You are on page 1of 60

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

Cursus/Handleiding/Naslagwerk Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

INHOUDSTAFEL
Inhoudstafel Inleiding 1 Bliksembeveiliging en overspanningsbeveiliging 1.1 Inleiding 1.1.1 De bliksem 1.1.2 Overspanningen 1.2 Beveiliging tegen directe blikseminslag op de structuur 1.3 Algemeenheden i.v.m. beveiliging tegen overspanningen 1.3.1 Wat zijn overspanningen? 1.3.2 Analyse van de probleemsituatie 1.4 Toestellen voor overspanningsbeveiliging in de netvoeding 1.4.1 Inleiding 1.4.2 De bliksemstroomafleider 1.4.3 Overspanningsbeveiliging 1.4.4 Apparaatbeveiliging 2 4 5 5 5 6 6 8 8 9 12 12 12 14 16

1.4.5 Installatievoorbeeld voor de toepassing van bliksemstroom- en overspanningsafleiders in een huishoudelijke installatie 17 1.5 Overspanningsbeveiliging voor data-installaties 1.5.1 Inleiding 1.5.2 Overspanningsbeveiliging voor radio, tv en telenet 1.5.3 Overspanningsbeveiliging voor de telefoonaansluiting 2 Gestructureerde bekabeling in een woning 2.1 Inleiding 2.2 Soorten gestructureerde bekabelingen 2.2.1 Busbekabeling 2.2.2 Ringbekabeling 2.2.3 Sterbekabeling 2.3 Enkele begrippen 2.4 De meest gebruikte kabels voor telecommunicatie en data in een woning 2.4.1 Twisted pairs 2.4.2 Coaxbekabeling 2.4.3 Enkele tips voor het aanleggen van kabels voor data- en telecommunicatie 2.5 Aansluitpunten of stopcontacten, ook wel outlets genoemd 2.5.1 Soorten outlets voor UTP 2.5.2 Aansluiten van RJ45-outlets 2.6 Enkele praktische voorbeelden van een installatie 20 20 20 21 24 24 24 24 25 25 26 26 26 28 29 30 31 32 33

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

3 Telefonie 3.1 Inleiding 3.2 Soorten telefoonaansluitingen 3.2.1 De PSTN-lijn 3.2.2 De ISDN-lijn 3.2.3 De ADSL-lijn of Turbo Line 3.3 Praktische schemas van telefooninstallaties 3.3.1 Algemene richtlijnen 3.3.2 PSTN-installaties 3.3.3 ISDN-installaties 3.3.4 ADSL-installaties 4 Verdeling tv- en radiosignalen 4.1 Inleiding 4.2 Enkelvoudige aansluiting in de woning 4.2.1 Wijze van aanleg 4.2.2 Materialen 4.3 Meerdere aansluitingen in een busstructuur 4.4 Meerdere aansluitingen in sterbekabeling 4.5 Telenetinstallatie 5 Oplossingen ACOs

36 36 36 36 37 37 38 38 40 42 47 50 50 50 50 51 52 53 55 60

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

INLEIDING
De toepassing van elektronica in praktisch alle elektrische apparaten en het sterk toegenomen gebruik van de computer hebben ervoor gezorgd dat de traditionele elektrische installatie er enigszins anders uitziet dan enkele decennia geleden. Buiten de radio en de tv zijn nu in een elektrische installatie heel wat andere elektrische toestellen (b.v. wasmachine, vaatwasser, kookplaten, koffiezet, schakelklokken, computer) voorzien van micro-elektronica. De microelektronica maakt de apparaten erg gevoelig voor overspanningen. We zullen tegen eventuele overspanning moeten beveiligen. Door de opkomst van telefonie, videofonie, homecomputer en het internet is de traditionele elektrische bekabeling niet meer voldoende. De communicatie tussen de toestellen gebeurt met speciale kabels die totaal verschillend zijn van de vermogensbekabeling. In dit project wordt uitgebreid aandacht besteed aan: de beveiliging van de elektrische installatie en toestellen tegen bliksem en eventuele overspanningen; soorten bekabeling voor tv, radio, telefonie, computernetwerken, internetaansluiting.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

1
1.1

BLIKSEMBEVEILIGING EN OVERSPANNINGSBEVEILIGING
Inleiding

1.1.1 DE BLIKSEM Jaarlijks teisteren 25 miljoen bliksems onze aardbol. De bliksem is een atmosferische elektrostatische ontlading, die gepaard gaat met een felle lichtflits en een luide donderslag. De elektrische parameters van de bliksem zijn enorm: de hoogste gemeten piekstroom bedroeg 350.000 A. De spanning tussen wolk en aarde, net vr de ontlading, kan meerdere honderden miljoenen volt bereiken. Bij de beveiliging tegen bliksem maken we een onderscheid tussen beveiliging voor een directe (rechtstreekse) blikseminslag (zie figuur 1) en een indirecte (verwijderde) blikseminslag (zie figuur 2).

Fig. 1

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

Fig. 2

1.1.2 OVERSPANNINGEN Overspanningen kunnen op heel wat manieren ontstaan in de elektrische installatie. Het meest voorkomend zijn: - atmosferische overspanningen veroorzaakt door indirecte blikseminslag; - overspanningen veroorzaakt door schakelhandelingen (in- en uitschakelen van machines, transformatoren, relais enz.).

1.2

Beveiliging tegen directe blikseminslag op de structuur

Hoewel een directe blikseminslag enorme schade kan veroorzaken aan gebouwen, is de kans op beschadiging door indirecte blikseminslag veel groter. Directe blikseminslag veroorzaakt fysieke schade, zoals brandschade en barsten in de muren. De schade aan de elektrische installatie en de eraan verbonden apparaten is enorm: mechanische en elektrische vernietiging van de componenten. Figuur 1 geeft ons de voorstelling van een directe inslag en de toestellen die beschadigd kunnen worden. In figuur 3 zien we een door directe blikseminslag beschadigd stopcontact.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

Fig. 3 Particulaire woningen worden meestal niet tegen directe blikseminslag beveligd, omdat de kans op inslag vrij gering is. Grote historische gebouwen, kerken, alleenstaande woningen op een heuvel of grote, in de vrije ruimte opgestelde elektrische installaties (masten, schakelstations enz.) worden veelal door middel van een bliksemafleider beveiligd. In figuur 4 is een woning met een externe structuurbeveiliging weergegeven. Een bliksemafleiderinstallatie bestaat uit opvangers, afgaande leidingen en een apart aardnetwerk. De beveliging is zo genstalleerd en gedimensioneerd dat de bliksem die erop inslaat, zonder problemen naar de aarde wordt afgevoerd. De bliksemafleiderinstallatie is alleen maar een preventie tegen de fysieke beschadiging van de woning of constructie. De bescherming van de elektrische installatie wordt verder besproken. Beveiligingsmaatregelingen tegen rechtstreekse blikseminslag op het gebouw (de structuur) zijn tweevoudig: - externe beveiliging rond het gebouw (kooi van Faraday); - overspanningsbeveiliging n beveiliging van de binnenkomende leidingen door bliksemstroomafleiders

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

Fig. 4

1.3

Algemeenheden i.v.m. beveiliging tegen overspanningen

1.3.1 WAT ZIJN OVERSPANNINGEN? Overspanningen zijn spanningspieken met een pulsduur in microseconden of lager dan een microseconde (zie figuur 5).

Fig. 5 De impulsen zijn schadelijk voor de installatie, waardoor ze gebrekkig functioneert of defect raakt.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

Door de toenemende gevoeligheid van elektronische componenten, de steeds lagere spanningsniveaus en de geringere vermogens neemt de negatieve benvloeding door spanningspieken steeds grotere vormen aan. 1.3.2 ANALYSE VAN DE PROBLEEMSITUATIE Om schadelijke benvloeding tegen te gaan moet je een goede analyse maken van de probleemsituatie, dat de beveiliging in haar geheel aan de eisen voldoet. Voor analyse is inzicht noodzakelijk in: a. het ontstaan van de stoorimpuls; b. de manier waarop de impuls de installatie bereikt; c. de manier waarop hij zich in de installatie manifesteert. Bij de analyse is het goed uit te gaan van het storingsmodel zoals in figuur 6.

