You are on page 1of 44

Jaargang 32, nummer 3, december 2011

alapas

Bloed en zand
En verder: *Hamlet en het vagevuur *Wetenschap en desinformatie *Alumni aan het woord *Simone de Beauvoir *Column Verstegen *Historische Quiz *Ontwikkeling van het Nederlands *De Boerenoorlog *Kritische Studenten *Rol van religie in de moderne maatschappij *Student in het buitenland *Column Maaike Bloem *Religious Architecture *Historisch gerecht *Recensies

Colofon De Redactie 3 Hamlet en het Vagevuur Louike Stassen 4 Wetenschap en desinformatie? Jona Lendering 6 Alumni aan het woord: Arjen Berkvens Jolanda van de Beld 10 Simone de Beauvoir Dagmar Blokker 12 Ardennen Column Wybren Verstegen 15 Weet wat je zegt De ontwikkeling van het standaardnederlands Mandy de Waal 16 Historische Quiz De Redactie 20 Geheime oorlog Recensie Evert Verhoeven 22 Tussen Eden en heden Bjrn Breij 24 Jongleren Column Maaike Bloem 27 Emancipator Onderwijs Jeremy Crowlesmith en Jilles Mast 28 Religious Architecture Hester Borm 30 De Boerenoorlog Bjrn Breij 33 Student in het buitenland Vincent Bijman 36 Koken in de Gouden Eeuw Historisch recept Hester Borm 38 Bloeddorst Bjrn Breij 40 Jodenvervolging Recensie Hester Borm 43

Inhoud

Simone de Beauvoir

Hamlet en het vagevuur

Colofon
Hoofdredactie: Hester Borm, Evert Verhoeven. Redactie: Jolanda van de Beld, Dagmar Blokker, Bjrn Breij, Frenchie de Kunder, Tessa Pijnaker, Mandy de Waal Aan deze Galapas werkten mee: Vincent Bijman, Maaike Bloem, Jeremy Crowlesmith, Jilles Mast, Louike Stassen, Wybren Verstegen. Oplage: 420 Galapas is het onafhankelijke tijdschrift van de afdeling geschiedenis van de Vrije Universiteit te Amsterdam en verschijnt viermaal per jaar. De redactie van Galapas heeft de eindverantwoordelijkheid over de geplaatste artikelen. Dit houdt in dat de redactie het recht heeft de artikelen naar eigen inzicht te bewerken. Plaatsing betekent niet dat de redactie het eens is met de inhoud van een artikel. Abonnement: Voor 10,- ontvangt u vier keer per jaar Galapas thuis. Heeft u interesse, neem dan contact met ons op via galapas.let@vu.nl.

De Boerenoorlog

In Holland staat een huis. Meer dan n zelfs, maar wat is he oudste huis van Nederland?

Sint is het land weer uit en de kerstdagen zijn in aantocht, het teken dat de eerste helft van het collegejaar er weer op zit. Om jullie de koude, donkere wintertijd door te helpen wederom een rijk gevulde Galapas met interviews, recensies, recepten en natuurlijk interessante artikelen. Zo geeft Jona Lendering zijn opinie over pseudo-wetenschappers en geeft het interview met Arjen Berkvens inzicht in wat je met de studie Geschiedenis kan bereiken. Inmiddels wordt er achter de schermen ook al weer hard gesleuteld aan het volgende nummer, dat artikelen rond het thema Religie en Geweld zal bevatten. Kruisvaarders, Assasijnen, maar ook rassengeweld van recenter datum en de recensie van het boek Vaticani, dat zich buigt over de invloed van het Vaticaan door de eeuwen heen. De redactie van de Galapas hoopt dat jullie ook aan dit nummer veel plezier zullen beleven en wenst jullie zeer fijne feestdagen toe!

De Redactie

Hamlet en het vagevuur


Tussen tekst en geschiedenis
Hamlet geldt misschien wel als een van Shakespearses bekendste stukken. Wie kent niet de befaamde uitspraak van de tragische held: 'to be or not to be, that's the question' ? Dit stuk, dat Shakespeare schreef rond 1601 is een onuitputtelijke bron voor studies en interpretaties geweest. Zo ook voor de schrijver Stephen Greenblatt, die met zijn boek Hamlet in purgatory de reeks Shakespeare-studies voorzag van een nieuwe aanwinst. Greenblatt schrijft onder het vaandel van het New Historicism, een nog jong 'isme' in de literatuurwetenschap en cultural history. De invalshoek van Greenblatt komt grofweg neer op : geschiedenis is tekstueel en teksten zijn historisch. Dit zorgt ervoor dat geschreven geschiedenis benadert wordt als een constructie, zij is enkel een representatie van de werkelijkheid en niet die werkelijkheid zelf. Vervolgens houdt het in dat: elke tekst zijn historische inbedding heeft die het bestuderen waard is maar dat elke periode ook mede gevormd wordt door de literatuur. Deze wisselwerking (tussen Literatuur en Geschiedenis) is in feite Greenblatts onderwerp. Hij gaat meestal als volgt te werk. Het beginpunt van zijn betoog is een schijnbaar willekeurige anekdote, gevolgd door eindeloos veel meer anekdotes en beschrijvingen. Deze anekdotes vormen langzaam de historische achtergrond waaruit de literaire tekst heeft kunnen ontstaan. Vervolgens probeert hij het om te keren, welke facetten uit de bestudeerde tekst zien we terug in de maatschappij ? Dit is min of meer ook de werkwijze in zijn boek Hamlet in purgatory. Wat dit boek bijzonder maak, is dat het in prozasche stijl het ontstaan van de Angelsaksische kerk combineert met Shakespearses Hamlet. Louike Stassen Greenblatt begint zijn boek met z'n typische anekdote. Het is 1529 en de advocaat Simon Fish uit Londen -die zijn dagen vulde met het verspreiden van illegale Lutherse Bijbelvertalingenwendt zicht tot zijn satirische talent in een brief gericht aan Henry VIII. Hij beklaagt zich over het lot van de armen en schrijft hierover: 'needy , impotent, blind, lame, and sick, on whom scarcely for horror any eye dare look, have become so numerous that private charity can no longer sustain them.' Dit omdat het geld dat normaal werd besteed aan armenhulp nu verdwijnt in de zakken van andere bedelaars; de bisschoppen, priesters, decanen, monniken, etc. De brief heet 'a supplication for the beggars' (een smeekbede voor de armoedzaaiers) en zou de geestelijk vader van Marx' Das Kapital kunnen zijn. Hij valt de kerkelijke invloed op staat en gemeenschap hevig aan; de priesters zijn parasieten die de mensheid verleiden en bedriegen. Zij doen dat zelfs zo buitensporig dat de armen eronder lijden. Maar hoe krijgen deze religieuze God en gebod Fisch' kritiek is naast maatschappijkritisch ook theologisch van aard. In hoeverre is het vagevuur niet gewoon een verzinsel ? Het vagevuur diende als plek tussen hemel en hel, waar zielen verblijven die nog boete moeten doen voor hun zonden. Als ze genoeg hebben geleden, worden hun zonden vergeven en krijgen ze toegang tot de hemel. De kerk wist er op ingenieuze wijze munt uit te slaan door enkele elementen aan het vagevuur toe te voegen. Men kon de wachttijd van overleden familieleden in het vagevuur verkorten door gebeden af te kopen bij de Kerk. Mensen konden zichzelf van een kortere wachttijd verzekeren door en masse aflaten te kopen. Henry VIII kocht zich bijvoorbeeld duizend missen om zijn wachttijd in het vagevuur te verkorten. De diepgelovige bevolking kocht

mannen dat voor elkaar, vraagt Fish zich af. Het systeem waarop de uitbuiting van het volk door de kerk geschiedt, is volledig gent op het bestaan van n onwrikbare overtuiging: Purgatory ( het vagevuur).

zichzelf arm aan missen, gebeden en aflaten. Vanaf het begin van de 16de eeuw ontstaat er meer protest tegen deze wantoestand. Luther verklaart in 1530 dat het vagevuur een fabel is. De nadruk op het fictieve karakter van het vagevuur wordt een speerpunt in de protestantse polemieken. Er is namelijk geen schriftelijk bewijs in de bijbel voor het bestaan van zoiets als het vagevuur. In 1545 en 1547 wordt in Engeland een start gemaakt met de afbraak van het geloof in het vagevuur. Dat was dat niet alleen van grote invloed op instituties zoals de kerk, kloosters, scholen en ziekenhuizen maar ook een hevige aanslag op de psyche van de Engelse bevolking. Zij zagen zich gedwongen hun algemene wereldbeeld te herzien. De hele cultuur was namelijk doordrongen van het vagevuur. Waar ging men dan heen, als het vagevuur niet bestond ? Een bekend fenomeen komt langzaam weer in zwang; de geest, ditmaal als vervanging van het vagevuur. De zielen, die niet in Hel noch in Hemel thuis hoorden, werden gerepresenteerd als geesten. Toen in 1563 het vagevuur door de Engelse kerk expliciet werd verboden, viel het vagevuur onder censuur. De behoefte van het volk aan een stadium tussen Hemel en Hel was echter niet afgenomen. De geestverschijning treedt op als een vervanging van het vagevuur. Op deze manier konden katholieken hun geloof toch uitoefenen en ook onder de bekeerde bevolking bleef het vagevuur een oud geloof. De onbekendheid van een geest bleek een handig literair middel om het vagevuur toch te bespreken, zelfs onder toeziend oog van de censuur onder Elizabeth.

Hamlet Deze historische inbedding fungeert als fundament voor het lezen van Shakespearses Hamlet. Het plot van dit toneelstuk verloopt in het kort als volgt: de jonge Deense prins Hamlet ziet een geest die zijn vermoorde vader blijkt te zijn. De geest onthult de ware toedracht van zijn plotse dood; hij is vermoord. Dit door niemand minder dan de

tussen goed of kwaad, handelen of niet handelen, hemel of hel vindt zijn echo in het credo 'to be or not to be'. Wanneer Hamlet ten slotte overtuigd is door de geest, vermoordt hij zijn oom Claudius. Wat is er nieuw aan Greenblatts interpretatie van Hamlet ? De kracht van het boek ligt in de koppeling tussen maatschappelijke factoren en de literatuur. De kerk had met het vagevuur niet alleen een systeem van uitbuiting gecreerd. Het vagevuur was ook een plaats waar nabestaanden hun overleden plaats gaven. Met het afschaffen van het vagevuur verdween deze plek, de behoefte eraan echter niet. De mensen wilden nog steeds missen opdragen voor nabestaanden maar zonder vagevuur was dat zinloos. Vervolgens was de angst voor sterfte zelf onverminderd groot, hij werd zelfs angstaanjagender nu de tussenoplossing was verdwenen. In Hamlet zien we deze angsten en behoeftes terug in de geestverschijning van Hamlets vader. Hij vertegenwoordigt die onbestemde dode, niet in de Hel of in de Hemel maar ertussen. Shakespeare moet deze gevoelens hebben begrepen en heeft ze vervolgens met verve een plek weten te geven in zijn toneel. Dit maakt hem meer dan alleen een dichter, het maakt hem ook een katalysator van maatschappelijke gevoelens. Greenblatt ten slotte, weet deze verbanden haarfijn te illustreren aan de hand van literaire en historische documenten. Een genot voor genteresseerden.

nieuwe Koning, Hamlets oom Claudius. Deze heeft Hamlet senior in zijn slaap omgebracht, zich de troon toegeigend en om het relaas nog dramatischer te maken; is met Hamlets moeder Getrude getrouwd. De Geest draagt Hamlet op Claudius te vermoorden. Hamlet wordt echter overvallen door twijfel. De aard van de geest is volledig onduidelijk; hij kan zowel uit de hemel als uit de hel komen. Dit is van groot belang voor het maken van Hamlet's keuze; als de geest uit de Hel komt is het immers een manipulerende duivel en moet hij het bevel tot wraak negeren, als zijn vaders geest een engel is moet hij gehoorzamen. Hamlets twijfel

Wetenschap en desinformatie?
Als een oudhistoricus op de televisie zou uitleggen hoe het hersenonderzoek moest, zal iedereen hem uitlachen. Als hersenonderzoeker Dick Schwab, de auteur van Wij zijn ons brein, bij het televisieprogramma 'Zomergasten' uitlegt hoe we het verhaal over Mozes' visioen op de berg Horeb moeten interpreteren, laat interviewer Jelle Brandt Corstius hem gewoon begaan. Dat is omdat oudhistorische opleidingen helemaal nergens toe dienen. Iedereen weet dat ze er alleen zijn om oogkleppen te ontwikkelen, waardoor oudhistorici niet langer zien dat je heel simpel tot sensationele wetenschappelijke inzichten kunt komen door bijvoorbeeld de Bijbel letterlijk te nemen. Hersenonderzoekers snappen oude geschiedenis veel beter dan de oudhistorici. Iedereen kan bijdragen aan de oudheidkunde, behalve de oudheidkundigen. Jona Lendering
Althans, die indruk krijg je nogal daarvan de vraag stellen of eens. Het is mij een raadsel waar pseudogeschiedenis wel zo'n de onderschatting van het ernstig probleem is. oudheidkundig specialisme vandaan is gekomen, maar het is behoorlijk irritant. Dezelfde wetenschappers die (terecht) opmerken dat het Scheppingsverhaal en de Zondvloedsage niet gaan over historische gebeurtenissen, denken wl dat Mozes op een berg God heeft aanschouwd, of ze publiceren rond kerstmis stukjes over de blijkbaar prangende vraag welk natuurverschijnsel de wijzen uit Vroegmoderne representatie van de spiegel van Archimedes het Oosten toch naar Betlehem Pseudowetenschap kan hebben geleid. Een misverstand over de Ik denk dat er geen Oudheid dat n redelijk bekend discipline is waar zo'n enorme n makkelijk te ontmaskeren is, is wolk van feitelijke onwaarheden het verhaal over de Griekse omheen hangt. Oudhistorici ingenieur Archimedes, die tijdens klagen vaak over pseudohistorici, de belegering van Syracuse in 212 waarvan ze stellen dat die v.Chr. Romeinse oorlogsschepen moeten worden bestreden. zou hebben vernietigd met Daarom, zeggen ze, moet er goed behulp van brandspiegels. Sterke worden gepopulariseerd. verhalen verdienen een zekere Waarom ze dat vervolgens niet populariteit, maar deze anekdote doen, is eveneens een raadsel, is zo absurd dat niemand die ze maar dit wil ik nu even laten allemaal op een rij heeft, haar voor wat het is. Ik wil in plaats voor waar zal aannemen. De Grieken en Romeinen zelf geloofden het verhaal in elk geval niet, want ze reppen in hun verslagen van de belegering niet van het wapen. Het is dan ook een Byzantijns sprookje, dat al is doorgeprikt toen de optica ontstond. Ren Descartes (15961650) wist bijvoorbeeld dat de benodigde spiegels onhandelbaar groot hadden moeten zijn. Moderne experimenten bewijzen bovendien dat zelfs als Archimedes zulke spiegels had kunnen slijpen, de Romeinen zo voorkomend hadden moeten zijn hun schepen precies in het brandpunt stil te leggen. Op volle zee. Archimedes' brandspiegel is een schoolvoorbeeld van de eerste foutensoort, pseudowetenschap: naef gebruik van bronnen gecombineerd met gebrek aan kennis van de natuurwetenschappen. De mysterieuze krachten van de piramiden, de alleen aan de Mesopotamirs bekende planeet Niburu en de ondergang van Atlantis zijn andere voorbeelden. Er zou een grappig boek over te

schrijven zijn, ware het niet dat er academische oudheidkundigen zijn die de realiteit van het wonderwapen veronderstellen. Ze zouden er verstandiger aan doen de mythe te bestrijden, want dan hadden we in de zomer van 2010 niet hoeven lezen hoe een medewerker van de Universiteit van Napels de fysische onmogelijkheid van Archimedes' wapen trachtte te verhelpen met de aanname dat de Griekse ingenieur eigenlijk een stoomkanon had ontworpen. Ik verzin dit ook niet.

er in het Rome van de Koningstijd 8918,9 kinderen en 2318,9 ouderen woonden, op een bevolking van in totaal 17 837,8 zielen. Een andere oudheidkundige stelde een oppervlakte van dertig iugera gelijk aan negen hectare, en in de volgende zin 500 iugera aan 125 hectare. Hoeveel mensen zullen zich hebben afgevraagd wat er valt te leren van iemand voor wie het verschil tussen 0,30 en 0,25 te ingewikkeld is?

