You are on page 1of 6

Hoofdstuk 14

Vraag 1:
Onderstreep in het voorgaande bijbelgedeelte eens passages, die
reeds eerder in deze brief aan de orde kwamen.
Strijd de goede strijd des geloofs,
Beveel de rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig
zijn,
Een afkeer hebbende van het ongoddelijk ijdel- roepen,
Van het geloof afgeweken.

Vraag 2:
Wie werden in het oude testament met ‘man Gods’ aangesproken
en in welk ambt stonden zij?
Mozes (profeet), David (koning),Elia (profeet.

Vraag 3:
Soms lijkt het er sterk op dat Paulus citeert uit een oude
(doop)belijdenistekst of uit liederen, die in de christelijke
gemeente gezongen zijn. Ook in dit bijbelgedeelte kun je er twee
voorbeelden van vinden. In welke verzen vind je ze terug?
Vers 11,12,15,16  zie blz. 153

Opdracht 1:
Ten derde, overmits in alle verbonden twee delen begrepen zijn,
zo worden wij ook weder van God door de Doop vermaand en
verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat wij deze
enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, aanhangen, betrouwen
en liefhebben van ganser harte, van ganser ziele, van ganse
gemoede en met alle krachten, de wereld verlaten, onze oude natuur
doden en in een nieuw godzalig leven wandelen.

Opdracht 2a:
Met de Heere wandelen Godzaligheid
Een zelfopofferend leven ten Liefde
behoeve van de naaste
Leven overeenkomstig de wil en het Gerechtigheid
recht van God
Niet eigen recht zoeken, maar in zachtmoedigheid
mildheid en vriendelijkheid Gods
weg gaan.
Leven in vertrouwen op Gods Geloof
belofte
Standvastig en moedig Leidzaamheid
kruisdragen*

Opdracht 2b:
De omschrijving met het * vind je met andere woorden terug in
het gebed vóór de doop bij het doopformulier. Hoe wordt het daar
omschreven?
Opdat zij hun kruis, hem dagelijks navolgende, vrolijk dragen mogen.

Vraag 4a:
Wat zou je antwoord zijn, als iemand opmerkt ‘het moet je maar
geschonken worden’? Welke woorden in vers 12 verdienen dan
onderstreping?
God roept om mensen werkzaam te maken met Zijn woord. (Tot hetwelk
gij ook geroepen zijt)

Vraag 4b:
Hoe kom je ertoe te grijpen naar het eeuwige leven?
Dat leer je als je door Jezus Christus gegrepen bent.

Vraag a:
Welk beeld heeft Paulus voor ogen, als hij schrijft over het
‘grijpen’ van het eeuwige leven?
Het beeld van de lauwerkrans.

Vraag 5:
Hoe kan er geschreven staan, dat alleen God onsterfelijkheid
heeft, daar dit toch ook geldt van de ziel van ieder mens?
God heeft vanuit zichzelf onsterfelijkheid, hij is van eeuwigheid, tot
eeuwigheid.

Vraag 6:
Als God een ontoegankelijk licht bewoont, hoe kunnen wij Hem
dan leren kennen?
Christus is het licht der wereld. Die Hem gezien heeft, heeft de vader
gezien.

Vraag 7:
Gelden Paulus’ woorden, dat God ons alle dingen rijkelijk geeft om
te genieten, voor alle mensen? Wat moeten christenen hiermee
die met grote armoede te maken hebben?
Je kunt maatschappelijk arm zijn en toch rijk, omdat je leeft uit de hand
van God. Paulus heeft ook geleerd gebrek te lijden.

Opdracht 5:
1. Naam uit het Apostolicum in 1 Tim. 6: Pilatus
2. Mededinger van Atalante: Hippomenes
3. Sport: Atletiek
4. Woord voor ruzie in 1 Tim. 6: Krakeling
5. Eiland, waar Titus werkte: Kreta
6. Moeder van Timotheüs: Eunice
7. Ander woord voor ‘pand’: depositum
8. Dochter van Iasos: Atalante
9. Geboorteplaats van Timothüs: Lystre
10. Griekse naam voor ‘hij, die God eert’: Timotheüs
11. Vrucht van de godzaligheid: vergenoeging
Studievragen:

1a. Waaraan herinnert Paulus’ aanspraak ‘mens Gods’?


Aan het oudtestamentische ‘man Gods’, waarmee gezanten van God
werden aangeduid.