Fig. 6

A. Stoorbronnen Je moet de stoorbron kennen omdat hij de karakteristiek van de ontstane stoorimpuls bepaalt. Hieronder worden enkele van de voornaamste stoorbronnen besproken. Bliksemontlading Zowel een directe als een indirecte blikseminslag heeft de meeste energie-inhoud van al de verschillende stoorbronnen en kan dus ook de meeste schade aanrichten. De stoorimpulsen kunnen een installatie binnenkomen via kabels die van buiten naar binnen komen. Dat kan gebeuren door directe inslag op de kabels, maar ook door een blikseminslag in de omgeving, waardoor overspanningen indirect de installatie binnendringen. Schakelhandelingen Een in de industrie veel voorkomende en daarom belangrijke stoorbron is die van de schakelhandelingen. De bekendste is het schakelen van inductieve stroomkringen, zoals transformatoren, relais, magneetschakelaars en motoren. Maar ook kortsluitingen en thyristorregelingen leiden tot stoorimpulsen. Dat fenomeen is nog sterker aanwezig in gelijkspanningssystemen. Zenders Tot deze categorie van stoorbronnen behoren de telecommunicatiemasten en radars. In tegenstelling tot de voorgaande bronnen is de energie-inhoud hier veel kleiner, zodat de stoorimpulsen de installatie of apparatuur meestal niet beschadigen. Hooguit zal een verstoring optreden en zoals brom en dataverminking. De storende invloed van zenders kan voorkomen worden door een aangepaste bekabeling en een goede afscherming van de toestellen.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

10

Elektrostatische ontlading Bij elektrische ontlading wordt er een elektrostatische lading overgedragen tussen twee lichamen met een verschillend potentiaal. Dat kan worden veroorzaakt door direct contact of door een genduceerd elektrostatisch veld. Statische elektriciteit ontstaat doordat verschillende materialen tegen elkaar wrijven. Hierdoor verplaatsen de elektronen zich van het ene naar het andere materiaal en ontstaan er twee gelijke maar tegengestelde ladingen. De grootte van de lading is afhankelijk van de afzonderlijke materialen, de snelheid en de kracht waarmee gewreven wordt en de oppervlaktegeleiding van de materialen. Een bekend voorbeeld is de oplading van de mens en van een rijdende auto. De ontlading kan goed voelbaar zijn in de winter als je de auto aanraakt of je haar kamt. Elektrostatische ontlading veroorzaakt voornamelijk schade bij aanraking van gevoelige halfgeleiders. Bij de fabricatie of herstelling van toestellen die voorzien zijn van halfgeleiders zal daar zeker rekening mee gehouden moeten worden. B. Koppeling Inleiding Ook de manier waarop de stoorimpuls de installatie bereikt, is van belang voor de keuze van bepaalde beveiligingsmaatregelen. We maken een onderscheid tussen de leidinggebonden en de stralingsgebonden koppelmechanismen. - leidinggebonden: galvanische koppeling - stralingsgebonden: inductieve koppeling capacitieve koppeling elektromagnetische koppeling Galvanische koppeling

Fig. 7 Woningen verbonden via een gemeenschappelijke elektrische aansluiting of telefoonaansluiting. Bij de galvanische koppeling vindt de overdracht van de stoorimpuls plaats via een gemeenschappelijke impedantie tussen twee installaties. Het is een leidinggebonden koppeling. De spanning UE zal door de gemeenschappelijke verbinding over beide installaties komen te staan (zie fig. 7).

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

11

Inductieve koppeling De inductieve koppeling is een stralingsgebonden koppeling die ontstaat volgens het transformatorprincipe (zie fig. 8). De koppeling is het gevolg van een magnetisch veld, veroorzaakt door een stroomvoerende geleider b.v. een bliksemontlading op een bliksemstroomafleidinginstallatie (primaire kring). Dat magnetisch veld kan in een andere stroomvoerende geleider een overspanning veroorzaken (secundaire kring). In al de leidingen binnen de invloedsfeer van het magnetisch veld zullen overspanningen ontstaan. De leidingen kunnen zowel voedingslijnen als datalijnen zijn en kunnen zich zowel ondergronds als bovengronds bevinden. Via de aders komt de overspanning op het aangesloten toestel terecht.

Fig. 8 Capacitieve koppeling Ook de capacitieve koppeling is een stralingsgebonden koppeling. De capacitieve koppeling is het gevolg van een hoge spanning tussen twee installaties, waardoor een elektrisch veld ontstaat (zie fig. 9).

Fig. 9 In de praktijk zal dit type van koppeling minder schade veroorzaken omdat de spanning in het algemeen niet hoog genoeg is.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

12

Besluit In de praktijk zullen er bij een blikseminslag op een installatie verschillende koppelmechanismen gelijktijdig aanwezig zijn. Er zullen dus verschillende maatregelen genomen moeten worden, afgestemd op de verschillende koppelmechanismen om een effectieve onderdrukking van de stoorimpuls te krijgen. C. Het stoorontvangende systeem De beveiligingsmaatregelen moeten zo zijn opgebouwd, dat in de systemen waar onverantwoord hoge stoorimpulsen voorkomen, die stoorimpulsen gereduceerd worden zodat er geen negatieve invloed plaatsvindt. Wij beperken ons voornamelijk tot beveiligingsmaatregelen voor huishoudelijke installaties en tot toestellen die zich in die omgeving bevinden.

1.4

Toestellen voor overspanningsbeveiliging in de netvoeding

1.4.1 INLEIDING Een goede overspanningsbeveiliging voor een netvoeding is een meertraps, selectief opgebouwde beveiliging. De vereiste maatregelen voor de beveiliging van netvoedingen van installaties en apparatuur tegen overspanning zijn als volgt in te delen: 1. bliksemstroomafleider als grofbeveiliging; 2. overspanningsbeveiliging als middenbeveiliging; 3. overspanningsbeveiliging als apparaatbeveiliging. Het onderscheid tussen die drie trappen van beveiliging wordt voornamelijk gemaakt door de grootte van het afleidvermogen en door de verschillende inbouwplaatsen in de installatie. 1.4.2 DE BLIKSEMSTROOMAFLEIDER Werking De kern van de bliksemstroomafleider is een hoogvermogenvonkbrug.

Fig. 10 In figuur 10 is rechts een opengewerkte bliksemstroomafleider van het merk Phoenix Contact afgebeeld. Links zie je op welke manier de vonkbrug is samengesteld. De hoge spanning die

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

13

ontstaat bij een directe blikseminslag, veroorzaakt een lichtboog tussen de elektroden van de vonkbrug, waardoor de overspanning vereffend wordt. Door de speciale constructie van de vonkbrug zal de vlamboog naar de uiteinden gedreven worden. Vervolgens zullen de doofplaatjes ervoor zorgen dat de boog zich opsplitst in meerdere individuele vlambogen, die ten slotte gedoofd worden. Het uitschakelvermogen ligt tussen 25 kA en 100 kA naar gelang van de uitvoering. Toepassing De bliksemstroomafleider is de eerste trap van de beveiliging en is bestemd voor gebouwen die van een externe bliksemafleiderinstallatie zijn voorzien en waar heel hoge stromen moeten worden afgeleid. Hij wordt dus alleen geplaatst op installaties van gebouwen waar er een heel groot risico is van directe blikseminslag. Opstelling De bliksemstroomafleider dient geplaatst te worden na de kWh-meter en voor de hoofdaardbeveiliger in een verzegelde kast.

