Professional Documents
Culture Documents
PL59 2013 Hoofdstuk 1
PL59 2013 Hoofdstuk 1
• Chapter 1
• History, Theory, and
• Research Strategies
Bestuderen van
• Verandering en
• Stabiliteit
over de levensloop
FamilyLife
Domein van de
Ontwikkelingspsychologie
• Wetenschappelijk
• Toegepast
• Interdisciplinair
Photodisc
Ontwikkelingspsychologie
(in woorden)
• (‘human development’) een wetenschap
die stabiliteit en verandering wil begrijpen
over de levensloop
• is ook toegepast (= heeft belang voor
praktijk)
• is interdisciplinair (= ontwikkelt zich door
gecombineerde inspanningen uit vele
wetenschappen)
Theorie over ontwikkeling
• Een geordend en
samenhangend geheel van
uitspraken dat gedrag
– beschrijft
– verklaart
– voorspelt
1. Is ontwikkeling continu of
discontinu?
2. Is er één verloop van de
ontwikkeling of meerdere?
3. Is erfelijkheid of milieu
belangrijkst?
Basisvragen:
Continu of Discontinu ?
Figure 1.1
Continu-Discontinu
• Continue ontwikkeling = geleidelijk
uitbreiden van zelfde soort vaardigheden
die er in begin al waren
• Discontinue ontwikkeling = nieuwe
manieren van reageren in specifieke
periodes
• Stadia (discontinu) = kwalitatieve
veranderingen in denken en doen,
kenmerkend voor bepaalde perioden
1 verloop of meerdere ?
• Vroeger: Aanhangers van stadia-
theorieën: iedereen doorloopt zelfde
sequentie van ontwikkeling
• Nu: meerdere vormen van ontwikkeling
mogelijk door contexten
(zie later: ecologische theorie)
Contexten van Ontwikkeling
Urban Youth
Levensloopperspectief
• Ontwikkeling als
– levenslang
– multidimensioneel en
veelvormig
– Heel plastisch
– Beïnvloed door vele krachten,
in interactie met elkaar
Photodisc
Levenslang
• 3 brede domeinen van ontwikkeling:
- Fysiek
- Cognitief
- Emotioneel en sociaal
Figure 1.2
Fasen in de Ontwikkeling
Prenataal Bevruchting tot geboorte
Baby en peuter Geboorte tot 2 jaar
Vroege kindertijd 2 tot 6 jaar
Midden-kindertijd 6 tot 11 jaar
Adolescentie 11 tot 18 jaar
Vroege volwassenheid 18 tot 40 jaar
Midden-volwassenheid 40 tot 65 jaar
Late volwassenheid 65 jaar tot overlijden
Multidimensioneel - Veelvormig
• Multidimensioneel = bepaald door
complex samenspel van biologische,
psychologische en sociale factoren
• Veelvormig 1 = niet altijd vooruitgang in
alle domeinen
• Veelvormig 2 = vooruitgang en
achteruitgang binnen zelfde domein
Plasticiteit
• Kneedbaarheid, veranderbaarheid
• Leeftijdsgebonden
• Gebonden aan
geschiedenis
• Niet-normatief
Photodisc
Invloeden
• Leeftijdsgebonden = gebeurtenissen
sterk gebonden aan leeftijd en daardoor
voorspelbaar (normatief)
• Gebonden aan geschiedenis = ervaren
door mensen geboren rond zelfde tijdstip
(cohort) (normatief)
• Niet-normatief
Veerkracht (‘Resilience’) Box
• Vermogen zich goed aan te passen als
ontwikkeling bedreigd wordt
Factoren bij veerkracht
Persoonlijke eigen-schappen
eigen-schappen
Warme relaties met
met ouders
ouders
Sociale steun buiten
buiten gezin
Steun bredere
bredere gemeen-
Sports and Recreation
schap
schap en aangeboden
mogelijkheden
mogelijkheden
Levensloopvisie
op Ontwikkeling
Figure 1.3
Kernprincipes van
Evolutietheorie van Darwin
Natuurlijke Overleven van
Selectie sterkste
• Soorten hebben (‘Survival of the Fittest’)
kenmerken die • De individuen die best
aangepast zijn aan — aangepast zijn aan hun
of passen bij — hun omgeving overleven en
omgeving. planten zich voort.
