You are on page 1of 28

V

E R E N I G I N G

VA N

WAT

E R B E D R I J V E N

I N

E D E R L A N D

V e r e n i g i n g v a n Wa t e r b e d r i j v e n i n N e d e r l a n d

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

Onderzoek naar stand van zaken

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur
Onderzoek naar stand van zaken

Organisatie ~

VEWIN Sir Winston Churchilllaan 273 2288 EA Rijswijk www.vewin.nl Martine van den Boomen Rob Eijsink 21 november 2006 2006/70/6269

Auteur ~ Projectleider ~ Datum ~ VEWIN Nummer ~ Versie ~

Samenvatting
Naar aanleiding van de dijkverzakking bij Stein in 2004 concludeert de Onderzoeksraad voor Veiligheid in een rapport dat er tekortkomingen zijn in de risicobeheersing bij de leidingnetbeheerder WML en de dijkbeheerder Rijkswaterstaat. De Raad beveelt aan om het veiligheidsmanagementsysteem voor waterleidinginfrastructuur verder te ontwikkelen en hierin expliciet rekening te houden met nieuwe normen. VEWIN is gevraagd om binnen een jaar te reageren op de bevindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, te onderzoeken in hoeverre deze bevindingen spelen bij andere waterleidingbedrijven en een verdere ontwikkeling van het veiligheidsmanagement te stimuleren. In reactie op de aanbevelingen van de Raad heeft VEWIN samen met de waterleidingbedrijven een beoordelingskader veiligheidsmanagement voor waterleidinginfrastructuur ontwikkeld om de definitie van veiligheidsmanagement scherp te stellen, om te meten waar de waterbedrijven staan in hun ontwikkelingsproces, om ervaringen te kunnen delen en om handvatten te bieden voor verbetering. Het beoordelingskader toetst tevens of rekening gehouden wordt met nieuwe normen. Uit de beoordeling blijkt dat de waterbedrijven een operationeel systeem voor veiligheidsmanagement hebben waarin de veiligheidscriteria volksgezondheid en leveringsbetrouwbaarheid goed zijn ontwikkeld en waarin het veiligheidscriterium externe effecten in ontwikkeling is. De ontwikkeling van het veiligheidsmanagement voor waterleidinginfrastructuur is een proces dat al enige tijd geleden in gang is gezet. Dit blijkt onder andere uit eerdere initiatieven van VEWIN en de waterbedrijven zoals het verschijnen van de VEWIN-richtlijn Drinkwaterleidingen buiten gebouwen in 2003. In deze richtlijn is het aspect veiligheid in een brede context een belangrijk aandachtspunt tijdens het ontwerp, de aanleg en het beheer van leidingen. De dijkverzakking bij Stein heeft het ontwikkelingsproces van veiligheidsmanagement ten aanzien van externe effecten versneld. In 2004 heeft een werkgroep met vertegenwoordigers van VEWIN, de waterleidingbedrijven en Kiwa Water Research een methode ontwikkeld, Beoordeling Externe Effecten Leidingen (BEEL), om de risicos van externe effecten in beeld te brengen en te beoordelen zodat waar nodig risicobeheersmaatregelen genomen kunnen worden. In 2005 zijn de waterleidingbedrijven begonnen met de implementatie van deze methode die een omvangrijke hoeveelheid werk met zich meebrengt. Medio 2006 hebben de waterbedrijven en VEWIN gevalueerd waar de waterleidingbedrijven staan met de implementatie van de BEEL-methode. De helft van de waterbedrijven heeft inmiddels risicobeheersmaatregelen genitieerd of is hier mee bezig. De andere helft is actief bezig met het in kaart brengen van de risicovolle locaties en het beoordelen van de risicos. Alle bedrijven verwachten eind 2008 de eerste beoordelingscyclus te hebben afgerond.

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

21/11/2006

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

21/11/2006

Inhoudsopgave
1 Inleiding 1.1 1.2 Aanleiding Onderzoeksaanpak 7 7 7 8 8 8 9 9 10 12 13 13 14 15 15 16 16 17 25

2 Beoordeling veiligheidsmanagement drinkwaterinfrastructuur 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 Historie Ontwikkelingen Ontwikkeling van integraal veiligheidsmanagement Beoordelingskader veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur Overzichtsresultaat sectorale beoordeling Conclusies beoordeling veiligheidsmanagement

3 Integratie criterium externe effecten in het veiligheidsmanagement 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.3 Externe effecten Resultaten implementatie Beoordeling Externe Effecten Leidingen Longlist Shortlist Risicobeoordeling Risicobeheersmaatregelen Een viertal interviews

4 Conclusies

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

21/11/2006

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

21/11/2006

1 Inleiding
1.1 Aanleiding In haar rapport Leidingbreuk veroorzaakt dijkverzakking op 27 januari 2004 te Stein concludeert de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat er tekortkomingen zijn in de risicobeheersing bij de leidingbeheerder WML en de dijkbeheerder RWS. Van dergelijke organisaties wordt een adequaat en operationeel systeem voor veiligheidsmanagement verwacht, aldus de Raad. Aan VEWIN is gevraagd om voor oktober 2006 haar standpunt ten aanzien van de aanbevelingen in het rapport kenbaar te maken. Deze aanbevelingen gelden voor Waterleidingmaatschappij Limburg en de overige waterleidingbedrijven en zijn: 1. Veiligheid in de nabijheid van de waterleidingen en/of beschadiging van eigendommen van derden expliciet als randvoorwaarde borgen in de bedrijfsdoelstellingen en op basis hiervan: a. Het veiligheidsmanagementsysteem dusdanig verder te ontwikkelen dat het preventieve onderhoud van leidingen aantoonbaar is voor derden en de gewenste risicobeperkende maatregelen voor het beheersen van de veroudering van het leidingnetwerk genomen kunnen worden. b. In het veiligheidsmanagementsysteem expliciet rekening te houden met het effect van nieuwe normen voor het beheer van oudere delen van het leidingnet. c. De ervaringen en leerpunten naar aanleiding van het incident bij Stein te delen met de overige waterleidingbedrijven. Branchevereniging VEWIN wordt aanbevolen om te onderzoeken in hoeverre de uitkomsten van dit onderzoek bij leidingnetbeheerder WML ook van toepassing zijn bij de overige waterleidingbedrijven en desgewenst te stimuleren dat ook de overige waterleidingbedrijven aantoonbaar verbeteracties uitvoeren.

2.

1.2 Onderzoeksaanpak Om antwoord te geven op de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft VEWIN een onderzoek genitieerd dat bestaat uit de volgende onderdelen: 1. De ontwikkeling van een beoordelingskader voor het veiligheidsmanagement van waterleiding-infrastructuur. Met de ontwikkeling van dit beoordelingskader worden drie doelen beoogd: - Het beschrijft wat de waterbedrijven onder veiligheidsmanagement voor waterleidinginfrastructuur verstaan en op welke wijze de waterbedrijven veiligheidsrisicos vertalen naar risicobeheersmaatregelen in hun reguliere bedrijfsvoering - Het meet waar de waterleidingbedrijven momenteel staan in de ontwikkeling van het veiligheidsmanagement voor waterleidinginfrastructuur. - Het geeft de waterleidingbedrijven een kapstok om zichzelf te verbeteren. 2. Een inventarisatie van initiatieven en verbeteracties waarmee is onderzocht in hoeverre er sprake is van een structurele ontwikkeling van het veiligheidsmanagement, met name ten aanzien van het veiligheidscriterium externe effecten.

Omdat de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid betrekking hebben op het veiligheidsmanagement ten behoeve van waterleidinginfrastructuur is voor het onderzoek specifiek gekeken naar waterleidinginfrastructuur. Het veiligheidsmanagement ten behoeve van productie-installaties valt buiten de scope van dit onderzoek. Ook veiligheidsrisicos die vallen onder het KAM-systeem (Kwaliteitzorg, Arbo, Milieu) vallen buiten de scope van dit onderzoek.

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

21/11/2006

2 Beoordeling veiligheidsmanagement drinkwaterinfrastructuur


2.1 Historie De Waterleidingwet en het Waterleidingbesluit verplichten waterbedrijven om zorg te dragen voor een deugdelijke levering van leidingwater, in zodanige hoeveelheid en onder zodanige druk als het belang van de volksgezondheid vereist. Deze wetgeving is vertaald naar bedrijfsdoelstellingen van waterleidingbedrijven waarbij de nadruk van oudsher ligt op een betrouwbare kwaliteit en levering en het beheersen van de (veiligheids)risicos ten aanzien van de volksgezondheid en in mindere mate op veiligheidsrisicos ten aanzien van letselschade of materiele schade aan derden (externe effecten). Wel zijn bij het ontwerp en de aanleg van nieuwe leidingen in potentieel risicovolle situaties extra maatregelen getroffen, ook in perioden dat er nog geen officile norm zoals de Pijpleidingcode 1972 bestond en er door vergunningverleners nog geen eisen werden gehanteerd zoals verwoord in de NEN 3651 en NEN 3652. Deze maatregelen zijn bijvoorbeeld de toepassing van op maat gesneden constructies en materialen. Ook zijn in het verleden potentieel risicovolle leidingen bij bijvoorbeeld materiaal- en/of constructieproblemen preventief vervangen. Daarnaast speelt mee dat bij de bulk van het aantal waterleidingen geen sprake is van potentieel gevaarlijke situaties voor derden. De waterleidingen liggen goed beschermd onder de grond en vervoeren geen gevaarlijk medium. Risicos die optreden bij leidingbreuken hebben vooral betrekking op de kwaliteit van het geleverde water (besmetting) en onderbreking van de levering. Omdat drinkwater een primaire levensbehoefte is, is de aandacht bij het onderhoud en beheer van waterleidingen van oudsher dus vooral gericht op het waarborgen van de kwaliteit en de levering.

