Professional Documents
Culture Documents
Nummer 2- 2011
HInT
Eindredactie:
Dus lieve lezer, wanneer je weer eens klaagt dat je in de brandende
Wouter Egelmeers, Karin Geerts,
zon en met prachtig weer in de boeken zit, knijp dan even in je Anouk Keune, Suzanne de Lijser,
arm! Kijk naar buiten en geniet van het voorrecht dat je hebt, ge- Sjir Worms, Niels van der Werf
niet van de mooie stad waarin je mag studeren en geniet van alle
pracht die het studentenleven je te bieden heeft. Wanneer die Hoofdredacteur:
Roy Stoots
boeken je dan aanstaren en zeggen : TENTAMENS! Bedenk dan:
Het beste gebeurt ons in de Voor- & Achterpagina:
zon! Carpe diem! Roy Stoots, PR-commissie
hintredactie@gmail.com
|2
April 2011
In dit HInT...
6 10 14
Weinigen hadden al college De zin van onzin en het nut Corine verbaasde zich over de
van hem, maar HInT sprak van foute humor. Wouter legt situatie van het heden. Na
hem!De nieuwe Hoogleraar ons uit waarom we ten allen Alphen aan den Rijn stelt zij de
van de vergelijkende levens- tijden moeten blijven lachen vragen die ineens weer actueel
loop: Jan Kok. om de zaken! zijn geworden.
``
16 23 32
Suzanne schreef over de Karin en Aukje waren creatief HInT had een exclusief inter-
undercoverjournalistiek. Een met de geschiedenis. De uit- view met de speechschrijver van
bijzonder interessant debuut komst is een quiz; Kom er nu de minister-president, Jan Wal-
van ons nieuwste redactielid! achter welke dictator jij zou ravens! Een voorproefje van 26
zijn! mei.
3|
HInT
|4
April 2011
Per 1 december 2010 is Jan Kok hoogleraar Vergelijkende Geschiedenis van de Levensloop bij de
opleiding Geschiedenis. De meeste van onze HInT-lezers zullen nog geen kennis hebben gemaakt
met Jan Kok zelf of met de vergelijkende geschiedenis van de levensloop. Het HInT was nieuws-
gierig en ging langs voor een kennismaking.
Jan Kok werd geboren op Texel en studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Hij heeft nooit lang hoeven twijfelen over zijn studiekeuze; vanaf het begin wist hij dat geschiede-
nis het enige was dat hij wilde doen. Al op de universiteit ontstond een interesse in sociale en eco-
nomische geschiedenis en de geschiedenis van levens van mensen. Vanwege zijn interesse in we-
reldwijde verschijnselen volgde hij ook vakken
in niet-westerse geschiedenis en culturele an-
tropologie. In 1993 ging hij werken als coördi-
nator van het archiefwerk bij de ‘Historische
Steekproef Nederlandse bevolking’(HSN) waar
hij nog steeds voor actief is. Dit project beslaat
een database met gegevens van 70.000 men-
sen.
Databases en technologie
De databases waaraan Jan Kok heeft meegewerkt en waar hij nog steeds aan meebouwt ontsluiten
veel nieuwe informatie over mensen en hun levenslopen. De HSN reconstrueert de levens van
40.000 mensen van ongeveer 1812 tot het heden. Daarbij gaat het om de geboorte en sterfte da-
tum, maar ook beroepen, huwelijks– en gezinsvorming en migratietrajecten worden vastgelegd.
Voor de database zijn er al een heleboel gegevens beschikbaar gesteld, maar is er nog steeds een
afhankelijkheid van de mate waarin gemeentes en andere instanties gegevens willen blootgeven
aan onderzoek. Op dit moment wordt er volgens Jan Kok hard gewerkt aan de digitalisering van
gegevens. Dit werk is sterk afhankelijk van vrijwilligers. Met de digitalisering van de Burgerlijke
Stand wordt het tevens mogelijk om programma’s te maken die verbindingen leggen waardoor
stambomen kunnen worden geconstrueerd. Door de vele mogelijkheden en toepassingen worden
er nieuwe bronnen gecreëerd en kunnen er nieuwe onderzoeksvragen gesteld worden aan de
hand van het materiaal. Op deze manier, stelt Jan Kok, komen de data van mensen tot leven en
kun je meer duiding geven aan deze gegevens.
7|
HInT
Rol op de universiteit
Jan Kok is geen onbekende naam binnen de vakgroep Geschiedenis. Hij werkt al sinds 1993 samen
met Theo Engelen. Van 2004 tot 2006 was hij al eens docent in Nijmegen. Hij hielp mee aan het
ontwikkelen van de minor economisch–sociale Geschiedenis van Noord-Amerika. De komende vijf
jaar heeft hij zich voorgenomen om de economisch
-sociale afdeling binnen de opleiding geschiedenis
te versterken. Hij wil daarbij graag de samenwer-
king tussen historische demografie en culturele
geschiedenis bevorderen. De positie van economi-
sche en sociale Geschiedenis ‘moet een beetje
teruggewonnen’ worden. Om dit te bereiken, zal
het aantal onderzoekers binnen de economisch-
sociale geschiedenis, en met name aio’s, de ko-
mende jaren moeten toenemen. Het is daarnaast
de wens van Jan Kok dat de geschiedenis van de levensloop duidelijker terug gaat komen in het
curriculum. Daarom ziet hij zichzelf vanaf komend collegejaar weer een onderwijstaak vervullen.
Vooral de propedeusestudenten en tweedejaarsstudenten zullen hem dan vaker terugzien bij eco-
nomisch-sociale vakken. Behalve het verbeteren van de samenwerking tussen economisch-sociale
Geschiedenis en culturele geschiedenis wil hij ook blijven werken aan het inzetten van digitale
middelen in het onderzoek en het onderwijs. Dit maakt dan ook een belangrijk deel uit van zijn
leeropdracht.
Samenwerking
De ideale verwezenlijking van de Vergelijkende Geschiedenis van Levensloop is volgens Jan Kok een
master die gaat over dit onderwerp in het bijzonder, en de historische demografie in het algemeen.
Deze master zou dan uniek zijn in Nederland en het zou een samenwerkingsproject moeten wor-
den tussen een aantal Nederlandse universiteiten. Jan Kok is een groot voorstander van dit soort
samenwerkingsverbanden; hij werkt ook samen met een aantal sociale wetenschappers op natio-
naal niveau. Binnen de Nijmeegse universiteit is er tussen geschiedenis en sociale wetenschappen
nog niet veel contact. Op de vraag of hij samenwerking ziet tussen de verschillende stromingen
binnen de opleiding Geschiedenis, ziet hij vooral overeenkomsten en nieuwe onderzoeksvragen
met culturele geschiedenis. Een levensloop valt volgens hem namelijk niet buiten de culturele
context te plaatsen. De overeenkomsten met politieke geschiedenis zijn minder duidelijk, hoewel
het Jan Kok wel interessant lijkt om de ledenlijsten van politieke partijen in een database op te
nemen om te kijken of de politiek invloed heeft op het leven van politiek betrokken mensen. Jan
Kok heeft dus vertrouwen in interdisciplinaire teams en gelooft ook dat deze ‘objectieve criteria’
voor goede wetenschap naar boven kunnen brengen.
|8
April 2011
Door nieuwe technologieën toe te passen en databases aan te leggen kan er ook in een internatio-
naler verband samengewerkt worden. Jan Kok is ook op wereldschaal met databases bezig, op
deze manier combineert hij het ontwikkelen van systemen met zijn wens om ook op mondiaal
niveau levenslopen te kunnen vergelijken. Zo is hij betrokken bij het project CLIO-INFRA dat als
doel heeft een verklaring te vinden voor de ongelijkheid en de ongelijke ontwikkeling tussen en van
landen van 1500 tot nu. Hierbij spelen thema’s als kolonialisme ook een grote rol. In samenwerking
met internationale onderzoeksteams van alle disciplines en vrijwilligers probeert het project op
deze vraag een antwoord te vinden. Zestig procent van de gegevens die er nodig zijn voor het on-
derzoek, zijn al beschikbaar. Door middel van het delen van data moet de rest binnen afzienbare
tijd ook beschikbaar zijn. Jan Kok beseft dat hij bezig is met ‘big history.’ Hij is echter niet bang voor
de omvang van het project: ‘het is megalomaan, maar we moeten ergens beginnen.’ Dit is dan ook
een les die hij studenten wil meegeven. ‘Denk vooral niet te klein.’
9|
HInT
Nederlanders zijn niet onbekend met vrijwilligerswerk. Het internet staat vol met maatschappelijke vaca-
tures voor de sympathieke vrijwilliger die zijn of haar medemens graag wil helpen met honden uitlaten of
foto’s inplakken. Ook vrijwilligerswerk in het buitenland is momenteel mode en honderden Nederlanders
leggen duizenden euro’s neer om vrijwilliger te spelen in derde wereldlanden. Toch is, ondanks onze
joods-christelijke cultuur en ons semi linkse gedachtegoed, vrijwilligerswerk in Nederland niet zo vanzelf-
sprekend als in andere landen. In bijvoorbeeld de Verenigde Staten is vrijwilligerswerk een vereiste, wil je
worden toegelaten aan universiteiten als Harvard en Yale, scholen die een garantie bieden voor een
prachtige carrière. Het werken als vrijwilliger toont maatschappelijke betrokkenheid en sociale kwalitei-
ten. Daarnaast kan het je, mijns inziens, een hoop leren over jezelf en je plek op de arbeidsmarkt.
Op verschillende plaatsen en in verschillende sectoren zijn bedrijven regelmatig op zoek naar vrijwilligers.
Regionale televisie- en radiostations, kleine theaters, beginnende horecaondernemingen, musea, kerken,
kleine winkels en brandweer; allen maken ze gebruiken van gemotiveerde vrijwilligers die zonder vergoe-
ding hun handen uit de mouwen willen steken. Op deze plekken beland je, zoals ik het ervaar, op de
werkvloer in het klein. Geroddel, gezeur over het management, geklaag over de vieze koffie en de onbe-
kwame receptioniste gaan gepaard met mensen die langdurig ziek zijn en zoeken naar een betere, ver-
dienende baan. Iedereen is vrijwilliger, daarin ben je allen gelijk, maar een hiërarchie is uiteraard aanwe-
zig en als hoger opgeleide moet ook jij bewijzen dat je meer kan dan alleen de telefoon opnemen of
kaartjes verkopen. Aan het einde van de dag ga je naar huis, zonder centjes, maar wel met een beetje
meer kennis en werkervaring en na enkele maanden misschien zelfs een mooie aanbevelingsbrief. Het
kan dus, voor studenten, letterlijk werken voor je toekomst zijn.
Vrijwilligerswerk, voor velen wordt het gebruikt als tussen- of eindstation van de arbeidsmarkt,
‘bezigheidstherapie’ voor hen die willen werken voor een uitkering of nog niet stil kunnen zitten thuis op
de bank. Er zijn er ook die het simpelweg doen uit idealisme en interesse, zij die hun hart hebben ver-
pand aan een organisatie of een doel. En dan is er de groep gemotiveerde jongeren die nog moeten
beginnen op de arbeidsmarkt, zij die nog maar net komen kijken. Voor hen die zoeken naar werkervaring
en misschien een mooier CV zal ik zeggen; solliciteer. Want naast een leerzame ervaring en een plusje op
je CV, voelt het zo nu en dan ook nog eens erg dankbaar.
| 10
April 2011
11 |
HInT
Zo. Dat is niet niks, hè? Grappen maken over baby’s in ovens en gehandicapte kinderen die nare ziektes
krijgen? Toch bestaan ze, grappen over joden in concentratiekampen, stereotiepe grappen over allochto-
nen, homoseksuelen en domme blondjes. En ik vind dat we ze moeten blijven maken. Ja, zelfs dat het
goed is dat ze er zijn en dat ze een belangrijke rol spelen in de maatschappij.
De standaardredenen waarom humor goed en belangrijk zou zijn, kent iedereen. Lachen is gezond en
bovendien leuk. Een fantastische workout voor buikspieren en longen die de bloedsomloop op gang
brengt en stress doet vergeten. Twee uur krachttraining in de sportschool is niks bij een paar minuten
goed lachen. Mensen die veel lachen, leven gemiddeld langer en worden na operaties sneller beter. Niet
voor niets zetten ziekenhuizen cliniclowns in bij zieke kinderen: lachen bevordert de aanmaak van immu-
noglobine en endorfine in de hersenen. Eerstgenoemde zorgt voor een hogere weerstand en endorfine
maakt dat melancholische gevoelens en pijn afnemen. Het wekt een lustgevoel op, en komt ook vrij als je
heroïne of opium gebruikt.
De punten die ik zojuist noemde, zeggen iets over het belang van lachen en humor, maar nog niets over
het belang van de zwarte, gemene en ‘zieke’ humor die ik in de inleiding beschreef. Waarom zijn grappen
Commissielid worden?
Stuur een mail naar:
excalibur@let.ru.nl
| 12
April 2011
over bijvoorbeeld babylijkjes zo belangrijk? (Wat is het verschil tussen een rode cadillac en een doos ba-
bylijkjes? –Die auto heb ik niet in de kelder staan...)