• Hun genen worden
doorgegeven aan latere
generaties.
Vroege Wetenschappelijke Studie
van Ontwikkeling
Hall en Gesell
Onderzochten grote aantallen
Normatieve
mensen
benadering
Leeftijdsgemiddelden
Binet en Simon
Test- Intelligentietests
Beweging
Psycho-analytische visie
• Visie = kinderen gaan door reeks stadia waarin
conflicten tussen biologische driften (agressief,
seksueel) en sociale verwachtingen. Oplossing
bepaalt psychisch functioneren.
• Psychoseksuele theorie = hoe ouders omgaan
met impulsen (driften) van kinderen in eerste
levensjaren bepaalt ontwikkeling
persoonlijkheid.
• Relaties tussen 3 aspecten (id, ego, superego)
bepalen basispersoonlijkheid individu.
Nogmaals:
Psychoanalytische visie
• Conflicten tussen
– biologische driften en
– sociale verwachtingen
• Freud en Erikson
• Klemtoon op unieke levensgeschiedenis
3 Aspecten van Persoonlijkheid
(Freud)
Ruimste aspect
Onbewust, aanwezig bij geboorte
Id
Biologische behoeften/verlangens
• Oraal
• Anaal
• Fallisch
• Latentie
• Genitaal
Family Life
Stadia
• Oraal Geboorte – 1 jaar
• Anaal 1-3 jaar
• Fallisch 3-6 jaar
• Latentie 6-11 jaar
• Genitaal Adolescentie
Klassieke
Stimulus – Respons
Conditionering
Operante Bekrachtigen en
Conditionering straffen
• Sensori-motorisch
• Pre-operationeel
• Concreet-operationeel
• Formeel-operationeel
Figure 1.4
Voor- en Nadelen
• (Voor) kind als actieve denker (zie Piaget),
maar geen stadia
• (Voor) zorgvuldige, rigoureuze
onderzoeksmethoden
• (Tegen) geen omvattende theorie van
ontwikkeling
• (Tegen) geen verbeelding, creativiteit
• (Tegen) labo-situaties (geen ‘real life’)
Cognitieve ontwikkelings-
neurowetenschap
• Bestuderen van relaties tussen
– Veranderingen in hersenen
– Ontwikkeling van denken en gedrag
• Brengt onderzoekers samen uit
– Psychologie
– Biologie
– Neurowetenschappen
– Geneeskunde
Business Operations
Cognitieve ontwikkelings-
neurowetenschap
• Cognitieve ontwikkelings-neurowetenschap
(Eng.: ‘developmental cognitive neuroscience’)
• Nieuwe methoden van beeldvorming (‘brain-
imaging’)
• Hersenen vooral plastisch tijdens eerste 5 jaar,
maar ook later
• Invloed van ervaring, neurale basis van vele
leer- en gedragsstoornissen, interventie-
onderzoek
3 Contextuele theorieën
• Ethologie en evolutionaire
ontwikkelingspsychologie
• Ethologie
Kritische periodes en gevoelige periodes
• Evolutionaire Ontwikkelingspsychologie
Adaptieve waarde voor de soort
• Individu is
– Biologisch voorbereid om adaptieve
gedragingen aan te leren gedurende
kort tijdsinterval
– Heeft steun nodig van omgeving die
op gepaste manier stimuleert
Gevoelige periode
• Optimale periode
• Individu reageert zeer goed op omgeving
• Latere ontwikkeling moeilijk te induceren
• Grenzen minder duidelijk omschreven
Family Life
Evolutionaire
Ontwikkelingspsychologie
• Sociale interactie
noodzakelijk
– Samenwerken en dialogeren met
leden van maatschappij die meer
weten
Senior Lifestyles
Socio-culturele (vervolg)
• Cognitieve ontwikkeling is sociaal gemedieerd
proces (steun van anderen)
• Verschillende culturen selecteren andere taken
die kinderen moeten leren
vb. leren lezen, leren weven, leren verkopen
• (Voor) kinderen ontwikkelen unieke
vaardigheden in elke cultuur
• (Tegen) verwaarloost biologische invloeden en
eigen bijdrage tot ontwikkeling
Ecologische theorie
• Bronfenbrenner (1917-2005): mens