2.2 Ontwikkelingen In de loop van de jaren heeft een aantal ontwikkelingen plaats gevonden: o Het wordt steeds drukker in de grond. Vaak is er sprake van meervoudig ruimtegebruik. De kans op storingen als gevolg van activiteiten door derden is toegenomen. o De dreiging van terrorisme1 heeft het aspect veiligheid in een bredere context op de agenda gezet. o Het onderhoudsmanagement van waterbedrijven is steeds professioneler geworden. Onderhoud wordt steeds meer gestuurd op de gewenste beschikbaarheid (prestatie) en potentile risicos waaronder ook risicos ten aanzien van externe effecten. Omdat het faalgedrag van de bulk leidingen thans nog onvoldoende meetbaar en voorspelbaar is, wordt bij het beheer van waterleidingen vooral aandacht besteed aan het minimaliseren van de impact van een storing door het snel kunnen isoleren van secties. o Waterleidingbedrijven investeren en participeren in collectief meerjaren bedrijfstakonderzoek naar faalmechanismen en conditiebepalingsmethoden van drinkwaterleidingen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd bij Kiwa Water Research, vaak in samenwerking met andere nationale en internationale partijen zoals de TU-Delft, TNO, UKWIR, SINTEF, etc. o Kennis over mechanismen die leiden tot het falen van waterleidingen en grote externe effecten neemt langzaam toe. Er zijn tot op heden nagenoeg geen faalgebeurtenissen of incidenten met grote externe effecten opgetreden. o Het besef van veiligheidsrisicos ten aanzien van externe effecten is van oudsher aanwezig bij waterbedrijven die in waterrijke gebieden opereren en die onder strenge vergunningenregimes van Waterschappen en Provincies werken. Recente incidenten zoals de leidingbreuk bij Stein hebben dit veiligheidsaspect ook bij de waterbedrijven die niet in waterrijke gebieden opereren onder de aandacht gebracht. De veiligheidsrisicos ten aanzien van externe effecten zijn hiermee op landelijk niveau een collectief aandachtspunt geworden.
1

Rapport bescherming vitale infrastructuur. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, september 2005

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

21/11/2006

2.3 Ontwikkeling van integraal veiligheidsmanagement In het licht van deze historie en ontwikkelingen heeft het aspect (externe) veiligheid een steeds bredere context gekregen. Veiligheid, zoals in dit rapport wordt bedoeld, heeft thans binnen de waterleidingsector betrekking op risicos ten aanzien van: (a) de volksgezondheid; (b) de leveringszekerheid; (c) letsel derden en materiele (gevolg)schade (externe effecten). Om deze veiligheidsrisicos te beheersen passen waterbedrijven veiligheidsmanagement toe. Dit veiligheidsmanagement bestaat uit een auditeerbaar kwaliteitsmanagementsysteem ten aanzien van het plannen, uitvoeren, monitoren en bijstellen van processen om de veiligheid te borgen (Figuur 1). De ontwikkeling van het veiligheidsmanagement is een proces dat al enige tijd geleden in gang is gezet. Zo hebben de waterleidingbedrijven en VEWIN in 2002 het project Beveiliging Nederlandse Watersector gestart (beveiliging tegen terrorisme). In 2003 is de Richtlijn drinkwaterleidingen buiten gebouwen2 uitgegeven waarin rekening gehouden wordt met het beheersen van een breed scala aan veiligheidsrisicos bij aanleg, ontwerp en beheer. De dijkverzakking bij Stein versnelt de ontwikkeling van het veiligheidsmanagement.

ef fe ct en

v a) k ol ez sg
CONTROL

ex te rn

d ei dh on

c)

PL AN

b) leveringsbetrouwbaarheid

Wanneer de Onderzoeksraad voor Veiligheid sptreekt over veiligheid, doelt de Raad vooral op veiligheidsrisicos ten aanzien van externe effecten. Binnen het veiligheidsmanage- Figuur 1 Schematisch kader voor ment dat waterbedrijven toepassen is dit veiligheidscriterium veiligheidsmanagement thans nog minder ontwikkeld dan de veiligheidscriteria die betrekking hebben op (a) de volksgezondheid en (b) de leveringsbetrouwbaarheid. Er is echter een trend waar te nemen waarbij veiligheid steeds meer in zijn totale context wordt beschouwd en ook het criterium (c) externe effecten zich ontwikkelt tot een volwaardige pijler naast de andere twee criteria.

2.4 Beoordelingskader veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur Om de positie en de evolutie van het veiligheidsmanagement voor waterleidinginfrastructuur in beeld te brengen en om te reageren op de conclusies en aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (paragraaf 1.1) is een beoordelingskader ontwikkeld (Tabel 2). Hierbij is gebruik gemaakt van de Plan-Do-Check-Act-Control-criteria voor veiligheidsmanagement die de Onderzoek-sraad voor Veiligheid aandraagt in haar rapportage naar aanleiding van de leidingbreuk bij Stein3. De beschrijving van deze veiligheidsmanagementcriteria is in zoverre aangepast dat ze aansluit bij praktijk en terminologie van de waterleidingbedrijven. In het beoordelingskader is gekeken naar een achttal veiligheidsmanagementaspecten (Tabel 1). Aan de hand van dit beoordelingskader hebben de waterbedrijven zichzelf gepositioneerd in het ontwikkelingsproces. Om het verschil in ontwikkeling tussen de veiligheidscriteria (a) volksgezondheid, (b) leveringszekerheid en (c) externe effecten zichtbaar te maken hebben de waterbedrijven de beoordeling tweemaal uitgevoerd. De eerste beoordeling geldt voor de veiligheidscriteria (a) volksgezondheid en (b) leveringszekerheid. De tweede beoordeling geldt

2 3

Richtlijn Drinkwaterleidingen buiten gebouwen. VEWIN 2003/25/5218, Rijswijk, 2003. Leidingbreuk veroorzaakt dijkverzakking op 27 januari 2004 te Stein. Onderzoeksraad voor Veiligheid. CB-9-04-010; Den Haag, 2005.

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

21/11/2006

H EC K

D O

AC T

voor het veiligheidscriterium (c) externe effecten. Veiligheidrisicos ten aanzien van eigen personeel vallen onder de ARBO-wet en zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Om de beoordelingen van de self-assessments zoveel mogelijk te objectiveren hebben in juni en september 2006 twee plenaire bijeenkomsten plaatsgevonden met de waterleidingbedrijven waarin de resultaten kritisch tegen het licht gehouden zijn en op basis hiervan al dan niet zijn aangepast. Tabel 1: Beoordelingscriteria voor veiligheidsmanagement voor waterleidinginfrastructuur Plan 1. In hoeverre veiligheid onderdeel uitmaakt van bedrijfsdoelstellingen op strategisch en/of tactisch niveau. 2. In hoeverre proactief risicoanalyses plaatsvinden op basis waarvan proactief risicobeheersmaatregelen worden opgesteld. 3. In hoeverre het criterium veiligheid medebepalend is bij het vaststellen van interventieintervallen voor het onderhoud en beheer van waterleidinginfrastructuur en in hoeverre huidige situaties worden getoetst aan veranderende NEN-normen. Do 4. In hoeverre er uitvoeringsplannen beschikbaar zijn voor het onderhoud en beheer van waterleidinginfrastructuur en calamiteitenplannen voor het beheersen van de duur en impact van grotere incidenten. Check 5. In hoeverre de informatiearchitectuur is ontwikkeld en wordt gebruikt (ontwikkeling systeem, storingenregistratie & informatieverspreiding). Act 6. In hoeverre risicoanalyses plaatsvinden van incidenten en bijna-incidenten en in hoeverre deze doorwerken naar aanpassing van beleid ten aanzien van kans- of effectbeperkende maatregelen. Control 7. In hoeverre verantwoordelijkheden en bevoegdheden ten aanzien van veiligheidsmanagement zijn benoemd en vastgelegd. 8. In hoeverre de veiligheidsmanagementprocessen die vallen onder 1 t/m 7 zijn verankerd in het kwaliteitszorgsysteem.

2.5 Overzichtsresultaat sectorale beoordeling Tabel 2 geeft het resultaat van de sectorale beoordeling ten aanzien van de ontwikkeling van veiligheidsmanagement voor waterleidinginfrastructuur voor de drie veiligheidscriteria (a) volksgezondheid, (b) leveringszekerheid en (c) externe effecten. Alle waterbedrijven (12) hebben hieraan deelgenomen. De groene gestippelde lijn geeft het gemiddelde resultaat weer van de sector voor de veiligheidscriteria (a) volksgezondheid en (b) leveringszekerheid. De oranje gestippelde lijn geeft het gemiddelde resultaat weer van de sector voor het veiligheidscriterium (c) externe effecten. De definities van de Plan-Do-Check-Act-criteria uit tabel 1 zijn opgenomen in het beoordelingskader (Tabel 2). Als maatlat voor de beoordeling geldt: o Tussen 4 en 5: Excellent o Tussen 3 en 4: Competent o Tussen 2 en 3: In ontwikkeling o Tussen 1 en 2: Bewust o Tussen 0 en 1: Onbewust Veiligheidcriteria volksgezondheid en leveringsbetrouwbaarheid Veiligheidscriterium externe effecten

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

10

21/11/2006

Tabel 2: Beoordelingskader Veiligheidsmanagement voor waterleidinginfrastructuur


PLAN
Veiligheid is onderdeel van strategische bedrijfsdoelstellingen en intern bedrijfsbeleid Implementatie van proactief risicomanagement voor strategische bedrijfsrisicos, tactische systeemrisicos en operationele assetrisicos Zowel op strategisch, tactisch als operationeel niveau vinden periodieke risicoanalyses plaats. Op basis hiervan wordt waterleidinginfrastructuur geprioriteerd en worden risicobeheersplannen opgesteld (voor strategische bedrijfsrisicos, tactische systeemrisicos en operationele assetrisicos). Veiligheid is n van de criteria voor het vaststellen van modificaties en onderhouds- en inspectieregimes van waterleidinginfrastructuur Op tactisch en operationeel niveau wordt het criterium veiligheid systematisch meegenomen bij het bepalen van modificaties of interventieniveaus voor het onderhoud en beheer van waterleidinginfrastructuur. Hierbij worden voor oude en nieuwe leidingen de ontwerpen beheereisen van NEN3650/3651 in acht genomen.

DO
Uitvoeringsplannen beschikbaar voor investeringen en onderhoud van waterleidinginfrastructuur

CHECK
Ontwikkeling registratie, informatiearchitectuur en informatieverspreiding

ACT
Analyse van faalgebeurtenissen en implementatie van kans- of effectbeperkende maatregelen Analyses van incidenten, bijna-incidenten en hun impact vinden plaats volgens een vast format. Analyses worden gemaakt van omstandigheden waar soortgelijke (bijna-)incidenten op kunnen treden. Analyses leiden tot het nemen van kans- of effectbeperkende maatregelen. Bevindingen maken onderdeel uit van het centrale informatiebeleid. Analyses van alle incidenten en bijna-incidenten en hun impact vinden plaats volgens een vast format. Tevens wordt een analyse gemaakt van soortgelijke omstandigheden. Analyses leiden tot het nemen van kans- of effect beperkende maatregelen.

