You are on page 1of 53

Cursus psychiatrische

problemen
Academiejaar 2017-2018

Psychopathologie 1
Hoofdstuk 3
Classificatie en beoordeling van
afwijkende emoties, gedachten en
gedrag

Psychopathologie 2
3.1 Inleiding

 Symptomen worden gebundeld in een diagnose

 Diagnose verwijst naar het medisch model: ziektemodel

 Diagnose is een poging om greep te krijgen op een stuk


werkelijkheid

 Diagnostiek: proces van vaststellen, herkennen onderscheiden

 Letterlijk betekent diagnose (doorzien)


– niet alleen het pathologische syndroom,
– maar ook de mogelijke oorzaken,
– het ziekteproces,
– het stadium en
– de ernst van de ziekte
– en eventueel het te verwachten beloop bij een individuele patiënt.

Psychopathologie 3
Psychiatrisch onderzoek
Diagnose:
“..het dynamisch proces waarin aan de hand van
één of meerdere rubrieken een momentane
synthese gemaakt wordt van hoe de persoon in
zijn levensloop, met zijn antecedenten, zijn reële
en zijn toekomstproject, op een bepaald
ogenblik disfunctioneert
(van Hoorde, 1986 in Cuyvers, 2OO1, p. 30)

Psychopathologie 4
Psychiatrisch onderzoek
 In een diagnose worden volgende
psychologische functies nagegaan:
– Waarneming:
 vervormingen,
 misleidingen,
 hallucinaties,..
– Denken:
 vorm en verloop
 Inhoud
– Geheugen
– Intelligentie


Psychopathologie 5
Psychiatrisch onderzoek
 In een diagnose worden volgende
psychologische functies nagegaan:
– Bewustzijn :
 Helderheid
 Aandacht
 Oriëntatie
– Motivatie
– Gevoelsleven
– Expressie en motoriek
– Zelfbeleving,..

Psychopathologie 6
Psychiatrisch onderzoek
 Verder verzamelt het alle mogelijke info
over de patiënt:
– Anamnese van de klachten
– Algemene psychiatrische anamnese
– Psychiatrische voorgeschiedenis en
familieanamnese
– Somatische anamnese en lichamelijk onderzoek
– Sociale anamnese
– Biografische anamnese
– Heteroanamnese Psychopathologie 7
Diagnose als proces
Een diagnose moet er naar streven om zowel:
 het unieke van de persoon aan bod te laten
komen (het hermeneutische aspect)
Diagnosestelling een actief proces:
opsporen van betekenissen
oog voor de waarden van zowel patiënt als
deskundige
 als de wetmatigheden van de ziekte zoals die op
basis van empirisch onderzoek vastgesteld zijn.
Dit vormt de ‘link’ naar classificatiesystemen.

Psychopathologie 8
Classificatiesystemen
 Classificatiesystemen ordenen de stoornissen en
plaatsen op die manier de individuele diagnose in een
breder geheel.
 Classificatiesystemen ordenen en groeperen
– De informatie over prevalentie
– De kenmerken van specifieke stoornissen
 een classificatie is bedoeld om groepen patiënten in te
delen, ter wille van wetenschappelijk onderzoek,
epidemiologische registraties of financiering van de zorg.

Psychopathologie 9
Classificatiesystemen
Twee benaderingswijzen bij
classificatiesystemen:
– Het objectiveerbaar maken van de ‘ziekte’
(nosologische systemen of ziekteleer)
– De individuele beleving van de ‘patiënt’
(de hermeneutische benadering)

Psychopathologie 10
Nosologische classificatiesystemen
 Pogingen om in de psychopathologie tot
veralgemeenbare kennis te komen hebben aanleiding
gegeven tot de ontwikkeling van ‘nosologische
(ziekteleer)’ systemen.

 Deze classificaties beogen een ordening van het


complexe veld van stoornissen psychiatrische ziekten

 Hierin worden symptomen ondergebracht in


syndromen (klinisch beeld): groep symptomen die
dikwijls te samen voorkomen

Psychopathologie 11
Hermeneutische benadering
 Geesteswetenschappelijke of hermeneutische
benadering (hermeneo: verklaren)
hermeneutiek is de leer die tracht verschijnselen te
interpreteren)

 Menselijk gedrag is resultaat van een doelgericht en


betekenisvol streven van de mens.
Stoornissen: een poging van de persoon om aan een
moeilijke situatie een oplossing te geven

 Vooral de betekenisgeving begrijpen van deze (unieke)


persoon

Psychopathologie 12
Nosologische versus
hermeneutische benadering
 De twee systemen lijken onverzoenbaar, zijn het in de
praktijk minder

– Veralgemeende kennis van de nosologische classificaties en het


inzicht in de unieke belevingen van concrete mensen vullen
elkaar zinvol aan.