Fig. 11 In figuur 11 is een 3/4-polige bliksemstroomafleidercombinatie in een afzonderlijke kast weergegeven van het merk Phoenix Contact. Het schema is een opstelling voor een TTnetstelsel van 3 x 400 V + N en geldt dus voor alle huishoudelijke installaties. Bij een monofasige aansluiting worden deze geplaatst tussen L en N en tussen N en PE. Aandachtspunten - De speciale verzegelbare behuizing is voorzien van een verend deksel, zodat er bij druktoename geen beschadiging kan ontstaan. - De bliksemstroomafleider wordt meestal niet in het verdeelbord van de installatie geplaatst, omdat de energie die er vrijkomt uit de blaasopeningen andere in de omgeving staande delen van de installatie kan beschadigen. - De leiding die loopt naar het volgende niveau van overspanningsbeveiliging, moet zo lang mogelijk zijn.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

14

1.4.3 OVERSPANNINGSBEVEILIGING Principe De overspanningsbeveiliging van een huishoudelijke installatie begint meestal met de tweede trap namelijk de middenbeveiliging. Die trap bevat meestal als overspanningsbeveiliging een varistor of een gasgevulde overspanningsafleider. Een varistor of VDR-weerstand is een weerstand waarvan de waarde daalt als de spanning toeneemt (zie lespakket basiselektronica).

Fig. 12

Fig. 13

In figuur 12 is een schijfvaristor weergegeven met het bijbehorend symbool en in figuur 13 een uitvoering die voorzien is van een thermische beveiliging. Hier wordt gebruikgemaakt van speciale varistoren, die plotseling een heel kleine weerstand aannemen als een bepaalde spanning wordt bereikt. Afhankelijk van het type varistor kan de spanning variren tussen 5 en 2000 V met een maximale afleidstroom (impuls) van 6,5 kA. De gasgevulde overspanningafleider (figuur 14) bestaat uit twee elektroden die in een keramisch buisje zijn ingebouwd. Tussen de elektroden bevindt zich een gas, bijvoorbeeld neon of argon. Bij het bereiken van de onsteekspanning wordt de inwendige weertand heel klein.

Fig. 14 In figuur 15 is een enkelpolige overspanningsbeveiliging weergegeven met een ingebouwde varistor. Ook is het toestel voorzien van een ingebouwde thermische beveiliging. Die schakelt de varistor van het net af als die door heel frequente of energierijke overspanningen wordt overbelast. De afschakeling wordt door een defectindicatie aan de voorkant gemeld en kan via een meldcontact naar buiten gebracht worden.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

15

Fig. 15 Toepassing Een overspanningsbeveiliging wordt bijzonder aanbevolen in de volgende gevallen: - in zones waar zich regelmatig blikseminslagen voordoen;. - bij installaties die gevoed worden door luchtlijnen; - installaties die ondergronds gevoed worden maar die in de buurt liggen van een transformatorpost die zelf bovengronds gevoed wordt. Opstelling

Fig. 16

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

16

De overspanningsbeveiliging wordt in het hoofdverdeelbord achter de hoofddifferentieelschakelaar van de installatie geplaatst (fig. 16). Om ongewenst uitschakelen van de hoofddifferentieelschakelaar te vermijden, maken we gebruik van een selectieve uitvoering met een gevoeligheid van 300 mA.

Fig. 17 Figuur 17 geeft een opstelling van een vierpolige overspanningsbeveiliging van Phoenix Contact met het inwendige schema. 1.4.4 APPARAATBEVEILIGING De derde en laatste stap in onze netvoedingsbeveiliging is de apparaatbeveiliging. Dit is een fijnbeveiliging die in de directe omgeving van gevoelige apparaten wordt aangebracht. Die beveiliging is absoluut onvoldoende voor directe en indirecte blikseminslag als ze niet voorafgegaan wordt door een overspanningsbeveiliging in het verdeelbord.

Fig. 18 In figuur 18 is een inbouwstopcontact met het inwendige schema weergegeven. Zon stopcontact kan o.a. gebruikt worden voor beveiliging van computer, tv, video- en audioapparatuur. Het is voorzien van varistoren en een gasgevulde overspanningsafleider. Ook bevat het een thermische beveiliging die de varistoren uitschakelt en een optische en akoestische defectmelding. Let op dat de nominale stroom van het stopcontact niet overschreden wordt, b.v. 10 A maximaal.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

17

Fig. 19 Stoorspanningen kunnen ontstaan bij gebruik van dimmers of bij gebruik van hoogfrequente voorschakelapparaten voor fluorescentielampen. In figuur 19 is een apparaatbeveiliging weergegeven die ook voorzien is van een ontstoorfilter. Die ontstoorfilter zal de hoogfrequente stoorspanningen die zich op het net kunnen bevinden, onderdrukken. 1.4.5 INSTALLATIEVOORBEELD VOOR DE TOEPASSING VAN BLIKSEMSTROOM- EN OVERSPANNINGSAFLEIDERS IN EEN HUISHOUDELIJKE INSTALLATIE In figuur 20 is een voorbeeld van een installatie voorgesteld voor een net 3 x 400 V + N. De aansluiting is voorzien van een vierpolige automaat van 25 A. De bliksemstroomafleider staat opgesteld tussen het verdeelbord en de meterkast in een dubbelgesoleerd kastje, dat door de stroomleverancier samen met de hoofddifferentieelschakelaar kan worden verzegeld. De kabel is vanaf de bliksemstroomafleider tot de overspanningsafleider in de mate van het mogelijke minimaal 10 m lang. De overspanningsafleider staat in het hoofdverdeelbord achter de hoofddifferentieelschakelaar. Hij is vierpolig en moet selectief zijn om ongewenst uitschakelen te vermijden; In = 25 A en Id = 300 mA. Afhankelijk van de voorschriften van de fabrikant moet de overspanningsafleider voorafgegaan worden door een afzonderlijke beveiliging.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

18

Fig. 20

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

19

Fig. 21 In figuur 21 is een voorbeeld van een installatie voorgesteld voor een monofasige aansluiting van 230 V. De aansluiting is voorzien van een tweepolige automaat van 40 A. Voor deze installatie wordt gebruikgemaakt van tweepolige toestellen. De tweepolige differentieelschakelaar moet ook hier selectief zijn met In = 40 A en Id = 300 mA.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

20

1.5

Overspanningsbeveiliging voor data-installaties

1.5.1 INLEIDING Overspanningen kunnen niet alleen ontstaan op het net maar ook op onze telecommunicatiesystemen, zoals telefoon, fax, pc-interfacekaart en op onze antenne-ingangen voor tv en radio. - Wanneer moeten we die voorzien van een overspanningsbeveiliging? - Als we een bliksemafleidingsinstallatie op het gebouw geplaatst hebben. - Bij installaties van luchtlijnen in heuvelachtige gebieden. - Bij ondergrondse aansluitingen als we in de directe omgeving wonen van hoge gebouwen (structuren). We beperken ons tot enkele beveiligingen voor huishoudelijke installatie. In de handel zijn toestellen te verkrijgen voor alle mogelijke stuur- en datasignalen die in een industrile omgeving aanwezig kunnen zijn b.v.: RS232, RS485, ethernet, 0-5 V of 4-20 mA stuursignalen en zendinstallaties. 1.5.2 OVERSPANNINGSBEVEILIGING VOOR RADIO, TV EN TELENET

F-connectoren

Fig. 22

In figuur 22 is een overspanningsbeveiliging van het merk Phoenix Contact met het inwendige schema weergegeven. Deze wordt op de binnenkomende coaxiale leiding geplaatst en is voorzien van een F-connector. De aarding moet aan de behuizing aangesloten worden. In figuur 23 is een combinatie weergegeven van een netbeveiliging met een antennebeveiliging van het merk OBO Bettermann. Zowel de netspanning als het tven radiosignaal worden hier ingeplugd.

Fig. 23

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

21

1.5.3 OVERSPANNINGSBEVEILIGING VOOR DE TELEFOONAANSLUITING Hier moeten we een onderscheid maken tussen analoge een digitale aansluiting. In figuur 24 zijn twee overspanningsbeveiligingen voor analoge aansluitingen weergegeven. Links zie je een stopcontact met een RJ12-aansluiting en rechts een adapter die tussen de lijn wordt genstalleerd.

RJ12
Fig. 24 In figuur 25 is een adapter met schema afgebeelde geschikt voor digitale ISDN-lijnen. Hij kan zowel gebruikt worden voor aansluiting van telefoontoestellen en fax als voor internettoepassingen. De aansluiting gebeurt met een RJ45-stekker.