CONTROL
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden t.a.v. veiligheidsmanagement Veiligheidsmanagement is onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem. Audits worden uitgevoerd

Excellent

Veiligheid is een onderdeel van de strategische bedrijfsdoelstellingen. Deze doelen zijn consequent vertaald naar intern bedrijfsbeleid. Veiligheid is daarmee ook een onderdeel van het interne bedrijfsbeleid zowel op tactisch als operationeel niveau.

Er zijn investerings- en onderhoudsplannen beschikbaar voor waterleidinginfrastructuur waarbij de investeringen en/of onderhouds- en inspectieregimes zijn bepaald op basis van een systematische analyse van risicos en assetprestaties. Er zijn calamiteitenplannen beschikbaar

Competent

Veiligheid is een onderdeel van de strategische bedrijfsdoelstellingen of van het interne bedrijfsbeleid en werkt door naar de operationele uitvoering.

Op tactisch en operationeel niveau vinden periodiek systematische risicoanalyses plaats. Op basis van deze risicoanalyses wordt risicovolle waterleidinginfrastructuur geprioriteerd en worden investerings- en onderhoudsplannen opgesteld.

Op operationeel niveau wordt het criterium veiligheid systematisch meegenomen bij het bepalen van interventieniveaus voor het onderhoud en beheer van waterleidinginfrastructuur. Bij aanleg van nieuwe leidingen wordt NEN 3650/3651 in acht genomen. Voor kritische oude leidingen vinden periodiek evaluaties plaats om te toetsen in hoeverre deze nog voldoen aan veranderende NEN- 3650/3651 normen. Op operationeel niveau wordt het criterium veiligheid incidenteel meegenomen bij het bepalen van het onderhoudsbeleid van waterleidinginfrastructuur. Voor het ontwerp en aanleg van nieuwe leidingen wordt de NEN-3650/3651 in acht genomen.

In ontwikkeling

Veiligheid is een onderdeel van de strategische bedrijfsdoelstellingen of een onderdeel van het interne bedrijfsbeleid; op operationeel wordt het criterium veiligheid ad hoc meegenomen bij het bepalen van interventieniveaus voor onderhoud en beheer van waterleidinginfrastructuur.

Op tactisch of operationeel niveau vinden regelmatig risicoanalyses plaats waarop investeringen of risicobeheersende onderhoudsplannen voor waterleidinginfrastructuur worden gebaseerd. Deze risicoanalyses zijn nog veelal knelpunten gestuurd.

Er zijn risicobeheersende onderhoudsplannen beschikbaar voor kritische waterleidinginfrastructuur. Voor niet-kritische distributieinfrstructuur zijn onderhoudsplannen beschikbaar op basis van gewenste prestaties en ervaring. Er is een investeringsprogramma beschikbaar voor waterleidinginfrastructuur dat is onderbouwd door systematische risicoanalyses. Er zijn calamiteitenplannen beschikbaar Investeringsplannen en onderhoudsplannen voor waterleidinginfrastructuur zijn beschikbaar en gebaseerd op basis van analyses van knelpunten en gewenste prestaties. Voor kritische waterleidinginfrastructuur zijn calamiteitenplannen beschikbaar.

Storingen en hun impact worden systematisch bijgehouden in een centraal informatiesysteem. Er zijn eenduidige definities voor het vastleggen van storingen. Storingsgegevens worden verwerkt tot een informatierapport dat centraal in het bedrijf wordt verspreid. De ligging van waterleidinginfrastructuur is voor 99% tot op 1 m nauwkeurig bekend. Storingen en hun impact worden systematisch bijgehouden in een centraal informatiesysteem. De wijze waarop storingen worden geregistreerd is eenduidig en uniform vastgelegd. Ruwe storingsinformatie wordt periodiek centraal in het bedrijf verspreid. De ligging van waterleidinginfrastructuur is voor 90% op 1 m nauwkeurig bekend.

Er is een integrale visie op veiligheidsmanagement en de wijze waarop dit doorwerkt in de exploitatie van de waterleidinginfrastructuur. Er is een centrale veiligheidscordinator en de verantwoordelijkheden t.a.v. veiligheidsmanagent bij het opstellen, uitvoeren en bijstellen van investerings- en onderhoudsplannen zijn benoemd. Er zijn duidelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden t.a.v. het opstellen en uitvoeren van investerings- en onderhoudsplannen en het aanpassen van beleid. Ook de verantwoordelijkheden t.a.v. de veiligheidsaspecten zijn expliciet benoemd.

Het veiligheidsmanagement is integraal vastgelegd in het kwaliteitszorgsysteem. Er is een duidelijke integrale visie op veiligheidsmanagement. Audits op de uitvoering van het veiligheidsmanagement vinden periodiek plaats. Verbeterpunten worden vastgelegd. Toetsing van het oppakken van de verbeterpunten vindt plaats.

Storingen worden systematisch bijgehouden in een centraal informatiesysteem. De wijze waarop storingen worden geregistreerd behoeft nog verbetering. Afdelingen draaien regelmatig een eigen storingenlijst uit. De ligging van waterleidinginfrastructuur is voor 80% op 1 m nauwkeurig bekend. Storingen worden ad hoc geregistreerd in decentrale databases op verschillende afdelingen. De impact van storingen wordt incidenteel geregistreerd. Ervaringen blijven binnen de afdelingen. De ligging van waterleidinginfrastructuur is voor 80% op 1 m nauwkeurig bekend. Storingen en hun impact worden niet of nauwelijks bijgehouden. De ligging van waterleidinginfrastructuur is voor 80% op 1 m nauwkeurig bekend.

Bewust

is een onderdeel 2 Veiligheid van de strategische bedrijfsdoelstellingen maar dit sijpelt nog onvoldoende door naar het interne bedrijfsbeleid of de operationele uitvoering.

Op strategisch, tactisch of operationeel niveau vinden incidenteel proactieve risicoanalyses plaats om risicobeheersmaatregelen t.b.v. waterleidinginfrastructuur te onderbouwen.

Onbewust

Veiligheid is geen onderdeel van de strategische bedrijfsdoelstellingen; ook op lagere niveaus in de organisatie is veiligheid geen issue.

Er vinden geen of sporadisch proactieve risicoanalyses plaats voor waterleidinginfrastructuur.

Het criterium veiligheid maakt geen deel uit van het onderhoudsbeleid van waterleidinginfrastructuur maar wordt impliciet meegenomen doordat het criterium imago wel medebepalend is voor het onderhoudsbeleid. NEN-normen 3650/3651 zijn bekend. Het criterium veiligheid heeft geen invloed op het onderhoudsbeleid van waterleidinginfrastructuur. NEN- 3650/3651 normen zijn niet bekend

Investeringsplannen en onderhoudsplannen voor ditributie-infrastructuur zijn uitsluitend gebaseerd op basis van ervaring van monteurs en ongewenste gebeurtenissen. Er zijn geen calamiteitenplannen beschikbaar.

Analyses van grote en kleinere incidenten en hun impact vinden aantoonbaar plaats maar nog niet volgens een vast format. Op basis hiervan wordt ook gekeken naar andere vergelijkbare situaties waar een zelfde soort incidenten op zou kunnen treden. Analyses leiden tot modificaties of aanpassingen van het onderhoudsbeleid Analyses van storingen en hun impact vinden plaats na grote ongewenste gebeurtenissen. Maatregelen om herhaling te voorkomen worden genomen. Maatregelen blijven beperkt tot de specifieke faalgebeurtenis.

Er zijn duidelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden t.a.v. het opstellen en uitvoeren van investerings- en onderhoudsplannen. Veiligheid is een onderdeel van de onderhouds- en investeringscycli. Verantwoordelijkheden t.a.v. veiligheidsmanagement zijn hiermee impliciet helder. Er zijn geen specifieke functionarissen belast met onderdelen van het veiligheidsmanagement. Wel is er bewustwording bij de mensen die plannen maken en uitvoeren dat veiligheid een criterium is dat medebepalend is voor de activiteiten. Er zijn geen duidelijke functionarissen belast met onderdelen van het veiligheidsmanagement.

Veiligheidsmanagementactiviteiten zijn gentegreerd in het kwaliteitszorgsysteem. Veiligheidsmanagement wordt gezien als een onderdeel van primaire procesactiviteiten. Audits vinden plaats op uitvoering van de processen benoemd in het kwaliteitszorgsysteem. Veiligheidsmanagement is hier een onderdeel van. Verbeterpunten worden aangegeven. Er wordt getoetst of deze verbeterpunten adequaat zijn opgepakt. Veiligheidsmanagementactiviteiten zijn gefragmenteerd opgenomen in het kwaliteitszorgsysteem. Er zijn enkele hiaten waar te nemen waar de organisatie zich van bewust is. Periodieke audits van processen in het kwaliteitszorgsysteem vinden plaats. Hiermee worden ook enkele veiligheidsmanagementactiviteit en geborgd maar niet volledig. Veiligheidsmanagementactiviteiten zijn nog niet echt terug te herkennen in het kwaliteitszorgsysteem. De organisatie is zich ervan bewust dat hier een punt van verbetering ligt dat moet worden opgepakt.

Investeringsplannen en onderhoudsplannen voor waterleidinginfrastructuur zijn uitsluitend gebaseerd op basis van ervaring van monteurs. Er zijn geen calamiteitenplannen beschikbaar

Analyse van faalgebeurtenissen vindt incidenteel na afloop plaats. Dit leidt tot gefragmentariseerde aanpassing van werkwijzen.

Veiligheidsmanagementactiviteiten zijn niet terug te vinden in het kwaliteitszorgsysteem. De organisatie ziet dit niet als een tekortkoming.