Zieke humor provoceert, en is alleen daarom al leuk. Zoals het voor kleine kinderen leuk en spannend is
om stiekem een snoepje uit de snoeppot te pakken, is het leuk om grappen te maken over dingen die
eigenlijk heel serieus zijn. Juist omdat het niet mag, is het leuk. Ook zorgt het maken van een foute, ste-
reotiepe grap voor een groepsgevoel: Belgen maken grappen over zuinige Hollanders, en Nederlanders
maken grappen over domme Belgen.
Moppen over allochtonen vallen ook in deze categorie. Veel mensen vinden grappen over bijvoorbeeld
criminele Marokkanen niet kunnen omdat deze een wij-zijgevoel zouden oproepen en stereotypes in
stand houden. Maar gelooft degene die de grap maakt echt wat hij zegt? Natuurlijk niet. De meeste Ne-
derlanders (op zo’n 15% PVV-stemmers na) weten best dat niet alle allochtonen dom zijn en van de cri-
minaliteit leven. Zoals iedereen weet dat je een blondine best in haar eentje een lamp kunt laten vervan-
gen en dat niet alle katholieke paters kinderen betasten.
Bij zieke humor (die wees met kanker, bijvoorbeeld) ontbreekt deze functie. Maar deze vorm van humor
kan werken als uitlaatklep. Je kunt frustratie en haat uiten zonder ervoor gestraft te worden. Door erge
dingen extreem te overdrijven, maak je ze minder aangrijpend. Foute humor kan de lading van een be-
paald probleem verlichten, maar de gebeurtenis op zich wordt daarmee nog niet gebagatelliseerd. Ie-
mand die een foute grap maakt over de Holocaust, zegt niet dat deze wel meeviel of dat die hele massa-
moord eigenlijk best grappig was, maar probeert er op een andere manier mee om te gaan. Zolang hij de
grap niet maakt om opzettelijk mensen te kwetsen, is er niets aan de hand.
Ook zorgen dergelijke grappen voor bewustwording en houden ze ons een spiegel voor. Het confronteert
je met bepaalde misstanden en stereotiepen, en zorgt er zo voor dat je gaat nadenken. Humor kan dis-
cussie uitlokken en een manier zijn om iets te bekritiseren.
Kortom: foute humor is wenselijk. Door te lachen om foute grappen leven we langer en gezonder, verge-
ten we onze stress en kunnen we grote problemen als kindermisbruik en de Holocaust relativeren. Deze
problemen worden er niet minder erg van, maar we kunnen er wel beter mee omgaan. We kunnen ons
een spiegel voorhouden en ons bewust worden van bepaalde stereotypen. Een beetje tact is nooit weg,
maar leef je verder vooral uit! Bovendien: ‘You say anyone who would make jokes about dead babies is
evil? But dead babies are so much fun!!!’
13 |
HInT
Schreeuw om aandacht
Nu ben ik niet iemand die zich helemaal verdiept in het nieuws van alledag, noch ben ik iemand die
uren kan peinzen over problemen in de maatschappij, maar deze zin mondde bij mij uit in een
vraag. Waar houdt het op? Het maakte een hersenspinsel bij mij los dat inmiddels zo ingewikkeld
geworden is dat ik het in al mijn frustratie wel op moet schrijven en anderen hier lastig mee moet
vallen. Zelf kom ik er simpelweg niet meer uit.
Welnu, waar te beginnen? Aandacht vragen voor problemen is niet iets van de laatste tien jaar,
neem bijvoorbeeld de dames van ‘baas in eigen buik’. Wanneer men ontevreden is over bepaalde
maatschappelijke zaken gaat men de straat op. Tegenwoordig met het internet is dat niet meer de
enige oplossing. Als we een probleem hebben met de overheid kunnen we die altijd nog e-mailen,
of we zetten onze eigen leuzen en artikelen op social media sites. Via het internet is iedereen op de
hoogte en heeft iedereen wat in te brengen.
Hetgeen wat momenteel echter in mijn hoofd speelt is het volgende: als iedereen tegenwoordig
wat te zeggen heeft, hoe val je dan nog op? De hele wereld is tegenwoordig in staat om te schreeu-
wen om aandacht. Dus hoe zorg jijzelf dan dat je het stemmetje bent dat boven al dat geschreeuw
uitkomt? Is het niet zo dat hoe meer we de mogelijkheid krijgen zaken met elkaar te delen, hoe
meer dat eventuele zaken die aandacht nodig hebben, worden ondergesneeuwd ?
| 14
April 2011
Als men in een zaal vol mensen staat die allemaal praten en je hebt wat te zeggen, dan ga je harder
praten. Wanneer iedereen schreeuwt en je wilt opvallen, ga je harder schreeuwen. Kan het dus
niet zo zijn dat men, wanneer men echt een punt wil maken, wel extremere maatregelen moeten
nemen? En als dat zo is, is dat niet volkomen belachelijk? Zijn we zo’n maatschappij geworden
waarin mannen zichzelf op de dam in brand steken om hun wanhopige kreten vorm te geven en
waarin kinderen op twitter van alles en nog wat met de dood bedreigen? Als dit de nieuwe manier
is om boven alle aandachtskreten uit te komen, dan is dat niet alleen deprimerend, maar dan kan
ik me ook voorstellen dat men op den duur niet meer serieus genomen wordt. Dus waar houdt het
op? Bovendien is er geen ruimte meer voor degenen die niet proberen boven al het geschreeuw
uit te komen, maar die zich stil houden. Dit lijkt me geen eerlijke verdeling.
Mijn mijmeringen zijn waarschijnlijk compleet onlogisch. Ze maken geen punt, slechts een zin met
een hoop komma’s zonder duidelijke samenhang. Waar houdt het op? Zelfs wanneer ik deze vraag
toepas op mijn zojuist getypte stuk, komt er geen duidelijk antwoord op.
15 |
HInT
Verkleedpartij om te ontmaskeren
Undercoverjournalistiek: noodzaak of sensatie?
Wat hebben een Somalische vluchteling, een medewerker van een callcenter en een arbeider in
een broodfabriek met elkaar gemeen? Zo op het eerste oog vrij weinig, ware het niet dat in deze
drie uiteenlopende personen, dezelfde man verscholen zit. Günter Wallraff geldt vanaf de jaren
zeventig als de meester van de undercoverjournalistiek. Waar komt deze niet geheel onomstre-
den vorm van journalistiek vandaan? En zijn dergelijke verkleedpartijen of verborgen camera-
acties bittere noodzaak of onnodige sensatie?
‘Undercoverjournalistiek is de beste vorm van journalistiek die er is’, aldus de Groningse universi-
tair docent Journalistiek Alexander Pleijter en oprichter van discussieplatform De Nieuwe Reporter.
Pleijter sprak deze woorden onlangs tijdens een symposium over de ethische grenzen van de mo-
derne journalistiek in een stampvolle collegezaal op onze eigen Radboud Universiteit. ‘Het is waan-
zinnig spannend. Journalisten moeten dit veel vaker doen’, stak hij zijn enthousiasme niet onder
stoelen of banken. Rob Wijnberg, filosoof en hoofdredacteur van de NRC Next was tijdens hetzelf-
de debat echter minder enthousiast over journalistieke verkleedpartijen en verborgen camera-
acties. ‘Er moet een zwaarwegend belang zijn, alleen dan mag het.’ Deze ethisch verantwoorde
mening komt overeen met de internationale en nationale gedragscodes voor iedereen die zich
journalist noemt. In principe strijdt een journalist met open vizier, alleen als het echt niet anders
kan mag deze regel terzijde worden geschoven. Ook bij journalisten in de dop wordt dit principe er
op de School voor Journalistiek meermalen ingewreven.
| 16
April 2011
sociale onrecht in de samenleving boven water te krijgen. In 1899 schreef hij in De Telegraaf over
het doel van zijn undercoveractie: ‘Indien mijn verhaal er moge toe bijdragen u tot milddadigheid
en zachtheid van oordeel jegens den arme te hebben opgewekt, zal dit besef mij troosten voor de
vele onaangename uren, die ik gedurende mijn avontuurlijke reis doorbracht.’
Roeren in mesthopen
Undercoverjournalisten waren, ondanks de heldenstatus die zij met hun spannende acties verwier-
ven, begin twintigste eeuw vooral in Europa nog een zeldzaamheid. In Amerika is undercoverjour-
nalistiek dan al een stuk populairder. Beoefenaren van deze vorm van journalistiek werden hier
aangeduid met de niet al te sympathieke term muckrakers, afgeleid van het roeren in stinkende
mesthopen. Vanaf de jaren zeventig weet de Duitse journalist Günter Walraff de undercoverjour-
nalistiek in de schijnwerpers te zetten. Pruiken, gekleurde contactlenzen, snorren en de naam Ali
verschaften hem toegang tot de werkomstandigheden van een Turkse arbeider in Duitsland. Vol-
gens Walraff moet de realiteit door journalisten immers worden ervaren zoals die is. ‘Dus niet
arrogant een blik in de keuken werpen en dan denken te weten hoe het is. Nee, zelf onderdeel van
die keuken zijn’, schreef hij eens. Ook in Nederland werd journalistiek via vermommingen en ver-
borgen camera´s steeds populairder. Journaliste Stella Braam verwierf eind jaren negentig faam
met het boek De blinde vlek van Nederland, waarin zij de positie van laaggeschoolden in kaart
bracht. Anderhalf jaar lang pakte ze achter een lopende band kartonnen dozen in en maakte ze
met bezem en dweil kantines schoon. Recent nog wist een journaliste van HP/De Tijd als stagiaire
vier maanden lang het partijbureau van de PVV binnen te dringen in de hoop pikante details over
Geert en zijn makkers te kunnen publiceren. En dankzij de verborgen camera wist SBS-journalist
Alberto Stegeman vorig jaar te onthullen dat de beveiliging op Schiphol nagenoeg zo lek is als een
mandje.
Sensatiejournalistiek?
Maakt dit undercoverjournalistiek tot bittere noodzaak? Of neigt het toch meer naar pikante sen-
satie? In de kern gaat het bij undercoverjournalistiek om het onthullen van schandalen of misstan-
den. Feit blijft natuurlijk dat het voor een brave journalist, gewapend met balpen en schrijfblokje,
tamelijk lastig is dit soort zorgvuldig weggestopte informatie boven tafel te krijgen. Welke goed
betaalde manager van een zorginstelling zal immers bekennen dat ´zijn´ bejaarden dagenlang één
en dezelfde poepluier dragen? En welke nog beter betaalde manager van een grote multinational
zal verklaren dat zijn onderbetaald personeel tot in de nachtelijke uren dubbele diensten achter de
lopende band draait? Via infiltratie, vermommingen uit de carnavalswinkel en verborgen camera´s
is het veel gemakkelijker om dergelijke doofpot-info te vergaren. Sterker, in de meeste gevallen is
dit de enige manier om als journalist misstanden wereldkundig te maken en kun je dus spreken van
een maatschappelijke noodzaak. De manier van presenteren van de onthullingen maakt echter dat
undercoverjournalistiek in veel gevallen naar sensatiejournalistiek neigt. De acties van Alberto
Stegeman worden voorzien van muziek die in een aflevering van The A-Team of MacGyver niet zou
misstaan en een spannende cliffhanger moet de kijker over het daaropvolgende reclameblok tillen.
17 |
HInT
Programma´s als Zembla tonen echter aan dat serieuze undercoverjournalistiek wel degelijk moge-
lijk is en dat dit een goede manier is om een gesloten beerput te openen, soms zelfs bijna letterlijk.
Als een Zembla-verslaggever in 2009 niet de moed had gehad om undercover in dienst te treden
als schoonmaker van meerdere ziekenhuizen, hadden we nu niet geweten dat daar hele pelotons
aan schadelijke bacteriën rondmarcheren. Undercoverjournalistiek lijkt zich daarom over het alge-
meen in een grijs gebied tussen serieuze onderzoeksjournalistiek en amuserende sensatiejournalis-
tiek te bevinden. Pikante sensatie of bittere noodzaak, één ding is in ieder geval zeker: de gemid-
delde mediaconsument smult van onthullingen en schandalen en lijkt nog lang niet verzadigd. Dit
tot ongenoegen van sommige critici, zoals de cultuurhistoricus H.W. von der Dunk. In zijn gloed-
nieuwe werk De glimlachende sfinx schrijft hij over de in zijn ogen te ver doorgeschoten openbaar-
heid: ‘De journalistieke sensatiedrang (…) heeft de publieke arena veranderd in één groot nudis-
tenstrand.’
| 18
April 2011
Tegen
Larp
Door Aukje Las
LARP: Live Action Role Playing. Dit is een spel waarbij de spelers een verhaal naspelen. Het ver-
haal is grotendeels geïmproviseerd, maar de speler moet zich vasthouden aan zijn personage. Dit
heb ik van Wikipedia. Misschien niet de meest betrouwbare bron, maar dat is weer een andere
discussie. Wat mij opvalt aan deze Wikipediapagina is dat er bij ´Doel van het spel´ wederom een
uitleg gegeven wordt van wat het spel inhoudt. Als ik het artikel nogmaals lees, ontgaat mij het
doel dan ook volledig
LARP is voor mij een toneelstuk. Het is niet echt, het wordt nagespeeld en iedereen heeft een per-
sonage. Ik heb al sinds mijn vroege jeugd ervaring met toneel: mijn familie heeft jarenlang een
toneelvereniging gehad. Dit heeft mij ook doen besluiten om mijn gehele middelbare schooltijd lid
te zijn van de toneelclub. Ook mijn broer is een fervent acteur. LARP gaat echter in tegen alles wat
mijn ´actrice-hartje´ lief heeft: er is geen script, er is geen toneel en er is geen publiek.