ontwikkelt binnen complex systeem van
relaties en is beïnvloed door verschillende
niveaus van omgeving
• Bio-ecologisch model
• Niveaus = reeks concentrische cirkels
(figuur) (van binnen naar buiten)
Ecologische Systeem-Theorie
• Omvat de hele omgeving
– microsysteem
– mesosysteem
– exosysteem
– macrosysteem
– chronosysteem
• Is dynamisch
Photodisc
Ecologische Systeem-Theorie
Figure 1.5
Niveaus
• Microsysteem
activiteiten en interacties in onmiddellijke omgeving
(gezin, leeftijdgenoten, school) (in twee richtingen =
bidirectioneel)
• Mesosysteem
verbindingen tussen microsystemen (ouders – school)
• Exosysteem
sociale contexten die kind niet omvatten, maar toch
invloed op onmiddellijke omgeving (werk, buren)
Niveaus (vervolg)
• Macrosysteem
(geen specifieke context) culturele waarden, wetten,
gebruiken, en hulpbronnen (goede kinderopvang)
• Chronosysteem
(chrono = tijd) tijdsdimensie van model (niet in figuur)
omgeving verandert altijd (door omgeving of individu)
• (Voor) (Geen nadelen)
ontwikkeling samenspel omgeving en individu
mens is product en producent eigen omgeving
Vergelijken theorieën
• Systematische Observatie
– Naturalistisch
– Gestructureerd
• Zelf-Rapportering
– Klinisch interview
– Gestructureerde interviews,
vragenlijsten, tests
• Gevalsstudies
• Ethnografie
Gestructureerde observatie
- Observatie in labo (opgezet gedrag)
- Voordeel: meer controle (iedere deelnemer gelijke
kans om bestudeerde gedrag te vertonen)
- Nadeel: labo-gedrag is niet alledaags gedrag
Interviews
Klinisch Gestructureerd
interview interview
• Flexiebele stijl, • Aan iedere deelnemer
zoals in gesprek worden dezelfde
• Vraagt naar vragen op dezelfde
invalshoek (visie) manier gesteld
van deelnemer • Soms vragenlijsten
gebruikt, zo
antwoorden van
(grote) groepen
Klinische methode/Gevalsstudie
Image Source
Onderzoeksmethoden (vervolg)
Zelf-rapportering
• Klinisch interview
Flexiebele stijl, zoals in gesprek
• Gestructureerd interview
Altijd zelfde vragen op zelfde manier
• Cross-cultureel onderzoek:
veralgemeenbaarheid
• Etnografische methode:
culturele betekenis van gedrag
Etnografie
• Beschrijvende, kwalitatieve techniek
(zie klinische methode)
• Bedoeling is een cultuur of sociale groep te
begrijpen (niet een individu)
Participerende observatie
Onderzoeker verblijft
maanden- of jarenlang in
gemeenschap
DigitalVision
Tabel 1.6
• Tabel geeft overzicht van verschillende
onderzoeksmethoden
• Bijzondere aandacht voor voor- en
nadelen (of beperkingen)
• Zoek actief naar gelijkenissen en
verschillen tussen de methoden
• De examenvragen over deze tabel gaan
over deze gelijkenissen en verschillen
Algemene Onderzoeksdesigns
Correlationeel Experimenteel
• Duidt op een • Laat oorzaak-en-
samenhang tussen gevolg uitspraken toe
variabelen • Laboratorium-
• Toont GEEN oorzaak- experimenten
en-gevolg effect aan mogelijk niet
toepasbaar in realiteit
Figure 1.6
Voorbeelden van
correlatiecoëfficienten
Experimenteel onderzoek
• Experimenteel proefopzet (‘design’)
Inferentie oorzaak-gevolg mogelijk door toevallige toewijzing
• Onafhankelijke variabele
Veroorzaakt veranderingen in andere variabele
(“Behandeling” of manipulatie) (Oorzaak onder controle)
• Afhankelijke variabele
Wordt beïnvloed door onafhankelijke variabele
Onafhankelijke Afhankelijke
• Onderzoeker • Onderzoeker meet,
verandert of maar manipuleert
manipuleert niet.