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

11

21/11/2006

2.6 Conclusies beoordeling veiligheidsmanagement Uit het beoordelingskader voor veiligheidsmanagement komt naar voren dat de waterbedrijven een operationeel veiligheidsmanagementsysteem hebben waarin: o de veiligheidscriteria (a) volksgezondheid en (b) leveringsbetrouwbaarheid goed zijn ontwikkeld; o het veiligheidscriterium (c) externe effecten nog in ontwikkeling is. De Onderzoeksraad voor Veiligheid stelt dat het veiligheidsmanagementsysteem expliciet rekening dient te houden met nieuwe normen voor het beheer van oudere delen van het leidingnet (aanbeveling 1b, paragraaf 1.1). Dit is in het beoordelingskader onder het derde criterium vervat. Opgemerkt wordt dat bijlage E van de NEN 3651 aangeeft hoe bestaande leidingen getoetst kunnen worden op veiligheid/betrouwbaarheid. Daarmee is het in de praktijk goed mogelijk dat bestaande leidingen, die niet volgens de nieuwe ontwerprichtlijnen aangelegd zijn, wel aantoonbaar voldoen aan de actuele NEN-norm ten aanzien van veiligheid. De overall-resultaten van de beoordeling zijn ook gepresenteerd in Figuur 1. Het donkerblauwe vlak geeft de beoordeling weer van de veiligheidscriteria (a) volksgezondheid en (b) leveringsbetrouwbaarheid. Het lichtblauwe vlak geeft de beoordeling weer van het veiligheidscriterium (c) externe effecten. In hoofdstuk 3 is concreet onderzocht hoever de waterbedrijven staan met de integratie van het veiligheidscriterium (c) externe effecten in hun bedrijfsvoering.
Gemiddelde sectorale beoordeling veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur
1. Veiligheid onderdeel van bedrijfsdoelstellingen 5,0 8. Veiligheidsmanagement onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem 4,0 3,0 2,0 7. Verantwoordlijkheden en bevoegdheden t.a.v. veiligheidsmanagement 1,0 0,0 3. Veiligheid medebepalend voor vaststellen onderhoudsfrequenties 2. Pro-actieve risicoanalyses en risicobeheersmaatregelen

6. Analyse van (bijna) faalgebeurtenissen en aanpassingen 5. Ontwikkeling en gebruik van informatie-architectuur (storingsregistratie)
Veiligheidcriteria Volksgezondheid & Leveringsbetrouwbaarheid

4. Uitvoerings- en calamiteitenplannen beschikbaar

Veiligheidcriterium Externe Effecten

Figuur 2 Overzicht sectorale beoordeling veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur Legenda bij Figuur 2: o Tussen 4 en 5: Excellent o Tussen 3 en 4: Competent o Tussen 2 en 3: In ontwikkeling o Tussen 1 en 2: Bewust o Tussen 0 en 1: Onbewust

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

12

21/11/2006

3 Integratie criterium externe effecten in het veiligheidsmanagement


3.1 Externe effecten Uit de beoordeling van het veiligheidsmanagement ten behoeve van waterleidinginfrastructuur bij de waterbedrijven blijkt dat het veiligheidscriterium (c) externe effecten minder ver is ontwikkeld dan de twee andere veiligheidscriteria (a) volksgezondheid en (b) leveringsbetrouwbaarheid. De waterbedrijven zijn in ontwikkeling waar het gaat om het verankeren van het veiligheidscriterium (c) externe effecten in het veiligheidsmanagementsysteem. In het verleden zijn reeds een aantal stappen gezet. VEWIN heeft diverse onderzoeken genitieerd die hebben geleid tot aanbevelingen voor normen en eisen en criteria voor de veiligheidstoetsing, e.d., die via de Normcommissie Transportleidingen in de normen zijn opgenomen. In dit kader wordt ook verwezen naar de VEWIN Richtlijn drinkwaterleidingen buiten gebouwen4 die geldt voor het ontwerp, aanleg en beheer van drinkwaterleiding. Na de leidingbreuk bij Stein begin 2004 hebben de waterbedrijven en VEWIN een collectief onderzoek genitieerd om de veiligheidsrisicos van externe effecten in beeld te krijgen. Een werkgroep met vertegenwoordigers van waterleidingbedrijven, Kiwa en VEWIN heeft in 2004 een generieke methodiek ontwikkeld, Beoordeling Externe Effecten Leidingen (BEEL), waarmee de grootste veiligheidsrisicos ten aanzien van externe effecten kunnen worden bepaald. De methodiek sluit aan bij de NEN 3651. Op hoofdlijnen behelst de BEEL-methodiek: 1. Het opstellen van een longlist met potentieel risicovolle situaties. Het gaat hier om leidingen die parallel liggen aan of kruisen met dijken, autosnelwegen, provinciale wegen, kanalen en spoorwegen. 2. Het reduceren van de longlist tot een shortlist op basis van dossieractualisatie, diameter (i.v.m. erosiekrater) en aanvullende analyses dan wel onderzoek zoals storingenanalyses, conditiebepalingen, controle kathodische bescherming, etc. 3. Het beoordelen van het risico van de leidingen op de shortlist. Hiervoor is een beoordelingsinstrument ontwikkeld waarbij op basis van de faalkans en een aantal impactcriteria het risico wordt bepaald. 4. Het formuleren en uitvoeren van risicobeheersmaatregelen voor situaties op de shortlist waarbij het risico als onacceptabel is aangemerkt. De rapportage5 is eind 2004 gereed gekomen. In 2005 zijn de waterbedrijven met de aanbevelingen aan de slag gegaan. In de periode juni tot september 2006 hebben de waterbedrijven en VEWIN een inventarisatie en evaluatie uitgevoerd om te zien waar de waterbedrijven staan met: o het identificeren van risicovolle leidingen met betrekking tot externe effecten, o het bepalen van het omgevingsrisico van deze leidingen en o het zonodig nemen van maatregelen gericht op beheersing van dit risico.

4 5

Richtlijn Drinkwaterleidingen buiten gebouwen. VEWIN 2003/25/5218, Rijswijk, 2003. R.H.S. Beuken (2004). Evaluatie beheerssysteem leidingnet op externe effecten door leidinglekkage. VEWINpublicatie 2004/45/5266

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

13

21/11/2006

3.2 Resultaten implementatie Beoordeling Externe Effecten Leidingen De gemiddelde resultaten van de inventarisatie per september 2006 zijn weergegeven in Figuur 3. Bij het bestuderen van de resultaten moet in gedachten worden gehouden dat niet alle waterbedrijven de fasen 1, 2, 3 en 4 achtereenvolgens doorlopen en dat de implementatie van de BEEL-methodiek niet noodzakelijkerwijs een lineair proces is. Een aantal waterbedrijven is gelijktijdig met fase 1, 2, 3 en/of 4 bezig, andere waterbedrijven hebben er voor gekozen eerst een fase helemaal af te ronden alvorens naar de volgende fase te gaan. De verwachting is dat alle waterbedrijven de totale beoordeling externe effecten eind 2008 hebben afgerond. In de paragrafen 3.2.1 t/m 3.2.4 worden de verschillen in tempo tussen de waterbedrijven toegelicht. De stand per september 2006 is als volgt: 1. 83% van de waterbedrijven [10] heeft een longlist met risicovolle locaties ten aanzien van externe effecten gereed; 2 waterbedrijven zijn hier actief mee bezig. 2. 42% van de waterbedrijven [5] heeft de longlist gereduceerd tot een shortlist met de meest risicovolle situaties ten aanzien van externe effecten. 50% van de waterbedrijven [6] is actief bezig met de dossieractualisatie en nader onderzoek om tot een shortlist te komen. 1 waterbedrijf moet nog beginnen aan fase 2. 3. 25% van de waterbedrijven [3] heeft de risicos van de leidingen op de shortlist beoordeeld. 58% van de waterbedrijven [7] is momenteel bezig met deze beoordeling. 17% van de waterbedrijven [2] moet nog beginnen aan de beoordeling. 4. 17% van de waterbedrijven [2] heeft op basis van de risicobeoordelingen van de shortlistlocaties, specifieke risicobeheersmaatregelen geformuleerd en genitieerd. 33% van de waterleidingbedrijven [4] is hier momenteel mee bezig. 50% van de waterbedrijven moet nog aan deze fase beginnen.

Risicoinventarisatie, -beoordeling en -beheersmaatregelen Externe Effecten


(evaluatiedatum s eptember 2006)

100%

0% 17%

8%

17% 50%

75% 50% 50% 83% 58%

33% 25% 42% 25% 0% 17%

1. Longlist

2. Shortlist
Afgerond

3. Risicobeoordeling
In uitv oering Gepland

4. Risicobeheersmaatregelen

Figuur 3 Stand van zaken implementatie richtlijnen Beoordeling Externe Effecten Leidingen per september 2006

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

14

21/11/2006

3.2.1

Longlist

Het aantal risicovolle locaties op de longlist varieert bij verschillende bedrijven tussen de 300 tot 11.000 locaties. Oorzaken voor deze verschillen zijn: de definitie van een leiding en/of leidingsegment, de plaatselijke omstandigheden en de criteria die maken dat een leiding op de longlist terecht komt. De belangrijkste criteria voor risicovolle situaties die zijn toegepast, zijn leidingen die parallel liggen aan of kruisen met: waterkeringen (primair, secundair en boezemkades); rijkswegen; spoorwegen. Additionele criteria voor risicovolle situaties die zijn toegepast zijn leidingen die parallel liggen of kruisen met: provinciale wegen en andere weginfrastructuur; leidingen die gevaarlijke stoffen of warmwater transporteren; gevels en funderingen; tunnels; landingsbanen. 3.2.2 Shortlist

Het aantal risicovolle locaties op de shortlist varieert per bedrijf tussen de 3 en 460 locaties. Ook hier worden de verschillen verklaard door de definitie van een leiding en/of leidingsegment, de plaatselijke omstandigheden en de criteria die gehanteerd worden om te bepalen of een leiding al dan niet op de shortlist terecht komt. Criteria die gebruikt zijn om leidingen al dan niet voor de shortlist te selecteren zijn bijvoorbeeld: vergunningseisen; de leidingdiameter en impuls (die bepalend zijn voor de uitstroomkrater); de conditie en faalkans van de leiding; de gevolgschade / locaties waar het functioneren van een waterstaatskundig werk in gevaar kan komen. Enkele bedrijven geven aan dat de BEEL-richtlijnen om van de longlist naar de shortlist te komen in de praktijk te veelomvattend blijken. Een aantal bedrijven heeft hier een pragmatische oplossing gehanteerd. Andere bedrijven zoeken nog naar een meer pragmatische aanpak en hebben daardoor de shortlist nog niet gereed. Dilemmas waar bedrijven tegenaan lopen zijn bijvoorbeeld: Afgegeven vergunningen bij aanleg zijn veelal oud en binnen de opvattingen van die tijd, niet gekoppeld aan leiding- of beheergegevens. Het inventariseren van deze vergunninggegevens vraagt een forse inspanning. Hetzelfde geldt voor overzichts- en detailtekeningen die eventueel ten behoeve van de vergunningsaanvraag zijn gemaakt. Bij lekkages is tot 10-15 jaar terug de aandacht primair uitgegaan naar het oplossen en minder naar het archiveren ervan. Vanuit het verleden is er geen digitaal systeem waarin categorisch leidinglekkages zijn opgetekend. Conditiegegevens van leidingen zijn veelal niet beschikbaar (omdat er geen aanleiding bestond voor nader onderzoek). Indien wijzigingen van omgeving niet bij het drinkwaterbedrijf bekend of gemeld zijn, bijvoorbeeld dijkverhoging en/of -verbreding, heeft ook geen aanpassing van het leidingtrac en de constructie plaatsgevonden. Hierover zijn dan bij waterbedrijven geen gegevens bekend. Ook geven bedrijven aan dat criteria voor risicovolle situaties aan verandering onderhevig zijn. Als voorbeeld wordt de recente aandacht voor veendijken genoemd (vaak boezemkades). Na de

