Professional Documents
Culture Documents
Een Quiz Rond Het Weer + Oplossingen
Een Quiz Rond Het Weer + Oplossingen
Afspraken:
- er wordt een schrijver aangeduid: deze schrijft alle antwoorden op;
- overleg met alle leden van de groep;
- schrijf het antwoord op binnen de opgegeven tijd en probeer het met je
leden eens te worden;
- hebben jullie een antwoord fout, schuif de schuld dan niet in andermans
schoenen. Het is immers een teamspel.
- Zorg ervoor dat de andere teams jullie niet kunnen horen. FLUISTER dus
binnen de groep.
De weerselementen
bord
d) De naald van een kompas wijst steeds het ………………………………… aan.
De seizoenen
c) Verbeter de spreekwoorden.
- Het regent hondenstelen.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
- Na zon komt zonneschijn.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
b) Denk aan het proefje met de klei. Waarom kon het water niet in het glas
lopen?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
d) Wanneer we een glas vullen met water en hierop een papier leggen, valt dit er
niet af. Waarom?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
e) Wanneer we aan het uiteinde van de spuit onze duim leggen, hoe komt het dan
dat de hendel naar boven schiet?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
Een quiz rond het weer… OPLOSSINGEN
Afspraken:
- er wordt een schrijver aangeduid: deze schrijft alle antwoorden op;
- overleg met alle leden van de groep;
- schrijf het antwoord op binnen de opgegeven tijd en probeer het met je
leden eens te worden;
- hebben jullie een antwoord fout, schuif de schuld dan niet in andermans
schoenen. Het is immers een teamspel.
- Zorg ervoor dat de andere teams jullie niet kunnen horen. FLUISTER dus
binnen de groep.
1. Weerbericht
a) Maak een weerbericht rond het weer vandaag. De weerselementen moeten er
in voorkomen. Maak dit weerbericht zo realistisch mogelijk.
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………
2. De weerselementen
a) Waarom is het niet op alle plaatsen even warm?
De zonnestralen vallen loodrecht in op sommige plaatsen, op andere plaatsen
vallen ze schuin in.
bord
N
O
W
4. De seizoenen
a) Wanneer begint en eindigt de zomer?
Begin: 21 juni
Einde: 21 september
c) Verbeter de spreekwoorden.
- Het regent hondenstelen.
Het regent pijpenstelen.
- Na zon komt zonneschijn.
Na regen komt zonneschijn.
6. De luchtdruk
a) Geef een omschrijving van luchtdruk.
De druk die de lucht uitoefent op een voorwerp.
b) Denk aan het proefje met de klei. Waarom kon het water niet in het glas
lopen?
Omdat de lucht in het glas op het water in de trechter duwt. Luchtdruk is
groter dan waterdruk.
c) Welke druk is het hoogst: waterdruk of luchtdruk.
d) Wanneer we een glas vullen met water en hierop een papier leggen, valt dit er
niet af. Waarom?
Er zit geen lucht in het glas die vanuit het glas op het blad kan duwen. De
lucht kan enkel onderaan duwen en zo blijft het blad plakken.
e) Wanneer we aan het uiteinde van de spuit onze duim leggen, hoe komt het dan
dat de hendel naar boven schiet?
Omdat de lucht enkel van onderaan duwt.