LARP is grotendeels improvisatie en ook ik heb aan improvisatietoneel gedaan. Dit wordt ook wel
theatersport genoemd. Velen van jullie zijn bekend met het programma ´De Lama´s´, dit is ook
theatersport. De essentie van theatersport en de enige voorwaarde waarop improvisatie is te
doorstaan, is humor. Improvisatietoneel zonder humor is het ergste wat er is. LARP is geen humor.
LARP betekent rondhossende dwergen en springende kikkerkussers (wat dan wel weer grappig
klinkt). En ze zijn niet eens onder invloed. Niets grappigs aan dus.
LARP wordt gespeeld in een bos of op een veld. Er is geen toneel. Bovendien: toneelspelen doe je
niet alleen voor jezelf. Dit doe je om anderen te vermaken. En dan heb ik het niet over anderen die
eruit zien als een ork en jou met een magisch drankje in een paddenstoel willen veranderen. Het
vervelende aan LARP is dat er geen publiek bij betrokken is. Waar doe je het dan voor? Waarom
ren je rond in een dampig bos, onverstaanbare formules te prevelen en bosuilen te irriteren? Ik
begrijp het niet.
De Wikipediapagina vertelt mij meer: er zijn verschillende vormen van LARP. Er is fantasyLARP,
VikingenLARP, KeltenLARP, RomeinenLARP, HorrorLARP, SciencefictionLARP (LARP in space!),
SteampunkLARP (WTF?) en Post-apocolyptische LARP. Heel leuk allemaal, maar het doel is uitein-
delijk om iets na te bootsen, iets na te spelen. En wat voor ons natuurlijk de meest interessante
vorm van LARP is (als het al interessant is), is natuurlijk de historisch getinte LARP. Het moet ons
geschiedenisstudenten toch tegen de borst stoten dat er mensen zijn die denken dat ze de geschie-
denis kunnen naspelen? Ons wordt tijdens geschiedfilosofie toch netjes geleerd dat zoiets als een
verleden werkelijkheid onbereikbaar is? Noch voor een historicus, noch voor een LARP’er. Dat we
19 |
HInT
de waarheid hierover enkel kunnen nastreven door gedegen bronnenonderzoek en dan hierover
voorzichtige uitspraken te doen? Blijkbaar vinden LARP’ers het zo vervelend dat ze het verleden
niet hebben meegemaakt dat ze proberen, door kleding, make-up en locatie, bijvoorbeeld een
veldslag na te bootsen. Of deze vrije tijd-tovenaars er moeite in hebben gestoken om het verleden
gedegen te onderzoeken, is voor mij een raadsel.
Om tot slot in te gaan op het beleven van de geschiedenis, neem ik jullie graag mee naar de wereld
van de LARP-rekwisieten. Hiermee bedoel ik: het met latex beklede schuimrubber wat een authen-
tiek 13e-eeuws zwaard of bijl moet voorstellen. De reden waarom het geen echte wapens zijn is
omdat men niet gewond wil raken. Nou breekt mijn klomp! De LARP'ers willen graag een histori-
sche veldslag nabootsen om het gevoel te krijgen dat ze erbij zijn geweest, maar weigeren ook
maar enig realisme na te streven. Wees dan een vent, koop een zwaard en hak elkaar in de pan .
Want alleen dan kom je in de buurt van een echte veldslag. Ik zeg LARP: Leegheid aan Authentici-
teit en Realisme Performance!
| 20
April 2011
Voor
Larp
Door Jesper Geubels
De zon komt op waardoor het dauw dat het gras heeft versierd glinsterend de atmosfeer ver-
licht. Het is ochtend, en je besluit je klaar te maken voor de felle strijd. De grote scherpe bijl,
waaraan je veel aandacht hebt besteed, ligt in je hand, klaar om gebruikt te worden. De frisse
dennenlucht komt je tegemoet, terwijl je verder het bos in trekt. Het gefluit van de vogels doet
niet denken aan de spannende gebeurtenissen die voor je liggen. Je hebt geen idee wat je alle-
maal gaat tegenkomen maar ondanks deze kwellende onwetendheid besluit je het groene woud
verder te verkennen. Naarmate de tijd verstrijkt kom je kompanen tegen, die hetzelfde ‘doel’
hebben als jij. Ook zij willen hun zoektocht voltooien en het ‘kwaad’ verslaan. Samen trek je ten
strijde om het mysterie op te lossen en alle satanistische wezens de kop in te drukken. Je vlijm-
scherpe bijl zal ‘bloed’ proeven.
De situatie die ik hierboven schets zou uit een boek kunnen komen, maar voor larpers is dit een
soort van nieuwe werkelijkheid. Veel mensen doen er tegenwoordig lacherig over en daar stoor ik
mij aan. In principe is LARP. niets meer dan een misschien op hol geslagen hobby. Een innovatieve
manier om de vrije tijd te besteden. Sommigen blazen op een trompet als ze even niets te doen
hebben. Anderen staren levenloos naar een flikkerend scherm en volgen zo meerdere zogenaamde
‘series’ en weer anderen besteden liever hun tijd met het bestormen van meerdere zogeheten
‘kledingwinkels’ om op zoek te gaan naar een specifiek stukje katoen. Larpen moet men zien als
enkel een hobby. Sommige mensen vinden het nu eenmaal leuk om door een modderig bos te
banjeren in een strak zittend berenvel terwijl ze door andere ‘avonturiers’ worden bestookt met
schuimrubber. Ik ben van mening dat men elkaar moet respecteren, ook al klinkt het allemaal nog
zo achterlijk. Misschien ietwat cliché, maar het is ten slotte een vrij land.
Larpers gaan op in hun karakter en besluiten mee te doen aan het spel. Het is ook maar een spel en
men moet er niet meer achter zien. Het heeft niet specifiek een doel, noch een maatschappelijk
nut. Het heeft gewoon te maken met het feit dat sommige mensen de wrede werkelijkheid willen
ontvluchten en iemand anders willen zijn, al is het maar voor een weekend. Men ontvlucht de
werkelijkheid door in de huid van een ander heldhaftig personage te kruipen. Ontspanning staat
dus eigenlijk centraal, net als bij vele andere hobby’s.
Om de historische waarden van dit blad toch enigszins hoog te houden komt er nu een einde aan
mijn moralistische gezeur. Ondanks het feit dat verdraagzaamheid bij mij hoog in het vaandel
staat, is het nu tijd voor een degelijk onderscheid dat de meeste mensen vergeten te maken. Met
dit onderscheid wil ik meteen een licht werpen op het door Aukje geponeerde raadsel. Zij vraagt
21 |
HInT
Bij de meeste Larpers is dit inderdaad niet het geval. Een fantasiewereld staat immers in de meeste
gevallen centraal. Bij het zogenaamde ‘Living History’ is dat totaal anders. Zij baseren hun L.A.R.P-
achtige gedrag op historische bronnen en ‘feiten’ en doen dus wel degelijk aan historisch onder-
zoek. Mensen die aan ‘Living History’ doen, proberen een realistisch beeld van de geschiedenis te
schetsen om zo mensen kennis te laten maken met de desbetreffende geschiedenis. Men probeert
aan de hand van ‘living history’ buitenstaanders iets te leren over wat onze voorouders wel niet
allemaal deden. Het fenomeen kent dus een zekere educatieve waarde, en deze waarde is zeker
van belang in een tijdperk waarin geschiedenisboeken nauwelijks opgeslagen worden. L.A.R.P. is
een hobby, die door sommigen als zinloos beschouwd wordt. ‘Living history’ daarentegen heeft
wel een aanwijsbaar doel, en dat is het overbrengen van historische kennis. Kennis die de normale
mens anders nooit bereiken zou.
| 22
April 2011
Altijd al willen weten welke vorm van dictatorschap jou op het lijf geschreven is? Vul dan deze test in en kom
erachter hoe jij je tegenstanders het beste uit de weg kunt ruimen, hoe jouw gezichtsbeharing er bij zou moe-
ten hangen en hoe jij een reich zou leiden!
Schrijf op hoeveel A-tjes, B-tjes, C-tjes etc. je uitkomt en kijk op pagina 26 voor het resultaat!
23 |
HInT
6. Wat is je lievelingseten?
a. Bratwurst
b. Goulash
c. Bok L’hong
d. Luwombo
e. Dim Sum
7. Wat is je lievelingsdier?
a. Hond
b. Varken
c. Os
d. Olifant
e. Panda
8. Wat is je hobby?
a. Bloemen schilderen
b. Naakte mannen schilderen
c. Radio luisteren
d. Boksen
e. Dichten
| 24
April 2011
25 |
HInT
Natuurlijk, de tegenstelling tussen dorp en stad is bovenal taalkundig; het woord dorp verwijst naar
iets wat niet een stad is, en andersom. Daaraan kan de spreker zelf invulling geven. Is Beegden
rustgevend en duidelijk, dan is Nijmegen druk en verwarrend. Is Beegden achterlijk en stagnant,
dan is Nijmegen vooruitstrevend en dynamisch. Dat zegt echter slechts zijdelings iets over wat van
Nijmegen dan specifiek een stad maakt en meer iets over de intenties en levensopvatting van de
spreker. Het zijn gegeneraliseerde categorieën die meer betrekking hebben op 'stad' en 'dorp' als
algemene, abstracte categorieën, zwevend tegenover elkaar in een taalkundige wolk in het hoofd
van de spreker en de toehoorder. Maar terug naar aarde. Wat maakt van de stenige omgeving die
Nijmegen is, een stad?
Ik wil niet betogen dat de taalkundige tegenstelling tussen dorp en stad geen concreet en werkelijk
effect heeft. De stad Nijmegen breidt zijn stedelijke invloed benoorden de Waal uit, en stuit daarbij
| 26
April 2011
op een, naar eigen zeggen, ´dorpse, landelijke en Betuwse´ omgeving. De confrontatie tussen
´dorp´ en ´stad´ noopt de gemeente tot een heroverweging. Daarop worden de bouwplannen aan-
gepast en zo heeft een taalkundige tegenstelling zeer reëel effect in de vorm van anders gegoten
beton en gemetseld steen. En inderdaad, het is zeer aannemelijk dat er een verschil is tussen Lent
en Nijmegen dat vorm krijgt tussen de polen ´dorp´ en ´stad´; niemand die dat zal ontkennen. Maar
ik wil ontsnappen aan de retorische gesel van die tegenstelling; ik wil een breder begrip van de
'stad', een begrip dat verder gaat dan volstaan in het antwoord 'niet-dorp'.
En dus ga ik lopen.
In de wijk Neerbosch-Oost, bijvoorbeeld. Dat lijkt voor de hand liggend, ik woon er immers. Maar
er is meer aan de hand met deze wijk. Juist hier is de huidige confrontatie van Nijmegen en Lent
vooraf gespiegeld. In de jaren zestig sloegen hier de uitslaande stedelijke vleugels van Nijmegen de
diepste kraters. Ooit lag hier het kerkdorp Neerbosch. Nu ligt er de stadswijk Neerbosch-Oost. Van
wat Neerbosch-west moet zijn geweest is niets meer over, laat staan van Neerbosch zelf, en de
herinnering aan een dorp met die naam is lang vervlogen, of al dan niet niet bestaand, in het hoofd
van de gemiddelde inwoner van Nijmegen. Het dorp heeft plaatsgemaakt voor de stad in de ver-
beelding van de Nijmegenaar, incluis mijzelf, en deze ingebeelde overwinning van de stad wordt
ondersteund door de zeer reële aanblik van Neerbosch-Oost. Stadse flats, stads asfalt en gepland
groen; niemand die ontkent dat Neerbosch-Oost een stadse wijk is. En zeker ik niet, als ik de mu-
ziekbuurt doorkruis en van rijtjeshuis, naar flat, naar buurtcentrum loop, onderweg over op de
tekentafel bedachte waterweggetjes en groene oases in wit beton steek, passend bij modernisti-
sche grootheidswaanzin van de maakbaarheid van de samenleving en het geluk.