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

15

21/11/2006

dijkdoorbraak bij Wilnis in 2003 is door onderzoek bekend geworden dat de stabiliteit van veendijken onder bepaalde omstandigheden kan afnemen bij aanhoudende droogte. Deze nieuwe inzichten zijn ook van invloed op het beoordelen van de risicos van externe effecten bij waterleidingen. 3.2.3 Risicobeoordeling

Het uitvoeren van een risicobeoordeling met de BEEL-tool is tot een 30 50-tal situaties goed te doen. Wanneer er echter meer risicovolle situaties op de shortlist staan wordt het toepassen van de tool erg omslachtig en verdient een meer kwalitatieve benadering de voorkeur. Er zijn ook situaties waar het toepassen van de BEEL-tool niet zinvol is omdat een generiek model niet alle risicovolle situaties kan vangen. 3.2.4 Risicobeheersmaatregelen

De helft van de waterbedrijven heeft risicobeheersmaatregelen gedentificeerd en genitieerd of is hier actief mee bezig. De andere helft werkt nog aan de stappen 1, 2 en 3 van het BEEL-proces. Bedrijven geven aan de volgende specifieke en/of generieke risicobeheersmaatregelen te hebben genitieerd: Dossieractualisatie (ook onderdeel van fase 2) o controle of nog aan vergunningen wordt voldaan; o op orde brengen van dossiers; o veldopnames maken; o documentatie bijwerken in GIS over ligging leidingen (opnieuw inmeten); o invoeren van analoge informatie van alle risicovolle objecten op de short-list in GIS (dwarsprofielen, details, etc). Leidingconditie onderzoeken (ook onderdeel van fase 2) o visuele inspectie door opzichter, inclusief traject controle met auto en helikopter; o inwendige inspectie, inclusief: - voegmetingen buisdelen eens per 10 jaar; - preventief vervangen rubberen manchetten; - ultrasoon en camera inspectie stalen zinker; - elektromagnetisch onderzoek naar breuken in voorspanning staal (als wapening last heeft van waterstofbroosheid dient de leiding in risicovolle situaties te worden vervangen of relined); o drukproeven; o destructief en niet-destructief onderzoek wapeningsstaal; o onderzoek naar waterstofverbrossing; o modelleren van buissterkte en restlevensduur met de resultaten van het lopende onderzoek; o risicoanalyses uitvoeren op basis van historische (lek)gegevens; o nauwlettend volgen van storingenstatistiek risicovolle leidingen. Technische impact- en kansbeperkende maatregelen o jaarlijkse leidingschouw van leidingen in of nabij waterkeringen; jaarlijkse controle draaibaarheid afsluiters op risicovolle leidingen; o aanbrengen van rode identificatieplaatjes op afsluiters van risicovolle leidingen; o mantelbuizen met lekverklikkers onder spoorwegen aanbrengen; o bij reparaties worteldoek aanbrengen; o trekvaste verbindingen aanbrengen bij risicovolle PVC en gietijzeren leidingen (bijvoorbeeld bij bochten en te grote verschilzettingen); o leidingen uit bedrijf nemen; o leidingen saneren; o controle kathodische bescherming (jaarlijks); waar dit zinvol is stalen leidingen alsnog voorzien van een kathodische bescherming; o signalering stand van op-afstand-bedienbare afsluiters; o signalering drukverloop in leiding;

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

16

21/11/2006

o o

cementeren van alle stalen zinkers; water-op-vloer (hoogwater) melding in put.

Overige impact- en kansbeperkende maatregelen: o quick-scan en benaderen externe partijen voor toekomstige plannen in nabijheid van leidingen; o calamiteitenafspraken maken met aannemers voor groot werk en eigen Storingsdienst voor kleiner werk; o controle en monitoring van werkzaamheden derden nabij leiding (zakelijk rechtstrook); o updaten calamiteitendraaiboek; o overleg over lijst met risicovolle leidingen met vergunningverleners; o het over elkaar leggen van digitale geografische bestanden van waterkeringen en leidingen; o overleg met vergunningverleners over actuele zaken, bijvoorbeeld de communicatie bij calamiteiten.

3.3 Een viertal interviews De voorgaande resultaten geven een sectoraal beeld weer van waar de watersector staat met de ontwikkeling van veiligheidsmanagement. In een voorbespreking tussen VEWIN, Evides en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (12/10/2006) kwam naar voren dat er behoefte bestaat aan wat meer verdieping in het ontwikkelingproces van een individueel waterleidingbedrijf. In reactie hierop zijn een viertal interviews afgenomen met direct betrokkenen van de waterbedrijven PWN, WML, Waternet en Evides. De volgende vragen van de Onderzoeksraad zijn hierbij richtinggevend geweest: o o o Hoe vindt risicobeoordeling plaats om te bepalen of/welke maatregelen noodzakelijk zijn, hoe maken de bedrijven die afweging, wat is de best practice? Welke aantoonbare verbeteracties zijn uitgevoerd? Wat zijn de bedrijven bereid te betalen voor veiligheid, hoe komt dit tot uiting, is er sprake van stijgende budgetten voor onderhoud na het incident bij Stein?

Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland (PWN) Ton Bennen - Asset Engineer De dijkverzakkingen bij Wilnis en met name Stein hebben we niet licht opgenomen. Ook PWN heeft te maken met een behoorlijk aantal leidingen in en nabij waterkeringen. Het is niet toelaatbaar dat we de grote risicos van een in omvang beperkte groep leidingen niet zouden kennen en beheersen. In reactie op de gebeurtenissen bij Stein hebben we deelgenomen aan een werkgroep waarin VEWIN, Kiwa en andere waterbedrijven vertegenwoordigd waren. Deze werkgroep heeft als resultaat eind 2004 de richtlijnen voor het beoordelen van externe effecten bij waterleidingen opgeleverd. Vervolgens hebben we intern begin 2005 het project risicovolle leidingen gestart. Dit project heeft tot doel om alle risicovolle locaties in beeld te brengen, de omgevingsrisicos te beoordelen en zonodig risicobeheersmaatregelen te nemen. Het project is momenteel in volle gang. We zijn begonnen met het inventariseren van risicovolle locaties. Deze hebben we thans gedefinieerd als leidingen die in de nabijheid van waterkeringen, spoorwegen en rijkswegen liggen. We zijn in eerste instantie verder gegaan met de leidingen die parallel liggen aan of kruisen met waterkeringen. De reden hiervoor is dat leidingen in de nabijheid van spoorwegen 10 tot 15 jaar geleden onder de loep genomen zijn. Voor rijkswegen en andere grote wegen geldt dat de leidingen hier vrijwel altijd in mantelbuizen zijn gelegd en de risicos daardoor kleiner worden geacht. We zeggen dus niet dat we de risicos van leidingen bij spoorwegen en wegen negeren maar omdat er veel potentieel risicovolle situaties zijn en we de grootste risicos het eerst willen vangen hebben we in de eerste fase de prioriteit gelegd bij leidingen in en nabij

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

17

21/11/2006

waterkeringen. In onze situatie bleken er een kleine 500 locaties te zijn waar leidingen parallel liggen aan of kruisen met waterkeringen, locaties die dus mogelijk risicovol zijn. Voor deze 500 locaties hebben we direct een aantal generieke risicobeheersmaatregelen getroffen. Alle leidingen in waterkeringen worden nu jaarlijks geschouwd. Dit is een visuele inspectie waarbij de beoordeling plaatsvindt met behulp van een checklist. De resultaten van de visuele inspecties worden geregistreerd. Daarnaast gaan we alle afsluiters op deze potentieel risicovolle leidingen op een speciale manier merken zodat in het veld direct herkenbaar is dat het om bijzondere leidingen gaat. We hebben de storingsdienst goed voorgelicht en we gaan een jaarlijkse afsluitercontrole voor deze specifieke afsluiters doorvoeren. Verder hebben we in ons leidingeninformatiesysteem, Aquarius, de geografische bestanden van waterkeringen aan de topografische ondergrond toegevoegd. Hierdoor kan een monteur of fitter kan straks direct op het scherm zien of het een leiding in een waterkering betreft. Tot slot hebben we de afspraken over operationele zaken zoals bijvoorbeeld de communicatie bij calamiteiten met onze drie Hoogheemraadschappen opnieuw doorgenomen en bekrachtigd. Naast het invoeren van een aantal generieke risicobeheersmaatregelen zijn we verder gegaan met onze lijst van een kleine 500 potentieel risicovolle locaties in en nabij waterkeringen om de daadwerkelijke grote risicos boven tafel te krijgen. Hiervoor hebben we eerst een prioriteringsslag gemaakt. Op basis van een drietal hoofdcriteria hebben we de leidingen ingedeeld in 5-prioriteitencategorieen. De hoofdcriteria zijn: o de soort waterkering waarin de leiding ligt. Waterkeringen zijn ingedeeld in een vijftal veiligheidsklassen; o de diameter van de leiding. Leidingen met een grotere diameter (en/of hogere druk) zullen bij falen een grotere erosiekrater veroorzaken wat in de meeste gevallen tot een grotere impact leidt; o het materiaal van de leiding. Uit onze storingenanalyses blijkt dat bepaalde materialen meer storingsgevoelig zijn dan andere. Op basis van onze eigen storingsstatistiek en technische accountantsrapport hebben we tevens een inschatting van faalkansen gemaakt. Uit deze analyse bleek dat we 20 situaties hadden die het meest risicovol leken. Deze hebben prioriteit 1 gekregen. We hebben de werkelijke liggingen van deze leidingen met de liggingen in ons systeem gecontroleerd. Dat bleek allemaal in orde te zijn. De veiligheidrisicos van leidingen hebben we vervolgens getoetst aan de huidige wet en regelgeving door gebruik te maken van het Voorschrift Toetsen op Veiligheid (VTV) van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Hierin is een toets opgenomen, beoordelingsprofiel pijpleidingen, waarin wordt bepaald of de pijpleiding inclusief verstoringzone het beoordelingsprofiel van het dijklichaam doorsnijdt en indien ja, of er voldoende compenserende maatregelen zijn getroffen. De toetst verwijst naar de NEN-3651 waarin methoden zijn opgenomen voor het bepalen van verstoringszones van leidingen en voor het maken van sterkteberekeningen. Hier liepen we tegen een aantal praktische problemen op. Wij kunnen als waterbedrijf niet het beoordelingsprofiel van een dijklichaam bepalen. Het beoordelingsprofiel van een dijk is de contourlijn van de kritieke lijnen voor overslag, piping en instabiliteit. We hebben dus aan onze hoogheemraadschappen gevraagd of zij ons de beoordelingsprofielen konden leveren zodat wij kunnen beoordelen of onze leidingen met verstoringszones deze beoordelingsprofielen doorsnijden. De beoordelingsprofielen zijn echter niet direct voor handen. Daarom kunnen we momenteel nog niet formeel een uitspraak doen over het risico. Wel hebben we van de hoogheemraadschappen gegevens gehad over de ligging van de dijken. Om meer gevoel te krijgen voor de beoordelingsprofielen hebben we zelf een extern bureau ingehuurd om de VTV-toets beoordelingsprofiel pijpleidingen door te rekenen. Hier kwam uit naar voren dat van de 20 leidingen, n leiding kritiek was. Dit hebben we besproken met het betreffende hoogheemraadschap. Omdat begin 2007 een dijkverzwaring in de planning staat willen we met onze risicobeheersmaatregelen wachten zodat we dit in 2007 gezamenlijk aan