Slordig denken Een tweede type fout kan worden omschreven als 'slordig denken'. Dit kan zich op allerlei manieren uiten, maar het pijnlijkst is het als oudheidkundigen zondigen tegen de regels van de argumentatieleer, die immers behoren tot het belangrijkste antieke erfgoed. Een voorbeeld is de redenatiefout die bekend is komen staan als plurium interrogationum, de meervoudige vraagstelling ('assumptive question'). Zo bestaat er een publicatie met de vraagstelling waaruit de grootsheid van Homeros' pozie bestaat. Daarin worden twee vragen gecombineerd, namelijk f de pozie groots is, en zo ja waaruit die voortkomt. Dat het positieve antwoord op de eerste vraag wordt aangenomen, suggereert vooringenomenheid. Een specifieke vorm van slordig denken is ongecijferdheid, het onvermogen om te gaan met kwantiteiten. Dit kan het beste worden uitgelegd aan de hand van triviale voorbeelden, die iedereen begrijpt. Zo is er de klassiek archeoloog die voorrekende dat

verschillende voorbeelden gegeven van theoretisch nietonderbouwde ideen, inclusief de belangrijkste: onberedeneerde vergelijkingen tussen toen en nu. Dan komen de grenzen van de vergelijkbaarheid in zicht, en iedereen die zijn eerste jaar sociologie of culturele antropologie heeft afgerond, herkent dat er appels en peren worden vergeleken. Een ander voorbeeld is de welbekende constatering dat de culturen van het oude Nabije Oosten despotisch waren, dat de ware vrijheid in Griekenland is ontdekt en dat de wereldgeschiedenis tot nu toe de geschiedenis is van de strijd tussen Oost en West: elke eerstejaarsstudent geschiedenis herkent het ontologisch holisme. We zouden deze foutencategorie 'kwakgeschiedenis' kunnen noemen om haar te onderscheiden van pseudogeschiedenis. Waar de pseudowetenschapper slechte kennis van de natuurwetten combineert met slecht brongebruik, houdt de kwakhistoricus de schade nog enigszins binnen de perken door althans de natuurwetten te respecteren. Hij oogt wat serieuzer, maar door gebrek aan theoretische scholing interpreteert hij de bronnen niet altijd goed genoeg. Overdrijving De derde categorie fouten is de schromelijke overdrijving. Dit is eigenlijk een speciale vorm van slordig redeneren, namelijk opzettelijk. In de zomer van 2011 vernamen we onder veel meer dat het graf van keizer Caligula zou zijn gevonden (alleen een standbeeld bij een

Cicero als senator Serieuzere voorbeelden zijn te vinden in analyses van het uitsterven van senatorile families, de beurs van Babylon (waar werd gespeculeerd met rechten op delen van toekomstige oogsten) of de waarschijnlijkheid van 14C-dateringen. Steeds opnieuw blijken oudheidkundigen te gemakkelijk over statistische problemen heen te stappen. Slordig denken kan ook samenhangen met gebrek aan kennis van de geschiedtheorie. Het bronnentekort stelt aan de bewijsvoering specifieke eisen, waaraan een oudheidkundige moet voldoen. Er zijn in de voorgaande paragrafen al

van zijn buitenverblijven), dat er een loden boek was ontdekt met vroegchristelijke teksten (het bleken vervalsingen), dat de Perzen bij hun belegering van Doura Europos gifgassen zouden hebben benut (oud nieuws), en dat 'intrigerend nieuw onderzoek' suggereerde dat het Pantheon bedoeld zou zijn geweest als zonnewijzer (algemeen bekend). Het is geen toeval dat hier alleen archeologisch nieuws staat genoemd, want archeologische persberichten dienen vaak om te hengelen naar fondsen, en dan is een vette overdrijving nuttig. De gevolgen zijn ernaar: van de ruim 2100 artikelen over archeologie die sinds 2006 aan de orde zijn geweest in de Livius Nieuwsbrief (een overzicht van het oudheidkundig nieuws), bevatten er bijna 800 grote of kleine onjuistheden. Dat is bijna 40%. Contaminatie De vierde foutensoort is contaminatie met nietwetenschappelijke informatie. De wetenschappelijke methode streeft ernaar dat de conclusies waar zijn voor iedereen. De religieuze wijze van kennen is daarentegen gebaseerd op een openbaring ('de tekst van dit heilige boek is waar'), die niet hoeft te worden aanvaard door iedereen. Wie de Bijbel dan toch letterlijk neemt, maakt zich schuldig aan deze redenatiefout. Dat hoeft een florissante maatschappelijke carrire overigens niet in de weg te staan. Het is bekend dat contaministen het bijvoorbeeld kunnen brengen tot hoogleraar in de hersenwetenschap. Contaminatie kan ook plaatsvinden in de sfeer van het nationalisme. De Germaanse mythologie uit het negentiende-

eeuwse Duitsland is een ander voorbeeld, maar we mogen ook denken aan het filhellenisme, dat het belang van de Griekse cultuur vergrootte om zo de propaganda van de 'Romein' Napoleon te weerleggen. Verschillende van zulke beweringen worden nog steeds herhaald. Verouderde informatie De laatste categorie vergissing is

Voor wie meer misverstanden over de Oudheid op zijn gemak wil doorlezen..
de verspreiding van verouderde informatie. Voorbeelden zijn dat natuurgodsdiensten de oudste vorm van religie zijn, dat de herkomst van de Etrusken onbekend is (Klein-Azi, bewezen met DNA-onderzoek van mensen n dieren), dat er in Babylon hangende tuinen waren (alleen vermeld in elimineerbare bronnen), dat Pythagoras als eerste een bewijs vond voor de

naar hem genoemde stelling (de Babylonirs wisten al dat het principe algemeen geldig was), dat antieke oorlogsschepen elkaar in zeeslagen ramden (alleen in het oude Athene), dat Alexander heel Persepolis verwoestte (blijkt niet uit de opgraving), dat Hannibal met 90 000 man Spanje verliet (overdreven cijfers), dat farizeen gehelleniseerde Joden waren (dit is zo absurd dat het geen uitleg nodig heeft), dat de Romeinen de Elbe als grens wilden nemen (staat niet in de bronnen, blijkt niet uit de archeologische vondsten), dat Canninefaten 'konijnenvangers' betekent (het konijn kwam nog niet voor), dat Pontius Pilatus procurator was (hij was prefect), dat het Negende Legioen Hispana ten onder ging in Schotland (het is overgeplaatst naar Nijmegen), of dat Atilla weg ging van Rome na een visioen van Petrus en Paulus (staat alleen op een fresco van Rafal). De hoeveelheid desinformatie is eindeloos. Wat er erg aan is, is dat al deze voorbeelden en nog vijftig andere, die ik heb verzameld in mijn boekje Spijkers op laag water zijn te vinden in het oeuvre van mensen die in de geschiedenis of klassieke talen of archeologie zijn gepromoveerd. Hoe erg is pseudowetenschap? Laten we terugkeren naar de stelling waarmee we begonnen: dat pseudowetenschap gevaarlijk is. De eerste stap die we moeten zetten, is natuurlijk zelfkritiek. Pseudowetenschap valt op, dat is zeker. Maar is ze representatief voor de reel bestaande desinformatie? Schwabs ongelukkige optreden was bijvoorbeeld een geval van

contaminatie; wanneer classici zich uitlaten over de oude geschiedenis, vervallen ze al snel tot kwakgeschiedenis; archeologen zijn de groot-meesters van de overdrijving. De tweede stap moet dus zijn dat we onderzoeken hoe frequent de verschillende soorten desinformatie voorkomen. Dit onderzoek is tot op heden achterwege gebleven. We staan echter niet met geheel lege handen, want we beschikken over twee bronnen waaruit we de frequentie kunnen afleiden waarmee de verschillende soorten desinformatie voorkomen. De eerste is de al genoemde Livius Nieuwsbrief, die vermoedelijk een redelijk beeld geeft van wat de media over de Oudheid te melden hebben. Zoals gezegd is een kleine 40% van de archeologische berichten niet accuraat. Daarnaast is er de correspondentie van Livius.org. Deze website ik ben er webmaster is makkelijk te bereiken en heeft sinds 1994 ruim 4000 vragen over de Babylonirs, Egyptenaren, Joden, Perzen, Grieken en Romeinen te beantwoorden gekregen. Dat kan gaan om de vraag welke oudheden er te zien zijn tijdens een vakantie in Clermont-Ferrand, maar ook om al dan niet terechte voorstellen tot correcties op de Livius-website of verzoeken om opheldering van een bepaalde kwestie. Iets minder dan driekwart van de vragen blijkt voort te komen uit misverstanden, die weer zijn te verdelen over de vijf genoemde categorien, die in de mail duidelijk herkenbaar naar voren komen. Van de ruim 3000 mailtjes waaruit misverstanden kunnen worden afgeleid, veronderstellen er slechts 239 pseudowetenschap, waarbij ook nog sprake is van een dalende lijn. Deze neergang komt vermoedelijk overeen met de meer

algemene neergang van de pseudowetenschappen. De ufologie is niet meer wat ze was in de jaren zeventig, de aandacht voor herinneringen aan eerdere levens is op zijn retour, Trofim Lysenko is vergeten, Jomanda heeft geen werkelijke navolgers meer en van de Bermudadriehoek is de laatste tijd ook niet veel vernomen. Pseudowetenschap valt op, zeker, maar ze lijkt op haar retour. Daarentegen blijkt bijna 70% van de misverstanden samen te hangen met verouderde informatie, waarvan ook weer zo'n 70% afkomstig is van gepromoveerden. Het zijn dus niet de pseudohistorici die een probleem vormen, maar het lijkt te gaan om academici die hun zaken niet op orde hebben. Dat is een verontrustende conclusie. De derde stap is natuurlijk de vraag waar deze cijfers voor staan. Zoals de stelling 'pseudowetenschap is belangrijk' is gebaseerd op datgene wat we omdat het zo opvallend is het eerst zien, zo is 'verouderde informatie is veel frequenter' gebaseerd op de eerste de beste cijfers. Ik heb momenteel geen idee wat die cijfers representeren. Stap vier zal een bredere analyse moeten zijn. Tot die stap is gezet, is het in elk geval intrigerend dat de stelling 'pseudowetenschap is belangrijk' meteen bij de eerste poging haar te toetsen, het loodje lijkt te leggen.

Jona Lendering studeerde geschiedenis en oudheidkunde, en is als oudhistoricus werkzaam voor Livius Onderwijs. Begin januari verschijnt van zijn hand een boek met de onmogelijke titel De klad in de klassieken. Waarom onze kennis van de Oudheid onbetrouwbaarder wordt, waarom dat zorgwekkend is (ook voor wie niet in de Oudheid is genteresseerd) en hoe daar nog iets aan kan worden gedaan. Enkele andere werken van Lendering: - Archeologie van de futurologie (2000) - Polderdenken. De wortels van de Nederlandse overlegcultuur (2005) - Vergeten erfenis. Oosterse wortels van de westerse beschaving (2009) Meer weten over de brandspiegel van Archimedes? -J. Lendering, Spijkers op laag water (2009) 40-42. - D.B. Campell, 'Smoke and Mirrors. Archimedes' Secret Weapons', in: Ancient Warfare 5/3 (2011) 46-51

Alumni aan het woord


Arjen Berkvens, directeur Alfred Mozer Stichting
Voor dit interview vroegen wij alumnus Arjen Berkvens of hij in Galapas iets wilde vertellen over zijn studie en loopbaan. Arjen Berkvens studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit en is tegenwoordig directeur van de Alfred Mozerstichting: een organisatie onder het bewind van de Partij van de Arbeid die contact onderhoud met sociaal democratische politieke partijen in Centraal- en Oost-Europa. De Alfred Mozerstichting ondersteunt deze partijen door middel van het geven van trainingen op gebied van politieke vaardigheden. Ik tref Arjen Berkvens in het pand van de Partij van de Arbeid in Amsterdam, waar de Alfred Mozerstichting gevestigd is. Arjen is enthousiast over het interview en al snel steken we van wal. Jolanda van de Beld

U heeft tussen 1987 en 1993 geschiedenis gestudeerd aan de VU. Kunt u zich herinneren wanneer u de keus maakte om deze studie te gaan doen? Dat was op de middelbare school, ongeveer in de vijfde klas wist ik dat al wel. Geschiedenis vond ik interessant en ik was er ook heel erg goed in. Ik was niet van de exacte vakken en ook talen lagen me niet zo goed, maar alles wat met geschiedenis of aardrijkskunde en ook economie te maken had vond ik leuk en kon ik ook goed. Geschiedenis was een vak dat me altijd al had geboeid. Had u bij het beginnen van uw studie een duidelijk toekomstperspectief of een duidelijke baan voor ogen? Nee, helemaal niet. Daar werd ook nooit over gepraat bij geschiedenis, het leek wel een soort taboeonderwerp. Ik zat wel eens te denken aan beleidswerk, maar dat werd nooit concreet, ook omdat stage lopen bijvoorbeeld niet gestimuleerd werd. Er waren studenten die al snel wisten dat ze de het onderzoek in zouden gaan, maar verder werd er niet zoveel over gepraat. In mijn generatie zijn mensen ook overal

terecht gekomen en vaak niet in een richting van geschiedenis. Sommigen zijn inderdaad beleidsmedewerker geworden, maar sommigen verkopen verzekeringen. U koos voor de specialisatie nietwesterse geschiedenis, waarom was dat? Het feit dat het niet alleen aan een tijdvak gebonden is, vond ik interessant. Uiteindelijk heb ik me gespecialiseerd in koloniale geschiedenis, daar was ik erg in genteresseerd. Niet-westerse geschiedenis heeft raakvlakken met allerlei andere studies: antropologie, sociologie, een beetje politicologie. Bij andere richtingen, met uitzondering van economisch sociale geschiedenis, werd daar een beetje op neer gekeken. Het was niet zo belangrijk. U was dus breder genteresseerd? Ja, ik heb ook wat vakken gevolgd bij antropologie en sociologie, daar heb ik wat extra studiepunten mee verdiend. Dat hoefde niet, maar dat was mijn eigen interesse, ik wilde mijn studie iets breder maken. Vakken zoals culturele antropologie en politieke antropologie, inleiding sociologie, dat soort theoretische vakken waren binnen de studie

geschiedenis beperkt tot Theorie van de Geschiedenis en historiografie. Dat vond ik ook interessant, maar ik wilde iets meer en op eigen initiatief heb ik dat dus gedaan. Welke vakken vond u binnen de studie het meest interessant of waar heeft u het meest aan gehad? Sowieso was het goed en interessant om in de eerste twee jaar alle tijdvakken te krijgen. Mijn interesse lag daarbij vooral bij nieuwe geschiedenis en nieuwste geschiedenis, niet-westers en economisch sociaal, maar het is goed om direct van alles iets te leren. Daarna pas kwamen de vakken zoals Theoretische geschiedenis en historiografie. Daarin lag de nadruk meer op hoe geschiedenis gevormd wordt en hoe geschiedschrijving werkt. Hierdoor kreeg je meer inzicht

10

en werd geleerd hoe je kritisch moet staan tegenover artikelen of invalshoeken van auteurs of hoe je verschillende stromingen moet beschouwen. Dat vond ik eigenlijk nog interessanter dan de geschiedenis zelf, ik ben niet zo'n feitjesfetisjist. Wanneer bedacht u uiteindelijk wat u voor werk wilde gaan doen? Voor mijn gevoel is dat moment nooit gekomen, haha! Ineens was daar de dag van mijn afstuderen en wat ze wel eens zeggen over het zwarte gat waar je invalt, gold voor mij zeker. Ik was tijdens mijn studie wel veel actief en betrokken bij studentenacties. Ook was ik voorzitter van de SRVU, de studentenvakbond. De eerste twee jaar heb ik heel hard gestudeerd, waardoor ik de vier jaar daarna min of meer op halve kracht kon studeren en daarnaast veel kon werken en erg maatschappelijk betrokken was bij acties. Daar lag meer mijn interesse, kwam ik achter. En wat was uiteindelijk uw eerste baan? Ik ben zo'n uniek persoon die nog steeds werkt bij wat zijn eerste baan

was. Nee, dat is niet helemaal waar. Een tijdje ben ik student assistent geweest bij professor Sutherland, dat was een bijbaantje, maar via haar kreeg ik mijn eerste echte baantje. Dat was maar een half jaar ongeveer, en het was een onderzoeksbaan bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Landen Volkenkunde. Maar toen dat onderzoek af was, wist ik ook gelijk dat ik geen onderzoeker wilde worden, ik vond bijvoorbeeld het archiefwerk niet erg leuk. Toen moest ik dus iets radicaal anders gaan doen. Via via hoorde ik dat ik stage kon lopen bij de Alfred Mozerstichting, zelfs met behoud van mijn uitkering, dus dat deed ik. Daar kon ik uiteindelijk blijven. Wat is het nut van een studie geschiedenis voor uw werk? In de eerste plaats is het natuurlijk de brede historische kennis waarover je beschikt, dit is sowieso handig in alle organisaties. Je kunt hierdoor verbanden zien en meepraten over processen. Daarnaast is het die kritische blik, waardoor je afwegingen kunt maken, verschillende invalshoeken kunt zien en je kritisch blijft kijken naar wat je doet. Toen ik bij de Alfred Mozerstichting begon, aan het eind

van 1994, werd ik naar Servi gestuurd, dat als boosdoener werd gezien van de oorlog op de Balkan. Mijn opdracht was om een beleidsrapport te maken waarin ik alle organisaties, politieke partijen en de overheid analyseerde. Ik heb me daarin nooit onzeker gevoeld, ik wist hoe ik het moest aanpakken. De aanpak die ik had geleerd tijdens mijn studie, het raadplegen van verschillende bronnen, materiaal verzamelen, paste precies hierbij. Maar daarnaast zijn ook mijn activiteiten buiten de studie, dus in de vakbond en bij een studentenblad een goede voorbereiding geweest op mijn werk hier. Ik had veel geschreven, veel met bladen gewerkt en bestuursactiviteiten gedaan en dat heeft me later ook geholpen, bijvoorbeeld toen ik ging werken bij het Internationaal Secretariaat of bij de verkiezingscampagnes voor de PvdA tussen 2002 en 2006. Maar dat heeft dus niet zozeer met geschiedenis te maken. De nadruk lijkt bij u een beetje te liggen op de kritische blik die geschiedenisstudenten 'krijgen', is dat het belangrijkste van de studie, volgens u? Waarom zou iemand geschiedenis moeten gaan studeren? Ja, die kritische blik, de benaderingswijze van historici, dat vind ik het belangrijkste. Historici leren om goed te analyseren en hun mening te onderbouwen met feiten. Historici hebben een goede basis en zijn vaak goed in de journalistiek of in de politiek. Daarnaast vind ik dat geschiedenis een ideale studie is omdat het overal tussen in zit. Ik had ook rechten kunnen gaan studeren, of politicologie, of Nederlands, ik zeg niet dat dit de enige juiste keus in mijn leven is geweest. Maar bij geschiedenis krijg je van alles iets mee en daarnaast inhoudelijke historische verdieping. Het is theoretisch, dat waardeerde ik, maar niet puur theoretisch. Een ideale studie tussen alles in dus.