RJ45
Fig. 25

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

22

A.C.O.
1. Wat moet je plaatsen als je een installatie maximaal wilt beveiligen tegen directe blikseminslag? a. b. c. d. Een externe beveiliging van het gebouw. Een bliksemstroomafleider. Een bliksemstroomafleider samen met overspanningbeveiligingen. Een externe beveiliging rond het gebouw, gecombineerd met een bliksemstroomafleider en overspanningsbeveiligingen.

2. Met welke stoorbronnen zullen we in een woonhuis dat niet gelegen is een risicogebied, het meest rekening moeten houden bij het ontwerp van een elektrische installatie? a. b. c. d. e. Directe blikseminslag. Overspanningen ten gevolge van een indirecte blikseminslag. Overspanningen ten gevolge van schakelhandelingen. Overspanningen ten gevolge van zenders. Overspanningen ten gevolge van elektrostatische ontladingen.

3. Wanneer moet je een installatie van een gewone woning voorzien van een bliksemstroomafleider? a. Bij een woning in een bebouwde kom die voorzien is van een ondergrondse aansluiting. b. Als je woning alleen op een heuvel is gelegen en het distributienet bovengronds is. c. Wanneer je een computer bezit. d. Wanneer je een internetaansluiting hebt.

4. Waar kun je een bliksemstroomafleider het best plaatsen? a. In de directe omgeving van gevoelige toestellen, zoals computer, radio en tv. b. Dadelijk na de hoofddifferentieelschakelaar in het verdeelbord. c. In het verdeelbord op elke kring. d. Tussen de kWh-meter en het hoofdverdeelbord in een verzegelde kast.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

23

5. Waar kun je het best een algemene overspanningsbeveiliging in de installatie plaatsen? a. In de directe omgeving van gevoelige toestellen, zoals computer, radio en tv. b. Dadelijk na de hoofddifferentieelschakelaar in het verdeelbord. c. In het verdeelbord op elke kring. d. Tussen de kWh-meter en het hoofdverdeelbord in een verzegelde kast.

6. Wat is de functie van een apparaatbeveiliging? a. Beveiliging van gevoelige apparaten tegen kleine overspanningen en stoorpulsen. b. Beveiliging van een zware verbruiker tegen overbelasting. c. Beveiliging van gevoelige apparaten tegen directe blikseminslag. d. Beveiliging tegen oververhitting.

7. Een overspanningsbeveiliging voor data-installaties kun je het best plaatsen: a. In de directe omgeving van gevoelige toestellen, zoals computer, radio en tv. b. Dadelijk na de hoofddifferentieelschakelaar in het verdeelbord. c. In het verdeelbord op elke kring. d. Op de binnenkomende datalijnen of telecommunicatieleidingen.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

24

2
2.1

GESTRUCTUREERDE BEKABELING IN EEN WONING


Inleiding

Gestructureerde bekabeling is de verzamelnaam voor bekabeling van: - Telefonie; - fax; - modem; - printers; - videobeelden; - ISDN; - computer communicatie. Databekabeling in een gewone woning beperkte zich vroeger tot enkele stopcontacten voor antenneaansluiting van tv en radio en enkele telefoonstopcontacten. De snelle opgang van de computer en het internet heeft er zeker voor gezorgd dat er in de meeste woningen al een beperkte databekabeling aanwezig is. Orde brengen in die bekabeling is niet zo eenvoudig. Dikwijls is er dan het bijkomende probleem van het type kabel dat je moet aanleggen. En ten slotte moeten we op elke kabel nog een aangepaste connector plaatsen. Het is dus de bedoeling een vaste voorbekabeling in een gebouw aan te brengen zodat we de communicatiemiddelen vlot en met een grote soepelheid kunnen gebruiken.

2.2

Soorten gestructureerde bekabelingen

2.2.1 BUSBEKABELING In figuur 26 is een voorbeeld van een telefoonbekabeling weergegeven. Hierin zijn zowel enkele telefoons als een fax en een computer met modem opgenomen.

Fig. 26

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

25

Voordelen: eenvoudige bekabeling, lage kostprijs. Nadelen: storingen, n toestel stuk en de volledige installatie ligt uit. Gebruik: bij analoge telefonie. Ethernet, ISDN-bekabeling. Busbekabeling wordt steeds minder gebruikt voor computernetwerken.

2.2.2 RINGBEKABELING In figuur 27 is een voorbeeld van een computernetwerk weergegeven in een ringbekabeling.

Fig. 27 Ringbekabeling werd vroeger veel gebruikt bij computernetwerken vanwege de bedrijfszekerheid, maar is achterhaald door de sterstructuur, omdat de snelheid beperkt blijft. 2.2.3 STERBEKABELING In figuur 28 is een voorbeeld van een computernetwerk weergegeven in een sterstructuur. Centraal in dat netwerk staat een HUB opgesteld. Die HUB of elektronische schakelbox regelt het verkeer tussen de verschillende deelnemers. - Voordelen: bedrijfszekerder en de snelheid is gegarandeerd. - Nadeel: veel bekabeling. Gebruik: de huidige netwerken worden meestal uitgevoerd in sterbekabeling, ook de videoverdeling of de analoge telefonie in de woning kan volgens dat principe gebeuren.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

26

HUB

Fig. 28

2.3

Enkele begrippen

In een gestructureerde bekabeling is elk element belangrijk in die zin dat het een onmisbare bijdrage levert tot de kwaliteit van de installatie. Een verbinding moet absoluut beschouwd worden als een geheel dat bestaat uit een verdeelbord, een kabel, een stopcontact enz. De prestaties van de installatie kunnen alleen maar gegarandeerd worden als alle onderdelen van de installatie aan bepaalde normen voldoen. De producten bestemd voor thuis en KMOs behoren tot categorie 5 of afgekort cat. 5. Ze kunnen gebruikt worden voor signalen met een maximale frequentie van 100 MHz en een baudrate van 100 Mbps. De huidige onderdelen en kabels voldoen dikwijls aan cat. 5e, d.w.z. 125 MHz en tot 1Gbps. Een Baudrate van 100 Mbps staat voor een informatiedebiet of transmissiesnelheid van 100 miljoen bits per seconde.

2.4

De meest gebruikte kabels voor telecommunicatie en data in een woning

De meest gebruikte typen van kabel voor gestructureerde bekabeling zijn de twisted pairs en in sommige omstandigheden de Coaxkabel. (Zie ook lespakket 7) 2.4.1 TWISTED PAIRS Deze kabel bestaat uit 4 paren, waarvan ieder paar op zicht getwist is om interferenties van en op de andere paren tegen te gaan. De twisting van elk paar is verschillend. Ook wordt een onderscheid gemaakt tussen datatwist en mediatwist. De mediatwist wordt gebruikt voor audio- en videosignalen.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

27

De kern van de geleider kan zowel enkelvoudig als samengesteld zijn. De samengestelde kern wordt vooral gebruikt bij soepele verbindingssnoeren, ook wel patchkabel genoemd (zie figuur 29).

Fig. 29 Er bestaan drie verschillende typen van twisted pairs: - UTP (unshielded twisted pairs) fig. 30 De vier paren zijn niet afgeschermd.

Fig. 30 - FTP (foilded twisted pairs) fig. 31 De vier paren zijn afgeschermd met een folie.

Fig. 31

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

28

- STP (shielded twisted pairs) fig. 32 De vier paren zijn afgeschermd met een folie en een koperen vechtwerk.

Fig. 32 De FTP en de STP behoren net als de UTP tot categorie 5, maar zijn beter beschermd tegen externe storingen. Maar die twee kabels zijn duurder dan de UTP en vereisen ook speciale connectoren. Een onoordeelkundige verbinding van de afscherming kan dikwijls voor problemen zorgen. FTP en STP worden alleen gebruikt in een industrile omgeving tegen de invloed van elektromagnetische golven (omgeving van motoren, energiekabels enz.). Wij beperken ons tot de UTP, die meestal gebruikt worden in kantoren en bij particulieren. Enkele kenmerken van de UTP cat. 5 (fig. 30) - Impedantie van 100 ohm - Tot 100 MHz - 4 getwiste paren, eenaderige kopergeleider 24 AWG De paren hebben de volgende kleuren: paar 1: blauw en blauw-wit paar 2: oranje en oranje-wit paar 3: groen en groen-wit paar 4: bruin en bruin-wit AWG is een Amerikaanse maataanduiding voor de doorsnede van de koperkern. 24 AWG staat voor een diameter van 0,51 mm of een doorsnede van 0,203 mm. - Buitenmantel van pvc 2.4.2 COAXBEKABELING Deze kabel kan gebruikt worden voor videosignalen en voor datasignalen. - RG59 en RG6 (zie figuur 33) Deze coaxkabels hebben een impedantie van 75 ohm en worden gebruikt voor de verdeling van het antennesignaal in de woning. De RG6 heeft een extra folie onder het vlechtwerk en is zo minder gevoelig voor storingen.