Zo heeft een taalkundig erg 'stadse' wijk een zeer 'dorpse' erfenis, ongezien, weggestopt in een
27 |
HInT
hoekje van de stad, beschermd door stenen flats en angst voor buitenlanders en de sociaal minder
bedeelden. De aanwezigheid van dat lieflijke witte kerkje en enkele monumentale panden, getuig-
dragers van een vervlogen geschiedenis van een landelijke nederzetting nabij een zich ras uitbrei-
dende stad, nu opgeslokt door dat Nijmegen en begraven in het stenen zand, slechts met de neus
en ogen boven het stedelijke graf uitstekend; dat is wat een stad is. Die dynamiek, dat element van
verrassing, het 'dorpse' in een stad, die schijnbare tegenstelling - hoe een dorpse erfenis typisch
stads kan zijn -, ongezien en onbekend voor zoveel van het leven dat routinematig en zonder
te kijken de stad Nijmegen doorkruist. Juist het lopen, het navigeren van de ruimte om je
heen, met als doel het routinematig begane pad te verlaten, en kijken, luisteren en ruiken, dat is de
stad voor mij.
| 28
April 2011
Hemels Verbond V
De enige uitvalsbasis die Marieke kon bedenken, was de kamer van Iris, en daar was ze dan ook
bijna gearriveerd. Ze had inmiddels een gat weten te slaan met Robbie, maar ze twijfelde er geen
seconde aan dat hij de strijd nog niet had opgegeven. Wat wilde die gek van haar? Ze gooide de
fiets in de bosjes voor de deur bij Iris en belde aan. En nog eens. Niemand deed open. Ook dat nog!
Waar was Iris? Had ze soms een feestje vanavond? Nee, ze zou vroeg gaan slapen had Iris haar
verzekerd. Dan lag ze misschien in bed. Ze belde Iris op, maar ze kreeg slechts een enthousiast:
‘Heee, spreek even wat in na de piep, maar ik bel toch niet terug!’ te horen. Toen viel haar oog op
iets opmerkelijks. Het raam van de keuken was kapot. Dat was haar redding! In de verte zag ze
Robbie komen, dus ze klom door de kapotte ruit. Auw! Ze haalde zich ook nog eens open aan een
paar glassplinters, maar dat kon haar op dat moment even niet deren. Ze rende vlug de trap op,
naar de kamer van Iris. Ze hoorde gerinkel van glas beneden. Robbie had het raam ook gevonden.
Ze rende verder. De kamerdeur stond open. Nee, was opengebroken! Wat was hier aan de hand?
‘Iris!!!’ In paniek begon ze te schreeuwen. Er dreef zelfs een traan over haar wangen, ze was ver-
schrikkelijk bang. Iris was er niet. Maar waar was ze wel? Ze had weinig tijd om zich daarover te
bekommeren. Waar moest ze naartoe? De douche in? Onder het bed. Ze was te laat. Robbie stond
in de deuropening. Angstaanjagend en buiten adem. Met bloeddoorweekte kleren. ‘Marieke, je
moet me help..’ verder kwam hij niet. Robbie viel om. Hoewel Marieke doodsbang voor de jongen
29 |
HInT
was, kon ze hem moeilijk aan zijn lot overlaten. Daarom legde ze hem voorzichtig op Iris’ bed en
ging er zelf ook op zitten. Ze bleef echter op haar hoede, en intussen maakte ze zich verschrikkelij-
ke zorgen om Iris. Waar zou ze zijn? Had iemand haar meegenomen? Daar leek het wel op! Had het
iets te maken met de nachtelijke achtervolging? Of misschien, met de ontdekking die ze had ge-
daan bij de GSV kamer?
‘Marieke, alsjeblieft, luister naar me’. Marieke ontwaakte meteen uit haar mijmeringen toen ze
Robbie hoorde fluisteren. ‘Ik had je eerder in vertrouwen moeten nemen en ik heb tegen je gelo-
gen.’ Marieke wist het wel. Er kwam nu een of ander onzin verhaal. ‘Maar die Daan is niet te ver-
trouwen, daar ben ik achter gekomen.’ ‘Alsjeblieft Robbie, als je hier naartoe bent gekomen om de
jaloerse buurman uit te gaan hangen, dan had je je de fietstocht kunnen besparen!’ ‘Nee echt, je
moet me geloven. Ik ben hem al maandenlang op het spoor. En hem niet alleen trouwens. Hij
hoort bij een verschrikkelijk gevaarlijke sekte!’ Marieke vond dit allemaal erg vergezocht, maar
ergens in haar begon een gevoel van herkenning te knagen. ‘Hoe heet die zogenaamde sekte dan
wel niet?’ ‘Weet ik niet precies, maar wat ik wel weet is dat ze als doel hebben om de wereld te
zuiveren van alle ideologieën en religies. Ze willen volgens mij de hele wereld overheersen, en daar
zijn ze al vrij ver mee, als je de verhalen mag geloven.’ Ze kon het verhaal niet geloven, het was
echt onzin. ‘Maar, waarom zitten ze in godsnaam dan in Nijmegen?’ ‘Precies, in godsnaam. Wat jij
zegt. En ze zitten niet specifiek in Nijmegen, maar hier, tussen Heyendaal en de Mookerhei. Ooit,
lang geleden, dat had jij trouwens met je studie geschiedenis wel mogen weten, werd hier een van
de meest verstrekkende religieoorlogen uitgevoerd. Luther en Calvijn, de sekte waar Daan bij zit,
ziet ze als hun voorbeelden. Tot de slag die hier tussen de protestantse Nederlanders tegen de
katholieke Spanjaarden plaatsvond. Daar verdween de nadruk op verinnerlijking van het protes-
tantse gedachtegoed en maakte het plaats voor een politieke religie, opgeroepen door de Neder-
landse vrijheidsstrijders om de Spanjaarden te verjagen. Kijk, ik heb hier trouwens wat aantekenin-
gen over de slag bij me.’ Robbie opende een aantekeningenboekje, waarin een oud briefje zat met
de tekst:
Den 14. April geschiedde den Veldslag van Mockerheyde by Nirnwegen , in den welken de Spagniae-
rds- onder Sancio d' Avila eene volkomene Victorie behaalden op het Leger van den Graeve Lode-
wyk van, Nassauw, die met den Graeve Hendrik zynen Broeder, en den Hertog Christoffel van Beye-
ren , ofte in het gevecht gesneveld ofte in de vlucht van de Peirden gedood, ofte in deWaeter-
Poelen is versmoord geweest.
‘Hah! Zie je!’ zei Robbie triomfantelijk. ‘Hoezo? Wat bewijst dit?’ ‘Niets natuurlijk, maar de verha-
len gaan dat Lodewijk van Nassau, de jongere broer van Willem van Oranje, tijdens de slag door
een bliksemflits uit de hemel is omgekomen, om hem erop te wijzen dat hij verkeerd bezig was en
dat hij het gedachtegoed van Luther verkwanselde. Het gerucht gaat ook dat zijn geest nog lang is
blijven rondwaren in de gebieden rondom de Mookerhei. Tot zo’n zestig jaren geleden.’
| 30
April 2011
‘Maar, waarom weet jij dit allemaal?’ ‘Helaas zit ik er ook helemaal in. Mijn zusje was net als jij.
Ook zij werd door iemand de sekte in gepraat en ze is inmiddels spoorloos verdwenen. Mijn ou-
ders, die haar gingen zoeken, heb ik ook nooit teruggevonden. Tot vanavond. Ik besloot in jouw
kamer in te breken, en het deurtje te zoeken die naar de ondergrondse gang zou leiden. Dat vond
ik, ondanks die laag verf van jou. De trap afdalend, stuitte ik op twee half vergane lichamen. Daar
lagen ze. Mijn ouders. Toen werd ik woest door iemand weggesleurd, toegetakeld en ben ik ge-
vlucht en weggerend. Maar ik zal niet rusten, voordat ik wraak neem voor wat ze mij hebben ge-
daan. En we gaan beginnen met de zoektocht naar je vriendin!’
Commissielid worden?
Stuur een mail naar:
excalibur@let.ru.nl
31 |
HInT
West end
December 2010, ik woonde inmiddels al anderhalf jaar op Hoogeveldt en wist de weg van Piecken naar
mijn kamer feilloos te vinden. Ook met andere delen van de stad had ik kennis gemaakt en ik durfde zelfs
te zeggen dat Nijmegen mijn nieuwe thuis was geworden. Totdat ik naar een verjaardag moest, op een
voor mij tot dan toe onbekend adres in de wijk Wolfskuil. De bushalte was verplaatst, dus de door mij
zorgvuldig uitgestippelde route op google maps was niet meer bruikbaar. De batterij van mijn telefoon
was leeg en ik was hopeloos verdwaald.
Café West End. Een café met een uitstraling die doet vermoeden dat het al jaren in onbruik is, maar niets
blijkt minder waar. Het is er een levendige bedoening van ouderen – veelal mannelijk – die de indruk wek-
ken dat ze er al jarenlang elke avond onder het genot van een biertje dezelfde klaagzangen over hun thuis-
zittende vrouwen houden. Een biljart vult het midden van de ruimte maar is niets anders dan een sierob-
ject; de bar is het verzamelpunt van de menigte. Wanneer ik er binnen stap, verstomt het geroezemoes en
enigszins beschaamd vraag ik de weg – beschaamd omdat ik wéét dat ik in de buurt was maar de juiste
straat niet kon vinden, maar bovenal beschaamd omdat ik na twee jaar nog steeds wist te verdwalen.
Januari 2011, verheugd omdat ik wederom naar een mij tot dan toe nog onbekend adres moest maar dit
keer niet verdwaald ben. Dat dit komt omdat ik samen was met iemand die de weg wel wist, zou ik hier
graag buiten beschouwing willen laten. Net opgelicht door de plaatselijke Chinese frietboer, stonden we
voor de deur. Niemand thuis. Met temperaturen onder nul en hongerige buikjes waar zelfs Afrikaanse
negerkindjes niet aan konden tippen, werd besloten de culinair hoogstaande maaltijd dan maar op de
stoep tussen de geparkeerde auto’s te verorberen. Normaal iets wat ik niet snel zou doen, maar gek ge-
noeg voelde ik me er hier juist meer één door met de bewoners. Het Waterkwartier kent geen schaamte.
Neerbosch – Oost. Het is een wijk die tot een half jaar geleden voor mij niet bestond, maar die ik inmiddels
redelijk heb leren kennen. Overdag is het prima toeven, lekker wandelend langs de Waal onderwijl ge-
hoofddoekte vrouwen met kinderwagen begroetend. Maar wanneer de zon de hemel heeft verlaten en de
wijk zich in alle donkerte hult, blijf ik liever met gepaste afstand uit de buurt. Elke schim die ik zie is crimi-
neel, zelfs mijn vriend is door mij eens aangezien voor drugsdealer.
Zo heeft elke wijk zijn eigen karakteristieken. Karakteristieken die je niet leert kennen wanneer je er enkel
een keertje doorheen fietst. Het zijn die dingen die een stad tot jouw thuis maken. Daarom kan ik het
iedereen eens aanbevelen; wijk eens van je gewoonlijke route af en ga die buurt in. Laat je verrassen door
haar eigenzinnigheden en leer haar kennen. Dwaal!
| 32
April 2011
ViaVia
Jan Walravens
Door Remy Maessen en Sjir Worms
Of je het nu eens bent met zijn beleid of niet: niemand zal ontkennen dat Mark Rutte zijn eerste
maanden als premier indruk heeft gemaakt als spreker. Onze minister-president praat op een onge-
dwongen manier alsof hij de tekst op het moment zelf bedenkt en daardoor wordt hij door velen
geloofd. Sterker nog: het contrast met zijn voorganger, de vaak houterig overkomende Jan-Peter
Balkenende had volgens veel politiek analisten en zelfverklaard deskundigen, die dagelijks aanschui-
ven bij Matthijs, Jeroen of Paul, niet groter kunnen zijn. Velen van hen zullen niet weten dat de man
die achter deze toespraken zit, dezelfde is gebleven en in 1991 in Nijmegen zijn studie geschiedenis
heeft afgerond. Genoeg reden om een praatje te gaan maken met, Jan Walravens, ‘de schrijver achter
de minister-president’, die zelf aangeeft de publiciteit liever te mijden en de mythe over de speech
van de minister-president in stand wil houden. HInT vond hem echter bereid tot een interview. In een
kroegje met zicht op het Torentje treffen we hem.
‘ViaVia, dat komt van Harry Potter toch? Als je hem aanraakt, dan kom je ergens. Zo is het toch?’ Zo ver
hebben we er zelf nog nooit over nagedacht, maar de opmerking die Walravens maakt bij de naam van
deze rubriek is absoluut toepasselijk te noemen. In een ViaVia ligt een stukje toekomst verscholen. Op
een andere plaats, in een andere tijd. En iedere ViaVia is anders. Zo leidt deze ViaVia ons in eerste in-
stantie naar het Brabantse platteland, ergens tussen Best en Sint Oedenrode, waar Jan Walravens op-
groeide. Hij was al vroeg in de ban van geschiedenis. ‘Ik heb nog even getwijfeld toen ik van de middel-
bare school af kwam, omdat ik toen ook wel in de gaten had dat het niet opleidde tot groot maatschap-
pelijk succes. Heb ook nog HEAO-achtige opleidingen overwogen en nog een open dag bij politicologie
bijgewoond, maar het werd geschiedenis en daar heb ik geen seconde spijt van gehad.’
En zodoende kwam Walravens in Nijmegen terecht. Niet zomaar in Nijmegen, maar in de buurt van de
Daalseweg, waar hij nog steeds met liefde aan terugdenkt: ‘De Daalseweg is de mooiste straat van Nij-
megen. Als er een bom op Nijmegen valt en alleen de Daalseweg blijft over, dan heb je nog steeds alles.