• Wordt verwacht • Wordt verwacht
veranderingen te beïnvloed te worden
veroorzaken in een door onafhankelijke
andere variabele. variabele
Nogmaals:
Toevallige toewijzing
• Onderzoekers gebruiken een
onbevooroordeelde (‘unbiased ‘)
procedure om de deelnemers toe
te wijzen aan de verschillende
condities
• Verhoogt kans dat kenmerken
gelijk verdeeld zullen zijn over
condities
Varianten Experiment
• Veldexperiment
In natuurlijke omgeving, maar met toevallige toewijzing
(manipuleren van condities)
(bv. verzorgende omgeving en controle-omgeving)
(controle = geen “behandeling”’)
• Natuurlijk experiment
Bestaande “behandelingen” vergeleken (bv. 2 scholen), groepen zo
vergelijkbaar mogelijk
Nogmaals:
Varianten Experiment
Veld- Natuurlijke of
experiment Quasi-
• Maakt gebruik van
experiment
• Vergelijkt verschillen
mogelijkheden
in behandeling die al
voor toevallige bestaan
toewijzing in
• Groepen zo
natuurlijke vergelijkbaar
omgevingen mogelijk (‘matching’)
(‘settings’)
Ontwikkelingspsychologische
Onderzoeksdesigns
Verschillende (leeftijds)groepen
Cross-
bestudeerd op zelfde moment in
Sectioneel
de tijd
Verschillende gelijkaardige
studies (cross-sectioneel of
Sequentieel
longitudinaal) op verschillende
momenten
Longitudinaal
• (Voor): algemene patronen & individuele
verschillen
• (Voor): relaties tussen vroegere en latere
gebeurtenissen
• (Tegen): 3 problemen: praktisch (uitval),
praktijkeffecten, gebaseerd op 1 cohort
(Cohort = mensen geboren in zelfde
periode, zelfde historische invloeden)
Nogmaals:
3 Problemen Longitudinaal
• Deelnemers vallen weg (uitval of
‘drop out’) of verhuizen
• Practijk-effecten
• Cohort-effecten
DigitalVision
Cross-sectioneel
• (Voor) meer efficiënt (minder lang)
• (Voor) geen uitval of praktijkeffecten
• (Tegen) alleen algemene trends, geen
individuele verschillen in ontwikkeling
• (Tegen) cohort-effecten: iedere
leeftijdsgroep behoort tot ander cohort
(leeftijdsverschillen vertekend)
Sequentieel
• (Longitudinale sequens) Een opeenvolging (= sequentie)
van (twee of meer) longitudinale studies, dus: meerdere
groepen die een aantal jaren gevolgd worden (bv. 3
steekproeven elk 3 keer gemeten: op 20, 30, en 40 jaar)
(blauw– roze – groen in Figuur 1.7) (links – rechts)
• (Cross-sectionele sequens) Een opeenvolging (=
sequentie) van (twee of meer) cross-sectionele studies,
dus: meerdere keren verschillende groepen vergelijken
die van leeftijd verschillen op een zelfde moment in de
tijd (bv. een steekproef van 20-jarigen en 30- jarigen
vergelijken in 1975 en dat nog eens doen in 1985)
(in Figuur 1.7) (onder – boven)
Sequentieel (slot)
Figure 1.7
Combinatie Experimenteel en
Ontwikkelingsopzet
• Alle onderzoek in de ontwikkelingspsychologie
(cross-sectioneel, longitudinaal en sequentieel)
laat alleen correlationele conclusies toe, geen
causale inferenties
• Causale informatie toch wenselijk
• Vandaar: experimenteel manipuleren van
ervaringen (bv. muzieklessen beïnvloeden IQ)
• Als ontwikkeling dan beter verloopt, dan sterke
evidentie voor causae samenhang
• Combinatie experiment en (vooral) longitudinale
benadering komt steeds vaker voor
Experimentele en Longitudinale
Onderzoeksstrategieën Box
Figure 1.8
Rechten van Deelnemers aan
Onderzoek