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

18

21/11/2006

kunnen pakken. Voor de andere 19 leidingen met prioriteit 1 zijn geen overige maatregelen nodig dan de generieke risicobeheersmaatregelen die we al genomen hadden. De volgende stappen die we moeten zetten zijn het uitvoeren van de risicobeoordeling van de overige leidingen in en nabij waterkeringen. We zijn in overleg met de hoogheemraadschappen om meer duidelijkheid te krijgen over beoordelingsprofielen van hun waterkeringen. En dan moeten we natuurlijk verder met de overige risicovolle locaties zoals leidingen bij rijkswegen, spoorwegen en andere locaties waar falen tot een grote impact kan leiden. Veel werk dus. We hebben naast het onderzoekswerk en de generieke maatregelen geen budget voor aanpassingen van risicovolle leidingen. We zullen momenteel moeten putten uit het algemene budget voor saneren van leidingen. Dit zal de komen de jaren geprognosticeerd moeten worden als toevoeging aan het saneringsbudget. Als we de activiteiten van de afgelopen twee jaar optellen dan komen we uit op circa k 50 per jaar. Hierin is inbegrepen: het uitvoeren van de generieke risicobeheermaatregelen, de externe advieskosten en de interne kosten van het project risicovolle leidingen. We zijn echter nog niet klaar en we hebben nog geen specifieke risicobeheersmaatregelen hoeven te nemen. Dat laatste zou de kosten voor veiligheid flink kunnen opstuwen.

Waterleidingmaatschappij Limburg (WML) Leon Konings - Proceseigenaar aanleg leidingen Naar aanleiding van de dijkverschuiving bij Stein in 2004 waarbij bleek dat onze waterleiding lekte, zijn we direct een intern project gestart dat tot doel had om de veiligheidsrisicos te beheersen van lekkages van waterleidingen bij bijzondere objecten. Tijdens het project werd duidelijk dat er nog onvoldoende richtlijnen bestonden om dit soort risicos objectief te beoordelen. Daarom hebben we op landelijk niveau de problematiek onder de aandacht gebracht. In 2004 is een projectgroep gestart met vertegenwoordigers van de waterbedrijven, VEWIN en Kiwa waarin de beoordelingsrichtlijnen externe effecten voor waterleidingen zijn ontwikkeld. We hebben actief bijgedragen aan deze ontwikkeling, mede door het inbrengen van onze eigen ervaring bij het in kaart brengen en beoordelen van de veiligheidsrisicos van onze leidingen bij bijzondere objecten. WML is begonnen met het inventariseren van de leidingen die parallel liggen aan of kruisen met waterkeringen, spoorwegen en autosnelwegen. Deze inventarisatie hebben we afgerond in 2004. We kwamen uit op 505 locaties die mogelijk risicovol waren. Vervolgens hebben we uitgezocht welke eisen momenteel gesteld worden aan leidingen die in de nabijheid van waterstaatwerken worden gelegd. In dit kader is gekeken naar de Algemene ontheffing Bq 52754 van de Provincie Limburg (provinciale wegen), Algemene vergunningen van Rijkswaterstaat (rijkswegen, waterkeringen), de Vergunning NS (spoorwegen), de NEN 3651 (primaire waterkeringen, rijkswegen en spoorwegen) en de VEWIN-Richtlijn drinkwaterleidingen buiten gebouwen (alle locaties). Onze conclusie is dat in al deze voorschriften de eisen voor aanleg concreter zijn dan die voor het beheer en onderhoud. Kernpunten uit de voorschriften/ontheffingen zijn: o o o o zorg dat de leidingen ver genoeg uit de buurt van objecten liggen of tref voorzieningen zodat de stabiliteit van de objecten niet kan worden aangetast; adequaat beheer bestaat in ieder geval uit juiste en volledige leidinginformatie; zorg dat de afsluiters functioneren; zorg voor een bescherming tegen corrosie van leidingen.

Tegelijkertijd hebben we voor de potentieel risicovolle leidingen steekproefsgewijs opgezocht welke specifieke vergunningsvoorwaarden zijn gesteld aan deze leidingen. Hieruit bleek dat er in de vergunningen maar weinig staat over het beheer of het beheersen van veiligheidsrisicos van

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

19

21/11/2006

de betreffende leidingen. We hebben maar n concrete eis gevonden en die betrof zakkingsmetingen voor een stalen leiding van 1000 mm die het Julianakanaal en de A2 kruist ter hoogte van Roosteren. Vervolgens stond nog steeds het beoordelen van de risicos van de 505 potentieel risicovolle situaties op het programma. We moeten hier onder andere beoordelen of we voldoen aan de normen die stellen dat een leiding bij falen de stabiliteit van een object niet mag aantasten. Omdat een methodiek voor het beoordelen van de veiligheidsrisicos niet voorhanden was hebben we via een aantal interne workshop een risicoclassificatie ontwikkeld waarvan de resultaten uiteindelijk ook hun weerslag hebben gevonden in het landelijke traject. Voor het beoordelen van risicos hebben we naar faalkansen en naar de effecten van falen op de omgeving gekeken. Om risicos te kunnen prioriteren zijn we begonnen met de effectkant. Voor de veiligheidszone van dijklichamen zijn we uitgegaan van richtlijnen die de NEN 3651 stelt. Een leiding ligt buiten de veiligheidszone van een primaire waterkering als deze verder ligt dan een afstand van viermaal de dijkhoogte boven maaiveld plus de halve erosiekrater. Deze veiligheidszone is een veilige marge en mag niet verward worden met het beoordelingsprofiel van een dijklichaam dat de contourlijn weergeeft van de kritieke lijnen voor overslag, piping en instabiliteit. Voor het vaststellen van het beoordelingprofiel is grondmechanisch onderzoek nodig. Omdat we de beoordelingsprofielen niet kennen zijn wij uitgegaan van de veiligheidszone. Het is dus mogelijk dat wij leidingen op grond hiervan als risicovol beoordelen terwijl die dat niet hoeven te zijn. Voor leidingen evenwijdig aan primaire wegen zijn we uitgegaan van de NEN 3651 die stelt dat een leiding met zijn erosiekrater minstens vijf meter uit de kant van de weg moet liggen. Voor leidingen evenwijdig aan spoorwegen stelt het witte boekje van de NS dat deze minimaal acht meter uit het hart van het buitenste spoor of minimaal zes meter uit de teen van het talud van een spoor in ophoging moeten liggen. Vervolgens hebben we naar de kanskant gekeken van de potentieel risicovolle locaties. We kunnen hier helaas niet terugvallen op een eigen of landelijke historische storingendatabase. We hebben wel gebruik gemaakt van eigen en landelijke ervaringen. Zo weten we bijvoorbeeld dat in het verleden gelegde astbestcementleidingen met een diameter van 125 mm erg storingsgevoelig zijn; dat PVC buizen aangelegd voor 1975 slecht van kwaliteit kunnen zijn en dat leidingen die zijn aangelegd voor 1972 (introductie van de Pijpleidingcode) als minder veilig worden beschouwd dan leidingen gelegd na 1972. Op basis van de effectcriteria en kanscriteria hebben we vier risicoclassificaties gedefinieerd: o Rood: leidingen die op grond van toegepast materiaal of constructie nader onderzocht moeten worden; o Oranje: leidingen waarvan minder duidelijk is in hoeverre toegepaste materialen en constructies in de gegeven situatie voldoen of adequaat beheerd kunnen worden; o Wit: alle leidingen die in essentie aan de huidige vergunningsvoorwaarden voldoen; o Groen: alle leidingen waarbij de externe effecten zo beperkt zijn dat de leiding van de lijst met potentieel risicovolle situaties kan worden geschrapt (bijvoorbeeld leidingen die buiten de veiligheidszones van objecten blijken te liggen). Met behulp van deze risicoclassificatie hebben we de lijst van 505 potentieel risicovolle situaties teruggebracht naar 378 locaties (shortlist) waarvan 20 locaties als rood zijn aangemerkt. Deze betreffen 17 kruisingen zonder mantelbuis met een hoofdspoor, 1 leiding in een spoortalud, 1 leiding in een talud van een autoweg en 1 leiding in de dijk van het Julianakanaal. . De meest kritieke leidingen (categorie rood) hebben we direct aangepakt. In totaal hebben we een zestal saneringen uitgevoerd. De spoorwegkruisingen zonder mantelbuis zijn f vervangen, f buiten bedrijf genomen. Van n specifieke kanaalkruising wordt jaarlijks de zakking gemeten (conform vergunningvoorwaarde). Voor alle leidingen die op de shortlist voorkomen zijn een aantal generieke maatregelen uitgezet. Deze maatregelen komen overeen met de eisen die door vergunningen/ontheffingen