RG59

RG6
Fig. 33

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

29

- RG58 Deze kabel heeft een impedantie van 50 ohm en wordt gebruikt voor kleine datanetwerken in een busstructuur met een baudrate van maximaal 5 Mbps. Deze kabel ziet er identiek uit als de RG59, maar heeft andere eigenschappen, waardoor ze niet door elkaar gebruikt mogen worden. Bestaande datanetwerken zullen nog uitgevoerd zijn in een busstructuur met RG58-bekabeling, voor nieuwe installaties wordt meestal gebruikgemaakt van een sterbekabeling uitgevoerd in UTP cat. 5 of cat. 5e.

2.4.3 ENKELE TIPS VOOR HET AANLEGGEN VAN KABELS VOOR DATA- EN TELECOMMUNICATIE 1. De krommingsstraal moet ten minste 8 keer de buitendiameter van de kabel zijn.

2. De kabel moet voorzichtig afgerold en zonder hem te beschadigen geplaatst worden.

3. Als het isolatiemateriaal platgedrukt is, gaat de transmissiekwaliteit sterk achteruit. Je mag de kabels dus niet met een tang vastgrijpen.

4. Als de buitenmantel beschadigd is, moet de kabel vervangen worden. 5. Een sterkstroomkabel en een telecommunicatiekabel mogen niet parallel naast elkaar lopen, de afstand tussen beide kabels moet minimaal 30 cm bedragen.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

30

De stroom kiest de gemakkelijkste weg. Dat gemak wordt bepaald door de impedantie van het circuit en die hangt sterk af van de frequentie van het signaal dat erdoorheen gaat. Hoe hoger de frequentie, hoe meer de geleider de neiging heeft zich te gedragen als een spoel. We kunnen stellen dat onder 100 kHz het resistieve de bovenhand heeft. Maar aangezien we met hogere frequenties zitten, is de kwaliteit van de bekabeling en de onderdelen van groot belang.

2.5

Aansluitpunten of stopcontacten, ook wel outlets genoemd

Een tweede deel van de gestructureerde bekabeling zijn de aansluitpunten. De uiteinden van de UTP-kabel worden voorzien van outlets. Aan de toestelkant worden die outlets meestal geplaatst in een houder en voorzien van een gepast afdekplaatje. In figuur 34 is een volledig aansluitdoosje van Niko afgebeeld. Het bestaat uit de volgende onderdelen: twee RJ45-outlets cat. 5, een passtuk, een montageraam voor schroefbevestiging en een centraal plaatje voorzien van twee stofschuifjes. Niko heeft er ook voor gezorgd dat je door gebruik te maken van een ander passtuk outlets kunt gebruiken van andere merken, om toch dezelfde afwerking te verkrijgen.

Outlets

passtuk

montageraam

centraal plaatje Fig. 34

Aan de andere kant wordt de outlet geplaatst in een patchpanel. In figuur 35 is een patchpanel weergegeven dat voorzien is van RJ45-outlets. Dat patchpanel maakt deel uit van het vaste gedeelte van de gestructureerde bekabeling en wordt in de technische ruimte geplaatst. Met behulp van patchkabels worden de verschillende signalen doorgeschakeld naar de verschillende plaatsen naar gelang van de behoeften. Dat signaal kan zowel door een analoge als digitale telefoonlijn komen en ook door een datalijn voor een pc of een internetverbinding.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

31

Bij de aankoop van een patchpanel moet je wel outlets van hetzelfde merk kopen; anders krijg je problemen met de montage.

Fig. 35

2.5.1 SOORTEN OUTLETS VOOR UTP De drie meest gebruikte outlets voor UTP-bekabeling zijn RJ11, RJ12 en RJ45 (zie fig. 36).

outlets

stekker RJ11 RJ12 RJ45 Fig. 36 RJ11 6P4C d.w.z. 6-polig en 4 contacten RJ12 6P6C d.w.z. 6-polig en 6 contacten RJ45 8PPC d.w.z. 8-polig en 8 contacten RJ11 wordt vooral gebruikt bij de huidige analoge telefoontoestellen, maar hij kan niet gebruikt worden voor een ethernetverbinding (netwerk voor computers). Maar als we RJ45outlets gebruiken, kunnen die zowel voor ethernet als voor analoge en digitale telefonie gebruikt worden. In de handel zijn overgangen verkrijgbaar (figuur 37).

Fig. 37

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

32

2.5.2 AANSLUITEN VAN RJ45-OUTLETS Het aansluiten van een RJ45-outlet moet gebeuren volgens een internationaal vastgelegde standaard. De bedradingsvolgorde is vastgelegd in twee standaarden, namelijk T568A en T568B. Wij beperken ons tot de in Europa meestal gebruikte T568B (zie figuur 38).

1: wit-oranje 2: oranje 3: wit-groen 4: blauw 5: wit-blauw 6: groen 7: wit-bruin 8: bruin Fig. 38 Het vakkundig aansluiten van de outlet is van het grootste belang. Elke fabrikant heeft een andere aansluitmethode ontwikkeld, die opgevraagd kan worden bij de aankoop. Sommige merken vereisen hulpgereedschap. Je hoeft alleen maar de buitenmantel van de UTP-kabel te verwijderen, de aderisolatie hoeft niet verwijderd te worden. Let op dat je bij het insnijden van de buitenmantel de aderisolatie niet insnijdt, want dat veroorzaakt storingen. In figuur 39 zien we een handleiding voor het aansluiten van outlets van Niko. Deze werkwijze is van toepassing voor RJ11, RJ12 en RJ45.

Fig. 39

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

33

In figuur 40 zien we een RJ45-outlet van het merk Legrand. Hier is geen hulpwerkstuk nodig bij de montage. De aders moeten in de gaatjes gestoken worden, een kwartslag met een schroevendraaier volstaat om een goede verbinding te verwezenlijken.

Fig. 40

2.6

Enkele praktische voorbeelden van een installatie

Fig. 41 In figuur 41 is een eenvoudige installatie weergegeven met n binnenkomende analoge telefoonlijn uitgevoerd in UTP-kabel met RJ45-outlets. Er zijn in deze installatie drie analoge telefoons aangesloten en n analoge modem van de pc.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

34

Fig. 42 In figuur 42 is dezelfde installatie weergegeven, maar uitgebreid met digitale internetaansluiting en met een klein netwerk. De bestaande vaste bekabeling is volledig behouden. De Twin-box van Belgacom heeft twee RJ45-aansluitingen voor de ISDN-lijnen en twee RJ11 aansluitingen voor analoge toestellen. Als je gebruikmaakt van meerdere analoge lijnen, kan je een extra klemmenstrook gebruiken. Het pc-netwerk bestaat uit een server die voorzien is van de internetaansluiting en die verbonden is met de HUB in de technische ruimte. Van daaruit vertrekken dan de aansluitingen naar de twee andere pcs. De ISDN-lijn voor internet wordt via een ISDN-modem aangesloten aan de server.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

35

A.C.O.
8. Welke gestructureerde bekabeling wordt meestal gebruikt in de huidige computernetwerken? a. b. c. d. Busbekabeling. Ringbekabeling. Sterbekabeling. Een combinatie van ster- en ringbekabeling.

9.

