit moment aan een project) heet continuous Die gebruiken we niet! Dus mag je vergeten. Makkelijke vorm: I work in a supermarket (ik werk in een supermarkt) heet simple Die gaan we gebruiken
Meer voorbeelden van present simple
I work, I go, I walk, I cycle, I drive, I paint
Hoe maken we een past simple?
Present simple: I work in a supermarket (heden) Past simple: I worked in a supermarket (verleden) Dit is een regelmatig werkwoord. Hiervoor bestaat in het Engels een regel: Bij het maken van een zin in de past simple (verleden tijd): stam + -ed (of stam + -d als het werkwoord al eindigt op een e, zoals cycle)
Hoe maken we een past simple?
Bij onregelmatige werkwoorden bestaat er geen regel Deze moet je dus apart leren Voorbeelden: I go I went I drive I drove I swim I swam
Stam + -ed Of Stam + -d als het werkwoord al op een e eindigt
Past simple met een
regelmatig werkwoord
Geen regel
Past simple met een
onregelmatig werkwoord
Wat moeten we nog meer weten?
Trappen van vergelijking (fast, faster, fastest) Kort woord: +er + est Lang woord: more / most De weg vragen / iemand de weg wijzen