Vraag 1b:
Wat betekent deze aanspraak?
Iemand met wie de Heere God een bijzondere relatie heeft.

Vraag 2a:
Wat bedoelt Paulus met de woorden ‘vlied deze dingen’?
Blijf uit de buurt van deze geldwolven

Vraag 2b:
Waarom is deze oproep voor een christen niet vreemd?
Voor ieder christen ligt er de roeping om de zonde te ontvluchten.

Vraag 3:
Waaruit blijkt, dat christen- zijn bij Paulus niet slechts een
negatief karakter heeft?
Paulus wijst ook en vooral op het positieve karakter, als hij Timotheüs
voorhoudt, waarnaar hij dient te jagen.

Vraag 4 a:
Aan welke belijdenissen herinnert Paulus Timotheüs?
1. De belijdenis die hij in het midden van de gemeente heeft afgelegd.
2. De belijdenis van Christus

Vraag 4 b:
Wat is de betekenis van Christus’ belijdenis? 2tal omschrijvingen.
Hij heeft tegenover de aardse overheid de Naam van Zijn vader beleden
en is voor het recht van Hem opgekomen. En al had Hij de bittere
kruisdood voor ogen, de liefde tot Zijn Vader was sterker.

Vraag 5 a:
Welk woord gebruikt de apostel hier wel en welk woord niet voor
de wederkomst van Christus?
Hij gebruikt het woord epifaneia en niet het wordt parousia.

Vraag 5 b:
Wat was de betekenis van dat woord in die tijd?
Zonsopgang en beeldt de glorievolle wederkomst van Christus uit.
Gebruikt voor de geboorte of verschijning van een god of keizer.

Vraag 5 c:
Wat betekent het in verband met de wederkomst van Christus?
Zie 5b

Vraag 6:
Met welke woorden geeft Paulus hier Timotheüs te kennen, dat de
Heere God almachtig is?
De zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen en Heere der
heren.

Vraag 7 a:
Met welk woord wordt in het Grieks aangegeven, dat Christus’
wederkomst te Zijner tijd zal plaats vinden?
Kairos

Vraag 7b:
Wat betekent dit woord?
Het wijst erop, dat het precies de tijd is, die God heeft bepaald. Niet te
vroeg en niet te laat. Daarmee is gezegd, dat de toekomst van de kerk
vast ligt in Gods hand.

Vraag 7c:
Wat is de betekenis in dit verband?
Zie vraag 7b.

Vraag 8:
Welk tweeërlei kwaad, dat vaak gepaard gaat met rijkdom noemt
de apostel hier?
1. Hoogmoed, met voelt zich boeven de armen en eenvoudigen
verheven.
2. Stelt men het vertrouwen erop

Vraag 9 a:
Waarmee verbindt Paulus het rijk worden in goede werken en wat
betekent het?
Met gemeenzaam zijn. Het betekent, dat iemand niet wat, maar zichzelf
geeft.

Vraag 9 b:
Waarom in zo’n leven een verstandige investering te noemen?
Als we zo leven, leven we pas echt en investeren we in de toekomst.
Paulus noemt het ‘het eeuwige leven’, dat hier al begint en nooit meer
ophoudt.

Vraag 10:
Uit welke woorden van de apostel blijkt, dat God mild geeft?
Die ons alle dingen rijkelijk verleent om van de genieten.

Vraag 11:
Hoe blijkt aan het einde van deze brief van Paulus het
persoonlijke karakter ervan?
Paulus spreekt zijn geestelijke zoon aan met ‘O Timotheüs’. Dat getuigt
van een innigheid, waarmee hij zijn zorg en liefde voor hem uit.

Vraag 12 a:
Wat staat er oorspronkelijk voor ‘het pand’, dat Timotheüs dient
te bewaren?
parathèkè

Vraag 12 b:
Wat betekent het en wat wordt er mee bedoeld?
1. Dat je het bij iemand in bewaring geeft
2. bankdepositum
De leer der zaligheid of het evangelie van de Heere Jezus Christus.

Vraag 13:
Wat merkt Paulus op over de wetenschap van de dwaalleraren?
1. pseudo- wetenschap
2. Dualisme  Dingen, die in de Bijbel bij elkaar worden gehouden,
zetten ze tegenover elkaar.

Vraag 14:
Hoe besluit de apostel zijn eerste brief aan Timotheüs?
Met de zegengroet.

You might also like