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

20

21/11/2006

aan (nieuwe) leidingen worden gesteld. 1. We hebben alle potentieel risicovolle locaties opnieuw ingemeten. De achterliggende gedachte hierachter was dat de ligging van leidingen in ons huidige leidingeninformatiesysteem het resultaat is van verschillende conversieslagen uit het verleden, van schets naar tekening en van tekening naar een digitale weergave. Ieder conversieslag is een mogelijke bron van fouten. Bij de 378 potentieel risicovolle situaties vonden we dat we deze potentile foutenbron moesten elimineren. Ook hebben we alle bijbehorende analoge detailtekeningen, dwarsprofielen en dergelijke in het leidinginformatiesysteem toegevoegd. 2. We hebben alle afsluiters op de risicovolle leidingen gecontroleerd en opnieuw ingemeten. Tevens hebben we een jaarlijkse afsluitercontrole voor deze afsluiters in het onderhoud- en beheerprogramma opgenomen. Bijbehorende markeringen worden gecontroleerd en indien nodig hersteld. 3. Bij de stalen leidingen die geen kathodische bescherming hadden, hebben we deze, daar waar dat zinvol was, aangebracht. De controle van de kathodische bescherming is nu een jaarlijks terugkerende activiteit in ons onderhoudsprogramma. We zijn inmiddels aan fase 2 begonnen. We willen de leidingen inventariseren die kruisen of parallel liggen aan provinciale wegen en (andere) leidingen met gevaarlijke stoffen. Wat we uitgeven aan veiligheid schatten we in op k 95 aan structurele kosten per jaar. Het gaat hier om de jaarlijkse afsluitercontroles, controles van kathodische bescherming, zakkingsmetingen en dergelijke. Eenmalige kosten hebben we momenteel op k 850 begroot. Deze kosten bestaan uit interne projectkosten, kosten van het opnieuw inmeten van risicovolle leidingen, kosten van het toevoegen van leidinginformatie (bijvoorbeeld dwarsprofielen) aan het leidingeninformatiesysteem en kosten van de specifieke risicobeheersmaatregelen (saneren, vervangen, aanbrengen kathodische bescherming).

Waternet - Sector Drinkwater Geert Jan van Heck - Assetmanagement Albert Clement - Teamleider assetmanagement Kees van der Drift - Afdelingshoofd beleid & planvorming De gebeurtenissen bij Stein waren bij ons aanleiding om onze eigen risicobeheersmaatregelen ten aanzien van onze leidingen eens goed te evalueren. Binnen het voorzieningsgebied van Waternet hebben we te maken met twee grote WRK-transportleidingen (diameters van 1200 mm en 1500 mm en een ontwerpdruk van 8 bar) en gewone transport- en distributieleidingen in de regio Amsterdam. De WRK-leidingen bestaan uit mof-spie voorgespannen betonnen leidingdelen van zes meter lengte. Ter plaatse van kruisingen met waterstaatswerken zijn andere materialen toegepast, onder andere staal, met trekvaste verbindingen. De WRK-leidingen hebben bij ons altijd grote prioriteit gehad zowel bij aanleg als tijdens beheer. We hebben deze leidingen eigenlijk van oudsher al aangemerkt als risicovolle leidingen waarbij falen tot grote impact kan leiden. Bij de stalen leidingsegmenten is bijvoorbeeld bij aanleg overal kathodische bescherming aangebracht en deze wordt jaarlijks gecontroleerd. Leidingen die kruisen met spoorwegen zijn standaard in mantelbuizen gelegd. Aanleg- en ligginggegevens van de WRK-leidingen zijn goed gedocumenteerd. Er is een permanente controle door een toezichthouder. Iedere zes weken worden per helikopter visuele inspecties uitgevoerd. De kritieke afsluiters in de WRK-leidingen zijn op afstand bedienbaar en worden ieder jaar gecontroleerd. In het verleden hebben we onze belangrijkste risicos genventariseerd. En van deze risicos zijn mof-spieverbingingen in

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

21

21/11/2006

leidingsegmenten die parallel liggen aan een waterstaatswerk. Deze verbindingen zijn niet trekvast. Bij zakkingen of verschuivingen kunnen deze gaan lekken. Ze schieten echter niet uit elkaar dus een erosiekrater zal niet optreden wat het risico weer beperkt. Langdurig lekken kan echter tot uitspoeling van een grondlichaam leiden. Om dit risico te ondervangen meten we continu de hoeveelheid ingaand en uitgaand water en het drukverloop over de twee leidingen. Hieraan zien we direct of een leiding lekt zodat we het lek kunnen traceren en herstellen voordat deze grote schade veroorzaakt. En keer per tien jaar voeren we voegmetingen bij betonnen buisdelen uit. We hebben in het verleden rubberen manchetten, die door bacterin worden aangetast en zo tot lekkage kunnen leiden, preventief vervangen. We hebben recent een ultrasoon en camera-inspectie uitgevoerd bij een stalen zinker in het Noordzeekanaal om de wanddikte en aantasting te beoordelen. Deze waren allebei in orde. Deze stalen zinker is representatief voor de stalen zinkers in ons voorzieningengebied (WRK-leidingen en leidingen in de regio Amsterdam). Daarnaast hebben we een budget van k 900 gereserveerd om de conditie van de WRK-leidingen goed in kaart te brengen via destructief en non-destructief onderzoek. Dit heeft geen direct verband met het incident van Stein. Het stond reeds in de planning. Wat we wel hebben gedaan naar aanleiding van het incident bij Stein is kijken hoeveel locaties bij de WRK-leidingen als potentieel risicovol worden aangemerkt volgens de BEEL-methodiek. We hebben hiervoor bijvoorbeeld de tekeningen van de waterkeringen bij de betreffende waterschappen opgevraagd. Ook wij liepen tegen het dilemma aan hoever een leiding van een bijzondere constructie mag liggen. We zijn hier pragmatisch mee omgegaan en hanteren voor waterkerende waterkeringen een afstand van 25 meter aan weerszijde van de dijk. We zitten hiermee veiliger dan de veiligheidszone van de NEN 3651 en het beoordelingsprofiel van de Voorschriften Toetsen op Veiligheid (VTV). Uiteindelijk kwamen we uit op een lijst met 102 potentieel risicovolle locaties, verdeeld over waterkerende waterkeringen (40), rijkswegen (21), provinciale wegen (22), spoorwegen (16), tunnels (2) en landingsbanen (1). Omdat we de WRK-leidingen eigenlijk in hun geheel bezien als potentieel risicovolle leidingsegmenten heeft het verder toepassen van de BEEL-systematiek voor ons weinig toegevoegde waarde. De leidingen hebben onze aandacht. We hebben al extra voorzorgsmaatregelen getroffen bij aanleg, reguliere risicobeheersmaatregelen genomen en een leidingconditiemeetprogramma uitgezet. Maar we hebben meer leidingen. Dit zijn de transport- en distributieleidingen van de regio Amsterdam. Naar aanleiding van het incident bij Stein hebben we eerst een longlist opgesteld en deze gereduceerd tot shortlist van mogelijk risicovolle situaties. We hebben ons hier in eerste instantie beperkt tot waterkerende waterkeringen (primair & secundair), rijkswegen en spoorwegen. Bij onze waterschappen hebben we digitale informatie opgevraagd van de ligging van hun waterkeringen. Deze gegevens hebben we gekoppeld aan onze digitale liggingsgegevens. De criteria die we hebben gehanteerd om van de longlist naar een shortlist te komen zijn: ligging binnen een door ons gedefinieerde veilige invloedszone en voor rijkswegen en spoorwegen hebben we als tweede criterium die situaties geselecteerd waar geen mantelbuis is toegepast (bij kruisingen). In totaal vonden wij 360 locaties die we aanmerken als potentieel risicovol. We zijn nu in overleg met het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht om toch meer inzicht te krijgen in beoordelingsprofielen van dijken en vergunningen (ook van buitengebruik zijnde leidingen). Voor de leidingen van de longlist hebben we in het verleden al een aantal generieke preventieve en correctieve beheersmaatregelen getroffen. Deze maatregelen zijn bijvoorbeeld dat we mantelbuizen met lekverklikkers aanleggen onder spoorwegen en trekvaste verbindingen toepassen bij PVC en gietijzeren leidingen. We analyseren storingen. Er zijn acht locaties waar we periodiek zakkingsmetingen doen. Ons leidingeninformatiesysteem is bijgewerkt. Transportafsluiters controleren we ieder jaar. Afsluiters op grote distributieleidingen controleren we iedere twee jaar. We hebben een calamiteitendraaiboek. Daarnaast hebben we calamiteitenafspraken met aannemers en de eigen storingsdienst.

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

22

21/11/2006

We zijn momenteel de locaties op de shortlist aan het onderzoeken om de risicos te kunnen beoordelen en prioriteren. Een aanvullende generieke maatregel die we willen nemen naar aanleiding van het incident bij Stein, is het beter benutten van ons leidingeninformatiesysteem door geografische informatie te koppelen aan beheersinformatie. We willen in dit systeem bijvoorbeeld direct kunnen zien dat het om een risicovolle leiding gaat, we willen vergunningen digitaal hebben gekoppeld aan de risicovolle leidingsegmenten evenals storinggegevens en conditiegegevens. Daarnaast zijn we momenteel met het hoogheemraadschap in overleg om meer duidelijkheid te krijgen over de beoordelingsprofielen van waterkeringen. Het budget dat we jaarlijks uitgeven aan veiligheid schatten we in op k 100 voor de WRKleidingen en k 100 voor de leidingen in de regio Amsterdam. Eenmalige uitgaven liggen hoger. Het ultrasoon doormeten van de WRK-zinker in het Noordzeekanaal kostte bijvoorbeeld k 200. Voor het destructieve en non-destructieve onderzoek van WRK-leidingsegmenten hebben we k 900 gereserveerd.