– Algemene schemata helpen de onderzoekers bij hun pogingen


om de unieke belevingen te begrijpen.

– Het inlevende ingrijpen is voorwaarde voor zinvolle algemene


kennis

Psychopathologie 13
Categoriale versus dimensionale
classificatie
Categoriale classificatie: onderscheidt afzonderlijke
groepen van stoornissen die duidelijk van elkaar te
onderscheiden zijn.
– monothetische benadering
mensen moeten alle kenmerken hebben om tot een bepaalde
categorie te behoren:

– polythetische classificatie: de leden van een bepaalde


categorie hebben veel kenmerken gemeenschappelijk, maar
hoeven ze niet allemaal te vertonen.
DSM is voorbeeld van een polythetische benadering
DSM trekt meestal voor elke stoornis een streep: vb minstens 5
kenmerken van de 9

Psychopathologie 14
Categoriale versus dimensionale
classificatie
 Dimensionale classificatie :
in welke mate komt een bepaald kenmerk voor
(niet meer komt het voor of niet) vb hoe
depressief moet je zijn om het etiket depressie
te krijgen

Psychopathologie 15
Psychopathologie 16
Psychopathologie 17
3.2 Classificatie van afwijkende
gedragspatronen
DSM V
– American Psychiatric Association ontwikkelde DSM met de
bedoeling heldere en ondubbelzinnige criteria te hebben voor
onderzoek en diagnostiek.
– DSM geeft beschrijving
ordening van psychiatrische symptomen
aanduidingen over aard
ernst van de stoornis
duur

ICD 10
– Ander belangrijk classificatie systeem: het Europese ICD-10.
Wordt in de praktijk minder gebruikt Komt meer voor in
onderzoek. Daagt ook DSM uit tot verdere verfijning.

Psychopathologie 18
3.2 Classificatie van afwijkende
gedragspatronen
3.2.1 De DSM-V modellen van afwijkend gedrag

 Een psychische stoornis is een betekenisvol gedrags- of


psychologisch syndroom of patroon dat bij een persoon
voorkomt en dat gepaard gaat met:
– leed (pijnlijke symptomen) of
– onvermogen (aantasting van het functioneren van de
persoon) of
– duidelijk toegenomen kans op dood of
– betekenisvol verlies van vrijheid

Psychopathologie 19
3.2 Classificatie van afwijkende
gedragspatronen
3.2.1 De DSM-V modellen van afwijkend gedrag

 Het syndroom of patroon mag geen te verwachten


antwoord zijn op een specifieke gebeurtenis zoals
bijvoorbeeld de dood van een geliefd persoon
 De stoornis moet gewoonlijk beschouwd worden als een
uiting van een psychologische biologische of
gedragsmatige disfunctie in de persoon
 Noch afwijkend gedrag, hetzij van politiek, religieuze of
seksuele aard, noch conflicten tussen de persoon en de
samenleving zijn psychische stoornissen, tenzij de
afwijking of het conflict een symptoom is van een
disfunctie van de persoon

Psychopathologie 20
Psychopathologie 21
3.3.1 Evaluatie van het DSM -
systeem
 Twee begrippen zijn hierbij belangrijk:
– Betrouwbaarheid: komt iedereen tot
hetzelfde
– Validiteit : meet je wat je meet, klopt het dat
je depressief bent, als je voldoet aan de
gestelde criteria