11

Simone de Beauvoir
Meer dan alleen een feministe?
On ne nat pas femme, on le devient je wordt niet als vrouw geboren, maar tot vrouw gemaakt. Het is het zinnetje uit Le deuxime sexe (De tweede sekse) dat de Franse schrijfster en filosofe Simone de Beauvoir bekend heeft gemaakt als feministe onder het grote publiek. Getuige de literatuur die hieraan gewijd is, is het een opvatting die veel onderzoekers geen windeieren heeft gelegd. Beperkend is ze echter wel: Simone de Beauvoir was meer dan een feministe. Dit blijkt eens te meer wanneer men kijkt naar L'Amrique au jour le jour , het boek wat vlak voor haar doorbraak met Le deuxime sexe verscheen. Dagmar Blokker

Idealisme en inspiratie In 1947 reisde De Beauvoir drie maanden door de Verenigde Staten. Ze gaf er lezingen, bezocht verschillende staten en steden en noteerde ondertussen wat ze meemaakte. In deze tijd werkte ze tevens aan Le deuxime sexe. In een brief aan haar toenmalige geliefde Nelson Algren, schrijft ze dat ze haar werk moet onderbreken, omdat ze eerst wil schrijven over haar ervaringen in Amerika. Dit schrijven mondde uit in L'Amrique au jour le jour, een boek waarin het 'devenir' zijn weerklank vindt in de Amerikaanse rassenkwestie. Haar boek doet denken aan een reisdagboek met de nodige zelfcensuur. In 390 pagina's zet De Beauvoir uiteen wat ze heeft meegemaakt tijdens haar verblijf in de VS. Dit gaat over de meest uiteenlopende zaken: van wandelingen door steden en gehuchten, bezoekjes aan drug stores en curio shops tot diepgaande discussies met geanonimiseerde vrienden over

hun positie binnen de Amerikaanse samenleving. Zolang de gebeurtenis aanleiding geeft tot reflectie, staat het in het boek. Belangrijke terugkerende

La Question Noire De question noire is voor De Beauvoir een navrante kwestie. Het is iets waar ze niet omheen kan - vanaf haar eerste dag in de VS wordt ze ermee geconfronteerd - maar het is duidelijk dat zij er ook niet omheen wl. Het ongevraagde advies van de professor 'R.' is aan haar dan ook niet besteed: 'R. professeur dans une universit, est de cette espce. Ds qu'il m'a serr la main, il me demande de lui promettre de ne rien crire sur l'Amrique : c'est un pays si dur, si complexe qu'en vingt ans on n'arrive pas le comprendre ; il est dplorable de le critiquer superficiellement comme font certains Franais ; l'Amrique est trop vaste que rien de ce qu'on peut dire sur elle soit vrai. En tout cas, je dois lui promettre de ne rien crire sur les noirs ; c'est un problme douloureux et difficile sur lequel on ne saurait avoir d'opinion sans une richesse d'informations qui exigerait plus d'une vie humaine.'

Simone de Beauvoir elementen in het verslag zijn voor haar de positie van intellectuelen, de behandeling van (potentile) communisten, de oppervlakkigheid van veel studenten aan de universiteiten en bovenal wat De Beauvoir la question noire (het rassenvraagstuk) noemt.

12

'R., professor op een universiteit is zo'n type. Terwijl hij mijn hand schud, vraagt hij me hem te 'beloven' niets te schrijven over Amerika: het is zo'n moeilijk, complex land dat men het in geen twintig jaar zou begrijpen. Het land oppervlakkig bekritiseren zoals de Fransen dat doen is triest: Amerika is zo groot dat niets van wat men erover kan zeggen, waar zou zijn. In ieder geval moet ik hem beloven niets over de zwarten te schijven. Het is een gevoelig en moeilijk probleem, waarover men zich geen mening kan vormen zonder een berg aan informatie die meer dan een mensenleven vereist om door te komen.' L'Amrique Het is niet alleen de goedbedoelde raad van blanken die De Beauvoir bewustmaakt van de alomtegenwoordigheid van het rassenvraagstuk. Ze ondervindt het zelf wanneer ze bijvoorbeeld met haar goede, Afro-Amerikaanse vriend Richard Wright door een blanke wijk in New York loopt en de mensen hen nakijken omdat een blanke vrouw met een kleurling loopt. Omgekeerd betrapt ze zichzelf erop de angst van de blanke over te nemen wanneer ze voor de eerste keer alleen door een zwarte wijk wandelt. De segregatie is ook zichtbaar in de organisatie van het openbare leven, zoals de aparte toiletten en lunchrooms voor AfroAmerikanen in Texas. Langzaam maar zeker raakt De Beauvoir doordrongen van de spanningen tussen zwarten en de blanke Amerikaanse bevolking. Hoewel De Beauvoir de question noire van meet af aan om zich heen ziet, analyseert ze het probleem pas later, naar

aanleiding van haar verblijf in Savannah. Halverwege haar reis bezoekt ze, samen met een blanke vriendin, deze stad in de southern state Georgia. Vanuit de bus die hen daar brengt wordt hun aandacht getrokken door de ceinture noire; een AfroAmerikaanse wijk om het centrum van Savannah. Al

vieille femme nous fixe avec dgot et crache deux fois, une fois pour N., une fois pour moi, majestueusement ; au mme moment, une toute petite fille s'enfuit en criant : Les ennemies ! Les ennemies ! Le retour vers les squares aux corbeilles fleuries nous a paru trs long. 'De stilte is zo verstikkend dat het haast een opluchting is wanneer er eindelijk iets knapt: een oude vrouw staart ons venijnig aan en spuugt twee keer: een keer voor N., een keer voor mij, majestueus. Op hetzelfde moment vlucht een klein meisje, roepend: De vijanden, de vijanden. De terugkeer naar de bebloemde pleintjes leek eeuwen te duren.' De bom gebarsten Deze gebeurtenis is voor De Beauvoir reden om wat ze tot dan toe heeft gezien en ondervonden uiteen te zetten aan de hand van de ideen van Richard Wright en een onderzoek over de zwartenkwestie door Gunnar Myrdal . In De Beauvoirs analyse van de zwartenkwestie treedt Richard Wright als 'passieve' leermeester op. Zo refereert ze in L'Amrique regelmatig aan zijn boeken. Het idee dat Afro-Amerikanen twee gezichten hebben een vrolijk gezicht, wat functioneert als masker voor de blanken, en hun werkelijke gedaante putte ze uit zijn Black Boy. Daarnaast gebruikt De Beauvoir zijn subjectivistische benadering. Wright plaatste zijn ervaring als 'zwarte' in het middelpunt van zijn theorievorming. Dit is een idee dat men, zij het in aangepaste vorm, terugvindt bij

Richard Wright rijdende voelen ze de koele blikken van de zwarte gezichten die hen aanstaren. Maar, 'la ceinture noire nous fascine, nous voulons essayer de nous promener dans ces rues hostiles' ('de zwarte riem fascineert ons, we willen proberen een wandeling te maken door die vijandige straten', p. 230). En dat doen ze. Terwijl ze er lopen, bouwt de spanning zich langzaam op. Spelende kinderen kijken hen verrast aan, mannen verstijven op hun veranda's, vrouwen gluren met doorborende blikken door de gordijnen. De Beauvoir en haar vriendin krijgen het steeds benauwder. Het is haast een verlossing als de bom barst: Le silence est si touffant [] que c'est presque un soulagement quand quelque chose explose enfin : une

13

De Beauvoir niet alleen in L'Amrique, maar ook in haar latere werk. Naast de ervaringen en ideen van Wright baseerde De Beauvoir zich op het onderzoek van Gunnar Myrdal. Op het verzoek van The Carnegie Corporation of New York leidde de Zweed Gunnar Myrdal met een team van Amerikaanse economen en sociologen van 1938 tot 1942 een onderzoek naar de verschillende aspecten van de question noire. Als niet-Amerikaan zou hij een objectief beeld van de kwestie kunnen schetsen. De bevindingen van het onderzoek werden in 1944 uitgebracht in het meer dan duizend pagina's tellende An American Dilemma: The Negro Problem and Modern Democracy. Hierin wordt het 'negerprobleem' opgevat als een vraagstuk dat zich hoofdzakelijk in de hoofden van de blanke Amerikaanse bevolking afspeelt. Myrdal ziet een paradoxale situatie in de VS. In theorie hechten de Amerikanen veel waarde aan the American Creed, een stelsel van idealen dat vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid benadrukt en wordt verkondigd op scholen en kerken. Ook het zwarte deel van de Amerikaanse bevolking deelt deze overtuiging. Maar in praktijk is het anders: het credo staat haaks op de segregatiepraktijken. Doordat de blanke Amerikaan de zwarte man in meer of mindere mate als probleem ervaart, wordt hij zo goed en zo kwaad als het gaat buiten de blanke maatschappij gehouden. Sinds de koloniale periode bepaalt de blanke meerderheid de plaats van de neger in de samenleving. Tussen het credo, dat discriminatie en segregatie verbiedt, en de werkelijkheid zit

dus een groot gapend gat, dat het Amerikaanse dilemma vormt: de blanke Amerikaan wil geen slecht geweten hebben, maar wil evenmin de controle verliezen. De Beauvoir onderschrijft het idee dat het vraagstuk een probleem gecreerd door blanken is. Zoals zij eerder het bestaan van slavernij in handen hadden, zo hebben zij

dat ze zich tegen hen richten. In die zin was het 'handig' een groep binnen de samenleving te hebben waartegen blanken zich konden definiren. Te zijn of niet te zijn Voor een aanzienlijk deel van de Amerikaanse bevolking waren 'zwarten' dus ontegenzeggelijk inferieur aan de blanken. Dit zette De Beauvoir aan het denken: wat houdt zijn in? Is het een onveranderlijke aard, of is het een momentopname van een situatie die geworden is, net als iedere andere menselijke situatie? Deze vragen heeft Beauvoir in feite beantwoord in het boek dat volgde op L'Amrique au jour le jour. We zijn weer terug bij On ne nat pas femme, on le devient, in het bekende Le deuxime sexe. De zwarte bevolking van de VS vormde volgens De Beauvoir 'de tweede sekse' van de Amerikaanse samenleving. De Beauvoirs emancipatorisch denken gaat om veel meer dan de vrouw alleen. Juist daarom is het belangrijk om dit aspect van haar te benadrukken. Simone de Beauvoir, meer dan feminist alleen. Meer weten? Simone de Beauvoir, L'Amrique au jour le jour (ditions Gallimard, Parijs 1948). Simone de Beauvoir, Le deuxime sexe. An American Dilemma: The Negro Problem and Modern Democracy Richard Wright, Black Boy

Carnegie: filantroop en industrialist nu middels de heersende opvattingen en verhoudingen de controle over de zwartenkwestie. De blanken pretenderen de AfroAmerikaan te kennen, al zijn er weinig blanke Amerikanen die zich daadwerkelijk in de levensomstandigheden van de Afro-Amerikaan hebben verdiept. Beauvoir noemt dit net als Myrdal 'the convience of ignorance'. Volgens De Beauvoir houdt de organisatie van de Amerikaanse samenleving dit systeem in stand: de blanken uit de onderklassen van de hirarchie zijn blij dat er mensen zijn aan wie zij automatisch superieur zijn en de rijkere blanken zijn blij dat de arme blanken hun energie tegen de 'zwarten' inzetten in plaats van

14

Ardennen
Column Verstegen
Wybren Verstegen is docent sociaal-economische geschiedenis aan de VU en schrijft sinds 2001 een column voor de Galapas. Het scherpste mes bij ons in de keuken vroeger heette Vietnam. Met mijn moeder babbelde ik van kinds af aan eindeloos over geschiedenis, van Rome via Elisabeth I tot en met Dday, maar Vietnam verscheurde de harmonie tussen oud en jong. De weerzin tegen 'Vietnam' begon vroeg en was te danken aan de Paris Match. Mijn francofiele vader had een abonnement op dit politieke en rijk gellustreerde tijdschrift waarin de oorlog in de voormalige Franse kolonie in de tweede helft van de jaren zestig breed werd uitgemeten. Het was de verslaggeving over Vietnam die mijn afkeer van oorlog genereerde. Ik bevond me wat die Paris Match betreft in het goede gezelschap van de beroemde Franse ex-non en fotojournaliste Catherine Leroy. Ook zij werd genspireerd door de foto's in dit tijdschrift voor haar werk in Vietnam. Mijn besluit dienst te gaan weigeren ontstond weliswaar in dezelfde tijd, begin jaren zeventig, maar de directe aanleiding was een andere oorlog. Het was tijdens een korte voorjaarsvakantie in de Ardennen, toen de Vietnamoorlog zo'n beetje op z'n hoogtepunt was. Nu struikel je in de Ardennen over de Tweede Wereldoorlog. Op landkaarten staan de musea daar zelfs aangegeven met een tank als icoontje. Maar die oorlog bedoel ik niet. Na een dag of wat wandelen langs de kabbelende Ourthe en heuvel op, heuvel af stond ik als puber ineens oog in oog met een wit, klein wegkappelletje met Mariabeeld. Daaronder de tekst: Heilige Maria, bid voor ons en onze soldaten. Er onder stond het jaartal: 1915. De Eerste Wereldoorlog? Dat was toch bij de Somme, bij Verdun,

Ieperen? Toch niet hier? Ja, die oorlog was kennelijk ook hier. Het werd ineens historische realiteit, die oorlog, en mijn reactie was: toen waren we al net zo rampzalig bezig als nu. De

ouders bidden, de moeders huilen, de vaders bijten op hun lip en die knullen maar sneuvelen

zijn zwangere vrouw alleen kon achterlaten. Desalniettemin nam hij mijn weerzin tegen oorlog sinds die wandeling uiterst serieus. De brief die ik naar het Ministerie van Defensie stuurde met mijn mededeling dat ik weigerde wapens te dragen, heeft hij samen met mij opgesteld. Dat weigeren werd overigens een anticlimax. Als je dat gemotiveerd deed, kwam je bij de medische dienst of het transport. Ik koos het transport (altijd handig, zo'n vrachtwagenrijbewijs). Nog voor mijn bezwaarschrift goed en wel behandeld was, kreeg ik doodleuk te horen dat ze daar mensen teveel hadden. Ik hoefde niet te komen en heb nooit meer wat van Defensie gehoord. Mijn moeder was opgelucht, moest er om lachen, en had er toch ook moeite mee. Ik was als luie leerling twee keer blijven zitten,en vervolgens doodleuk in n keer ingeloot bij zowel de stad als de studie van mijn keuze, had direct een prima kamer gevonden en dan hoefde ik ook nog niet eens in dienst! Zoveel mazzel, was dat wel goed voor zo'n jongen?

Aan de grond genageld, verstomd, stond ik daar met naast mij een verbaasde vader die, langzaam en zorgvuldig vragend, de emoties van zijn zoontje blootlegde. Zelf was hij geen pacifist, had in 1940 gevochten, in het Franse verzet gezeten en was vrijwillig naar Indi gegaan. De dominee had hem er nog in augustus 1950 van moeten weerhouden naar Korea te gaan omdat hij toch moeilijk

Een paar jaar geleden sjouwde ik weer door de Ardennen: Comblainau-Pont, Comblain-la-Tour, alle wandelaars kennen die plaatsnamen wel. Plotseling, ja hoor. Ik was het totaal vergeten, maar daar stond dat kapelletje nog, de verf was wat meer afgebladderd, met uiteraard dezelfde tekst en hetzelfde jaartal, en ik was weer net zo ontdaan.

15

Weet wat je zegt


De ontwikkeling van het standaardnederlands
Talen veranderen voortdurend. Dat wat eeuwen geleden heel normaal klonk, klinkt nu vaak ouderwets. En ongetwijfeld zullen ook bepaalde woorden en regels van het huidige Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) over een paar eeuwen in de prullenbak belanden. In dit artikel probeer ik ontwikkelingen op het gebied van zowel schrijf- als spreektaal van dit Standaardnederlands in de laatste eeuwen te verklaren. Ook werp ik een blik op de toekomst van onze taal. Mandy de Waal

Standaardnederlands Het Nederlands bestaat uit een bonte verzameling van dialecten, straattalen, streektalen, groepstalen en jongerentalen. Omdat mensen elkaar daarom soms niet goed begrijpen, maken nieuwslezers, presentatoren en rechters gebruik van een neutrale omgangstaal, het Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN), oftewel het Standaardnederlands. Iedereen kan deze taal begrijpen, omdat typische kenmerken van dialecten zo veel mogelijk worden vermeden. Dat er n soort Standaardnederlands bestaat, is echter een illusie. De Nederlandse taal is voortdurend in beweging; het verandert omdat de samenleving verandert. Zo bracht het terrorisme ons woorden als stroomstok, arrestatieteam en gijzelingsactie. De techniek baarde de woorden transistor, chip en kabeltelevisie, het verkeer verkeersdrempel, wielklem en ritsen. Het omgekeerde geldt eveneens: benamingen voor dingen die

tegenwoordig niet meer bestaan, zoals suckenie, kapothoed en hartwater, zijn verdwenen. Niet alleen ontstaan er nieuwe woorden en verdwijnen er andere, de betekenis of de uitspraak van een woord verandert soms ook. Twee eeuwen geleden had willekeurig een tegenovergestelde betekenis. Een willekeurige bladzijde sloeg vroeger namelijk op een bewust uitgekozen pagina, tegenwoordig wordt er juist een onbewust, nietspeciaal gekozen pagina mee bedoeld. Tevens had het Nederlands vroeger naamvallen en is in sommige gevallen de klemtoon van een woord veranderd. Vroeger was het vierknt, nu is het verkant. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van taalverandering; ook op bijvoorbeeld zinsniveau is er gesleuteld aan onze taal. Maar hoe heeft de Nederlandse taal zich eigenlijk ontwikkeld tot dit huidige Standaardnederlands?