Welke kabel wordt momenteel meestal gebruikt voor datanetwerken? a. b. c. d. e. UTP FTP STP RG58 RG59

10. Welk van de volgende uitspaken is fout? a. Het twisten van de paren van een UTP-kabel heeft tot doel de invloed van de stoorsignalen te beperken. b. Datakabels mag je niet naast sterkstroomkabel leggen. c. Een UTP-kabel mag platgedrukt worden zolang de isolatie maar niet beschadigd is. d. FTP is het zelfde als UTP, maar voorzien van een afscherming.

11. Wat is de meest algemeen te gebruiken outlet? a. b. c. d. RJ11 RJ12 RJ10 RJ45

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

36

3
3.1

TELEFONIE
Inleiding

Het oudste net van telecommunicatie is zeker het telefoonnetwerk. Ondanks de opkomst van de gsm wordt elke woning nog voorzien van een vaste telefoonaansluiting. Die aansluiting kan zowel gebruikt worden voor het voeren van gesprekken als voor internetverbindingen. Omdat Belgacom alleen maar een aansluitdoos plaatst in elke woning, is de verdere verdeling van het telefoonnet in de woning de verantwoordelijkheid van de eigenaar. In dit hoofdstuk zullen we aandacht besteden aan de soorten lijnen die Belgacom op dit ogenblik ter beschikking stelt en ook aan praktische voorbeelden van zowel digitale als analoge installaties. Het is ook mogelijk om een vaste telefoonaansluiting te installeren via Telenet. In hoofdstuk 4 van dit lespakket wordt deze mogelijkheid verder uitgewerkt.

3.2

Soorten telefoonaansluitingen

Steeds meer particulieren maken gebruik van het internet. Omdat een gewone analoge lijn vrij traag is, wordt hoe langer hoe meer gebruikgemaakt van digitale lijnen. De binneninstallatie hangt af van de soort lijn die aangevraagd wordt. Belgacom biedt op dit ogenblik de volgende aansluitingen aan: - de PSTN-lijn; - de ISDN-lijn; - de ADSL-lijn. 3.2.1 DE PSTN-LIJN De PSTN-lijn (Public Switched Telephone Network) is de standaardaansluiting van Belgacom. Die is geschikt voor het aansluiten van goedgekeurde analoge toestellen, zoals telefoon, fax en modem. De communicatie gebeurt over twee koperdraden of n paar. Over de lijn is maar n communicatie tegelijk mogelijk. Als je een verbinding hebt met het internet, kun je geen telefoongesprek meer voeren. Belgacom zal de aansluiting brengen aan een 5-polig stopcontact (figuur 43) vanwaar je meerdere stopcontacten kunt aftakken.

Fig. 43

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

37

3.2.2 DE ISDN-LIJN De ISDN-lijn (Integrated Services Digital Netwerk) is een digitale lijn. De stem wordt omgevormd tot een digitaal signaal (zie lespakket basiselektronica) en samen met tekst, data en beeld gelijktijdig aangeboden op het netwerk. Dit digitale netwerk werd ontwikkeld vanuit het bestaande netwerk, d.w.z. dat de transmissie tussen de woning en de centrale gebeurt over n paar koperdraden. De digitale verbinding in de woning gebeurt evenwel over twee paar koperdraden. Op die digitale lijn kunnen afhankelijk van de aard van aansluiting 2 tot 8 digitale toestellen aangesloten worden, elk met een eigen nummer. De standaardaansluiting (ISDN-2) biedt de mogelijkheid om twee communicaties gelijktijdig te voeren b.v. telefoon en internet. Bij ISDN-30 zijn 30 communicaties tegelijk mogelijk. Op deze digitale lijn kunnen geen analoge toestellen rechtstreeks aangesloten worden. Hiervoor heb je een speciale adapter nodig of een ISDN-TWIN-aansluiting.

Fig. 44 In figuur 44 is een TWIN-aansluitdoos weergegeven. De gewone ISDN-lijn wordt door particulieren minder gebruikt, omdat deze snelle internetverbinding betaald moet worden per tijdseenheid, waardoor de kosten kunnen oplopen. Het voordeel van deze aansluiting zit hem vooral in het aantal verschillende directe nummers dat je ter beschikking hebt. 3.2.3 DE ADSL-LIJN OF TURBO LINE De ADSL-lijn (Asymmetric Digital Subscriber Line) is een techniek voor de transmissie van data (internet) met hoge snelheid en met behulp van een gewone telefoonlijn. Die lijn is speciaal ontwikkeld voor internet. Er kunnen geen digitale telefoons of faxen op worden aangesloten. De digitale lijn is dag en nacht open voor internettoepassingen tegen een vaste prijs. Er komen dus geen belkosten bij.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

38

Bij het binnenkomen van de telefoonlijn wordt het telefoniesignaal met lage frequentie gefilterd door een splitter, voordat het naar het telefoontoestel wordt gestuurd. Het hoogfrequente signaal wordt verstuurd naar een modem en na demodulatie bij een pc aangeboden. In figuur 45 is een dergelijke splitter afgebeeld.

Fig. 45

Wens je meer informatie over de mogelijkheden van een bepaalde lijn of over de aansluitkosten ervan, dan kun je terecht bij een commercieel centrum van Belgacom in je buurt.

3.3

Praktische schemas van telefooninstallaties

3.3.1 ALGEMENE RICHTLIJNEN - Welke kabel kun je het best gebruiken? Tot voor enkele jaren werd haast uitsluitend gebruikgemaakt van VVT 1x4 voor binneninstallaties. Die telefoonkabel beschikt over 4 geleiders met een diameter van 0,6 mm en een aarding. Hij is geschikt voor de aanleg van zowel de PSTN-lijnen als de ISDNlijnen. Maar als je een universele bekabeling wenst, die eventueel de mogelijkheid biedt om gebruikt te worden voor een netwerk met enkele computers, dan is het aangewezen om steeds gebruik te maken van UTP-kabel. Die kabel (besproken in 2.3.1 van dit lespakket) is geschikt voor telefonie en voor datacommunicatie. Deze kabel heeft ook het voordeel dat hij gebruikt kan worden op de steeds meer voorkomende OUTLETS RJ11, RJ12 en RJ45. Hij kost ongeveer evenveel als de VVT.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

39

- Welk stopcontact moet je plaatsen? In figuur 46 is het meest gebruikte 5-polige stopcontact weergegeven. Er bestaat zowel een opbouw- als in een inbouwversie. Het wordt alleen gebruikt voor PSTN-lijnen.

Fig. 46 Er wordt steeds meer gebruikgemaakt van de RJ11- of de RJ45- stekkers. Analoge telefoontoestellen zijn het uiteinde van het soepele snoer meestal voorzien van een RJ11stekker. Die kan eventueel in een 5-polige stekker gestoken worden (figuur 47). ISDN-toestellen zijn meestal voorzien van een RJ45-stekker.

Fig. 47 In figuur 48 zijn enkele RJ11-stopcontacten weergegeven samen met een stopcontact voor een RJ11- en een 5-polige stekker.

Fig. 48 Voor ISDN-toestellen zijn er echter speciale stopcontacten op de markt, voorzien van een RJ45-outlet. Deze stopcontacten zijn inwendig voorzien van inschakelbare afsluitweerstanden. Ze kunnen aan het uiteinde van een lijn geplaatst worden.In figuur 49 zijn enkele stopcontacten weergegeven.

Fig. 49

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

40

3.3.2 PSTN-INSTALLATIES - Aansluiten van het stopcontact Voor de gewone analoge telefooninstallatie worden de twee binnenkomende draden aangesloten op het 5-polige stopcontact of de RJ11-outlet op de klemmen a en b (zie figuur 50).

fig. 50 Als we gebruikmaken van een RJ45-outlet, wordt de binnenkomende telefoonlijn aangesloten op de klemmen 4 en 5 (zie figuur 51). In figuur 38 is het volledige gebruik van RJ45 weergegeven.