Je kunt naar de kapper, naar de supermarkt, naar de kroeg er is een tankstation en als je dood gaat
word je ook op het mooiste kerkhof van Nijmegen begraven. Een minibiotoopje en dat was het toen
ook al.’ In één van die kroegen aan de Daalseweg, sleet Walravens dan ook menig uurtje. Zijn tijd in Het
Haantje maakte hem echter allerminst een slechte student, zo geeft hij zelf aan ‘in het Haantje mis-
schien wel meer te hebben geleerd dan op de universiteit.’ Walravens zat daar dan ook niet te lumme-
len: ‘we wilden alles weten, lazen heel veel boeken en zaten daarover in het Haantje tot drie uur ’s
nachts te praten. We becommentarieerden elkaars stukken en lazen elkaars scriptie. Het kwam waar-
schijnlijk uit een soort gedrevenheid, die je moet hebben, denk ik.’
De aandacht van Walravens werd al gauw getrokken door het tijdvak Nieuwste Geschiedenis. ‘Maar dat
kwam in de praktijk neer op politieke geschiedenis’, zo geeft hij zelf aan. Zowel studenten als docenten
33 |
HInT
waren vooral bezig met politieke onderwerpen, destijds nog vaak in de hoek van de oude KVP. Hij koos
de afstudeervariant Beleid en Bestuur. Op onze suggestie of dit wellicht te vergelijken is met de huidige
Master Politiek en Parlement, reageert Walravens ontkennend: ‘Nee, dat was totaal anders. Veel min-
der politiek en veel meer bestuurskunde. Maar bestuurskunde viel me zo tegen, het niveau was zo laag
en de inhoud was allemaal vaag. Uiteindelijk ben ik alle onderzoeksvakken gaan doen die er waren.’
Vanuit die ervaring, komt de belangrijkste tip die Walravens de HInT-lezers mee wil geven: ‘als je een
paar vakken erbij doet, als een soort halve bestuurskundige, dan ben je dat eigenlijk niet. Mensen die
echt bestuurskundige zijn, die lopen over je heen. Dus zorg nou eerst maar eens gewoon dat je een hele
goede historicus wordt’ Maar wanneer ben je nu eigenlijk een goeie historicus? ‘Iemand die zijn onder-
zoeksmethodiek kent, zijn basiskennis op orde heeft, kan schrijven en genoeg boeken leest, die plukt
daarvan later elke dag de vruchten. Het is een beetje cliché, maar die standaardvaardigheden, die staan
niet op je diploma, maar daar heb je elke dag wat aan.’ Als voorbeeld noemt Walravens zijn eigen be-
drijfstak: ‘Goed schrijven, een tekst kunnen maken met een kop en een staart en een redeneerlijn erin,
met een onderliggende probleemstelling, oftewel gewoon een logisch verhaal maken, dat is niet ieder-
een gegeven. En in de ambtelijke omgeving waarin ik werk, daar is het zelfs uitzonderlijk. De meeste
beleidsteksten zijn gewoon slecht. Niet alleen stilistisch slecht, maar ook slecht opgebouwd en slecht
gestructureerd. Te veel mensen beginnen maar gewoon met schrijven.’ En dat je niets met geschiedenis
kunt doen? ‘Dat zeiden ze toen tegen ons ook. Als je me toen gezegd had dat ik in 2010 speechschrijver
van de minister-president zou zijn, had ik je niet geloofd. Ik wist niet eens dat het bestond.’
Na vijf jaar werk bij de vakgroep geschiedenis aan de RU vertrekt Walravens naar een communicatiebu-
reau, waar het er heel anders aan toe ging dan op de universiteit: ‘Ik heb daar verschrikkelijk veel ge-
leerd. Een heel andere wereld dan op de universiteit. Je hebt een uurtarief voor klanten en die verwach-
ten gewoon wat, en terecht.’ Na enkele jaren solliciteert Walravens - ‘gewoon, uit de krant’ - naar een
baan als speechschrijver in Den Haag. Hij komt terecht op het Ministerie van Verkeer en Waterstaat
(VenW), waar hij speeches schrijft voor onder anderen Tineke Netelenbos, Roelf de Boer, Melanie
Schultz van Haegen, Karla Peijs, Camiel Eurlings, Tineke Huizinga en zelfs voor kroonprins Willem-
Alexander. Sinds twee en een half jaar werkt hij nu als speechschrijver op het Ministerie van Algemene
Zaken, oftewel: als speechschrijver van de minister-president. Hij was destijds toe aan een nieuwe uit-
daging: ‘Ik heb zo lang bij VenW gewerkt dat ik veel technische kennis had en dan ga je het jargon spre-
ken. Dan ben je als speechschrijver weg.’ Als speechschrijver voor Jan-Peter Balkenende en tegenwoor-
dig Mark Rutte is het Walravens’ taak om ingewikkelde zaken simpel weer te geven: ‘Het probleem in
ambtelijke organisaties is dat mensen de neiging hebben dingen ingewikkeld te maken. En dat zijn ze
vaak ook;Beleid en politiek zijn gewoon geweldig ingewikkeld. Ons soort mensen wordt ingehuurd om
dingen weer simpel te maken. Dat is ook wat ik in mijn kennismakingsgesprek met Rutte heb gezegd: “Ik
maak dingen simpel.”’ Al jaren schrijf ik regelmatig dingen op die ik persoonlijk helemaal niet vind. Ik
heb daar geen problemen mee. Het is een vak. Als je als ambtenaar zegt: “dat politieke primaat daar
doe ik niet aan mee, ik doe wat ik zelf vind” dan heb je een probleem. Kijk, de verhalen die ik schrijf zijn
niet mijn verhalen; ik maak ze wel, maar het zijn de verhalen van degene die ze uitspreekt. Ik heb succes
als hij succes heeft. Ik zeg wel eens: “ik besta niet.”’
| 34
April 2011
Met een drukke baan in Den Haag bleek het voor Wal-
ravens uiteindelijk niet meer mogelijk om in zijn gelief-
de Nijmegen te blijven wonen en het leven in de Randstad is echt anders. Ook leuk, maar anders. ‘In de
Randstad hoor je sneller bij een clubje. Ik woon in Oegstgeest. Daar zijn we ingestapt omdat het een
soort buitenwijk van Leiden leek. Dat is dus niet zo: Oegstgeest is van Leiden wat Wassenaar is van Den
Haag. En dan wonen we ook nog in het oude dorp en daar staat gewoon een hek omheen! Onzichtbaar,
maar het staat er wel. Het is een soort enclave van hoogopgeleide types die het allemaal heel goed
hebben. Een geweldige plek om te wonen, maar heel anders dan Nijmegen. De veelgeprezen onge-
dwongen sfeer van Nijmegen komt ook in Walravens’ herinnering naar voren: ‘Ik ben nog niet zo heel
lang weg uit Nijmegen. Heimwee heb ik niet, maar ik word toch altijd een beetje sentimenteel als ik de
Waalbrug over kom. Ik kom er ook nog regelmatig; ik maak regelmatig een rondje langs Café Jos en ’t
Haantje. Nijmegen is wel een beetje mijn stad gebleven.’ Typisch Nijmeegs vindt hij de variatie: ‘in Nij-
megen, met name in de publieke ruimte, daar komt iedereen. Door elkaar heen. Dat vind ik een van de
aller-aantrekkelijkste dingen aan Nijmegen. Los van hoe de stad eruit ziet, het is een prettige stad om te
zijn omdat het zo ongedwongen is. Als je hier [in Den Haag, red.] het Plein oploopt, al die cafeetjes zijn
hartstikke leuk, maar het is wel één type publiek wat je daar ziet; hoogopgeleid, goed gebekt enzo-
voorts. Dat heb je in Nijmegen wel op sommige plekken, maar in principe niet.’
De weg die we gezamenlijk met Walravens, misschien wel door middel van Harry Potters ViaVia hebben
afgelegd, geeft aan dat er geen reden is tot wanhoop voor de afgestudeerde historicus. ‘Ik hoop dat
jullie goed leren schrijven en dat je stevig op je flikker krijgt als het niet goed genoeg is. Opbouw, span-
ningsboog, maar ook stilistisch en grammaticaal. En probeer af en toe wat: doe ook nog eens een ande-
re opleiding, gooi een keer het roer om en kijk een keer een andere kant op.’ Wil je weten welke kant
precies, en wat voor tips Walravens specifiek voor jou heeft? Of wil je gewoon eens een speech horen
die Walravens niet alleen zelf schrijft, maar ook zelf houdt, kom dan op 26 mei naar de Arbeidsmarkt-
oriëntatiedag die GSV Excalibur in samenwerking met de universiteit organiseert. Daar kun je, behalve
voor het interessante verhaal van Jan Walravens ook terecht voor de opbouw van je netwerk en voor
razend belangrijke informatie voor wanneer je afgestudeerd bent. Oftewel: voor eenieder die benieuwd
is naar waar zijn eigen ViaVia hem of haar doet belanden, is de Arbeidsmarktoriëntatiedag een must.
35 |
HInT
Bereid je voor op
de toekomst!
● Wat: Arbeidsmarktoriëntatiedag
| 36
April 2011
Masterlijk
researchmaster
Door Anouk Keune
Het eerste jaar schuiven de slimme koppen van de opleiding aan bij verschillende reguliere master-
vakken, deze maanden bieden dus nog geen extra uitdaging voor de studenten maar geven ze de
kans langzaam te wennen aan het niveau van een masteropleiding.
Hierna worden de studenten geconfronteerd met taaiere stof. Studenten worden verplicht een drie-
tal interdisciplinaire vakken te volgen. Allereerst het vak ‘Theorieën van de Geesteswetenschappen’,
een vak waarbij gelezen wordt over verschillende wetenschappelijke problemen. Deze problemen
zijn erg uiteenlopend; van geschiedenis tot literatuur, van kunst tot cultuurwetenschappen, alles
komt aan bod. Tijdens deze seminars hebben studenten de luxe begeleid te worden door maar liefst
drie hoogleraren en een universitair docent uit de verschillende disciplines. Het probleem bij deze
seminars blijkt echter dat de problemen nogal willekeurig gekozen zijn waardoor het vak niet alleen
vrij vaag, maar ook redelijk onspecialistisch blijft. Een masterstudent die simpelweg geschiedenis wil
studeren, moet door een hoop taaie stof bijten die hij of zij wellicht nooit nodig zal hebben.
Dit vak maakt na een semester plaats voor een ander vak genaamd ‘Ideologie, mentaliteit en maat-
schappelijke praktijk’, een vak waarvan je hoopt dat de naam het meest zweverige gedeelte is van de
cursus. Dit blijkt waar! Studenten verplaatsen zich in deze seminar in de persoon van wetenschapper
en moeten zich tot de maatschappij weten te verhouden. Hoe verhoudt bijvoorbeeld jouw weten-
schap zich tot religie of de mensenrechten? Of hoe past wetenschap in een gedigitaliseerde wereld?
Een belangrijk vak, want zoals de geschiedenis ons leert; onze kennis heeft altijd gevolgen voor mens
en maatschappij.
Het derde vak dat de onderzoekers in spe voor hun kiezen krijgen, is het vak ‘Methodiek’. Een droog
vak dat niet alleen voor de onderzoekers ontzettend handig is. Methodiek laat de studenten naden-
37 |
HInT
ken over methodische vraagstukken die je tegenkomt bij het schrijven van een onderzoek. Ze lezen
verschillende scripties en dissertaties en zetten vraagtekens bij de verschillende methodes en tech-
nieken die worden gebruikt in een onderzoek. Bij het lezen van de omschrijving van dit vak in de
studiegids, stuit je mijns inziens meteen op het grootste probleem van dit vak; het vak presenteert
basisvaardigheden die eigenlijk in de bachelorfase al aan elke student geleerd hadden moeten wor-
den. Desalniettemin worden ook reguliere studenten verplicht zeker twee goede scripties af te leve-
ren aan het einde van zowel Bachelor- als Masterfase.
Een tweede vak waar dit volgens mij voor geldt, is de cursus ‘Academic Writing’. Studenten leren
tijdens deze cursus wetenschappelijk te schrijven in het Engels. Voor sommigen blijkt dit uiterst nood-
zakelijk en voor anderen is het een verspilling van hun tijd. Deze cursus is echter verplicht, ook voor
de uitstekende, vloeiend Engels sprekende en schrijvende student. Ook deze cursus had, denk ik,
studenten in een eerdere fase van hun studie meer geholpen, niet alleen bij het Engels schrijven
maar zeker ook bij het Engels lezen.
Gelukkig kunnen de research studenten in andere vakken hun passie voor de historische wetenschap
wel kwijt. Zo volgen ze bijvoorbeeld de cursus ‘Internationale literatuur en het historisch onderzoek’.
Deze cursus biedt echter nog steeds niet de mogelijkheid tot het specialiseren in een enkel tijdperk of
onderwerp uit de geschiedenis. Iedere twee weken wordt er in een seminar verteld over een ander
specialisme. Het afsluitende essay kan uiteraard wel geschreven worden in de richting die de student
het meeste aanspreekt. In deze cursus zitten ook twee bijeenkomsten onder leiding van professor
Rietbergen verweven, waarbij studenten aan het denken worden gezet over hun omvangrijke scrip-
tie. Het vak biedt de studenten een mogelijkheid te leren van hun studiegenoten en geeft de ‘luie
student’ een flinke zet in de rug om te beginnen met nadenken over een scriptieonderwerp.