Ontstaan van het Standaardnederlands in de achttiende en negentiende eeuw In de zeventiende en achttiende eeuw standaardiseerde de elite in de grote Hollandse steden de geschreven taal. In officile teksten werd steeds vaker het Hollands geist in plaats van het Frans of het Latijn. Daarom had men behoefte aan een geschreven Nederlandse standaard en dus begon men de dialecten in het schrift te vermijden. In de achttiende eeuw ging men de geschreven standaardtaal ook gebruiken in gesprekken. Deze standaardspreektaal was voornamelijk voorgelezen geschreven taal. De uitspraak liep echter sterker uiteen dan uit de spelling blijkt: het dialect was in de spreektaal duidelijk te horen. Mensen uit de hogere kringen konden elkaars geschriften dus wel lezen, maar de verschillende soorten spreektaal zorgden nog voor veel verwarring. Het gewone volk had niet alleen moeite met de verschillende uitspraken, maar ook met de geschriften. Alleen een kleine

16

kring van hoogopgeleiden hanteerden namelijk de geschreven standaardtaal. Na 1760 steeg de behoefte aan uniforme voorschriften voor de Nederlandse standaardtaal. Niemand in de Republiek was echter bevoegd die te geven. Pas in de Franse tijd (1795-1813) werd taal een zaak van de regering. Zo besloot Lodewijk Napoleon in het Koninkrijk Holland (1806-1810) dat alle officile correspondentie, rapporten en berichten in het Nederlands geschreven moesten worden. Ook verschenen in de Franse tijd de eerste officile Nederlandse spelling- en grammaticavoorschriften. Een standaard zetten In de negentiende eeuw waren er zoveel verschillende spellingsvoorschriften, dat geen n ervan door iedereen werd geaccepteerd. Men hield zich niet aan dezelfde voorschriften, maar gebruikte de regels die hem of haar het meest bevielen. Dit zorgde voor veel verwarring. De Leidse hoogleraar Matthijs Siegenbeek (1774-1854) kreeg daarom van de regering de opdracht een officile spelling te ontwerpen. In zijn Verhandeling over de spelling der Nederduitsche taal en bevordering van eenparigheid in derzelve uit 1804 pleit hij voor een spelling die de beschaafde Hollandse uitspraak moest weergeven ('Schrijf zoo als men spreekt'). Helaas voor Siegenbeek kreeg zijn spelling niet veel aanhangers. Sommige Vlamingen zagen de Siegenbeekspelling als een uitvloeisel van de Noord-Nederlandse expansiedrift en bemoeizucht. Veel Nederlanders walgden van

de spelling, omdat het een resultaat van de drang naar gelijkheid uit de Franse Tijd zou zijn. In die tijd was 'gelijkheid' namelijk n van de kernbegrippen van Nederlandse patriotten. Niet iedereen was blij met deze nivelleringsijver, en het standaardiseren van de taal schoot sommigen daarom in het verkeerde keelgat. Omdat de Siegenbeek-spelling niet erg populair was, stelden anderen nieuwe officile spellingen op. In 1863 kwam De grondbeginselen der Nederlandsche spelling. Ontwerp der spelling, voor het aanstaande Nederlandsch woordenboek van Matthias de Vries (1820-1892) en Lambert Allard te Winkel (1809-1868) uit. Tegenwoordig worden de regels die zij opstelden nog steeds toegepast. De belangrijkste regel van deze spelling is dat men moet schrijven zoals men spreekt. In 1882 erkende de Nederlandse regering deze spelling door haar in het nieuwe Wetboek van Strafrecht te gebruiken. e In het begin van de 19 eeuw verschenen niet alleen diverse nieuwe spellingsvoorschriften, maar ook nieuwe grammatica- en woordvoorschriften. Zo verscheen in 1805 de eerste grammatica van de negentiende eeuw, De Nederduitsche Spraakkunst, van de Nederlandse predikant Petrus Weiland. Hij streefde ernaar de Nederlandse taal op hetzelfde niveau als het Latijn te krijgen. Daarom pleitte hij voor het gebruik van veel verschillende vormen en naamvallen in de schrijftaal. Weiland besteedde in zijn Nederduitsch Taalkundig Woordenboek ook aandacht aan woordsoorten en mogelijkheden

om die te combineren tot woordgroepen. Toch kreeg dit woordenboek kreeg door zijn onvolledigheid geen algemene waardering. Het duurde nog ruim een halve eeuw voordat er een woordenboek verscheen dat door het merendeel van de Nederlanders geaccepteerd werd: het eerste deel van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). De vader van dit woordenboek is Matthias de Vries, die ook al een officile spelling had opgesteld. Dialecten leenwoorden en niet nette, verouderde woorden sloot hij uit. Toen hij stierf had het woordenboek pas de tweede letter van het alfabet bereikt. Andere redacteuren gingen ermee verder. Uiteindelijk werd het laatste deel van het WNT pas in 1998 voltooid. Het WNT is het grootste woordenboek ter wereld en bestaat uit veertig delen van in totaal 45.000 pagina's. Het WNT dient als moederwoordenboek voor alle hedendaagse Nederlandse woordenboeken. Terwijl de algemene schrijftaal steeds uniformer werd, vertoonde de spreektaal nog steeds grote verschillen. Pas in de loop van de negentiende eeuw ging de gegoede stand steeds meer op dezelfde manier spreken. Hoogleraren, waaronder Siegenbeek, overtuigden het publiek dat men veel met taal kon bereiken als iedereen dezelfde regels zou handhaven. Zo ontstond er geleidelijk aan ook een gesprken standaardtaal. Deze gesproken standaardtaal richtte zich noodzakelijkerwijs naar de

17

schrijftaal, omdat men de gesproken standaardtaal nauwelijks te horen kreeg door de afwezigheid van geluiddragers zoals de radio. Dit zorgde ervoor dat men de letter 'n' aan het eind van een woord heel nadrukkelijk uit ging spreken en 'm'n' voortaan werd uitgesproken als 'mijn'. Voor het volk Gedurende de negentiende eeuw breidde de beschaafde gesproken standaardtaal zich uit onder de bevolking. In 1815 richtte koning Willem I het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden op, waardoor de onafhankelijkheid van de provincies werd doorbroken. Er ontstond zo een eenheidsstaat waarin ambtenaren steeds van post wisselden: dit droeg bij aan de verbreiding van de eenheidstaal. Ook werd in hetzelfde jaar de nationale dienstplicht ingevoerd, zodat mensen met verschillende dialecten samenkwamen. Bovendien zorgde de industrialisatie ervoor dat mensen van het platteland naar de stad verhuisden en dus met mensen met een ander dialect in contact kwamen. Ook de reorganisatie van het basisonderwijs bevorderde het gebruik van de standaardtaal. Er werden nieuwe schooltypen opgericht, zoals de mulo (1857) en de hbs (1863). Nederlands deed bij deze schooltypen voor het eerst zijn intrede als schoolvak. In 1876 werd het gymnasium opgericht en werd het Latijn als officile voertaal aan de universiteiten afgeschaft. In plaats daarvan werd Nederlands een hoofdvak op de universiteiten. Aan het eind van de negentiende

eeuw ging het geschreven Nederlands zich aanpassen aan het gesproken Nederlands, in plaats van andersom. De geschreven standaard was namelijk ouderwets geworden en moest zich dus moest conformeren aan de eigentijdse spreektaal. Er was een kloof ontstaan tussen de geschreven en gesproken taal; hoewel de Weilandgrammatica het gebruik van naamvallen voorschreef in de schrijftaal, gebruikte men die in de spreektaal bijna niet meer. Velen vonden constructies als 'het huis zijner ouders' erg verouderd. Met name schrijvers begonnen zich daarom af te zetten tegen de naamvallen en lastige spelling en streefden naar vereenvoudiging van de geschreven taal. Van grote invloed op de vereenvoudiging van de grammatica waren de werken van Dirk de Groot (1825-1895), Tijs Terwey (1845-1893) en Cornelis Herman den Hertog (1846-1902). Zij schreven ieder een grammatica over De Nederlandsche spraakkunst. De Groot verduidelijkte het begrip 'bepaling', Terwey benoemde de nu nog steeds gebruikte namen voor zinsdelen en Den Hertog legde deze zinsdelen zo eenvoudig mogelijk uit en liet het nut van bepaalde taalkundige onderscheidingen zien. Alle latere schoolgrammatica's zijn gebaseerd op het werk van Den Hertog. Zoals de werken van De Groot, Terwey en Den Hertog invloed hadden op de vereenvoudiging van de grammatica, zo had het werk van taalkundige Roeland Anthonie Kollewijn (1857-1942)

invloed op de vereenvoudiging van de spelling. Kollewijn pleitte in zijn artikel Onze lastige spelling uit 1891 voor een gemakkelijkere spelling en eenheid tussen schrijf- en spreektaal. Hij stelde voor om 'te schrijven zoals men spreekt'. De term ABN dook nu voor het eerst op. Men sprak beschaafd als 'men niet kan horen uit welke streek van het land hij of zij afkomstig is'. Kollewijn zorgde er niet alleen voor dat ch in mensch verdween en het verschil tussen ee en e werd afgeschaft, maar hij wilde de schrijftaal ook stroomlijnen. Zo pleitte hij voor kortere, duidelijkere zinnen. De vereenvoudigingen op het gebied van grammatica en spelling droegen bij aan het dichten van de kloof tussen de schrijf- en spreektaal. In 1954 werd het verschil verder verkleind door het bij wet invoeren van een spelling uit 1934, die gebaseerd was op het werk van Kollewijn. Ook verscheen in 1954 de eerste Woordenlijst van de Nederlandse taal, beter bekend als het Groene Boekje. Bovendien verscheen in 1984 de eerste versie van een omvangrijke grammatica, de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS). Van verleden naar heden Werd het ABN rond 1900 door slechts drie procent van de bevolking gesproken, tegenwoordig beheerst maar liefst tachtig procent van de Nederlands het ABN (Een kleine taal met een grote stem. Hedendaags Nederlands, 2009) Hoe heeft de standaardtaal zich de laatste eeuwen zo snel verbreid? En wat is haar

18

toekomst? Onstopbare opmars De opmars van het Standaardnederlands staat in nauw verband met de grote sociale en economische ontwikkelingen van voornamelijk de twintigste en eenentwintigste eeuw. Ten eerste is er de verbetering van het onderwijs. Veel mensen konden in het begin van de twintigste eeuw nog niet lezen en schrijven en het onderwijs liet vaak te wensen over. In de loop van de negentiende eeuw onderging het onderwijs echter een geleidelijke verbetering. Er kwamen meer scholen en betere opleidingen voor onderwijzers. Ook werd de leerplicht geleidelijk verlengd. Het onderwijs werd zo een steeds belangrijkere factor bij de verbreiding van het Standaardnederlands. Een tweede ontwikkeling die leidde tot de snelle verspreiding van het ABN in de twintigste eeuw is de toename van verkeer door de verbetering van de infrastructuur. Door de uitvinding van onder andere de auto en de trein konden mensen zich veel sneller verplaatsen. Veel mensen forensden dagelijks tussen stad en platteland. Door de verbeterde mobiliteit kwam men veel gemakkelijker in contact met mensen uit andere streken die een ander dialect spraken. Mensen hadden daarom behoefte aan een neutrale tussentaal: het Standaardnederlands. Als derde oorzaak van de snelle uitbreiding kan de invloed van de media genoemd worden. Televisie, radio en krant hebben vooral bijgedragen aan de passieve

beheersing van het Nederlands, het lezen en schrijven. De telefoon daarentegen bevorderde juist de actieve beheersing van de standaardtaal, omdat men nu gemakkelijker met mensen uit andere streken in contact kon komen - alhoewel niet in levende lijve. De mensen hadden hiervoor een gesproken tussentaal nodig had.

Toekomst Taalverandering heb je niet in de hand. Hoe het Nederlands zich in de komende eeuwen zal ontwikkelen, is dus moeilijk te voorspellen. Wordt het gebruik van 'hun' als onderwerp ooit goedgekeurd? En zal 'groter als mij' ooit grammaticaal correct zijn? Welke woorden zullen uitsterven en welke zullen geboren worden? Zal het Engels het Nederlands verdrijven? Over de vraag of veranderingen in een taal goed of slecht zijn, verschillen de meningen. In de negentiende eeuw vonden veel taalkundigen dat veranderingen een taal slechter maakten. Rond 1900 waren veel mensen juist van mening dat aanpassingen de taal doeltreffender maakten. Tegenwoordig menen taalkundigen dat een taal niet verbetert of verslechtert, maar dat elke tijd de taal heeft die het beste bij die tijd past. Taal gaat met de mensen mee.
Geraadpleegde literatuur: J. van der Horst en F. Marschall, 'Taalverandering', in: Korte geschiedenis van de Nederlandse taal (Den Haag, 2000) 9-20 N. van der Sijs en R. Willemyns, 'Normen en regels. De standaardtaal in de negentiende en twintigste eeuw', in: Het verhaal van het Nederlands (Amsterdam, 2009) 302-347 P. Sterkenburg, Een kleine taal met een grote stem. Hedendaags Nederlands (Schiedam, 2009) M. van der Wal en C. van Bree, Geschiedenis van het Nederlands (Houten, 2008)

Bovendien dient de standaardtaal als norm, omdat het aanzien heeft. Vroeger was de standaardtaal vooral de taal die mensen uit de hogere kringen gebruikten. De taal van deze gewaardeerde sociale klassen diende als norm voor de lagere klassen. Door de standaardtaal te spreken, probeerden mensen zich, vaak onbewust, de status van de hoge kringen toe te eigenen. Ook tegenwoordig heeft de taal van populaire sociale groepen nog prestige en dat is bevorderlijk voor het gebruik ervan.

19

De Grote Geschiedenisquiz
Is je historische kennis nog up-to-date?
Na een geslaagde eerste versie, die tot veel speculatie leidde en tot de uitreiking van een flesje wijn, hebben we besloten om voortaan ieder nummer een kleine quiz te publiceren om de historische feitenkennis up-to-date te houden. Correcte antwoorden kunnen tot 15 januari worden gemaild naar galapas.let@vu.nl, en ook dit keer is er een flesje wijn te winnen. Geef bij je inzending aan wat voor soort wijn je zou waarderen, mocht je winnen. Veel succes gewenst! De Redactie
1. Het VU-gebouw wordt gesierd met een fraaie griffioen. Waarom is voor dit logo gekozen? A Het was de naam van de eerste decaan van de juridische faculteit van de VU. B Het had een bijzondere religieuze betekenis C Het was de naam van de boer van wie de grond voor de VU werd gekocht. D Het was een allegorie op de wederkomst Christus.

2. De Nieuwe Wereld werd ontdekt door Columbus en zijn zeelieden. Wat was de herkomstregio van de meeste van deze zeegaande avonturiers? A Genua B Galici C Castili D Portugal 3. Dat de Assassijnen geen sprookje maar een werkelijk historisch fenomeen zijn, mag duidelijk zijn. Wat waren de twee belangrijkste hoofdkwartieren van deze orde?
4. Uit welk jaar stamt het oudst nog bewoonde huis van Nederland? A 846 B 1130 C 1268 D 1489

6. Oorlogvoering is iets van alle tijden, net zoals het meenemen van souvenirs 5. Door wie werd keizer Commodus vermoord? A Maximus van Hispania B Cincinnatus C Narcissus D Marcus Macrinus van het slagveld. Wat is niet als souvenir meegenomen? A Tanden B Ogen C Oren D Genitalin

20

7. Hoeveel dagen heeft Belgi zonder kabinet gezeten?

8. Van wie is dit grafschrift? Not to fame or reward, not for place or rank, not lured by ambition or goaded by necessity, but simple obedience to duty as they understood it, these men suffered all, sacrificed all ... and died.

9. Welk boek staat onder studenten bekend als Het Witte Monster? A De Buck B Palmer C De constructie van het verleden D Een kennismaking met de Oude Wereld

10. Sinds jaar en dag strijden de Vu en UvA met elkaar in de Slag om Amsterdam. Wat was het thema van afgelopen editie? A Amsterdam-New York B Krakers C Artis D Vreemdelingen in Amsterdam 11. Over welke historische figuur zijn de afgelopen 10 jaar de meeste biografien verschenen? A Julius Caesar B Jeanne dArc C Napoleon Bonaparte D Winston Churchill

12. Hoeveel doden zijn er, volgens voorzichtige schattingen, in de Tweede Wereldoorlog gevallen?

13. Tussen 1810-1825 ontstaan in de Amerikas een aantal onafhankelijke republieken. Welke is er geen van? A Mexico B Peru C Brazili D Chili

Burgerslachtoffers in Dresden

21

Geheime oorlog
Recensie
In iedere oorlog zijn er altijd speciale wapens die uiteindelijk de doorslag geven. Van de strijdwagens in de klassieke oudheid tot de stealth-vliegtuigen in Irak, iedere oorlog heeft zijn grote geheimen, waarvan de vijand niets dient te weten. De oorlog die echter nog het meest tot de verbeelding spreekt door de geheime technologien en wapens, is er een die niet in een grijs verleden ligt maar nog tastbaar is: de Tweede Wereldoorlog. Al sinds jaar en dag wordt er geschreven over de geheimen van zowel de Axis als de Geallieerden en het mag dan ook niet verwonderlijk heten dat er ook dit jaar een dikke pil over is verschenen, waarin Brian Ford haarfijn zijn visie hierover uiteen zet. Evert Verhoeven

In zijn boek Secret weapons. Technology, science & the race to win World War II legt Ford, in tegenstelling tot veel andere auteurs, niet alleen de nadruk op de oorlog tussen de Duitsers en de Geallieerden. Ook de gebeurtenissen in NederlandsIndi, China en de Verenigde Staten zelf worden duidelijk uiteengezet. Zoals de titel al aangeeft ligt de hoofdlijn van dit boek niet zozeer bij oorlogsvoering en tactieken, maar eerder bij de wetenschappelijke kant van de oorlog. Wie maar even aan de Tweede Wereldoorlog denkt en aan haar geheime wapens, zal zich waarschijnlijk zonder enig probleem de paddestoelvormige wolk boven Hiroshima voor de geest kunnen halen. Ford betoogt echter dat er veel meer geheime wapens zijn geweest, waarvan we het bestaan niet in onze duisterste dromen hadden kunnen vermoeden. Geheime wapens Ford maakt in zijn boek een duidelijk onderscheid tussen de

verschillende disciplines van wetenschappelijke oorlogsvoering. Zo probeert hij allereerst een duidelijk begrip te schetsen van wat er nu exact wordt verstaan onder een secret weapon, alvorens de verschillende

Josef Mengele, de Engel des Doods


wapens te onderscheiden. Jammerlijk is dat Ford, ondanks zijn goede intentie, ook voor zichzelf (en dus voor de lezer) het begrip secret weapon eigenlijk niet kan definiren, waardoor het onduidelijk is wat hij exact wil behandelen in dit werk.