Fig. 51

- Een volledige installatie Een telefooninstallatie kan op verschillende manieren uitgewerkt worden, maar de aansluitpunten worden steeds parallel afgetakt. Dat verdelen kan gebeuren in een busbekabeling of in een sterbekabeling. Die laatste biedt met het oog op de toekomst de meeste mogelijkheden. Opgelet: Belgacom garandeert de goede werking bij aansluiting van maximaal 3 analoge toestellen per lijn! Bij beide installaties wordt afgetakt aan de aansluitdoos van Belgacom. Die aansluitdoos is voorzien van een RC-kring, die het mogelijk maakt de lijn te testen ook als er geen toestellen aangesloten zijn. Dat gebeurt vanuit de centrale en het stelt de telefoonmaatschappij ertoe in staat om defecten te lokaliseren. De schakelaars op de nieuwe aansluitdozen van Belgacom hebben de mogelijkheid de binneninstallatie uit te schakelen en de lijn vanaf dat aansluitpunt tot de centrale te testen. In figuur 52 is een voorbeeld van een installatie weergegeven met een busbekabeling. Een vaste bekabeling verbindt de verschillende aansluitpunten onderling.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

41

Fig. 52 De sterbekabeling van figuur 53 heeft meer mogelijkheden. Je kunt meerdere aansluitpunten centraal laten samenkomen, die in een eerste fase maar gedeeltelijk aangesloten worden.

Fig. 53 Bij deze installatie is het zeker te overwegen om UTP-kabel te gebruikten en eventueel RJ11- of RJ45-outlets te plaatsen. Je hebt dan achteraf de mogelijkheid de installatie om te vormen tot die van figuur 41 of 42. Je kunt gebruikmaken van de in de handel te verkrijgen verdeeldozen van 6, 10 of 20 paar. In figuur 54 is een verdeeldoos van Vynckier weergegeven met een voorbeeld van doorverbinding. De klemmen van zon doos zijn horizontaal doorverbonden.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

42

Fig. 54

3.3.3 ISDN-INSTALLATIES Bij een ISDN-aansluiting zal Belgacom een speciale aansluitdoos komen installeren. Vanaf die aansluitdoos is de verdere installatie de verantwoordelijkheid van de eindgebruiker. De binnenkomende lijn is tweedraads. De bekabeling voorbij de aansluitdoos bestaat uit vier draden voor de ISDN-toestellen. Wij bespreken de standaard-ISDN-2-aansluiting. Je kunt kiezen tussen twee aansluitdozen: NT1: enkel digitale toestellen kunnen hierop aangesloten worden NT1-2ab of TWIN-box: die is identiek aan de NT1, maar biedt de mogelijkheid om er analoge toestellen op aan te sluiten. - De standaard-ISDN-2-aansluiting met NT1 In figuur 55 is het principeschema weergegeven van een installatie.

Fig. 55 De NT1-aansluitdoos heeft twee RJ45-aansluitpunten waarop je een ISDN-toestel kunt inpluggen. De maximale afstand tussen het aansluitpunt en het ISDN-toestel is 10 meter.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

43

Als je meerdere toestellen wilt aansluiten (maximaal 8 toestellen in totaal) of als de afstand tussen de NT1 en het toestel groter is dan 10 meter, dan moet je gebruikmaken van de verlengde S-bus. Hierbij worden de 4 draden van de bekabeling aangesloten op de aansluitklemmen van de NT1. Alle toestellen worden op die bus aangesloten. De signalen die door de bus gaan, worden opgevangen door het toestel waarvoor ze bestemd zijn. Een dergelijke bus omvat twee paar koperen draden, waarvan n paar gebruikt wordt om te zenden en het andere van de ontvangst. LET OP: die draden mogen niet verwisseld worden! In de tabel van figuur 56 is de nummering weergegeven van de verschillende aansluitklemmen. Aansluitklemmen verlengde S-bus NT1-2ab RJ45-stekker Uitleg 3 3 Ontvangen (+) 4 4 Verzenden (+) 5 5 Verzenden (-) 6 6 Ontvangen (-) Fig. 56 In figuur 57 zijn enkele voorbeelden van installaties op de S-bus weergegeven. Op de bus worden de speciale ISDN-stopcontacten aangesloten. Eventueel kun je ook gebruikmaken van gewone RJ45-outlets. Maar hier is de doorverbinding naar het volgende stopcontact moeilijker te verwezenlijken. De outlets zijn niet voorzien van eindweerstanden. De korte of lange bus moet ingesteld worden met de dipschakelaar in de NT1.

NT1

a2 a1 b1 b2

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

44

Fig. 57

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

45

- De eindweerstanden Om een goede werking van de S-bus te verkrijgen, is het noodzakelijk dat die aan beide uiteinden op een correcte manier wordt afgesloten. In de speciale ISDN-stopcontacten (zie figuur 49) en ook in de NT1 of NT1-2ab kunnen deze geactiveerd worden d.m.v. schakelaars. Bij gebruik van gewone RJ45-outlets kun je gebruikmaken van een speciale adapter, die in het stopcontact gestoken kan worden. Wanneer op het uiteinde van de S-bus een ISDN-toestel is geplaatst, zorgt dat toestel ook voor het afsluiten van de lijn. Maar als het toestel wordt verwijderd, ontstaan er problemen. In een grote installatie kun je het best eindweerstanden plaatsen! In figuur 58 zijn enkele voorbeelden van de plaatsing van eindweerstanden weergegeven.

Fig. 58

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

46

- Aansluiting met een NT1-2ab of TWIN In figuur 59 is een NT1-2ab weergegeven. 1 netaansluiting 220 V 2 twee RJ45-aansluitpunten voor ISDN-toestellen 3 twee RJ11-aansluitpunten voor aansluiting van bestaande analoge toestellen

Fig. 59 Deze aansluitdoos heeft dezelfde mogelijkheden als de NT1 maar je kunt je analoge toestellen door de ingebouwde omvormer (TA) nog gebruiken. Voor de ISDN-bekabeling gelden dezelfde voorschriften als bij de NT1 en voor de analoge lijnen gelden de voorschriften zoals bij de PSTN-lijnen. Belgacom garandeert een goede werking als er maximaal twee analoge toestellen per aansluitpunt worden aangesloten (zie figuur 60).

Fig. 60

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

47

3.3.4 ADSL-INSTALLATIES Het installeren van een ADSL-lijn is heel eenvoudig. De bestaande PTSN-installatie kan behouden blijven, een filter zorgt voor de scheiding van de signalen. In figuur 61 zie je de werkwijze voor de omvorming van een installatie met n aansluitpunt. Bestaande installatie Nieuwe installatie na omvorming ADSL

Fig. 61 Als er meerdere aansluitpunten zijn in de bestaande installatie, moet elk punt voorzien worden van een filter (zie figuur 62).

Fig. 62

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

48

Als er op n aansluitpunt meerdere toestellen aangesloten zijn, kunnen die in parallel (cascade) geschakeld worden. Er bestaan daarvoor stapelbare stekkers in de handel. Hier wordt maar n filter gebruikt (zie figuur 63).

Fig. 63

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

49

A.C.O.
12. Welke van de volgende telefoonaansluitingen is het meest geschikt voor internet? a. b. c. d. PSTN-lijn ISDN-lijn TWIN-lijn ADSL-lijn

13. ISDN-toestellen moeten aangesloten worden op een kabel van: a. b. c. d. minimaal 1 paar minimaal 2 paar minimaal 3 paar minimaal 4 paar

14. De maximale lengte tussen een ISDN-toestel en de aansluitdoos is: a. b. c. d. onbeperkt 5000 m 10 m afhankelijk van de instelling van de NT1

15. Waar moeten afsluitweerstanden geplaatst worden bij een ISDN-aansluiting? a. b. c. d. Op elk stopcontact. In het stopcontact aan de uiteinden van de bus. Om de 20 m. Alleen bij een lange bus aan de uiteinden.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

50

4
4.1

VERDELING TV- EN RADIOSIGNALEN


Inleiding

In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de verdeling van tv- en radiosignalen in een woning en voornamelijk aan de materialen en de bekabeling. De hoge frequentie van de signalen (tot 2000 MHz) eist van ons extra aandacht. We moeten er rekening mee houden dat elk onderdeel van de installatie en elke meter kabel een verzwakking van het signaal veroorzaken. Ook kan een onvoldoend afgeschermd onderdeel of een slechte verbinding oorzaak zijn van storende signalen, waardoor het tv-beeld sterk verslechtert. De kwaliteit van de onderdelen en bekabeling is dan ook van het grootste belang, zeker als het om grotere installaties gaat. De onderdelen moeten met de grootste zorg aangesloten worden en de verbindingen moeten nauwkeurig aangebracht worden. We zullen enkele praktische installaties volledig bespreken. De binneninstallatie geldt zowel voor een aansluiting op een openbaar tv-distributienet als voor een eigen antenne-installatie.