Het tweede jaar is voor de studenten een nieuw jaar vol met uitdagingen. Zo worden de studenten in
de eerste helft van het jaar aangemoedigd vakken te volgen op andere universiteiten en zo komen
studenten dus overal in binnen- en in buitenland terecht. Natuurlijk is er voor de huismusjes ook de
optie vakken te volgen aan hun veilige Nijmeegse haven.
Na een hopelijk enerverend eerste half jaar komen de studenten weer samen in Nijmegen om aan de
slag te gaan met een scriptie, een wetenschappelijk artikel te schrijven in het perfect wetenschappe-
lijk Engels en uiteindelijk een Engelstalige onderzoeksaanvraag op te stellen. Deze opdrachten bewij-
zen dat deze studenten anderhalf jaar hebben gewerkt aan niet alleen hun afstuderen, wat een scrip-
tie van 50.000 woorden behelst, maar aan hun wetenschappelijke toekomst. Hoewel de vakken soms
wat onbeduidend zijn en zich maar zelden echt specialiseren in een tijdvak of richting, specialiseren
de studenten zich continu in iets waar zij allen voor hebben gekozen, een carrière in het wetenschap-
pelijk onderzoek. Zonder deze ambities is deze master dan ook niet aan te raden. Een reguliere mas-
ter is dan een betere keuze. Een ding is zeker; de lichting studenten die komend half jaar afstuderen
hebben een enorme voorsprong op de wetenschappelijke arbeidsmarkt en het is ze gegund: ze heb-
ben er twee jaar, tientallen essays en vele droge vakken lang keihard voor gewerkt.
| 38
April 2011
Om te beginnen de reden waarom je officieel naar het buitenland gaat: studeren! Het universiteits-
gebouw is een van de oudste en ook indrukwekkendste gebouwen van de gehele stad, volgens mijn
medestudenten rechtstreeks afkomstig uit de Harry Potter films. Dit was het eerste grote verschil
met onze eigen universiteit. De colleges en werkgroepen zijn daarentegen vrijwel hetzelfde. Je
maakt aantekeningen tijdens de colleges en opdrachten voor werkgroepen. Alles is hier in het En-
gels, met een Schots accent. Het verschil qua opleiding is dat ze hier vinden dat de specialisaties
Classics, Economic and Social History en History allemaal op zichzelf staan en daardoor niet eens
onder dezelfde faculteit vallen. In mijn geval erg vervelend omdat je extra administratieve romp-
slomp hebt. Een ander verschil is de duur van de collegetijden, deze duren namelijk maar vijftig
minuten in plaats van de negentig minuten die ik gewend was. Daarnaast zijn de tentamens en es-
says ook anders dan die in Nijmegen. Ze doen hier namelijk niet aan handboeken of aan verplichte
literatuur, er is enkel een lange bibliografie waaruit je zelf kunt kiezen wat je wilt lezen. Het tenta-
men bestaat ook uit twaalf essayvragen waaruit je er twee kunt kiezen die je beantwoordt. Op deze
manier hoef je dus alleen de thema’s te leren die je zelf interessant vindt. Best een goed systeem als
je het mij vraagt. Bij essays is dit juist het tegenovergestelde. Bij een essay krijg je de te beantwoor-
den vraag voorgeschoteld samen met de verplichte literatuur. Wanneer wij als Erasmusstudenten er
een aantal artikelen bij zoeken omdat we gewend zijn om onze mening beter naar voren te bren-
gen, wordt dit door de docenten vaak als een erg originele visie en aanpak gezien. Samengevat is
het niveau vergelijkbaar met dat van Nijmegen, al ligt dat natuurlijk ook aan de vakken die je kiest.
Een andere gedachte toen ik naar Glasgow ging, was dat ik bang was dat ik tijd over zou hebben. Ik
had geen werk, geen sport en geen andere verplichtingen. Dit bleek al snel een verkeerde gedachte
te zijn aangezien je weken al snel vol gepland worden, en niet alleen door studie. Veel belangrijker,
naar mijn mening, zijn alle sociale activiteiten en alle nieuwe mensen die je daarbij leert kennen. De
Internationale Studenten Vereniging in Glasgow is erg actief en ook erg groot. Maar liefst 10% van
39 |
HInT
de studenten aan de universiteit is internationaal en daarom staat er elke dag wel een activiteit op
het programma. Daarnaast is er ook nog het Sportcentrum, met zwembad en sauna, waar je elke
dag van de week terecht kunt met een lidmaatschap van maar veertig pond per jaar. En mocht dat
nog niet genoeg zijn dan organiseren de andere studentenorganisaties ook nog vaak feesten of
pubavonden evenals de vele clubs. De Schotten laten op deze manier zien waar ze goed in zijn; veel
feesten maar ook veel drinken. Whiskey, Guinness, cider of een van de Schotse bieren worden voor-
namelijk gedronken. De meeste dranken krijg je dan ook in pint formaat naar Schotse maatstaven:
tot het randje vol. Apart is wel dat je na 22:00uur geen alcohol meer op een terrasje mag drinken en
dat om 0:00uur de pubs al sluiten. Niet dat het veel tegen alcoholisten helpt want de echte Schotse
drinkers zie je tegen die tijd toch al zwierend door de straten lopen. De echte party animals kunnen
daarna trouwens nog altijd naar een club of naar de bibliotheek gaan. Deze laatste sluit namelijk ook
pas om 2:00uur net als een aantal clubs. Een kleine schok die ikzelf nog wel moest verwerken, was
de manier waarop de Schotse dames zich kleden met uitgaan. Op de meters make-up was ik voorbe-
reid maar daarbij hebben ze rokjes aan die nog korter zijn dan de hakken van tien centimeter waar
ze op lopen. Al bij al dus een hele verschijning, al is dit niet altijd even positief. Vooral ook omdat
een echte Schot altijd zonder jas naar de club loopt, zelfs wanneer ik van de kou stond te klapper-
tanden.
Overdag is er in Glasgow ook altijd wat cultureels te doen door de vele gratis musea, concertvoor-
stellingen, voetbalwedstrijden of een activiteit in een van de grote parken. Je kunt je historisch hart
er heerlijk ophalen, vooral ook door de vele historische plaatsen die er in de buurt liggen. Daarnaast
is het ook geweldig om door de bergen te lopen om zo ook nog iets van de overweldigende Schotse
natuur mee te krijgen. Daarbij moet ik wel zeggen, fietsen hier is een echte sport en geen transport-
middel en zelfs aan sommige eetgewoontes moet je wennen. Naast de bekende fish and chips fritu-
ren ze hier namelijk ook Marsrepen. Sommige zaken in Schotland zal ik waarschijnlijk nooit begrij-
pen.
Het is allemaal eigenlijk ook veel teveel om op te noemen en daarom zijn mijn bovenstaande indruk-
ken slechts een kleine selectie van alle nieuwe ervaringen die je opdoet wanneer je naar het buiten-
land gaat. Je leert er natuurlijk veel van en je verbreedt zeker je horizon, maar de allerbelangrijkste
reden om naar het buitenland te
gaan, is naar mijn mening nog wel
omdat het gewoon hartstikke leuk is.
Ik begin mijn tijd hier namelijk nu al
te missen, dat terwijl ik nog een
maand te gaan heb.
| 40
April 2011
Zoals de meeste van jullie wel zullen verwachten wordt er bij een operationele inzet veel gedaan om
de militairen zo voorbereid mogelijk in het gebied te laten aankomen. De training hiervoor begint
met de training van de skills en drills van de militair als individu. Een groep is zo sterk als zijn zwak-
ste schakel. Daarom wordt er gelet op de basiskennis zoals hoe te reageren op vijandelijk vuur en
over de vele verschillende wapensystemen. Ook worden hier de meeste omscholingen gedaan, denk
hierbij bijvoorbeeld aan rijbewijzen en geneeskundige opleidingen. Daarnaast begint ook het op-
schroeven van de conditionele staat van de militairen. Er worden meer verplaatsingen te voet gelo-
pen met meer kilo's aan uitrusting en ook het sportprogramma focust zich meer op het fysieke uit-
houdingsvermogen.
Na een tijd worden de militairen getoetst en volgt de volgende stap: het optreden als groep. dit
bestaat uit veel oefeningen draaien en op elkaar ingespeeld raken. Hier draait het ook om het als
groep reageren op verschillende situaties, zoals vijandelijk vuur en het omgaan met gewonden.
Dit proces blijft zich herhalen tot je met je eenheid op het hoogst mogelijk niveau bent ingewerkt,
namelijk dat je met je compagnie getraind bent. Op dat moment volgt er een laatste test om te
meten of je dat niveau ook werkelijk behaald hebt. Dit is de ‘Uruzgan integration oefening’, door de
militairen ook wel eindoefening genoemd. Hierbij worden er verschillende situaties zo uitdagend
mogelijk neergezet om de militairen een laatste zweetmoment te geven.
41 |
HInT
Er wordt overal aan gedacht, van het vechtssituaties met het gebruik van oefenvijand tot het neer-
zetten van een dorp met local-nationals. Door het snelle tempo waarin de scenario's afwisselen
moet de militair snel omschakelen van bijvoorbeeld gevechtshandelingen tot het verlenen van ba-
nale eerste geneeskundige steun bij de locals. Ergens tussen de oefeningen door begin je tevens
met het kleden voor de uitzending. Het nieuwe materiaal wordt dan uitgegeven en gepast. Het
betreft materiaal zoals scherfwerende vesten, woestijncamouflagekleding en ballistische zonnebril-
len. Zonder deze uitrusting is het niet mogelijk je werk voor honderd procent uit te voeren.
Omdat het verschil tussen de Nederlandse samenleving en de Afghaanse manier van leven dusdanig
groot is, loop je als militair tegen verschillende problemen aan. Om de militair wat meer informatie
te verstrekken is de M.G.I in het leven geroepen, M.G.I. staat voor missie gerichte inlichtingen. We
kregen hier van verschillende sprekers meer kennis over het precieze gebied waar we gingen opere-
ren. Zo kregen we te horen wat voor flora en fauna we gingen aantreffen en wat voor gevaren deze
gingen opleveren. De bedrijfsmaatschappelijk werker kwam met wat sombere zaken, bijvoorbeeld
het invullen van een boek voor als je kwam te overlijden met je laatste wensen en zaken die je voor
je vertrek moest regelen. Het interessantst waren echter de twee gastsprekers uit Afghanistan zelf
die de twee meest voorkomende bevolkingsgroepen representeerden. Ze vertelde ons de verschil-
lende omgangsvormen en wat als beleefd wordt gezien of juist als een belediging. Ze leerde hoe we
onszelf op de juiste moesten voorstellen en ze leerden ons ook wat simpele Afghaanse woordjes.
Het enige wat na alle oefeningen en lessen nog restte was het inpakken van je uitrusting en het
genieten van de laatste paar vrije dagen die je voor een geruime tijd zou gaan hebben. Hoe lang dit
traject duurt hangt sterk af van je voorbereidingstijd. Zo bestond dit voor mijn eerste uitzending nog
uit één jaar, maar bedroeg dit maar enkele maanden voor mijn tweede uitzending.
Hopelijk heb ik jullie honger naar meer informatie hier voldoende mee kunnen opwekken. Ik kijk er
naar uit om jullie te woord te staan tijdens het congres.
| 42
April 2011
Julius Caesar, hoewel hij niet erg florissant aan zijn einde kwam, was hij de eerste in de Julisch-
Claudische dynastie (deze werd in zijn tijd natuurlijk niet zo genoemd) en verwantschap met hem
werd graag aangehaald door keizers die hem opvolgden. Jammer genoeg is deze dynastie iets be-
smet door het opmerkelijke gedrag van keizers als Caligula, die volgens Suetonius zijn lievelings-
paard Incitatus tot consul wilde benoemen en zijn mannen naar schelpen liet zoeken op het strand
van Normandië. Keizer Nero past qua gedrag volgens velen ook in dit rijtje. Naar mijn mening
wordt Nero te vaak afgeschreven als gek, of als een psychopaat. Ik vind juist dat Nero één van de
meest interessante en slimme keizers was, die weliswaar zijn macht misbruikte, maar dit op een
geweldig epische manier deed.
De geschiedenis staat vol met vervelende moorden, en zo begon ook Nero’s keizerlijke carrière. Als
ware Romein (want als er één volk is dat niet vies is van een beetje doodslag...) vermoordde hij zijn
stiefvader Claudius (hoewel sommigen ook zijn moeder Agrippina verdenken, met wie hij een rede-
lijk aparte band had) en werd zo als zeventienjarige keizer van het Romeinse Rijk. Zeg nou zelf,
welke zeventienjarige wil nou niet de baas zijn van zo’n wereldrijk?