 Het debat over de betrouwbaarheid en


validiteit van het DSM Systeem is volop
aan de gang
Psychopathologie 22
3.3.2 Veranderingen in de DSM
Belangrijkste veranderingen zijn:
 Afschaffen van het assenstelsel
 Verdwijnen van ziekte van Asperger
 Aparte categorie voor Bipolaire stemmingsstoornissen
 Verschuiving van ‘pathologisch gokken’ naar
verslavingsstoornissen
 Aparte categorie voor psychotrauma- en
stressgerelatieerde stoornissen
 Nieuwe stoornissen: verzamelstoornis, disruptieve
stemmingsdisregulatiestoornis, uitgebreide en beperkte
neurocognitieve stoornissen, premenstruele
stemmingsstoornis,..
Psychopathologie 23
3.3.3 Voor en nadelen DSM
DSM - classificatie (in extenso alle classificatiemodellen)
heeft voordelen:
 DSM - classificatie levert een gemeenschappelijke taal,
waarmee men problemen van cliënten kan omschrijven.
Op ondubbelzinnige manier een bepaald fenomeen
verbinden aan bepaald begrip.
 Door het afgrenzen, omschrijven en benoemen van
categorieën problemen, zijn we in staat bij een
psychiatrisch gestoord mens een hele reeks van
mogelijke aandoeningen en oorzaken uit te sluiten
 DSM - classificaties bevordert wetenschappelijk
onderzoek: de toepassing van psychiatrische classificatie
stelt ons in staat groepen mensen met overeenkomstige
problemen te bestuderen..

Psychopathologie 24
3.3.3 Voor en nadelen DSM
 Het is niet mogelijk een indeling te maken in categorieën
die elkaar helemaal uitsluiten
 Elke psychiatrische categorie is door meer dan één
kenmerk getypeerd, waarvan geen enkel absoluut
onmisbaar is
 Het gaat niet alleen om het al dan niet aanwezig zijn van
een symptoom, maar ook om het in méér of mindere
mate aanwezig zijn ervan
 De betrouwbaarheid en validiteit van de huidige
classificatiesystemen zijn niet groot
 Nadeel van stigmatisering: etiketten kunnen ziekmakend
zijn. De mens wordt gereduceerd tot observeerbare
eenheden.
 Je kijkt naar het syndroom, niet naar de context

Psychopathologie 25
De controversies over DSM-5

Punten van kritiek:


 De DSM-5 is niet wetenschappelijk!
 Er gaan nog meer stoornissen komen!
 De invloed van Big Pharma is te groot!
 Door de DSM-5 gaan er nog meer pillen
worden voorgeschreven!
 Het is zo Amerikaans!

Opiniestuk (De Morgen 08/06/13) van Geert Dom (psychiater UA en voorzitter


Psychopathologie 26
Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie (VVP)
Onderzoekstermen
 Comorbiditeit: het tegelijk voorkomen van meerdere
psychische stoornissen

 Prevalentie: het aantal personen die in een bepaalde


populatie een stoornis hebben gehad
Soorten : puntprevalentie
lifetimeprevalentie

 Incidentie: hoeveel mensen worden tijdens een bepaalde


periode ‘ziek’.

Psychopathologie 27
3.4 Beoordelingsmethoden
 Het klinisch interview
 Psychologische tests
 Neuropsychologische beoordeling
 Gedragsbeoordeling
 Fysiologische beoordeling en
beeldvormende technieken

Psychopathologie 28
Psychopathologie 29
Psychopathologie 30
 Reserve

Psychopathologie 31
DSM V
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
 Verstandelijke beperkingen
 Communicatiestoornissen (vb taalstoornis
 Autismespectrumstoornis
– Autismespectrumstoornis
– Aandachtsdeficientie/hyperactiviteitsstoornis
 Specifieke leerstoornis
 Motorische stoornissen
 Ticstoornissen
 Andere neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

Psychopathologie 32
DSM V
Schizofreniespectrum- en andere psychotische
stoornissen
 Schizotypische ( (persoonlijkheids)stoornis
 Waanstoornis
 Kortdurende psychotische stoornis
 Schizofrenie
 Schizoaffectieve stoornis
 Psychotische stoornis door een middel/medicatie
 Psychotische stoornis door een somatische aandoening

Psychopathologie 33
DSM V
Bipolaire-stemmingsstoornissen
 Bipolaire-I-stoornis
 Bipolaire-II-stoornis
 Cyclothyme stoornis
 Bipolaire stemmingsstoornis door een middel/medicatie
 Bipolaire-stemmingsstoornis door een somatische
aandoening
 Andere gespecificeerde bipolaire stemmingsstoornis
 Ongespecificeerde bipolaire-stemmingsstoornis