Vliegensvlug Na dit onduidelijke begin van het boek, weet Ford zich in zijn volgende hoofdstukken prima te herstellen. Verreweg de meeste aandacht wordt besteed aan de vliegende wapens, zoals de bijzondere vliegtuigen, bommen en natuurlijk de beruchte V2raket. De tekst is duidelijk en open, zodat zelfs voor een leek de grote lijnen van deze hoofdstukken te volgen zijn. Daarnaast zijn de hoofdstukken voorzien van een grote hoeveelheid afbeeldingen, foto's en krantenartikelen, waardoor de soms wat technische begrippen alsnog duidelijk worden. Omdat dit onderwerp al door veel historici is onderzocht, komt Ford niet met zeer baanbrekende nieuwe ideen. Wel weet hij de reeds gevestigde ideen bijzonder goed uit te leggen, ondersteund met fraai beeldmateriaal. Medische ethiek Na dit eerste deel van zijn boek, over de tastbare vorm van oorlogsvoering, richt Ford zich op ideen en artsen in oorlogstijd.

22

Het mag niet verwonderlijk heten dat bij het hoofdstuk over artsen n naam met kop en schouders boven de rest uitsteekt: Josef Mengele, de Engel des Doods. Zijn experimenten op gevangen worden zeer zorgvuldig beschreven, maar Ford kan het niet laten hier een moreel oordeel over te vellen. Helaas komt hierdoor de wetenschappelijke waarde van deze experimenten niet tot zijn recht. Naast het werk van Mengele komen ook andere experimenten aan bod. Zo wordt de impact van biologische en chemische wapens beschreven en komen ook oorlogsmisdaden van de Japanners (de beruchte Unit 731) en Britten aan de beurt. De grote afwezige in dit verhaal zijn echter de VS: ze worden wel even genoemd, maar alle experimenten die zij op gevangen en zwarten uitvoerden, worden simpelweg goedgepraat door te stellen dat het miljoenen levens heeft gered. Maar in hoeverre deze experimenten nu daadwerkelijk verschillen van de experimenten die door Mengele en de Japanners werden uitgevoerd? Het verschil is op ethisch vlak nauwelijks aanwezig en het is dan ook de vraag waarom Mengele, die met zijn bevindingen ook miljoenen levens heeft gered en de wetenschap vooruit heeft geholpen, wel wordt veroordeeld om zijn immorele gedrag en de Amerikanen alleen maar de hemel in worden geprezen voor hun bevindingen, die zij op exact een zelfde onethische wijze hebben verkregen. Een goed idee? Het onderdeel van de ideen is, net zoals het verhaal over de tastbare oorlogsvoering, weinig vernieuwend. De atoombom is

inmiddels wel bekend en de race om deze als eerste te maken is in de media al vele jaren breed uitgemeten en ook het gebruik van dieren in de oorlog is de laatste jaren vrij bekend geworden. Het een na laatste hoofdstuk, 'Doomed to fail', geeft echter wel een frisse kijk op ideen die ontstonden gedurende de Tweede Wereldoorlog. De death rays (waar onze huidige magnetrons gebruik van maken) zijn interessant, met name de vraag of ze ooit zouden kunnen werken. Echter, ook dit is een wijd en zijd bekend verhaal. De verhalen over tanks met reusachtige wielen (doorsnede van 8 meter) en vliegvelden gemaakt uit ijsbergen maken veel goed. Het zijn de minder bekende plannen, die juist door hun bizarheid de lezer kunnen boeien. Het laatste hoofdstuk van het boek is weer een verhaal op zich: de elektrische geheimen gedurende de oorlog. Verreweg de meeste aandacht wordt besteed aan het ontstaan en de ontwikkeling van de radar en computers, waar ook de Enigmamachine onder valt. Ook in dit hoofdstuk worden niet echt nieuwe zaken verteld, alleen maar herhaald wat er al eerder over is verteld na dit in een aantrekkelijk jasje te hebben gestoken. Het geld waard? Uiteindelijk kan men stellen dat Secret weapons, ondanks zijn weinig vernieuwende inhoud, een bijzonder boek is. Het behandelt niet slechts n aspect van de geheime oorlogsvoering gedurende de Tweede Wereldoorlog, maar geeft een mooi overzicht van alle wapens en ideen. Door de aanwezigheid van veel visueel materiaal en

citaten uit officile documenten krijgt men het idee dat dit boek is gebaseerd op een goed onderzoek en de aanwezigheid van dit materiaal zorgt er tevens voor dat het boek een fraaie layout heeft en uitnodigt tot lezen. Ook de aanwezige bibliografie zorgt ervoor dat men zonder enig probleem zich verder kan verdiepen in het onderwerp dat de lezer interesseert. Het enige zwakke punt binnen dit werk is dat Ford af en toe morele oordelen velt en hierbij met twee maten meet. Desalniettemin is het uiteindelijke oordeel over dit werk: lezen! Zelfs al heb je weinig met oorlogsvoering of de Tweede Wereldoorlog, het is ideaal om rustig te lezen gedurende de lange winteravonden.

Secret Weapons. Technology, science & the race to win World War II Brian J. Ford 24,95 Osprey Publishing

23

Tussen Eden en heden


De rol van religie in de hedendaagse maatschappij
De vraag wat een goede samenleving inhoudt, is regelmatig onderwerp van discussie. Een ieder die meedoet aan deze discussie, meent dat een dergelijke samenleving aan bepaalde eisen moet voldoen. De meningen kunnen daarin wel verschillen. In dit essay staat de rol van religie in de vorming van de samenleving centraal. Er wordt gekeken naar drie religies in de huidige wereld: het Jodendom, het Christendom en de Islam. Maar eerst wordt de rol van religie in het vroegere Mesopotami bekeken, aangezien deze drie religies daar hun oorsprong vinden. Daarna worden het Jodendom, het Christendom en de Islam door de eeuwen heen bekeken. Uiteindelijk zal, aan de hand van een scherpe evaluatie, gekeken worden naar de plaats die religie tegenwoordig in de maatschappij heeft. Bjrn Breij

Mesopotami Voor de Mesopotamische koningen van het derde tot het eerste millenium voor onze jaartelling speelde religie een belangrijke rol: religie legitimeerde hun macht. Met de gunst van de goden konden zij regeren en, belangrijker nog, met religie als basis kon de maatschappij een vaste structuur krijgen. Dit alles blijkt uit de wetteksten van Mesopotami, zoals de codex van Hammurabi. When Marduk sent me to rule over men, to give the protection of right to the land, I did right and righteousness in , and brought about the well-being of the oppressed. Ook de formuleringen van de codex hebben een religieuze achtergrond: de formulering is casustisch en dat duidt op de praktijk van waarzeggerij. If he break another man's bone, his bone shall be broken. In de codex stonden ook de verhoudingen binnen de samenleving geformuleerd. Er is een standenrechtspraak om de hirarchie in stand te houden met

bovenaan de goden, dan de koning en helemaal onderaan de slaven. Ook wordt duidelijk dat het gedrag van de mensen binnen strikte banen geleid werd, zoals bleek uit de strafmaat. If a man bring his hand against the wife of a man, treating her like a little child, and they prove it against him, and convict him, one of his fingers they shall cut off. De codex had dus een duidelijk doel, namelijk een stabiele samenleving waarbinnen iedereen zijn plek heeft en waarbinnen gedrag duidelijk gestuurd kan worden. Religie voorzag dus in een gestructureerde samenleving, met een koning aan het hoofd die instond voor rechtvaardigheid. Houvast Nu wordt de betekenis van het Jodendom, het Christendom en de Islam bekeken. Deze godsdiensten boden ten eerste een houvast in het leven en bovenal een verklaring voor het bestaan van de wereld. Het scheppingsverhaal van de drie religies laat er geen twijfel over bestaan dat God alles in deze

wereld geschapen heeft. God zei: 'Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa's van elkaar scheidt.' En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven. Hij noemde het gewelf hemel. Dat is een antwoord op de vraag wat de oorsprong van alles is. Een vraag die mensen sinds mensenheugenis bezighoudt. Daarnaast zorgden deze religies voor zekerheid na de dood; een onderwerp dat ons ook tegenwoordig nog bezighoudt. Ze hadden namelijk als doel om mensen in het leven te begeleiden naar de hemel en als men zich niet aan de regels hield, dan wachtte de hel. En die geloven in hetgeen je is geopenbaard en in hetgeen vr je is geopenbaard, en een standvastig vertrouwen hebben in dat wat komen zal. Zij zijn het, die de leiding van hun Heer volgen en zullen slagen. Zeker, zij die (de waarheid) verwerpen, het is hun om het even, of je hen waarschuwt of niet zij zullen niet geloven. God heeft hun hart

24

en oren verzegeld en over hun ogen is een sluier en hen wacht een zware straf. Naast deze taak nam God dus ook de taak op zich om de mensen te begeleiden in hun harde bestaan en daarmee een houvast te zijn. The children of Israel said to them, If only we had died by the hand of the Lord in the land of Egypt, when we sat by pots of meat, when we ate bread to our fill! For you have brought us out into this desert, to starve this entire congregation to death. So the Lord said to Moses, Behold! I am going to rain down for you bread from heaven, and the people shall go out and gather what is needed for the day, so that I can test them, whether or not they will follow My teaching. Het geloof beantwoordde dus aan de behoeften van mensen aan zekerheid, veiligheid en geluk. Het speelde in die zin een positieve rol in het menselijk bestaan en gaf het leven vorm. Religie als raamwerk Ook vormden het Jodendom, het Christendom en de Islam net als de religies uit het Oude Oosten een raamwerk waaromheen de structuur van de samenleving gevormd werd. In het Oude Testament werd de macht van de koning op dezelfde wijze gelegitimeerd als in Mesopotami: de koning was door God voor de joden aangesteld om de mensen te leiden. Het geloof stond verder centraal

in de rechtspraak. In de Lex Frisionum, een wettekst gemaakt voor het volk der Friezen uit het jaar 790 na Christus, wordt God namelijk meerdere malen geraadpleegd bij de bepaling van de straf. In de Islamitische wereld stond religie ook op een belangrijke plek door de

prominentie van de Islamitische rechtsgeleerden, de ulama, en het Islamitische recht, de Shariah, binnen het systeem. Bovendien staan zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament duidelijke geloofsregels geformuleerd; een ieder heeft natuurlijk van de tien geboden gehoord. Het geloof biedt dus regels waar de mensen zich aan moeten houden. Religie in de wetenschap en de handel Verder speelden het Christendom, het Jodendom en de Islam een belangrijke rol in de wetenschap en de handel. Er zijn talloze geleerden geweest met een geloofsachtergrond en dat zijn niet de minsten: Thomas Aquinas, Ibn Rushd en Maimonides. Elk heeft wetenschappelijke werken afgeleverd waarin het geloof centraal staat. Let us proceed to the fifth point. It seems that sacred doctrine is not worthier than other sciences. Certitude

contributes to the worth of a science; yet other sciences, the premises of which cannot be doubted, seem to be more certain than sacred doctrine, the principles of which (that is, the articles of faith) are open to doubt. Er is hier geen sprake van de dogmatiek zoals in de heilige boeken maar van argumentatie. Een bekend voorbeeld uit latere tijden komt van Descartes met zijn godsbewijs. Bovendien speelde het geloof een belangrijke rol in de handel. Het feit dat met internationale handel ook het geloof verspreid kon worden, was een reden voor machthebbers om de handel te stimuleren. Daarnaast verschafte het geloof regels waarbinnen op legitieme wijze gehandeld kon worden. Tegenwerpingen Uit het voorafgaande blijkt dat religie veel positieve invloed heeft gehad. Het bood mensen houvast en veiligheid, de samenleving een structuur en het speelde bovendien een belangrijke rol in de ontwikkeling van de wetenschap en de handel. Desondanks is er kritiek op religie. Op de eerste plaats is een belangrijke vraag of er voor het geloof tegenwoordig nog wel plek is. Ook de geloofsopvattingen zijn een punt van discussie. Deze kritiekop het geloof is overigens van alle tijden. Geloof

25

werd vanaf de Renaissance als een conservatief bolwerk gezien dat een gelukkig leven op aarde in de wegzat, dat wetenschappelijke ontwikkelingen blokkeerde en oorlog en ellende veroorzaakte. Het ging hier nota bene om het Christendom, en dan wel dat van West-Europa. Daarnaast zijn het Jodendom, het Christendom en de Islam het resultaat van conflicten rondom het geloof. Het Christendom was in het begin namelijk een Joodse sekte die in opstand kwam tegen de Farizeen en Sadduceen. De Islam ontstond nog later. De profeet Mohammed beweerde namelijk dat zijn boodschap van God de enige ware was en dat de Joden en Christenen God verkeerd begrepen hadden. De drie religies hadden dus een gemeenschappelijke achtergrond, maar van meet af aan was er rivaliteit. De lijst van geloofsconflicten is ellenlang: de kruistochten, de strijd tussen Soennieten en Shiieten, de strijd tussen Joden en Moslims in het Midden-Oosten en de godsdienstoorlogen in Europa. En dit zijn slechts enkele voorbeelden. De oorzaak zit misschien wel in de heilige boeken zelf: And he said, For there is a hand on the throne of the Eternal, [that there shall be] a war for the Lord against Amalek from generation to generation. Bovendien is het geloof op het gebied van ontwikkelingen in de samenleving een groot obstakel geweest. Meerdere wetenschappers werden namelijk vervolgd, omdat hun ontdekkingen tegen de leer ingingen. Galileo werd bijvoorbeeld vervolgd na zijn uitspraken over het heelal waaruit bleek dat de aarde niet het centrum was, zoals de Kerk altijd

beweerd had . Ook zat het geloof in de weg op het gebied van eigen initiatieven of ontwikkelingen binnen het geloof. De Katharen in ZuidFrankrijk hebben het in de twaalfde eeuw wel geweten en de kritiek op de corruptie van de Kerk en het daaruit ontstane Lutheranisme en Calvinisme heeft een hoop brandstapels doen onstaan. De Kerk was dus een conservatieve kracht die veel ontwikkelingen tegen probeerde te houden, vaak met bloedige gevolgen. Dergelijke ontwikkelingen hebben zich in het Jodendom niet voorgedaan. Een reden hiervoor kan zijn dat de Joden geen eenheid meer vormden om eigen ontwikkelingen door te zetten. Ze leefden namelijk onder het juk van heersers, met de bijbehorende pogroms. Of ze werden wel beschermd, zoals in het Osmaanse Rijk, maar hadden daar geen politieke inspraak. De Islam heeft vooruitgang geboekt op meerdere gebieden. In het Osmaanse Rijk en het Mughal Rijk was er tolerantie en een zekere mate van seculariteit. Er was sprake van allerlei ontwikkelingen op het gebied van cultuur, waarvan prachtige bouwwerken als de Taj Mahal een goed voorbeeld zijn. Toch was het binnen deze religie ook niet enkel rozengeur en manenschijn, want het Safavidische rijk was erg conservatief en de Islam heeft ook niet eenzelfde continuteit gehad als in het Westen, waarbij de samenleving zich door de eeuwen heen bleef ontwikkelen. Afsluiting Religie heeft zeker veel positieve invloed gehad. Mensen hebben behoefte aan structuur, veiligheid, zekerheid en geluk, en religie

voldeed aan al die behoeften. Ook speelde het een belangrijke rol in de wetenschap en de handel. Het leven heeft zich echter verder ontwikkeld en religie bewoog nauwelijks mee. Naarmate de samenlevingen zich verder ontwikkelden, werd geloof een bron van onrust, rivaliteit en conservatisme met bloedige gevolgen. De boodschap van een religie is wel positief, mits er geen andere religie zou zijn. Elk geloof heeft het namelijk alleen goed voor met haar eigen aanhangers. De geschiedenis heeft zeker tolerantie gekend op religieus vlak, maar dat is nooit permanent geweest. Welke positieve rol religie vandaag de dag inneemt, is daarom een kwestie waar de meningen over blijven verschillen.