Agrippina was eigenlijk degene met de macht en werd ook op munten afgebeeld (Agrippina was de
eerste vrouw die niet met een keizer was getrouwd die op een munt werd afgebeeld, volgens som-
migen een reden om te twijfelen aan de relatie tussen moeder en zoon, maar volgens mij gewoon
een doorgeslagen vorm van het moederskindjessyndroom, waaraan tegenwoordig ook nog erg
veel jongens/mannen aan lijden). Dit was in ieder geval tot Nero genoeg kreeg van zijn moeder en
deze tot wel twee keer probeerde te vermoorden, op ingenieuze manier (hoewel, als ze werkelijk
ingenieus waren geweest, dan waren twee pogingen natuurlijk niet nodig geweest) .
Nero’s moeder hield van varen. Nero wist dit natuurlijk en gaf haar een boot cadeau die, eenmaal
43 |
HInT
op zee, zou moeten zinken. De kans dat een boot zomaar zinkt is natuurlijk vrij klein, dus Nero
zorgde ervoor dat de boot zeer zeker zou zinken. En ze zonk. Alleen wist Agrippina te ontkomen en
stuurde bericht van haar bootongeluk naar Rome. Na alle moeite van Nero’s kant was hij het zat en
stuurde drie huurmoordenaars om haar dood te steken.
Na Agrippina’s dood sloeg Nero helemaal door. Hij verkrachtte, stal en kwelde de bevolking met
zijn optredens. Ook was hij niet vies van een beetje onconventionele straatverlichting. Leden van
een redelijk nieuwe sekte in die tijd stonden niet hoog aangeschreven bij Nero en als voorbeeld
voor de rest stak hij deze Christenen graag in brand (voordat jullie medelijden krijgen, het waren
de Christenen die ook talloze andere andersgelovigen in brand staken, zo’n 1600 jaar later). Hoe-
wel de mislukte doch amusante moordaanslag en Nero’s feestverlichting natuurlijk een goed ver-
haal opleveren is er één ding waar Nero naar mijn mening te weinig erkenning voor krijgt, namelijk
de brand van Rome in 64 en de daarop volgende bouw van zijn Domus Aurea.
Het verhaal gaat dat Nero Rome liet branden omdat hij graag een paleis van zestig hectare wilde
hebben, midden in Rome. Pech voor Nero waren de heuvels en de dalen in die tijd al stampvol en
was hij van mening dat Rome maar moest branden voor zijn paleis. Het paleis kwam er, en Nero
kon zo ook zijn vervelende onderdanen die dreigden in opstand te komen, naar het hiernamaals
sturen. Twee vliegen in één klap, lijkt het wel.
Lang kon Nero niet genieten van zijn prachtige Gouden Huis, want het volk pikte het echt niet meer
(wat op zich vrij logisch is). De Senaat zette hem af en op het moment voordat hij gearresteerd
werd stak hij een mes in zijn keel en sprak zijn beroemde woorden. Jammer voor Nero was de
eerste poging, net als bij de moord op zijn moeder, niet de beste poging en moest hij het hebben
van een ander om hem om te brengen. Met hem stierf de laatste keizer van de Julisch-Claudische
dynastie, misschien een gek, misschien een psychopaat, maar zeker een spraakmakende man.
| 44
April 2011
Samson
Het tragische verhaal van Samson, FC Utreg-aanhanger door dik en dun.
Laatst hadden we het aan tafel over Bijbelkennis. ‘Susan, heb jij weleens een Bijbel opengeslagen?’
vroeg mijn vader. Ietwat beledigd keek ik hem aan. ‘Natuurlijk. Dat hoort bij je algemene ontwikke-
ling.’ Mijn vader stelde de wedervraag: ‘vertel me dan waar het verhaal van Samson over gaat.,’
Mijn jongste broertje keek mijn vader hoog verbaasd aan. ‘Pap, Samson en Gert zitten toch niet in de
Bijbel? Die zijn toch bij meneer Spaghetti?’ ‘En daarom gaat jullie zus je nu alles vertellen over Sams-
on en Delilah, uit de Bijbel,’ zei mijn vader. Zes paar afwachtende ogen keken me aan. Daarom wil
ik graag de helpende hand bieden aan iedere HInT-lezer die ook niet meer zo fris in de Bijbelkennis
zit. Op een geromantiseerde manier, natuurlijk!
Dit verhaal gaat over Samson. Samson was een hele normale, 21-jarige
jongen uit Utrecht. Hij vond zichzelf vooral een hele normale jongen. Nou ja,
misschien iets aan de sterke kant. Hij trapte regelmatig GFT-vuilnisbakken
om, maar hij was zó sterk, die kreeg hij wel in een keer omver. Samsom
wijtte zijn ongekende kracht aan het feit dat zijn moeder hem vanaf kinds af
aan ‘Golden Power’ te drinken gaf. Verder at Samson elke morgen veertig
eieren want ‘ daar word je groot van.’
Door die veertig eieren was Samson zo’n enorme stoot. Behalve het drinken
van Golden Power en het eten van een legbatterij-hoeveelheid eieren was Samson ook gek van zijn
eigen haar. Hij prees zichzelf om zijn enorme Elvis-kuif. Zijn haar was heilig. Dat gaf hem ook zo’n
krachtige uitstraling. Hij was regelmatig voor de spiegel te vinden. Zijn vrienden moesten hem daar
wegslepen. In zijn ‘man purse’ had hij altijd een borstel zitten, wel een met tanden van dierenhaar,
want anders breekt je haar af. Samson wist, als ik het nou goed kam en Andrélons Zomerblond sham-
poo en conditioner gebruik, dan krijgt mijn haar natuurlijke highlights en dan lijkt het net alsof de
‘zomer in mijn haren zit.’ Natuurlijk deed de gel ook wonderen voor de glans.
De laatste passie van Samson betrof het voetbal. Hij was een groot aanhanger van FC Utrecht en nam
bij thuiswedstrijden altijd plaats op de ‘Bunnikside’. Ook ging hij graag mee naar thuiswedstrijden. Er
moest uiteraard gereld worden tegen Abcoude-Noord. Samson had een hekel aan die Amsterdam-
mers, die al jaren probeerden kampioen te worden en het lukte maar iedere keer niet. Dat ging ook
niet, als je een legendarische oorlogsheld/raddraaier in je midden had die via een speculatief blaadje
de club onderuit probeerde te halen. Niet dat Samson ermee zat. Niets overtrof echter Samsons haat
voor FC ‘De Filistijnen’. Hij kon hun bloed wel drinken. En daarmee was alles gezegd.
Nadat Samson er heilig van overtuigd was dat de aanhangers van FC Utrecht gestraft moesten worden
en het drama van daten met een meisje dat aanhanger bleek van FC ‘De Filistijnen’, vond Samson het
wel genoeg geweest. Geen vrouwen, geen commentaar op je Utrechtse accent, gewoon een periode
van rust. Het devies: meer Golden Power drinken en meer eieren eten, meer tijd voor vrienden, zich-
45 |
HInT
zelf en zijn haar. Dat laatste was nodig: hij had al nachtmerries gekregen waarin hij zijn Elvis -kuif ver-
loor en kaal werd. Daarom kocht hij een nieuwe pot vet voor zijn kuif en een Elvive haarmaskertje en
ging hij voetbal kijken en alles weer bij het rechte eind krijgen. Net toen Samson was begonnen met
zijn sabbatical, kwam er een vrouw in zijn leven.
En het was niet zomaar één. Zo zag je ze niet in Utrecht. Het meisje was van een bovennatuurlijke
schoonheid. Dat vond Samson niet zo raar. Het kind kwam tenslotte uit Limburg en daar kwam je als
rechtschapen Utreger natuurlijk niet. Delilah. Met haar lange donkere manen en haar gouden ketting
met haar naam om de hals. Ze was in alle opzichten de perfecte match voor Samson. Ze hield van
Golden Power en ze hield van eieren. Bovendien was ze gek op Schultenbräu. Het beste van alles: ze
liet hem elke zondagavond om 19.00 voetbalsamenvattingen van de NOS kijken. Vrijwillig. Dat was
gewoon onnatuurlijk. Samson hoefde er niet eens wat voor te doen. Hoewel hij zichzelf wel duidelijk
als het alfamannetje zag, vond hij haar niet overheersend en zichzelf ook niet. Hij hield er niet van om
onder te plak te zitten en hij hield er ook niet van om dat soort woorden in de mond te nemen. Dat
deden andere mannen maar, onder de plak zitten bij hun vriendin. Delilah zou hem nooit irriteren.
Hoewel, de laatste tijd zat ze wel steeds meer te zeuren over zijn haar. Het gaf hem zo’n krachtig uiter-
lijk, het benadrukte zijn scherpe kaaklijn, zei ze. Ze voelde zich geïntimideerd door die haren en door
zijn kracht. Ze wilde het geheim weten van zijn haren. Wat was de reden voor die kracht? Maar Sams-
on wilde het haar niet vertellen. Hij wilde haar niet vertellen dat het haar symbool stond voor alles
waar hij in geloofde, al zijn idealen, al zijn kracht, al zijn wil om de Filistijnen nog eens een lesje te
leren.
Op een mooie lenteavond, nadat Abcoude Noord en FC ‘De Filistijnen’ verloren hadden en daarmee de
eerste de strijd voor het kampioenschap definitief had moeten opgeven, had Delilah een hele tree
Schulti’s gehaald om dit heuglijke feit samen te vieren. Samson, die niet echt maat kon houden, ver-
loor zich hopeloos in het bier en in Delilah’s mooie ogen. Delilah bleef hem maar bier voeren. Nadat de
tree op was gegaan, vroeg ze hem opnieuw naar zijn haar en Samson biechtte het hele verhaal op.
Even later viel hij in slaap. Toen kwam de ware aard van Delilah naar boven. De Filistijnen waren bij
haar aangeklopt om Samson te stoppen. De felheid van de ware ‘Bunnikside’ was hun te erg geworden
en hij moest een lesje worden geleerd. Delilah wilde graag met hen samenwerken. Daarom pakte ze
een tondeuse en scheerde ze Samsons Elvis-kuif eraf, totdat hij gemillimeterd was. Die arme Samson
had het niet door; hij was veel te dronken.
Over de ware grofheid van het Bijbelverhaal over Samson, zoals het feit dat Samson blind werd ge-
maakt door de Filistijnen en aan het werk werd gezet om stenen fijn te malen wens ik hier niet te cor-
responderen in het geval de HInT-lezer gevoelige oren heeft. Ook wil ik niet spreken over het feit dat
Samsons haar weer aangroeide. Het feit dat Samson bad om wraak om zijn blindheid en daarbij de
tempel van de Filistijnen sloopte, negeer ik maar. Bovendien is het te gruwelijk om te vermelden dat hij
daarbij zelf het loodje legde, maar wel een heleboel Filistijnen met zich meenam. De les die ik u wil
meegeven: laat nooit een Filistijn of een Ajax-vlag in de buurt van je ogen komen, zoals die arme
Utrechtse Samson deed. En drink niet teveel Schulti´s.
Bijsterhuizen
| 46
April 2011
Omdat ik om tien voor zeven vertrek, weet ik dat het ongeveer vijf over zeven moet zijn, wanneer ik
mij begeef op het donkerste terrein van mijn dagelijkse etappe. Dan, enkele minuten verwijderd van
de Annastraat, net de spookachtige halte in de Spoorkuil voorbij, kom ik iedere morgen dezelfde lijn-
bus tegen. Bijsterhuizen, dat staat erop. De bus rijdt met een rotvaart voorbij, en vaak schrik ik te laat
op uit mijn mijmeringen om goed naar binnen te kunnen kijken. Of eigenlijk, dat wil ik niet. Die mijme-
ringen leveren mij de bus op die ik wil, niet de empirie.
Bijsterhuizen. Het was ooit een gezellig dorpje in de buurt van de Waal, ten oosten van Nijmegen,
richting de Duitse grens. Schouderophalend reageerde de gemiddelde inwoner op de aanwezigheid
van de naburige stad. In Bijsterhuizen hadden ze al die ongein niet nodig. Romeinse keizers zouden in
Nijmegen hebben rondgelopen, niet lang geleden hadden ze zelfs stadsrechten gekregen. Ze hadden
het hoog in de bol gekregen. Nee, dan Bijsterhuizen. Dat was een dorpje met een kroeg, een dorps-
schooltje en een kerkje. Op een paar stappen van elkaar vandaan, verbonden door een plein van aan-
gestampt zand. Geen rare fratsen met kastelen of uitkijktorens. Dat hadden ze niet nodig. Iedereen
zorgde netjes voor het eigen gezin en droeg een gedeelte van de kost af aan de pastoor. Er was geen
weerstand tegen mensen van buiten, de inwoner had er simpelweg geen interesse in. Wat gebeurde in
Bijsterhuizen, bleef in Bijsterhuizen. Weinig andere keus ook, want het omliggende bos – met alle
gevaren van dien – verhinderde vrijwel alle contacten naar buiten. Er was slechts een kar, aangedre-
47 |
HInT
ven door een oud paard, die af en toe de weg naar de buurstad vond.
Dat was het Bijsterhuizen van het einde van de dertiende eeuw. Wat velen niet weten over het dorpje,
is dat, waar de Gouden Eeuw voor de Republiek nog lang niet in het vooruitzicht was en waar de
streek Orange nog gewoon twistpunt was van Franse vorstjes, in plaats van de achternaam van Neder-
landse koningen of zelfs de kleur van nationale eenheid, in het dorp wetenschap bedreven werd, zoals
het op dat moment nog nergens ter wereld gebeurde.