Psychopathologie 34
DSM V
Depressieve-stemmingsstoornissen
 Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis
 Depressieve stoornis
– Eenmalige episode
– Recidiverende episode
 Persisterende depressieve stoornis (dysthymie)
 Premenstruele stemmingsstoornis
 Depressieve-stemmingsstoornis door een middel/medicatie
 Depressieve-stemmingsstoornis door een somatische aandoening
 Andere gespecificeerde depressieve stemmingsstoornis
 Ongespecificeerde depressieve-stemmingssstoornis

Psychopathologie 35
DSM V
Angststoornissen
 Separatieangststoornis
 Selectief mutisme
 Specifieke fobie
 Sociale-angststoornis (sociale fobie)
 Paniekstoornis
 Agorafobie
 Gegeneraliseerde-angststoornis
 Angststoornis door een middel/medicatie
 Angststoornis door een somatische aandoening
 Andere gespecificeerde angststoornis
 Ongespecificeerde angststoornis

Psychopathologie 36
DSM V
Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen
 Obsessieve-compulsieve stoornis
 Morfodysfore stoornis
 Verzamelstoornis
 Trichotillomanie (haaruittrekstoornis)
 Excoriatiestoornis (huidpulkstoornis)
 Obsessieve-compulsieve of verwante stoornis door een
middel/medicatie
 Obsessieve-compulsieve of verwante stoornis door een somatische
aandoening
 Andere gespecificeerde obsessieve-compulsieve of verwante
stoornis
 Ongespecificeerde obsessieve-compulsieve of verwante stoornis

Psychopathologie 37
DSM V
Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
 Reactieve hechtingsstoornis
 Ontremd-sociaalcontactstoornis
 Posttraumatische-stressstoornis
 Acute stressstoornis
 Aanpassingsstoornissen
 Andere gesprecificeerde trauma’of stressorgerlateerde
stoornis
 Ongespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde
stoornis

Psychopathologie 38
DSM V
Dissociatieve stoornissen
 Dissociatieve identitetitsstoornis
 Dissociatieve amnesie
– Met dissociatieve fugue
 Depersonalisatie-/derealisatiestroornis
 Andere gespecificeerde dissociatieve stoornis
 Ongesprecificeerde dissociatieve stoornis

Psychopathologie 39
DSM V
Somatisch-symptoomstoornis en verwante
stoornissen
 Somatisch-symptoomstoornis
 Ziekteangststoornis
 Conversiestoornis (functioneel-neurologisch-
symptoomstoornis)
 Psychische factoren die somatische aandoeningen
beïnvloeden
 Nagebootste stoornis (pathomimie)
 Andere gespecificeerde somatisch-symptoomstoornis of
verwante stoornis
 Ongespecificeerde somatisch-symptoomstoornis of
verwante stoornis Psychopathologie 40
DSM V
Voedings- en eetstoornissen
 Pica
 Ruminatiestoornis
 Vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis
 Anorexia nervosa
 Boulimia nervosa
 Eetbuistoornis
 Andere gespecificeerde voedings- of eetstoornis
 Ongespecificeerde voedings- of eetstoornis

Psychopathologie 41
DSM V
Stoornissen in de zindelijkheid
 Enuresis
 Encopresis
 Andere gespecificeerde stoornis in de
zindelijkheid
 Ongespecificeerde stoornis in de
zindelijkheid

Psychopathologie 42
DSM V
Slaap en waakstoornissen
 Insomniastoornis
 Hypersomnolentiestoornis
 Narcolepsie
 Circadianeritme-slaap-waakstoornissen
 Non-remslaap-arousalstoornissen
– Type slaapwandelen
– Type pavor nocturnus
 Nachtmerriestoornis
 Remslaapgedragsstoornis
 Rustelozebenensyndroom
 Slaapstoornis door middel/medicatie

Psychopathologie 43
DSM V
Seksuele disfuncties
 Vertraagde ejaculatie
 Erectiestoornissen
 Orgasmestoornis bij de vrouw
 Seksuele-interesse- opwindingssstoornis bij de vrouw
 Genitopelvienepijn-/penetratiestoornis
 Hypoactief-seksueelverlangsstoornis bij de man
 Voortijdige ejaculatie
 Seksuele disfunctie door een middel/medicatie
 Andere gespecificeerde seksuele disfunctie