26

Maaike Bloem

Jongleren
12 oktober 2011. Als voorzitter moet je heel wat balletjes in de lucht houden. Nu is mij ook nog gevraagd een column te schrijven voor de Galapas over mijn ervaringen als voorzitter van Merlijn. Waar deze column over moest gaan maakte niet uit, en geloof me dan heb je heel wat om over te schrijven. Uiteindelijk is het dan toch gelukt om iets te bedenken. Als voorzitter heb je het namelijk behoorlijk druk. Zo begon mijn college jaar niet met het eerste college maar al een paar weken eerder met de IDEE-week. Hiervoor moest toch al behoorlijk wat besproken worden met de rest van het bestuur. Bovendien moest de overgang van het oude naar het nieuwe bestuur goed worden voorbereid. Maar het college jaar begint niet alleen met praktische zaken zoals 'wie regelt wat?' en 'hoe moeten we dit gaan aanpakken?', het begint ook met een mentale voorbereiding. En deze voorbereiding wordt behoorlijk gestimuleerd door ouders en vrienden die, hoewel goed bedoeld, overmatige interesse kunnen tonen in je aankomende taak als voorzitter. Hoe vaak heb ik al wel niet in augustus gehoord: ' En hoe bevalt het als voorzitter? Heb je het erg druk?' Als je dat maar vaak genoeg hoort kun je je aankomende taak al bijna niet meer voor je uitschuiven en moet je wel na gaan denken, want hoe zal het eigenlijk zijn als voorzitster van Merlijn? worden. Dat het druk is heb ik pas goed gemerkt toen ik afgelopen weekend met veertig graden koorts op bed lag. Normaal denk je dan alleen aan de achterstand die je oploopt voor je studie, maar nu moest ik mij ook nog zorgen maken om allerlei bestuurstaken die ik had. En als je dan eenmaal beter bent begint de grote inhaalslag voor studie en bestuur. Dat is dan ook de reden dat ik nu, op de ochtend voor het introductieweeken d en op de deadline van de Galapas, deze column aan het typen ben. Ik vermoed dat ik dit jaar heel wat balletjes in de lucht zal moeten houden. Dus wie weet ben ik aan het eind van het jaar met wat oefening een volleerd jongleur.

Ik kan jullie vertellen, het bevalt goed, maar het is wel druk. Behoorlijk druk zelfs, want als student is er ook meer in het leven dan studie. Er zijn ook nog zaken als werk, vrienden en familie en deze moeten allemaal in balans gehouden

27

Voorbij kwaliteit, naar Emancipatoir Onderwijs


Kwaliteit in het onderwijs is van groot belang, maar minstens zo belangrijk is het doel van onderwijs. Hier laten we in Nederland een steekje vallen.
Jeremy Crowlesmith & Jilles Mast (Kritische Studenten Utrecht)

ls je kijkt naar de meest gerenommeerde universiteiten ter wereld zoals Cambridge, Harvard of MIT wordt al snel duidelijk wat kwalitatief hoogstaand onderwijs nodig

heeft: kleine groepen, intensief contact met docenten en intellectuele vrijheid. In dit essay zullen we uiteenzetten waarom dit alles op zichzelf niet genoeg is en dat wanneer we als doel hebben van de wereld een betere plek te maken, we onderwijs nodig hebben dat emancipatoir is. Onderwijs dat mensen in staat stelt om hun leefwereld beter te begrijpen, met als doel positieve veranderingen te verwezenlijken.

Education is not preparation for life; education is life itself - John Dewey
Empathie is echter niet het eindresultaat en op zichzelf onvoldoende. Een beter begrip van de processen die onze wereld hebben gevormd stelt ons vervolgens in staat hier op een betere manier mee om te gaan. Wanneer bij nadere bestudering blijkt dat sommige van deze processen schadelijk zijn, bijvoorbeeld voor het milieu, democratie of de economische positie van grote groepen mensen, dan is kennis hierover essentieel om er iets aan te kunnen veranderen. Het is de De geesteswetenschappen stellen mensen dus in staat een beter begrip te krijgen van de wereld om hen heen waardoor empathie met andere mensen en groepen mogelijk wordt. nadruk op handelen waarmee emancipatoir onderwijs voorbij gaat aan de ontwikkeling van empathie.

Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van emancipatoir onderwijs is de ontwikkeling van empathie. De invloedrijke filosofe Martha Nussbaum houdt in haar pamflet 'Niet voor de winst', een pleidooi voor het belang van de geesteswetenschappen in de ontwikkeling van empathie. Een steun in de rug voor deze opleidingen (waaronder filosofie en geschiedenis) waarvan de financiering in toenemende mate onder druk is komen te staan, omdat deze volgens beleidsmakers geen direct economisch belang dienen.

Empathie is het vermogen om je in te leven in de gevoelens, verlangens en ideen van een 'ander', hetzij een persoon of een groep. Nussbaum wijst op het risico dat tegenwoordig in toenemende mate menselijke interacties plaatsvinden binnen de schrale normen van de markt, waar mensenlevens in de eerste plaats worden gezien als iets om winst mee te behalen. Het welzijn van de ander is dan alleen maar relevant in de mate waarin het die winst schaadt.

28

Zonder kennis over het functioneren van de wereldeconomie is het voor de PVV makkelijk om te zeggen dat moslims en luie Grieken de oorzaak zijn van onze problemen.
Een voorbeeld van emancipatoir onderwijs in de praktijk is de UNISUR* in Mexico. Deze drie jaar jonge universiteit komt voort uit de strijd van verschillende inheemse volkeren tegen hun eeuwenlange uitsluiting en uitbuiting. Studenten van alle leeftijden en achtergronden kunnen hier gratis onderwijs volgen dat vrijwillig gegeven wordt door docenten. Dit onderwijs heeft als doel de problemen die centraal staan in hun gemeenschappen te signaleren, de achterliggende oorzaken hiervan te begrijpen en concrete oplossingen te vinden. De UNISUR is ook een plek waar studenten met verschillende culturele achtergronden samenkomen en op een nieuwe manier met elkaar verbonden raken. Het belang van deze nieuwe relaties kan niet worden onderschat. Zo ondervinden bijvoorbeeld veel kleinschalige Mexicaanse boeren nog steeds de negatieve gevolgen van het in 1994 gesloten NAFTAvrijhandelsakkoord. Met de sterke groei van de import van gesubsidieerde mas uit de VS zijn velen van hen failliet gegaan. Door samen te komen kunnen er ideen over overlevingsstrategien worden besproken. Ook kan er kennis worden opgedaan over het proces en Het is natuurlijk van essentieel belang dat emancipatoir onderwijs Het nut van emancipatoir onderwijs lijkt op het eerste gezicht groter voor een relatief arm land zoals Mexico dan voor een welvarend land als Nederland. Desondanks zou ook hier emancipatoir onderwijs een belangrijke rol kunnen spelen. Denk bijvoorbeeld aan de groeiende groep de ideologie achter een dergelijk vrijhandelsakkoord, waarmee duidelijk wordt dat de gemeenschappen in hetzelfde schuitje zitten en niet elkaar de schuld hoeven te geven van hun misre. Verzet tegen de omstandigheden wordt op deze manier mogelijk en veel effectiever. geen emancipatoir onderwijs zou zijn als het niet zo toegankelijk mogelijk is voor iedereen. Voor inspiratie kijken we weer even naar de Mexicaanse UNISUR. Hier reizen studenten twee keer per maand vanuit hun gemeenschappen naar een van de locaties van de UNISUR waar ze een heel weekend college volgen. Op deze manier houden ze tijd over om zichzelf en hun families te onderhouden, en blijven ze in contact met hun eigen gemeenschap. Als dit kan worden bereikt met de beperkte middelen die de studenten tot hun beschikking hebben dan is er geen reden waarom emancipatoir onderwijs in Nederland geen succes

werknemers die op dit moment - of in zou kunnen hebben. Een eerste logische stap zou zijn het onderwijs de nabije toekomst - hun baan verliezen. Zonder achtergrondkennis over het functioneren van de wereldeconomie en het kapitalisme, is het makkelijk voor de PVV om te zeggen dat niet ons financile systeem de oorzaak is van onze problemen, maar moslims, of luie Grieken. Kennis over de wereld is voor iedereen van belang om te voorkomen dat bestaansonzekerheid leidt tot xenofobie. *MIT: Massachusetts Institute of Technology *NAFTA: Nort American Free Trade Agreement *UNISUR: La Universidad Intercultural de los Pueblos del Sur gratis te maken, maar hoe zouden stappen twee, drie en tien naar vrij toegankelijk emancipatoir onderwijs er in Nederland uit zien? Dat laten we open voor de lezer, iedereen met een hart voor onderwijs is namelijk nodig om hieraan te bouwen.

niet beperkt blijft tot een kleine groep. (Interculturele volkeren Universiteit van het Zuiden) Je zou zelfs kunnen zeggen dat het

Krantje Boord 2.0 - Denk met ons mee over hoe emancipatoir onderwijs er in Nederland uit zou kunnen zien op kritischestudenten.nl

29

Architecture of religion
The Ethiopian Orthodox Church and her religion
In the Old City of Jerusalem stands one the most fascinating churches in existence, the church of the Holy Sepulchre. The building is located on the site where Jesus was allegedly crucified and has been in active use since at least the fourth century A.D. Currently the Holy Sepulchre church is jointly administered by the Eastern Orthodoxy, Oriental Orthodoxy and Roman Catholic Church, thereby making the building effectively a simultaneum mixtum or shared church. Each religious denomination has its own area within the building, which they may decorate to their own liking. Curiously, whereas the decorative choices of most religious denominations closely resemble the religious buildings in their home countries, such is not the case with the Ethiopian Orthodox Church. Their section within the Holy Sepulchre Church is intentionally left without much decoration or light, in sharp contrast to all other sections of the Church. Why is the Ethiopian section so different? And how does it represent the Ethiopian Orthodox Church? Hester Borm

The Holy Sepulchre


The Ethiopian Orthodox section within the Holy Sepulchre Church consists of two rooms which are connected by a long, narrow tunnel. The first room can be accessed from one of the main halls within the church and displays several religious paintings, a centerpiece, some wooden benches and other curious artifacts. The second room, only accessible via a tunnel that connects it with the first room, is kept curiously void of light or decoration. Despite a few burning candles, the room is maintained entirely dark and empty.

The Holy Sepulchre in Jerusalem


In Ethiopia
The Ethiopian Orthodox Church currently has a membership of forty to fifty million people, mainly in Northern Ethiopia. They live dispersed amongst the many small religious communities, in cities such as Addis Abeba or Gondar or, more commonly, on the countryside. Ethiopia remains a predominantly agricultural society (84%), although it is rapidly urbanizing. There are four main types of public religious buildings Ethiopian Christians can visit, namely: monasteries, local communal churches, local individual churches and large religious centers. Monasteries and

large religious centers are generally found close to (former) power centers, such as Lalibela (Zagwe Dynasty, 10th- mid 13th century AD), the Lake Tana monasteries (Gondar, 16th- 20th century AD) and the Church of our Lady Mary of Zion (Axumite kingdom, 400BC-1000AD). Local communal churches and local individual churches can be found anywhere in the country. There are some important interrelated functional differences between the four types of religious buildings just mentioned and these are clearly reflected in the chosen spatial arrangements. Monasteries and local individual churches tend to be exclusionary, whereas local communal churches and large

30

Small monastery in the Tigray mountains religious centers are generally inclusionary. One aimed to God, and the other to his earthly following, as I will argue in the following paragraphs. churches fill up entirely with people, but at other times they are largely empty. Visitors may sit on the scantly provided wooden benches or remain standing. The overall impression of these public buildings is one of space, community and light. central heating, running water or other type of modern comfort available. The focus is entirely on the devotion of God through solitude, modesty and discipline. God or the people? The architectonic differences between these four public religious buildings reflect the important division in the Ethiopian Orthodox Church between the people and God. Some religious buildings are designed for the earthly, and others for the divine. Ethiopian communal buildings are clearly made for the subordinated. They provide the faithful with a relatively limited selection of symbols to admire: a modest main entrance, a centerpiece, some religious symbols and paintings. More importantly, they promote the dominant social organization of the Ethiopian Orthodox Church, an organization in which priests clearly take the lead, followed by a small seated elite. They control who is permitted to see what is behind the cloth, who may use the benches and who may enter the church. Ethiopian individual buildings, on the other hand, are clearly designed for the divine. Social differentiation and intermingling with earthly affairs is actively discouraged. There is no

Local communal churches and large religious centers


Local communal churches and large religious centers are built for people. Although the size and shape of the structures may vary, their main purpose remains clear: to provide a space where people can unite in the presence of God, under the careful guidance of priests. This space has a number of fixed elements, such as: a modest main entrance, one or several smaller entrances, one main hall with adjoining centerpiece or altar, several smaller halls with small altars and a variety of religious symbols. In the middle of the centerpiece hang one or several cloths that hide the principal religious paintings from sight. Local priests may decide when and to whom to show these paintings. On the walls few religious paintings are presented, usually of Mary with Child, Saint George (the patron saint of Ethiopia), Jesus or other biblical scenes. Modern technologies are welcomed in communal buildings, where they often serve to enlighten religious services. During mass

Monasteries and local individual churches


Monasteries and local individual churches are built for God, and their main purpose is to provide a space for people to isolate themselves from the world. Through regulation, camouflage and distance people are strongly discouraged to enter these sites. Only (near) resident local priests, friars and monks maintain the buildings, often with great care. Inside one may find a number of recurrent objects, such as: one or several smaller entrances, small halls, a variety of religious symbols and walls covered with richly painted biblical scenes. Some buildings also have a main hall and a centerpiece with cloth and hidden religious paintings, again controlled by local priests. Inside there are no benches. The guardians often carry modified sticks that enable leaning (with their hands) and cloths to be used as beds. There is no electricity,

31

Church of the Lady Mary of Zion, Axum

center, no privileged section and little comfort. However, religious symbols are omnipresent, a reminder to the chosen few to not disregard their duty.

Back to the Holy Sepulchre Church


My study of the religious architecture in Ethiopia offers some important clues about the mystery of the their representation in the Holy Sepulchre Church. 'Why is the Ethiopian section so different from other churches?', I wondered at the beginning of this article. It appears the section represents the Ethiopian Orthodox church rather accurately, as a church that is radically different from other Christian denominations, and that therefore chose a different presentation of itself within the Holy Sepulchre Church. This presentation underscores the strictly enforced separation between the earthly and the divine, between the communal and the individual,

and between austerity of mind or body. Contrary to many other Christian faiths, the Ethiopian Orthodox presents sober communal buildings and rich solitary confinements. God and his guardians carefully guard their privileged, mystified position. The empty dark, candlelit room is the message, and other the medium by which to convey it. Bibliography - Interview with dr. Charles NienKirchen, leading expert on the Ethiopian Orthodox Church, conducted on 15 Januari 2011 in Tigray, Ethiopia - Talal Asad, The Construction of Religion as an Anthropological Category in Michael Lambek ed., A reader in the anthropology of religion (Malden 2007), pp. 110123 - Petros J. Gebeto, No more thirst: the citizens of the Nile (2010) - Edmund R. Leach, The gatekeepers of heaven: Anthropological Aspects of

Grandiose Architecture, Journal of anthropological research (1983). Vol. 39, Iss. 3, pp. 243-264 - Habtemariam Kassa, Agricultural extension in Ethiopia: Historical Evolution, Relevant Policies, and Challenges, in Taye Assefa ed., Digest of Ethiopia's national policies, strategies and programs (Addis Ababa 2008) - J.R. Macpherson, The church of the resurrection, or of the Holy Sepulchre, English Historical Review (1892) Vol. 7, p.417-436, p. 669-684 - Bahru Zewde, Society, state and history (Addis Ababa 2008)

32

De Boerenoorlog
Een concert der mogendheden?
De Boerenoorlog, die tussen 1899 en 1902 heel Zuid-Afrika in vuur en vlam zette, was een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis. Het was het eerste conflict sinds de Krimoorlog (1853-1856 ) dat voor internationale beroering zorgde, en de Europese grootmachten tegen elkaar uitzette. In de strijd om dominantie streden Groot-Brittani, Duitsland en Portugal tegen elkaar, hierbij gesteund door Nederland en Frankrijk. Hoewel de oorlog officieel enkel tussen de Boerenrepublieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat enerzijds en Groot-Brittani anderzijds ging, had deze David en Goliath-strijd grote percussies; het was een van de grote conflicten in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog. Bjrn Breij

Het politieke toneel Het einde van de negentiende eeuw was een periode vol politieke spanningen. De strijd om kolonin, het streven naar maximale economische groei en vooruitgang, het gevoel van superioriteit ten opzichte van anderen en het daaraan verbonden sterke nationalisme tekenden de tijd. Maar ook prestige speelde een rol. En wat was nu prestigieuzer dan territoriale uitbreiding in zuidelijk Afrika? Voor het uitbreken van de Boerenoorlog, was het zuiden van Afrika al het speelveld van verschillende onafhankelijke republieken en Europese grootmachten. Duitsland heerste over Zuidwest-Afrika, Portugal had Mozambique en de Britten maakten de dienst uit in Natal, Kaapkolonie, Brits Bechuanaland

en Rhodesi. Daarnaast waren er twee onafhankelijke Boerenrepublieken; Transvaal en Oranje-Vrijstaat. De bewoners van deze laatstgenoemde republieken vormden een vrije gemeenschap van veelal blanke

weggetrokken. De Europese grootmachten hadden allen de ambitie om hun eigen kolonie uit te breiden, en betrokken de twee onafhankelijke republieken intensief in hun plannen. Zo had Duitsland in Zuidwest-Afrika een basis vanwaar zij geheel zuidelijk Afrika wilde domineren met behulp van haar 'broedervolk', de Boeren in de nabijgelegen Boerenrepublieken. Ook Portugal had een stevige basis in het gebied, maar haar plannen waren onduidelijk. Portugal stond het toe dat buitenlandse

nazaten van VOC-medewerkers die zich in de zeventiende eeuw in de regio hadden gevestigd. Oorspronkelijk bewoonden deze Boeren ook Natal en de Kaapkolonie, maar zij waren hier al in het verleden door de Britten uit verdreven of vrijwillig uit

mogendheden een economische basis konden krijgen rond Delagoa Bay (Mozambique). Groot-Brittanie ten slotte, de grootmacht waarvan het meeste initiatief kwam, streefde naar volledige controle, en bracht hiervoor steeds meer gebied

33

onder haar bewind. Zij waren echter bevreesd dat de Boeren hun invloed zouden uitbreiden en uiteindelijk heel zuidelijk Afrika konden gaan domineren. Transvaal en Oranje-Vrijstaat daarentegen waren juist huiverig bang onder Britse hegemonie te geraken, en zij wilden hierom een onafhankelijke koers blijven varen. Door deze tegenstrijdige belangen en ambities begon zich in zuidelijk Afrika langzaam een gespannen situatie te ontwikkelen. Preludes Het eerste conflict tussen de Boeren en de Britten ontstond in 1877, toen de Britten in de oorlog tegen de Afrikaanse Zulus een protectoraat instelden. De president van Transvaal Paul Kruger wist dit besluit gedeeltelijk terug te draaien en de onafhankelijkheid van zijn land weer te herstellen. Enkele jaren later brak er echter weer een conflict uit, ditmaal van grotere schaal. De Eerste Boerenoorlog of Transvaaloorlog (1880-1881) vormde een tweede poging van de Britten of Transvaal te annexeren. Na een reeks schermutselingen wisten de Boeren hun onafhankelijkheid veilig te stellen, maar was dit van lange duur?