Het begon op een warme zomerdag in de kroeg in Bijsterhuizen. Kroezen bier vulden de dorstige kelen
van een groep jongemannen, terwijl ze een weddenschap afsloten. De gelukkige die erin zou kunnen
slagen om uit gewone metalen goud te smeden, zou het land van de hele groep mannen krijgen. Ofte-
wel: hij zou in één klap de rijkste bewoner van het dorp zijn. Vanuit naburige tafeltjes werd hoofd-
schuddend naar het tafeltje rumoerige jongelui gekeken. Rondom sommige tafeltjes werden duistere
blikken uitgewisseld. Die jongelui wilden niet gewoon tevreden zijn met de dingen die God hen gege-
ven had. Ze hadden het toch prima? Waarom moesten ze zo nodig al die rare fratsen gaan uithalen?
Die gedachten kwamen bij de enthousiaste jongens niet op. Avond na avond, als het werken op het
land erop zat, kwamen ze samen. Een geïmproviseerd ding, dat we nu waarschijnlijk een olielamp
zouden noemen, diende als verlichting, terwijl het broederschap probeerde, wat nooit eerder iemand
gelukt was – in Bijsterhuizen welteverstaan, want dat het mogelijk was, daar waren zij van overtuigd,
dat het elders ooit gelukt was, ook. Maar zij wilden het proberen voor de lol. Alleen om de wedden-
schap te winnen, om de eer van het broederschap.
De jongens werden mannen en ook de mannen werden ouder en ouder. Nooit eerder was de weten-
schap zo dichtbij een doorbraak, ware het niet dat één voor één de mannen verbannen werden naar
de eeuwige jachtvelden, verbitterd omdat geen van hen de weddenschap had weten te winnen.
Slechts één lid van de broederschap bleef over. Hij zette het werk geestdriftig voort, avond aan avond.
Hij brak zijn hoofd over formules, over methoden. Zelfs als zijn lichaam bij zijn vrouw was, was zijn
hoofd bij zijn werk. Zodoende merkte hij niet dat de gezondheid van zijn vrouw snel tanende was. In
slechts een paar weken tijd, veranderde zijn vrouw van een eenzame, kerngezonde vrouw, in een
eenzame, doodzieke vrouw. De man had het nooit in de gaten gehad. Pas op het moment dat hij, pein-
zend terugkerend uit zijn schuurtje, zijn vrouw bleek en met geopende, nietsziende ogen in de stoel bij
het haardvuur zag zitten, wist hij dat hij verkeerd was geweest. Hebzucht had zich van hem meester
gemaakt. De mannen in de kroeg hadden gelijk gehad.
In plaats van berouw te tonen, keerde hij terug naar zijn schuurtje. Niet meer om goud te maken, maar
om hemzelf nog één kans te bieden zijn vrouw te vertellen hoeveel hij van haar hield. Hij wilde haar
tot leven wekken. Dag in dag uit werkte hij, terwijl hij magerder en magerder werd. De man vergat om
te eten, om te slapen. En, uiteindelijk, zo had hij beredeneerd, had hij het mengsel voor elkaar. Dit
moest het mengsel zijn om het eeuwig leven te bereiken. Nooit zou hij meer afscheid hoeven nemen
van de wereld, nooit meer. Het eeuwige geluk wachtte op hem! In een vlaag van geestdrift en hoog-
moed, besloot hij de substantie op te drinken, hoewel de substantie eigenlijk bedoeld was om zijn
vrouw tot leven te wekken. Daar had hij nog alle tijd voor wanneer hij onsterfelijk was, zo ging door
hem heen. Van de andere kant, hij zou nog zoveel vrouwen meemaken! Hij had geen land meer nodig,
| 48
April 2011
Terwijl hij het mengsel gulzig leegdronk, daalde er een engel neer, die voor hem ging staan. Hoewel,
staan? Ze leek te zweven in haar witte gewaad. Zij sprak tot hem:
Gij wil, in een vlaag van hoogmoed, Gods werk overnemen? God, die ervoor zorgt dat Goed
en Kwaad in evenwicht zijn. Denkt Gij, o hoogmoedig schepsel, dat Hij overbodig is? Nooit
meer zult Gij uw brouwsel herbrouwen kunnen. Pas wanneer Gij de kracht van het afscheid
en de begroeting leert kennen, pas dan zal uw vreselijk Lot U loslaten.
Dat was eenvoudiger gezegd dan gedaan. Deel uitmakend van de toorn was dat in het dorp nooit meer
afscheid zou worden genomen. Jarenlang, decennialang, eeuwenlang, bleef het dorp hetzelfde. De
man werd doodongelukkig en in zijn daden had hij het hele dorp meegesleept. Zelfs het schuim van
het bier in het café zou nooit meer van substantie veranderen. Het kerkhof bleef, zoals het was. Plant-
jes bleven, zoals ze waren, mensen deden, zoals ze altijd al deden. Er veranderde nooit meer iets.
Niemand werd geboren, niemand werd ouder en niemand groeide op. De kinderen van toen, zijn nu
nog steeds kinderen. Er werd geen afscheid genomen in Bijsterhuizen.
Sindsdien maakt de man steeds weer de tocht naar het Centraal Station in Nijmegen. Paard en kar
transformeren, wanneer ze zich buiten Bijsterhuizen begeven, in een hypermoderne bus, die om de
zoveel tijd een opdruk van Breng danwel Conexxion krijgt. Slechts de lijndienst Bijsterhuizen verraadt
de bestemming van de bus, een chauffeur is niet aanwezig. Achterin zit de man, met nietsziende ogen
te staren naar hen, die daar, op het station, elke dag nieuwe mensen begroeten. Mensen die elkaar
toevallig tegenkomen, mensen die elkaar al jaren niet meer gezien hebben. Mensen die elkaar wellicht
een tijd lang moeten gaan missen. Tranen, geluk. Emotie. Het hoort bij het leven. Het station maakt
duidelijk wat Bijsterhuizen al eeuwenlang niet meer heeft. De Toorn van God is op het dorp neerge-
daald. En de dader, die zie ik elke dag in de bus. Zijn witte haar en dito baard worden niet langer, de
groeven in zijn gezicht veranderen niet. Slechts zijn ogen, die worden dieper en dieper. Een traan rolt
over zijn wangen. Ik zie hem denken: wanneer is het klaar met mij? Wanneer neem ik afscheid? Wan-
neer neemt Bijsterhuizen afscheid?
Oja. Als iemand toevallig bewijzen heeft dat Bijsterhuizen iets anders is dan het door mij geschetst
dorpje, vertel het alsjeblieft niet door! Ik ben al beroofd van een groot gedeelte van mijn nachtrust,
beroof mij nu ook niet van de gedachtegangen die mijn fietstocht door ontwakend Nijmegen mooi
maken!
Commissielid worden?
Stuur een mail naar:
excalibur@let.ru.nl
49 |
HInT
De waarheid achter dit stuk, is dat ik mij als historicus ga wagen op een gebied dat niet tot mijn
vakgebied behoort. Het vakgebeid van de sociologie, psychologie en communicatie. Misschien is
het omdat ik mezelf graag op glad ijs begeef en omdat ik graag de confrontatie als wel de gren-
zen van het toelaatbare op wil zoeken. Kwestie van sociaal ongewenst gedrag. Vraag is dan: wat
is sociaal? Wat is sociaal wenselijk en wat niet?
Wat het is en wat het vooral niet is, doet niet ter zake, gedrag dat geaccepteerd wordt, staat nog
altijd mijlen ver af van gedrag dat nodig is voor mensen. Sociaal wenselijk gedrag kan mensen na-
melijk schaden, niet de buitenwereld maar wel de persoon om wie het primair draait. Daar zit hem
dan ook mijn grote bezwaar tegen sociaal wenselijk gedrag, in wat voor maatschappij leven wij,
wanneer we mensen iets opleggen waar ze eigenlijk helemaal niet bij gebaat zijn?
Maar dit is geen artikel dat de waarheid over sociaal wenselijk gedrag aan de kaak wil stellen, noch
een artikel dat sociaal wenselijk gedrag wil tegenspreken, dit artikel moet een lansbreker zijn, een
lansbreker voor hen die niet het sociaal wenselijk stereotype gedrag aanhangen, mensen die niet
‘standaard’ zijn, mensen die bovenal niet saai zijn! Mensen waar ik van houd!
Ik kan mezelf vaak ook niet vinden in sociaal gedrag of het standaard verwachte gedrag. Sociaal zijn
staat voorop, dat sowieso! Het gaat echter te ver om schapen te worden die gedrag vertonen om-
dat het zo hoort. Ik vind gene een verhaal van onzekerheid en vind directheid de vorm van het
ultieme wenselijk gedrag. Elkaar niet voorliegen en open kaart spelen, is nu eenmaal de regel van
iedere geslaagde relatie (vriendschappelijk, ouder –kind, het huwelijk, broer-zus). Niet communice-
ren is namelijk onmogelijk volgens Watzlawick: Alles wat je doet, ook ‘niets’ doen, heeft invloed. Er
is namelijk geen antigedrag! Vandaar dat het onregelmatige zo leuk is. Mensen eens iets anders te
geven dan dat wat ze gewend zijn, mensen een andere kant van het perspectief te laten zien. Want
niet het alledaagse, maar juist het spontane is zo leuk! Het spontane kun je namelijk niet aanleren.
We weten dat het werkt en daarom zijn we niet snel geneigd mensen die anders zijn precies het-
zelfde te behandelen als mensen die ander gedrag vertonen. Dat vraagstuk zal waarschijnlijk sa-
menhangen met datgene ze in de cognitieve psychologie: assimilatie en accommodatie noemen.
De dingen die we aanleren, leiden tot een patroon. Dat patroon zet ons aan tot bepaalde handelin-
| 50
April 2011
gen en dat geeft ons de zekerheid dat er bepaalde gevolgen zullen zijn. Van daaruit is het geen
vraag waarom de regel, de regel is maar meer waarom men niet geneigd is om van het gebaande
pad af te stappen. Het antwoord is simpel: men heeft zich aangeleerd op het gebaande pad te
blijven, dat betekent zekerheid en veiligheid. Twee dingen die een leven lang, laten duren en het
leven an sich devalueren.
Zijn mensen die het wel doen dan saai? Natuurlijk niet, maar ze zijn wel de dertiende in het dozijn.
Het onderscheidend karakter van de mens ligt hem in het feit dat we ons pad zelf kunnen invullen
naar gelang wij graag willen. Dat maakt ons meester over ons eigen handelen en leven.
Dat is nu juist de essentie van het zijn, van het willen en van het ergens kunnen komen. Niet de
clichés zijn belangrijk, maar de anticlichés, niet de weg die voor ons wordt uitgestippeld, maar de
weg die wij zelf graag uitstippelen. Dat is de hele bedoeling van zelfstandigheid en geluk; dat we
doen wat we zelf willen en waar we vrolijk van worden, niet dat we het pad volgen waarvan de
buitenwereld wil dat we volgen.
Alles wat hier staat, komt voort uit één wet: de wet van het effect. Deze is opgesteld door Thorn-
dike. Gedrag (een respons) zal in frequentie toenemen als het gevolgd wordt (consequentie) door
een prettige gebeurtenis. Zolang we een goede reactie krijgen op ons gedrag, blijven we dit gedrag
vertonen. Vanuit hier vallen veel psychologisch gedrag en vele ziektebeelden te verklaren. Ook is
het voor elke situatie een belangrijk onderdeel van de groepsdynamica. Het is de veiligheid voor de
één en de zekerheid voor de ander.
Zonder dat ik verzand in vaag taalgebruik als: ‘je moet lekker dicht bij jezelf blijven’, wil ik wel stel-
len dat we echtheid moeten blijven hanteren. Doe gewoon lekker gek, lekker maf en geniet van het
leven in al haar pracht. Laat je niet vertellen wat je moet doen en wat je vooral moet laten. Geef
het leven een kans en geniet van alle dagen. Want de zoektocht naar voldoening gaat niet over het
pad van de ander, dat pad moet je zelf uitstippelen. Helaas komt men daar vaak pas achter als het
pad al lang is afgelopen en onbegaanbaar is gebleken. Aan het eind van dat pad staat dan ook uit-
eindelijk de spiegel met de tekst: ‘Had wat eerder in jezelf geloofd, dan was je er nu allang ge-
weest’. Dat is wellicht de grootste paradox van onze samenleving: Iedereen wil vrij zijn, maar
niemand durft echt in de pure vrijheid te geloven!
Dus ik heb het gedaan, ik heb mij als historicus verplaatst in een ander vakgebied. Heb waarschijn-
lijk mijn vingers gebrand en waarschijnlijk mezelf enorm voor schut gezet. Ik hoop het! Want als
het niet zo is, dan heb ik gelijk! En anders? Anders niks! Dat is nu het mooie. Ik ga me er toch niets
van aantrekken, dat zou toch hypocriet zijn?
‘Neem de mensen zoals zij zijn, anderen zijn er niet.’ - Konrad Ardenauer
51 |
HInT
| 52