Evides Waterbedrijf Sjaak Verburg - Manager Stafbureau Netten Wij zijn een bedrijf dat van oudsher in waterrijke gebieden opereert en we hebben daardoor vanaf het begin te maken met een streng vergunningenregime van waterschappen en provincie. Veiligheidsberekeningen werden voor het eerst gentroduceerd in de Pijpleidingcode van 1972, de voorloper van de huidige NEN 3651. Alle leidingen die door ons zijn gelegd in waterstaatswerken na 1972 voldoen aan deze veiligheidsnormen. De Provincie Zuid-Holland en de waterschappen hebben ons eind jaren 90 gevraagd te onderzoeken of onze leidingen die gelegd zijn voor 1972 ook aan de (huidige) veiligheidsnormen voldeden. Dit heeft geresulteerd in een traject van een aantal jaren waarbij we nauw hebben samengewerkt met vier waterschappen en de Provincie. We zijn begonnen met het in kaart brengen van alle leidingen gelegd voor 1972 met een diameter van 500 mm of groter die parallel liggen aan of kruisen met de veiligheidszone van primaire waterkeringen. De informatie over de maatvoering van veiligheidszones hebben we van de waterschappen ontvangen. Voor het toetsen van onze leidingen hebben we gekozen voor een aanpak waarbij we de meest risicovolle leiding identificeren en doorrekenen of deze leiding aan de veiligheidsnormen in de voorschriften voldoet. Als deze leiding aan de veiligheidsberekeningen voldoet dan voldoen de overige leidingen in de primaire waterkeringen ook. Voor de eerste toetsing van alle kruisingen in primaire waterkeringen is een vereenvoudigde toetsingsmethode gebruikt die ontleend is aan de Leidraad Toetsen op Veiligheid van de Technische Adviescommissie Waterkeringen, uitgegeven in 1999. Dit is overigens nog steeds een ingewikkelde berekening. Uit deze toetsing bleek dat de kruisingen van onze transportleidingen met een diameter van 1272/11 mm potentieel risicovol waren wat betreft de overschrijding van de toelaatbare spanning. De meest kritieke kruising betrof die van de transportleiding TL24 met de primaire waterkering Pernisse Hoofd. Wanneer een leiding niet voldoet aan de vereenvoudigde berekening staat de norm een herkansing toe waarbij een uitgebreide berekening wordt gemaakt waarin onder andere materiaal-niet-lineairiteit en vervangende bochten voor mijterbochten zijn verdisconteerd. Om de juiste gegevens te krijgen hebben we de TU-Delft plaat- en trekproeven laten uitvoeren. Uit de volledige veiligheidsberekeningen bleek uiteindelijk dat de TL24 voldeed aan de veiligheidsvoorschriften van de Leidraad Toetsen op Veiligheid van 1999. Omdat de kruising van de TL24 met de primaire waterkering Pernisse Hoofd de maatgevende kruising was, voldeden ook de andere potentieel risicovolle kruisingen en parallelliggingen. De toetsing van leidingen gelegd voor 1972 in de veiligheidszones van primaire waterkeringen hebben we in 2003 afgerond. Aansluitend heeft de Provincie Zuid-Holland de toetsing van leidingen die kruisen met de veiligheidzones van primaire waterkeringen uitgebreid met de toetsing van leidingen ( 500 mm) gelegd voor 1972 die binnen de veiligheidszone liggen van de overige waterkeringen,

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

23

21/11/2006

secundaire waterkeringen, boezemkaden, provinciale primaire wegen en provinciale secundaire wegen. Voor deze toetsing is gebruikgemaakt van de vereenvoudigde berekening uit bijlage E van de NEN 3651 uit 2003. Dit is de opvolger van de vereenvoudigde berekening van de Leidraad Toetsen op Veiligheid uit 1999. Tevens hebben we het beoordelingsgebied uitgebreid met het eiland Goeree omdat voormaling Waterbedijf Europoort inmiddels met Waterbedrijf Delta tot Evides was gefuseerd en Goeree tot het beheergebied van de Provincie Zuid-Holland behoort. Uit de toetsing kwamen 11 kruisingen naar voren die niet voldeden aan de vereenvoudigde berekening uit bijlage E van de NEN 3651. Deze kruisingen kwamen in aanmerking voor een herkansing via de uitgebreide berekening. Omdat dit een omvangrijke hoeveelheid werk is, is in gezamenlijk overleg met de provincie besloten dat we de (zeer) uitgebreide berekening van de kruising van de TL24 konden gebruiken om de 11 kruisingen te toetsen. De uitgangspunten zijn aangepast, de berekeningsgrondslagen zijn gehandhaafd. Hieruit bleek dat ook de 11 kruisingen aan de gestelde criteria voldeden. Deze toetsing is in 2004 afgerond. Samenvattend mogen we stellen dat alle leidingen van Evides in het beheergebied van de Provincie Zuid-Holland, die liggen in de veiligheidszone van waterstaatswerken en gelegd zijn voor en na 1972, voldoen aan de huidige veiligheidsberekeningen die gelden voor aanleg van nieuwe leidingen in waterstaatswerken. We zijn inmiddels bezig om de leidingen die parallel liggen aan of kruisen met de veiligheidszones van waterstaatswerken in de Provincie Zeeland te toetsen. Ook aan de beheerkant heeft veiligheid onze aandacht. In afgegeven vergunningen zijn specifieke beheervoorschriften opgenomen bijvoorbeeld voor jaarlijkse zettingsmetingen. Als verschilzetting groter zijn dan in de berekeningsuitgangspunten is aangenomen, wordt de leiding nader onderzocht. Zonodig wordt het leidingdeel spanningsvrij gemaakt of vervangen. Verder zijn al onze stalen leidingen kathodisch beschermd en deze bescherming wordt jaarlijks gecontroleerd. We controleren ook jaarlijks de afsluiters op onze kritieke leidingen. Wat we uitgeven aan veiligheid is lastig te benoemen. Maatregelen gericht op veiligheid maken onderdeel uit van ons reguliere onderhoud en beheer. De totale kosten voor zettingsmetingen, afsluitercontrole en controle van kathodische bescherming schatten we in op k 750 per jaar. Aan het toetsen van de leidingen in de veiligheidszones van waterstaatswerken, het inhuren van externe specialistische kennis en het laten uitvoeren van plaat- en trekproeven hebben we ongeveer k 450 uitgegeven.

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

24

21/11/2006

4 Conclusies
Waterbedrijven hebben een volwaardig en operationeel veiligheidsmanagementsysteem voor het beheersen van veiligheidsrisicos van waterleidinginfrastructuur. Tabel 2 in paragraaf 2.5 beschrijft het veiligheidsmanagementsysteem en laat zien hoever de bedrijven zijn in hun ontwikkeling. De veiligheidscriteria volksgezondheid en leveringsbetrouwbaarheid zijn sterk ontwikkeld in het veiligheidsmanagementsysteem. De integratie van het veiligheidscriterium externe effecten is in ontwikkeling (Tabel 2, Figuur 2). Het beoordelingskader veiligheidsmanagement (Tabel 2) laat zien dat veiligheidsrisicos worden beheerst door het toepassen van betrouwbaarheidsgestuurd onderhoud van leidingen of andere maatregelen (investeringen, modificaties, effectbeperkende maatregelen, etc.). In het beoordelingskader veiligheidmanagement wordt rekening gehouden met (veranderende) NEN-normen. In aanvulling hierop wordt opgemerkt dat in bijlage E van de NEN 3651 een toetskader is opgenomen om te beoordelen of oudere leidingen aan veiligheidseisen voldoen. Dit betekent dat oudere leidingen niet noodzakelijkerwijs aan berekeningsgrondslagen voor nieuwe leidingen hoeven te voldoen.
Gemiddelde sectorale beoordeling veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur
1. Veiligheid onderdeel van bedrijfsdoelstellingen 5,0 8. Veiligheidsmanagement onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem 4,0 3,0 2,0 7. Verantwoordlijkheden en bevoegdheden t.a.v. veiligheidsmanagement 1,0 0,0 3. Veiligheid medebepalend voor vaststellen onderhoudsfrequenties 2. Pro-actieve risicoanalyses en risicobeheersmaatregelen

Legenda bij Figuur 2: o Tussen 4 en 5: Excellent o Tussen 3 en 4: Competent o Tussen 2 en 3: In ontwikkeling o Tussen 1 en 2: Bewust o Tussen 0 en 1: Onbewust

6. Analyse van (bijna) faalgebeurtenissen en aanpassingen 5. Ontwikkeling en gebruik van informatie-architectuur (storingsregistratie)
Veiligheidcriteria Volksgezondheid & Leveringsbetrouwbaarheid

4. Uitvoerings- en calamiteitenplannen beschikbaar

Veiligheidcriterium Externe Effecten

Figuur 2: Overzicht sectorale beoordeling veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

De waterbedrijven zijn actief bezig met het verankeren van het veiligheidscriterium externe effecten in hun veiligheidsmanagementsysteem. Zo heeft VEWIN in 2003 de Richtlijn drinkwaterleidingen buiten gebouwen6 uitgebracht. De richtlijn geldt voor het ontwerp, aanleg en beheer van drinkwaterleiding en omhelst ook het beheersen van veiligheidsrisicos in de breedste zin van het woord.

Richtlijn Drinkwaterleidingen buiten gebouwen. VEWIN 2003/25/5218, Rijswijk, 2003.

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

25

21/11/2006

Naar aanleiding van de dijkverzakking bij Stein hebben de waterbedrijven en VEWIN in 2004 een beoordelingsmethode ontwikkeld, Beoordeling Externe Effecten Leidingen (BEEL), die uit vier stappen bestaat: 1. het opstellen van een longlist; 2. het reduceren van de longlist tot een shortlist door dossieractualisatie en nader onderzoek; 3. het beoordelen van de potentieel risicovolle situaties op de shortlist; 4. het formuleren en implementeren van risicobeheersmaatregelen voor situaties waarvan het risico als onacceptabel is aangemerkt. In 2005 zijn de waterbedrijven begonnen met het implementeren van de BEEL-methode. Dit brengt een omvangrijke hoeveelheid werk met zich mee. Medio 2006 geldt dat 50% van de waterbedrijven actief bezig is met fase 4 of deze heeft afgerond (Figuur 3). Verschillen in tempo worden voornamelijk verklaard door plaatselijke omstandigheden.

Risicoinventarisatie, -beoordeling en -beheersmaatregelen Externe Effecten


(evaluatiedatum s eptember 2006)

100%

0% 17%

8%

17% 50%

75% 50% 50% 83% 58%

33% 25% 42% 25% 0% 17%

1. Longlist

2. Shortlist
Afgerond

3. Risicobeoordeling
In uitv oering Gepland

4. Risicobeheersmaatregelen

In de praktijk blijkt dat vooral stap 2 veel tijd kost omdat een longlist uit meer dan 10.000 locaties kan bestaan. Een pragmatische aanpak is dan nodig. Alle waterbedrijven verwachten eind 2008 de eerste beoordeling externe effecten te hebben afgerond. Daarna wordt het een cyclisch proces waarbij ook de beoordelingscriteria kunnen worden aangepast op grond van veranderende inzichten. Volledige integratie van het criterium externe effecten in het veiligheidsmanagementsysteem (Tabel 2, Figuur 2) vraagt in vervolgfasen met name om een verdere ontwikkeling van: o de integratie van het criterium externe effecten in het operationele onderhoudsbeleid; o de achteraf analyses van gebeurtenissen en bijna-gebeurtenissen en de follow-up; o het verankeren van processen in het kwaliteitszorgsysteem.

Veiligheidsmanagement waterleidinginfrastructuur

26

21/11/2006

You might also like