Economie en Brits imperialisme Groot-Brittani wilde al langere tijd haar invloed in zuidelijk Afrika vergroten en hanteerde hiervoor steeds agressievere technieken. Sinds 1976 streefden de Britten naar het stichten van een Zuid-Afrikaanse unie, die door haarzelf geleid zou moeten worden. Hiervoor waren ze

geen macht over hadden en wat mogelijk handel kon drijven met de aanwezige Portugezen en Duitsers in nabijgelegen kolonin. Dit zou voor de Britten immers extra concurrentie betekenen. Deze angst werd vergroot door de spoorweg die tussen Transvaal en Delagoa Bay in het aangrenzende Portugese Mozambique liep. Door deze spoorweg konden goederenstromen een andere richting gaan krijgen, ten nadele van de havens in de Kaap en Natal. Delagoa Baywas bovendien van belang voor de Britten, omdat het op hun vaarroute via het Suez kanaal lag. Een andere reden waarom de Britten niet blij waren met de economische bloei van de

vanuit Rhodesi (een groot gebied ten noorden van Transvaal) begonnen om gestaag hun invloed uit te breiden. Doorn in het oog voor hen waren de Boerenrepublieken, waar veel natuurlijke grondstoffen en economische activiteit was. Diamanten en goud waren in Oranje-Vrijstaat en Transvaal in overvloed aanwezig, en dit resulteerde vooral in Transvaal in een economische opleving. Dit alarmeerde de Britten, die vreesden dat het economische zwaartepunt naar Transvaal zou verschuiven, een gebied waar zij

Boerenrepublieken was de nauwe relatie die zij met de Duitsers onderhielden, een volk waarmee zij sympathiseerden. Gevreesd werd dat de Duitsers de macht konden grijpen in het gebied. Ten slotte was men voornamelijk bezorgd om Transvaal, die mogelijk omringende gebieden kon gaan domineren. Alarmerende berichten waren verschenen die meldden dat de Boeren beschikking hadden weten te krijgen over de meest moderne Franse en Duits wapens. Gezien deze veranderde

34

omstandigheden in zuidelijk Afrika, begon men Groot-Brittani te overwegen om direct in te grijpen, om zo de situatie in hun voordeel te beslechten. Uitbreken van de Boerenoorlog In 1896 vertaalde de toegenomen Britse bezorgdheid zich in acties, toen zij een in 1986 een couppoging in Transvaal ondernamen. Deze zogenaamde Jameson Raid mislukte jammerlijk, en had als ongunstig bijeffect dat het de publieke opinie jover de Britten in zuidelijk Afrika ernstig schaadde. Voor de couppoging steunden de Boeren in de Britse gebieden de Engelse politiek en ook Oranje-Vrijstaat was niet in conflict met de Britten. Na de Jameson Raid veranderde de stemming onder de Boeren en begonnen ze zich te verenigden tegen hun gemeenschappelijke vijand, het imperialistische GrootBrittani. De Boeren begonnen aanvallen uit te voeren op Brits gebied en probeerden zo de vijand te overrompelen .Ze genoten hierbij de steun van de Boerencommando's uit het Britse Natalia, de Britse Kaapkolonie en Duits Zuidwest-Afrika. Ook uit Nederland kwamen vrijwilligers, die zich om historische redenen verbonden voelden met de Boeren. Zowel de Britten als Boeren zetten Afrikanen in.

Ter verdediging tegen de aanvallen van de Boeren, zetten de Britten aanvankelijk alleen eigen troepen in. Ze dachten dat ze de oorlog makkelijk zouden winnen, en meer niet nodig was. Ze kwamen er echter al snel achter dat dit niet zo was. Resultaten vielen tegen, en die leidde in het moederland tot een verhitte sfeer van nationalisme, strijdbaarheid-

politieke voordelen van steun zagen, durfden zij het niet aan om de Britten militair te lijf te gaan. Daarom bleven hun protesten beperkt tot de diplomatieke kring, en hierdoor ineffectief. De Britten konden in zuidelijk Afrika hun gang gaan, en de Boeren door hun militaire suprematie uiteindelijk overwinnen. Pas twee decennia later durfden de Europese grootmachten Groot-Brittani tegen te gaan, met alle gevolgen van dien. Geraadpleegde literatuur:
- Bossenbroek, Martin, Holland op zijn Breedst, Indi en Zuid-Afrika in de Nederlandse Cultuur omstreeks 1900 (Amsterdam 1996) 9-351.

en superioriteitsgevoelens. In een poging het tij te keren kwamen massale geldinzamelingen op gang, meldden vrijwilligers zich aan, werden Britse soldaten uit andere kolonin gehaald en draaide de pers overuren. Hierdoor raakte het hele Britse Rijk betrokken bij de oorlog. Politiek op de achtergrond Maar ook andere Europese grootmachten mengden zich in de strijd, al dan wel op de achtergrond. Nederland, Frankrijk en Duitsland betuigden hun steun aan de Boeren, maar wilden niet verder ingrijpen. Ondanks dat zij zich verbonden voelden met hun Germaanse broeders, en de

- Cain, P.J. and A.G. Hopkins, British Imperialism, Innovation and Expansion 1688-1914 (Longman, London and New York) 369-396. - Cammack, Diana, 'The Politics of Discontent: The Grievances of the Uitlander Refugees, 1899-1902', Journal of Southern African Studies 8, 2 (1982) 243-270. - Henshaw, Peter, 'The Key to South Africa in the 1890s: Delagoa Bay and the Origins of the South African War', Journal of Southern African Studies 24, 3 (1998) 527-543. - Nasson, Bill, 'Waging Total War in South Africa: Some Centenary Writings on the Anglo-Boer War, 1899-1902', The Journal of Military History 66, 3 (2002) 813-828. - Smith, Iain R., The Origins of the South African War, 1899-1902 (Longman, London and New York) 1-56, 70-132, 218-221.

35

Student in het buitenland:


Vincent in Berlijn

Naam: Vincent Bijman Studie: 2e jaar Geschiedenis Waar: Freie Universitt Berlin Wanneer: 01-04-2011 29-07-2011 Wat: Studieuitwisseling Eindoordeel: 9

Links: Slot Sanssoucci, het zomerpaleis van Frederik II, net buiten Berlijn. Rechts: Vincent op de Alexanderplatz

Waarom ben je op uitwisseling naar de Freie Universitt gegaan? Voordat ik aan mijn studie geschiedenis begon had ik al het idee om tijdens mijn studie als uitwisselingsstudent naar Berlijn te gaan. Ik had eerder al enkele keren Berlijn bezocht, en kwam er toen achter dat Berlijn een stad is waar je langer moet zijn om een idee te krijgen van wat er allemaal te beleven is. Ik kende Berlijn als een heel creatieve stad, met veel moderne geschiedenis die nog echt merkbaar aanwezig is. Het Koude Oorlog en de scheiding van Berlijn in Oost en West interesseerde mij al jaren. Daarom wilde ik graag op uitwisseling in de stad waar zich dit allemaal heeft afgespeeld om over deze geschiedenis leren. Wat heb je gedaan bij de Freie Universitt? Tijdens mijn vakkenkeuze ben ik hoofdzakelijk op zoek gegaan naar vakken die ik niet op de VU kon volgen, en die een verbinding legden met de geschiedenis van de stad. Voor Erasmusstudenten werden ook speciale vakken aangeboden, waarvan ik er twee gevolgd heb. Allereerst heb ik 'Kulturelle

Orientierung Berlin gevolgd, een overzichtsvak over de cultuurgeschiedenis van Berlijn, vanaf de Middeleeuwen tot nu en 'Berlin zur Zeit der Mauer', een vak dat speciaal gericht was op de geschiedenis van Berlijn ten tijde van de muur. Tijdens deze vakken werden ook vaak excursies georganiseerd onder begeleiding van de docent. Deze Erasmusvakken volgde je met allemaal andere buitenlandse studenten. Dit was een hele leuke manier om veel nieuwe mensen te leren kennen. Maar ik wilde ook graag contact maken met Berlijners. Daarom koos ik ook voor drie Duitse seminars (werkcolleges), Eentje over de geschiedenis van concentratiekampen, een overzichtsvak over het Derde Rijk en een vak over de integratie van de Duitse naoorlogse geschiedenis. Hoe verschilde studeren aan de Freie Universitt met studeren aan de VU? Wat mij opviel aan de Freie Universitt is dat ze daar altijd lesgeven in een structuur van een hoofd- en bijvak. Je hoofdvak is dan bijvoorbeeld geschiedenis en je bijvak is kunstgeschiedenis. Het is te vergelijken met een interdisciplinaire

majorkeuze. Daardoor is de gehele studie gelijk veel breder opgezet. Ook maakt men aan het begin van de bachelor de keuze of men er naar streeft leraar te worden of niet. Men studeert dan 'auf lehramt' en volgt andere vakken. Indien men hier voor kiest wordt het later lastiger om aan een wetenschappelijke carrire te beginnen en bijvoorbeeld te promoveren, omdat men minder vakinhoudelijke kennis heeft opgedaan tijdens de studie. Naar mijn idee worden in een relatief vroeg stadium de keuzemogelijkheden van studenten ingeperkt. Een voordeel van het hoofdvak/bijvak studeren in combinatie met de leraar optie is wel dat men gelijk in twee vakken les kan geven. Zo studeerde een medestudent van mij geschiedenis en scheikunde, waardoor hij later beide vakken aan de middelbare school kan doceren. Een ander positief punt vond ik de promotie van stages en buitenland ervaring aan de Freie Universitt. Iedere student moet verplicht een stage van 30 punten lopen, en overal wordt informatie verstrekt over uitwisselingsprojecten. Stage wordt hierdoor veel meer als een integraal deel van de studie gezien, en dit zorgt voor een veel

36

betere aansluiting op de arbeidsmarkt. Was het veel regelwerk om naar de Freie Universitt te gaan, of viel dat wel mee? De voorbereidingen begonnen voor mij al een jaar van tevoren. Van het 'international office' van de Faculteit der Letteren vernam ik dat in het voorgaande jaar de Erasmusbeurs onverwachts op was gegaan. Hierdoor konden sommige studenten helaas geen beurs meer krijgen. Ik moest er dus snel bij zijn om mijn financile zaken te regelen. Lastiger was het zoeken naar een kamer. Ondanks dat de kamernood in Berlijn niet zo groot is als in Amsterdam, moet je wel altijd van te voren een kijkje nemen voordat je een huurcontract kunt tekenen. Hiervoor moest ik enkele weekenden naar Berlijn. Ook de website van de Freie Universitt bleek zeer onoverzichtelijk te zijn. Het vakkenaanbod werd daarnaast pas heel laat bekend gemaakt, terwijl ik al eerder mijn keuze moest doorgeven. Hierdoor moest er op het laatste moment nog relatief veel dingen geregeld worden. Hoe was het om in Berlijn te wonen? Studeren in Berlijn was voor mij een zeer unieke ervaring. Het bijzondere aan Berlijn vind ik de diversiteit van de verschillende stadsdelen. Stap je bij Potsdammer Platz uit? Dan sta je in een bruisende metropool, het centrum van het moderne uitgaansleven met verschillende bioscopen. Daarnaast is Berlijn heel bekend om haar 'Szene viertel', de broedplaats voor creativiteit die te vinden is in Kreuzberg en Prenslauer Berg. Juist creativiteit en uniciteit wordt aangemoedigd en is op elke straathoek te vinden. Daarnaast kent Berlijn ook een prachtig historisch centrum, met veel klassieke musea. Uitgaan kan je het beste in het voormalige Oost Berlijn, waar krakerswijken zijn omgetoverd in uitgaansgelegenheden. Helaas waren de Berlijners zelf vaak iets pessimistischer ingesteld over

hun stad . De huurprijzen worden nu namelijk flink aangescherpt waardoor mensen met een lager inkomen steeds verder van het centrum gaan wonen , en er een rijkere middelklasse overblijft. Ondanks dat ik relatief in het centrum woonde duurde het nog steeds 45 minuten voordat ik de universiteit bereikt had. Dit kwam doordat de Freie Universitt in het zuidwesten gevestigd is, in de villawijk van Dahlem. Hierdoor moest je bijna de stad uit om de universiteit te bereiken.

protesteren tegen sociale ongelijkheid. De dag begon als een politiek festival met veel muziek, maar ontwikkelde zich later tot de grootste demonstratie die ik ooit heb meegemaakt. In Berlijn zijn nog veel extreem-linkse splintergroeperingen actief, en deze waren het meest zichtbaar van allemaal. Hierdoor waande ik mij echt weer in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Stel, je zou opnieuw de keuze krijgen om naar de Freie Universitt op uitwisseling te gaan. Zou je dat doen? Op het moment van schrijven overweeg ik zelfs wanneer ik weer terug kan. Berlijn is een stad waar je naar mijn idee een langere tijd moet wonen. Juist daarom was Berlijn voor mij een goede keuze om als uitwisselingsstudent heen te gaan. De dynamiek van Berlijn blijft boeien. Als ik er nog een keer naar toe zou gaan zou ik misschien overwegen om meer in de alternatieve scne te duiken zoals sommige mede studenten van mij gedaan hebben. Dat zou echt een unieke ervaring zijn, en iets wat ik nog nooit heb meegemaakt. Wat is jouw advies voor studenten die overwegen op uitwisseling te gaan naar het buitenland? Wacht niet te lang met het organiseren van je verblijf in het buitenland! Er zijn verschillende dingen die je het best zo snel mogelijk kunt regelen, zoals de beursaanvraag. Indien je weet dat je graag een keer tijdens je studie in het buitenland zou willen studeren stap dan gelijk naar het international office en kijk hoe je je het beste kunt voorbereiden. Juist plannen is van groot belang, omdat er verschillende stappen gezet dienen te worden alvorens alles geregeld is, en elke stap heeft een bepaalde deadline. Persoonlijk heb ik veel gehad aan de contactpersonen van de VU die mijn vragen altijd snel wisten te beantwoorden. Daarnaast kun je ook altijd contact opnemen met mensen die al eerder in het buitenland gestudeerd hebben. Zij weten ook veel over de specifieke onderwerpen waarover je misschien vragen hebt.

Hoe was het om in een andere taal te studeren? Het was voor mij een groot voordeel dat ik tweetalig (Nederlands en Duits) ben opgevoed, waardoor ik het Duits al relatief goed beheerste. Veel andere studenten kozen er echter voor om voorafgaande aan het semester een cursus Duits te volgen. Tijdens de colleges zelf werd er van je verwacht dat je Duits goed genoeg beheerste om de docent te kunnen volgen en actief deel te nemen aan de les. En dit was niet altijd even makkelijk, omdat het op wetenschappelijk niveau juist om bepaalde nuanceverschillen kan gaan. Ook tentamens moesten gewoon in het Duits geschreven worden. Gelukkig kon ik een van mijn twee werkstukken in het Engels schrijven. Wat is je mooiste moment geweest op uitwisseling? Mijn mooiste moment tijdens de uitwisseling naar Berlijn was de 1 mei viering in Kreuzberg. Op 1 mei wordt elk jaar de Dag des Arbeids gevierd, en er stromen dan duizenden mensen naar de Kurfrstendamm om te

37

Koken in de Gouden Eeuw


De Gouden Eeuw was een culinair enerverende periode, waarin veel nieuwe producten hun intrede deden in Nederland en West-Europa en het smaakpalet verfijnde. Gedrukte kookboeken waren inmiddels al ruim een eeuw in omloop en extravagantie maakte plaats voor subtiliteit. Waar voorheen levende dieren, foprecepten en Sinterklaasachtige gerechten zoals vis met peperkoek menig adelman bekoorde, veranderde de trend in de Gouden Eeuw naar boter, vet en het daaruit afgeleide Rubensideaal. Hieronder volgt zoals gebruikelijk- een historisch verantwoord driegangenmenu uit de Gouden Eeuw.
Hester Borm

Afbeelding links: Drie nimfen met een cornucopia, Peter Paul Rubens (16251628)

Achtergrond
Met de komst van de drukpers en het eerste gedrukte kookboek De honesta voluptate et valetudine uit 1475, ontstond er een rijke culinaire traditie in WestEuropa, waarbij trends en recepten zich gestaag verspreidden over het continent. De cuisine van de adel vertoonde veel mediterrane en Arabische invloeden en was sterk gekruid. Doorgaans at men drie maaltijden per dag: een klein ontbijt dat tussen 18:00 en 23:00 werd geserveerd, een grote maaltijd aan het begin van de dag en een hoofdmaaltijd rond middaguur. Dit was het belangrijkste moment van de dag. Wat er op het menu stond hing grotendeels af van het type dag. Men had feestdagen en vastendagen. Op feestdagen mocht men alles eten, maar op vastendagen (meer dan vijf maanden per jaar) was vlees en soms ook zuivel uit den boze. De adel probeerde deze strenge vastenregels van de Kerk te omzeilen door bepaalde ingredinten te vervangen. In plaats van melk gebruikte men dan bijvoorbeeld amandelmelk, dat is gemaakt van amandelen en water.