4.2

Enkelvoudige aansluiting in de woning

4.2.1 WIJZE VAN AANLEG

Fig. 64

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

51

4.2.2 MATERIALEN - Coax RG11 Coaxiale kabel gebruikt door de distributiemaatschappij. Impedantie van 75 ohm en een buitendiameter van 10,3 mm. - Aansluitstuk In figuur 65 is een afbeelding weergegeven van een aansluitstuk. Bovenaan wordt de binnenkomende coaxkabel met een F-connector aangesloten op dat aansluitstuk. Aan de onderkant vertrekt de binneninstallatie. Het aansluitpunt wordt door de distributiemaatschappij geplaatst. Vanaf dat punt moet de aanvrager voor de verdere installatie zorgen.

Fig. 65 - Coax RG6 of RG59 De meest gebruikte coaxiale kabels voor de binnenbekabeling zijn RG6 en RG59. Allebei hebben ze een impedantie van 75 ohm, maar RG6 is voorzien van een folie en een vlechtwerk, waardoor we een betere afscherming verkrijgen. Deze kabel raakt niet zo makkelijk verzwakt (zie figuur 33). De coax wordt met een F-connector aan de andere kant van het aansluitstuk bevestigd. - F-connector In figuur 66 zijn twee typen van F-connectoren weergegeven. Links is een uitvoering die op de kabel wordt geschroefd, rechts een uitvoering die met een speciale tang op de kabel wordt genepen. Als die connector op de kabel is bevestigd, wordt hij op het aansluitstuk geschroefd.

Fig. 66

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

52

- Enkelvoudige contactdoos In figuur 67 is links een enkelvoudige contactdoos van Niko (type 07-095-30) weergegeven die door Electrabel is goedgekeurd. Ze is voorzien voor een aansluiting voor radio en tv met coaxstekkers met een diameter van 9,5 mm.

Fig. 67 De contactdoos is links voorzien van een mannelijk deel voor aansluiting van een tv en rechts een vrouwelijk deel voor aansluiting van een radio. In figuur 67 zijn ook een mannelijke en een vrouwelijke coaxstekker van 9,5 mm weergegeven, voor aansluiting van respectievelijk radio en tv.

4.3

Meerdere aansluitingen in een busstructuur

Fig. 68

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

53

In figuur 68 is een installatie weergegeven met drie aansluitpunten. Die installatie is identiek aan de installatie van figuur 64 tot aan de eerste aansluitdoos. De contactdozen zijn nu meervoudige contactdozen of doorvoerdozen, d.w.z. dat ze gemaakt zijn voor de aansluiting van een binnenkomende coaxkabel en een coaxkabel die naar de volgende contactdoos vertrekt. De laatste contactdoos moet dan voorzien zijn van een afsluitweerstand of eindweerstand van 75 ohm. In figuur 69 is een dergelijke aansluitdoos weergegeven. Rechts komt de coaxkabel binnen en links vertrekt een coaxkabel naar de volgende aansluitdoos of wordt de eindweerstand geplaatst bij de laatste doos.

Fig. 69

4.4

Meerdere aansluitingen in sterbekabeling

Fig. 70 In nieuwe woningen wordt meestal gebruikgemaakt van een sterbekabeling, zoals in figuur 70 is weergegeven. Vr de splitter is de installatie weer identiek aan de voorgaande installaties. De contactdozen zijn van het enkelvoudige type. Elke contactdoos wordt met een F-connector aan de uitgang van de splitter aangesloten. In figuur 71 is een afbeelding van een splitter met 4 uitgangen weergegeven.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

54

Fig. 71 Voordelen van sterbekabeling - Dankzij F-connectoren voor aftakkingen is de invloed van storingen veel geringer. Ook het signaalverlies blijft beperkt. - Er zijn minder verbindingen tussen de invoer en het uiteindelijke aftakpunt. - Grotere installaties kunnen gemakkelijker afgesteld worden. Verder gelegen contactdozen kunnen voorzien worden van een versterker. In figuur 72 is een dergelijke versterker weergegeven.

Fig. 72 In figuur 73 is een voorbeeld van een grotere installatie weergegeven. Bij een sterbekabeling hoeven contactdozen die kort bij het centrale aansluitpunt gelegen zijn, niet voorafgegaan te worden door een versterker. Voor de verder gelegen contactpunten is dat wel noodzakelijk.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

55

Fig. 73

4.5

Telenetinstallatie

Met Telenet kun je via je bestaande tv-distributieaansluiting ook je telefoon en internet aansluiten. Op een centrale plaats, waar je huidige tv-distributie de woning binnenkomt, zal de basisopstelling geplaatst worden. Dat is meestal waar ook de meterinstallaties voor elektriciteit, water en gas staan. Dat kan in de garage, de kelder, in een gangkast enz. zijn, maar nooit in een vochtige ruimte. Om alles netjes te plaatsen, heb je een ruimte nodig van ongeveer 70 bij 35 cm. In figuur 74 is een voorbeeld van een basisopstelling weergegeven.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

56

Vertrekkende telefoondraden (UTP of VVT)

Binnenkomende Coaxkabel vertrekkende coaxkabels naar : - wandcontactdozen radio/tv - aansluiting van de kabelmodem

A: telefoniemodem B: voeding + noodbatterij voor telefoniemodem C: netwerkverdeler D 2 stopcontacten 230 V met aarding

Fig. 74 Vanaf deze basisopstelling vertrekt de bekabeling naar de wandcontactdozen voor telefoon/fax, voor radio/tv of voor internet.

Voorbeeld van een installatie, E is de internetmodem

Fig. 75

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

57

In figuur 75 is een voorbeeld van een installatie weergegeven. Hier zijn twee wandcontactdozen nodig voor radio/tv en twee voor de telefoonaansluiting. De internetmodem is hier geplaatst in de nabijheid van de computer, maar hij kan ook geplaatst worden bij de basisopstelling. Wordt de modem bij de basisopstelling geplaatst, dan moet er een UTP-kabel tot aan de computer getrokken worden. In het andere geval moet er een coax-kabel RG6 of RG59 getrokken worden. Voor de aanleg van de bekabeling en de plaatsing van de wandcontactdozen voor radio/tv, telefoon en internet: zie hoofdstuk twee, drie en vier.

In figuur 76 zie je een netwerkverdeler afgebeeld.

toegang

aansluiting aansluiting telefoonmodem internet

aansluitingen radio/tv

voeding

Fig. 76

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

58

In figuur 77 is een praktische opstelling weergegeven.

Fig. 77

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

59

A.C.O.
16. Welke coaxkabel is het meest geschikt voor de verdeling van tv- en radiosignalen in een binneninstallatie? a. b. c. d. RG11. RG58. RG59. RG6.

17. Wat is de meest geschikte bekabelingsstructuur voor de verdeling van tv- en radiosignalen? a. a. b. c. Busbekabeling. Sterbekabeling. Ringbekabeling. Een combinatie van ster- en ringbekabeling.

18. In welk geval moet je een afsluitweerstand plaatsen? a. b. c. d. In elk stopcontact. In elk stopcontact aan het uiteinde van een lijn. Nooit. In stopcontacten aan het uiteinde van een lijn als die voorzien zijn van een aansluiting om de lijn uit te breiden.

19. Welke kabel moeten we plaatsen bij een telenetinstallatie tussen de kabelmodem en de computer? a. b. c. d. RG6. RG58. VVT 4 paar. UTP.

Comfortschakelingen

Communicatiebekabeling en overspanningsbeveiliging

60

5
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.

OPLOSSINGEN ACOS
d. b. b. d. b. a. d. c. a. c. d. d. b. b. b. d. b. d. d.

You might also like