Psychopathologie 44
DSM V
Genderdysforie
 Genderdysforie bij kinderen
– Met een geslachtsdifferentiatiestoornis
 Genderdysforie bij adolescenten en
volwassenen
– Met een geslachtsdifferentiatiestoornis

Psychopathologie 45
DSM V
Disruptieve, impulsbeheersings en andere
gedragsstoornissen
 Oppositionele-opstandige stoornis
 Periodiek explosieve stoornis
 Normoverschrijdend-gedragsstoornis
 Antisociale persoonlijkheidsstoornis
 Pyromanie
 Kleptomanie

Psychopathologie 46
DSM V
Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
– Alcoholgerelateerde stoornissen
– Cafeïne gerelateerde stoornissen
– Cannabis gerelateerde stoornissen
– Hallucinogeen gerelateerde stoornissen
– Inhalantiumgerelateerde stoornissen
– Opioïdegerelateerde stoornissen
– Stimulantiumgerelateerde stoornissen
– Amfetamine
– Cocaine
– Tabakgerelateerde stoornissen
– Stoornissen gerelateerd aan een ander (on onbekend) middel
– Gokstoornis
Psychopathologie 47
DSM V
Neurocognitieve stoornissen
 Delirium
 Uitgebreide of beperkte neurocognitieve stoornis door de ziekte van
Alzheimer
 Uitgebreide of beperkte frontotemporale neurocognitieve stoornis
 Uitgebreide of beperkte vasculaire neurocognitieve stoornis
 Uitgebreide of beperkte neurocognitieve stoornis door traumatisch
hersenletsel
 Uitgebreide of beperkte neurocognitieve stoornis door een
middel/medicatie
 Uitgebreide of beperkte neurocognitieve stoornis door hiv-infectie
 Uitgebreide of beperkte neurocognitieve stoornis door de ziekte van
Parkinson
 Uitgebreide of beperkte neurocognitieve stoornis door de ziekte van
Huntington Psychopathologie 48
DSM V
Persoonlijkheidsstoornissen
 Cluster A-persoonlijkheidsstoornissen
– Paranoïde-persoonlijkheidsstoornis
– Schizoïde-persoonlijkheidsstoornis
– Schizotypische-persoonlijkheidsstoornis
 Cluster B-persoonlijkheidsstoornissen
– Antisociale-persoonlijkheidsstoornis
– Borderline-persoonlijkheidsstoornis
– Histrionische-persoonlijkheidsstoornis
– Narcistische- persoonlijkheidsstoornis
 Cluster C-persoonlijkheidsstoornissen
– Vermijdende-persoonlijkheidsstoornis
– Afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis
– Dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis
 Andere persoonlijkheidsstoornissen
– Persoonlijkheidsveranderingen door een somatische aandoening
– Andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis
– Ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis
Psychopathologie 49
DSM V
Parafiele stoornissen
 Voyeurismestoornis
 Exhibitionismestoornis
 Frotteurismestoornis
 Seksueel masochismestoornis
 Seksueel masochismestoornis
 Pedofiele stoornis
 Fetisjismestoornis
 Travestiestoornis
 Andere gespecificeerde parafiele stoornis
 Ongespecificeerde parafiele stoornis

Psychopathologie 50
DSM V
Andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn
 Relatieproblemen
– Opvoedingsproblemen: ouder kind relatieprobleem,
relatieprobleem tussen brussen (siblings), opvoeding in
afwezigheid van ouders, negatieve invloed van ouderlijke
relatieproblemen op een kind
– Andere problemen verband houdend met de naaste kring van
verwanten (Partner-relatieprobleem, scheiding, rouw,..
– Misbruik en verwaarlozing
– Problemen door mishandeling en verwaarlozing van een kind
– Problemen door mishandeling en verwaarlozing van een
volwassene

Psychopathologie 51
DSM V
Andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn
(vervolg)
 Problemen met onderwijs en arbeid
 Huisvestings- en economische problemen
 Andere problemen verband houdend met de sociale omgeving
– Problemen die verband houden met misdaad of aanraking met
justitie
– Ander consult voor voorlichting en medisch advies
– Problemen die verband houden met andere psychosociale,
persoonlijke en omgevingsomstandigheden
 Andere omstandigheden in de persoonlijke voorgeschiedenis
 Problemen verband houdend met de toegankelijkheid van medische
en andere vormen van zorg
 Niet opvolgen van medische behandeling
Psychopathologie 52
Psychopathologie 53

You might also like