Onder invloed van nieuwe geneeskundige inzichten veranderde in de Gouden Eeuw het consumptiepatroon van de elite. Koks namen de temperamentenleer van Hippocrates in acht bij het samenstellen van menu's. Volgens de temperamentenleer zijn er vier persoonlijkheidstypen: het sanguinische, flegmatische, cholerische en melancholische temperament. De verhoudingen koud-warm en natdroog waren bepalend en voedingsmiddelen waren bij uitstek geschikt voor het in evenwicht brengen van de temperamenten. Iemand met een sanguinisch temperament (warm, nat) kon de negatieve eigenschappen van zijn persoonlijkheid afwenden door droge, koude producten te eten. Iemand van melancholische aard (koud, nat) moest daarentegen juist warme, droge producten tot zich nemen. De invloed van de temperamentenleer verklaart ten dele waarom grote delen van de samenleving lange tijd terughoudend tot angstig reageerden op meloenen, paddestoelen en andere vruchten die met melancholie werden geassocieerd. Andere belangrijke ontwikkelingen in de Gouden Eeuw waren de introductie

Afbeelding: Hippocrates onderzoekt een jongen

van het fornuis en de stabilisering van goederenstromen richting WestEuropa. In de Renaissance waren specerijen schaars en duur en hierdoor een ideaal statussymbool voor de elite. Dankzij de ontdekkingsreizen en opkomst van Europese handelsimperia, die grote delen van de wereld voor het eerst met elkaar verbonden en permanente handelsnetwerken creerden, werden specerijen steeds goedkoper en in grotere hoeveelheden beschikbaar. De exclusiviteit ervan verdween langzaam en de elite wendde zich tot andere producten, zoals vet voedsel. In een periode waarin grote delen van Europa werden geconfronteerd met langdurige oorlog en honger, kon men zich met gevulde buik goed onderscheiden.

38

Bereidingswijze: 1. Snijd het gerookt spek fijn en hak het venkelblad. 2. Meng dit door elkaar en breng op smaak met de specerijen. 3. Vul de kip met dit mengsel en naai dicht. 4. Breng voldoende water aan de kook om de kip in onder te dompelen. 5. Leg de kip gedurende 10 minuten in het kokende water. 6. Haal de kik uit het kookvocht, dep droog en wrijf in met vers gemalen peper, zout en kruiden. 7. Bekleed vervolgens met gezouten vet spek, bind op en steek de kip aan het spit. 8. Braad aan het spit in een oven van 240 graden. Reken op 25 minuten per halve kg, plus nog 20 minuten extra. De kip is gaar als het uitdruipende sap helder is: houd de kip boven de braadslede om te testen. Dien op met versgeperst sinaasappelsap. Kruidentaart in de lente Ingredinten (voor 4 personen): Voor het deeg (voor 2 taarten): 275 gr bloem, 2 eieren, 125 gr boter of andere vetstof zoals reuzel, ca. 2 eetlepels water, naar keuze een scheutje rozen- of oranjebloesemwater (oosterse winkel) Voor de vulling: 2 handenvol kervel, handvol snijbiet, 50 gr geraspte kaas, 50 gr rozijnen, 5 eieren, 1 dl melk, 2 theelepels suiker, 1 koffielepel marjolein, 1 koffielepel munt, 1 theelepel kaneel, peper

Bereidingswijze: Voor het deeg: Zorg ervoor dat alle ingredinten zo koel mogelijk zijn. Meng de droge ingredinten tot een fijnkorrelige massa. De korrels zijn idealiter ongeveer 1 mm dik. Voeg nu gelijkmatig de overige natte ingredinten toe en meng die met de droge massa. Stop met het toevoegen van water zodra het mengsel aan elkaar klit. Vorm nu met uw handen een bol en kneed die voorzichtig tot een glad deeg. Laat een halfuur rusten op een koele plaats in een met bloem bestoven vochtige doek. Rol pas uit vlak voordat u het deeg gaat gebruiken. Deze hoeveelheid is voldoende voor 2 gedekte taarten van 20 cm doorsnede en 4,5 cm diepte. Voor de vulling: 1. Hak de kervel fijn. 2. Snij de snijbiet in grove stukken en stoof even aan in boter. Neem van het vuur. 3. Voeg de kaas, de losgeklopte eieren, de rozijnen, de melk, de overige kruiden en specerijen en de suiker toe en meng alles onder elkaar. 4. Bedek de bodem van de taartvorm met deeg, prik op sommige plaatsen met een vork en vul met het mengsel. 5. Bak de taart gedurende 25 minuten in een heteluchtoven op 160 graden en vervolgens nog 15 minuten met alleen onderwarmte.

Het menu
De hieronder beschreven recepten zijn allen afkomstig uit het boek Lieve schat, wat vind je lekker? van Jozef Schildermans, Hilde Sels en Marleen Willebrands. De recepten zijn gebaseerd op het Koocboec van Antonios Magirus uit 1612. Het was toentertijd gebruikelijk om alle gerechten tegelijkertijd op te dienen. Bouillon van ei met brood Ingredinten (voor 4 5 personen): 1.25 l gevogeltebouillon, 2 eidooiers, citroensap (eventueel te vervangen door limoensap, verjus of appelazijn), oud droog wit brood (of vers geroosterd brood), zout en witte peper Bereidingswijze: 1. Verwarm de bouillon tot tegen het kookpunt. 2. Klop twee eidooiers los in een soepkom en voeg er al kloppend met een garde geleidelijk de warme soep bij 3. Breng op smaak met witte peper, zout en een beetje citroensap. 4. Schik het in blokjes gesneden brood op borden en giet er de bouillon over. Gekookte gebraden kip Ingredinten (voor 4 personen): Voor de kip: 1 kip van ongeveer 1 kg, 100 gr vetstof (bijvoorbeeld reuzel), gezouten wit spek, zout en peper, water. Voor de vulling: 1 eidooier, 100 gr gerookt spek, handvol vers venkelblad, kruidnagel, nootmuskaat, peper

Meer weten over koken in de Gouden eeuw? Bekijk dan


- Jozef Schildermans, Hide Sels en Marleen Willebrands, Lieve schat, wat vind je lekker? (Leuven 2007) - Kookhistorie.nl met recepten uit Nederlandse kookboeken van 1500 tot 1800 - Coquinaria.nl met recepten uit de Romeinse oudheid tot de negentiende eeuw Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door de Illustere School Amsterdam die de redactie uitnodigde voor de workshop: Koken in de Gouden Eeuw, gegeven door dhr. Marleen Willebrands.

39

Bloeddorst
De menselijke liefde voor geweld en bloed door de eeuwen heen
Gladiatorengevechten waren bloedige spektakels die dateren uit de tijd van het Oude Rome. Maar ook nu nog spreken deze gevechten tot onze verbeelding. Er zijn talloze films geproduceerd waarin gladiatorengevechten een centrale rol krijgen. De meest recente daarvan is Gladiator. Maar er zijn ook meerdere historische series geproduceerd met dit thema, zoals Rome en Spartacus. Bovendien kunnen de stierengevechten in Spanje gezien worden als een overblijfsel uit die tijd. De meeste mensen kunnen zich tegenwoordig niet voorstellen dat zoiets bloederigs een vorm van ontspanning kon zijn. Daarom is een nadere kijk op deze praktijken geoorloofd om tot een beter begrip te komen. De hoofdvraag in dit artikel is daarom: Waarom waren gladiatorengevechten zo immens populair en hoe kijkt men er in latere tijden tegenaan? Bjrn Breij
Verklaringen voor de gladiatorenshows Over de vraag waarom gladiatorengevechten zo populair waren, hebben meerdere historici zich gebogen. Ze verbazen zich erover dat Romeinen enthousiast stonden te juichen bij 'extreem geweld'. Daarbij moet de term 'extreem' als een hedendaagse term gezien worden. In het boek 'Gladiatoren' van de bekende Nederlandse oudheiddeskundige Fik Meijer worden deze gladiatorengevechten uit de Oudheid bestudeerd. De auteur komt in de inleiding meteen tot de slotsom dat historici die het verschijnsel wilden verklaren niet tot een bevredigend antwoord kwamen. Allen waren van mening dat gladiatorengevechten onmenselijk, sadistisch en onovertroffen in hun wreedheid waren. Tot een bevredigende verklaring voor de populariteit van de gladiatorengevechten komen ze allen echter niet. Toch probeert men tot verklaringen te komen. In het boek worden er een aantal opgesomd. Ten eerste meent men 'dat de gladiatorenshows een Romeinse imperialisme en militarisme; wilde dieren en krijgsgevangenen herinnerden aan de triomfen van Romeinse generaals en de gevechten tussen gladiatoren deden denken aan de herosche oorlogen. In de film Gladiator komt dat mooi naar voren. Keizer Commodus voert in dit filmepos de veldslag bij Zama tussen Hannibal en Scipio Africanus van 202 voor Christus op. Een andere verklaring die vaker gegeven wordt, is dat de gladiatorenshows een uitlaatklep vormden voor de dagelijkse sleur van het gewone volk. Voor de keizers waren de spelen een manier om het volk tevreden te houden en daarmee hun steun te behouden. Zoals een senator in de film Gladiator ook zegt: 'The power of Rome lies not within the marble of the senate, it's within the sands of the Colosseum'. Overblijfselen van gladiatorenshows in latere tijden Om terug te komen op de huidige

uitvloeisel waren van de Romeinse gehechtheid aan mensenoffers en verwijzen naar de vroegste gladiatorenspelen als onderdeel van de rituelen na de dood van een vooraanstaande Romein'. Een tweede verklaring is dat gladiatorenshows worden gezien als een vorm van het

40

veroordeling van de gladiatorspelen moeten we het wel vanuit een ander perspectief bekijken. We bekijken het geheel nu namelijk vanuit onze eigen standplaatsgebondenheid, met onze eigen normen en waarden. Maar wat als de Romeinen hadden geweten hoe wij nu leven? Zouden zij juist nze levenswijze niet vreemd vinden? Het is belangrijk in te zien dat wat voor de Romeinen passend was, gebaseerd was op normen en waarden binnen een andere samenleving, binnen een andere wereld en binnen een andere tijd dan de onze. Maar het feit dat er na die tijd vooral afkeuring was voor de gladiatorenspelen, betekende niet dat deze shows een nieuwe interpretatie kregen in latere tijdperken. De amusementswaarde van geweld bleef dus voortbestaan. Wel veranderden de tweegevechten uit het Oude Rome in de Middeleeuwen in duels tussen twee ridders te paard en in latere tijden nog konden edelen rekeningen vereffenen door te duelleren. Het was weliswaar geen echt volksvermaak meer, maar het element van het tweegevecht bleef en het geweld was vaak dodelijk. Maar dat waren niet de enige overblijfselen van gladiatorengevechten in de Romeinse Tijd. Ook dierengevechten of ander amusement waarbij met dieren op gewelddadige wijze werd omgegaan floreerden eeuwenlang. Niemand voelde zich te beroerd om op gewelddadige wijze met dieren om te gaan. Het gewone volk kon kiezen uit een variteit van dierengevechten, zoals hanengevechten, hondengevechten, of een gevecht

tussen mens en dier, waarvoor vaak speciale arena's werden aangelegd. Ook de adel wist van wanten. De adel ging zich sinds de Middeleeuwen te buiten aan het jagen op allerlei soorten dieren met behulp van roofvogels zoals de valk. Het ging er dan om zo veel mogelijk dieren op n dag af te slachten. Net als in de Romeinse tijd ging het ook hier om het aantal dieren dat afgemaakt werd. Er volgen een aantal

voorbeelden ter illustratie. In de Middeleeuwen hielden de grootvorsten van het Kievse Rijk gevechten tussen een man en een beer. De man was slechts gewapend met een mes om het extra spannend te maken. In het Nederland van de 17e en 18e eeuw waren onder andere het katknuppelen en het ganstrekken befaamd. Bij het katknuppelen werd een kat in een ton gegooid en vervolgens gooide het publiek om de beurt een knuppel tegen de ton aan. Het krijsen van de kat was daarbij erg vermakelijk. En bij het ganstrekken was het de bedoeling dat het hoofd van een ondersteboven hangende gans in

een keer door een deelnemer met de hand eraf werd getrokken. In de tijd van het Oude Rome vonden er openbare executies plaats in de arena. Later bleef dat nog steeds van toepassing en ook toen stroomde het publiek toe. Executies bleven vermakelijk. En deze executies waren meestal niet zachtzinnig. Verbranden, wurgen, vierendelen, spietsen, klieven, onthoofden en ophangen waren enkele toegepaste executies. De executie zelf was een hele show waar de mensen reikhalzend naar uitkeken. Rond de 18e en 19e eeuw werden de meeste van zulke executies langzamerhand teruggeschroefd en ook dierengevechten werden geleidelijk aan afgeschaft. Maar in veel landen zoals China, Afganistan en Somali vinden nog steeds publieke executies plaats met de nodige wreedheid. En in Europa hebben de communisten, fascisten en nazi's zich voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog schuldig gemaakt aan massale moordpartijen. Ook dierengevechten zijn op veel plekken nog populair. In Spanje vinden nog steeds stierengevechten plaats en in Latijns-Amerika en Zuid-Oost Azi is nog steeds sprake van hanengevechten. Evolutie van emotie, of primitieve bloeddorst? Als we nog eens naar de tijd kijken waarin wij nu leven en waarin wij onze normen en waarden hebben aangepast, dan zien we tegenwoordig nog steeds overal overblijfselen van het geweld uit vroegere tijden. Het aanbod van gewelddadige games is onuitputtelijk en er worden daarbij miljoenen

41

gespendeerd aan de grafische details en de realistische weergave van het uitschakelen van je tegenstander. En daarbij is alles mogelijk. Een hoofd afzagen bij Gears of War is uiterst vermakelijk voor de gamers en een zogenaamd headshot met een snipergeweer is het ultieme doel van iedere gamer. Bovendien vinden er ook nog verschillende vechtsportgala's plaats waarbij het nodige geweld plaatsvindt, gaan soldaten vaak genoeg over de schreef in oorlogen en blazen terroristen het liefst zoveel mogelijk mensen de lucht in. De neiging en drang naar geweld is in de huidige samenleving dus nog steeds alom aanwezig. Het geweld is echter op afstand gebracht. Oorlogen gaan grotendeels aan eenieder voorbij, games kunnen afgesloten worden, boksgala's vinden volgens bepaalde regels plaats en aanslagen komen over het algemeen alleen via de TV de huiskamer binnen. Het geweld komt niet meer dichtbij. Gladiatorengevechten komen voor ons te dichtbij en doen ons daarom walgen. Maar is de mens tegenwoordig eigenlijk niet gewoon hypocriet? In de Romeinse tijd maakte geweld een groot deel uit van het dagelijks leven en daarin pasten dus ook de gladiatorenspelen. Tegenwoordig is bijna de hele wereld geciviliseerd en is het meeste geweld onder controle Is dat zo? Maar de amusementswaarde van gewelddadige situaties blijft.

Voetbalwedstrijden zijn daar een goed voorbeeld van: het Champions League duel van 28 april dit jaar tussen Real Madrid en Barcelona eindigde in een veldslag. Dit tot groot genoegen van de coach van Real. Maar ook de spelers gingen vol overgave in gevecht. De wijze waarop de spelers voor een voetbalwedstrijd staan opgesteld en naar het publiek kijken, doet daarom toch een beetje denken aan de spreuk die de gladiatoren, als ze stonden opgesteld, uitspraken voor de 'wedstrijd': Morituri te salutant. Ook voetbalspel ers gaan voor de winst met behulp van alle middelen die zijn toegestaan, met een enthousiast publiek op de achtergrond, en bovendien is de arena gebleven. Er zijn natuurlijk dingen veranderd, maar toch zijn er ook veel overeenkomsten. Het is daarom gerechtvaardigd om ons af te vragen of de Romeinen veel barbaarser waren dan de mensen van nu.

Meer weten? B. Ehrenreich, Blood rites: origins and history of the passions of war (New York 1997). J. ter Gouw, De volksvermaken (Haarlem 1871). G. Jennison, Animals for show and pleasure in Ancient Rome (Manchester 1937). F. Meijer, Gladiatoren. Volksvermaak in het Colosseum (Amsterdam 2006). F. Meijer, De hond van Odysseus. Het dier in de oudheid (Amsterdam 2009).

42

Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en Belgi


Waarom werden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog verhoudingsgewijs meer Joden weggevoerd en vermoord dan in andere landen?
Boekrecensie - Hester Borm

PRIMEUR - KOLOSSAAL BOEK - DIEPGANG


Deze vraag houdt historici al decennia lang bezig. Het boek Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en Belgi van Pim Griffioen en Ron Zeller is de meest recente poging antwoord te geven op deze prangende vraag. Genspireerd door Chris Lorenz' vergelijkende oorzakelijke verklaringswijze (Chris Lorenz, De Constructie van het Verleden) beschrijven deze twee VU-historici de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen bezet Frankrijk, Belgi en Nederland. Het resultaat is een kolossaal boek. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog woonden in Nederland naar schatting 104.000 Joden, van wie 75 procent de oorlog niet overleefde. Dit percentage is aanzienlijk hoger dan in andere landen in West-Europa, zoals Frankrijk waar van de 520.000 Joden slechts 25 procent het leven liet en Belgi waar 40 procent van de 66.000 omkwam. Waarom was dit percentage in Nederland zoveel hoger en is het mogelijk een zinvolle vergelijking tussen landen te maken? Pim Griffioen en Ron Zeller menen van wel. Voor hun proefschrift, dat verbonden is aan het onderzoeksproject Holocaust and Polycracy in Western Europe, verrichtten ze vergelijkend onderzoek naar de Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en Belgi, waarbij ze letten op de overeenkomsten en verschillen in het bestuur van de bezetters, de houding van overheden en bevolking, en de mogelijkheden van de Joodse bevolkingsgroepen om aan vervolging te ontkomen. Hun proefschrift wekte zoveel belangstelling, dat werd besloten het werk voor een breed publiek te publiceren. Met 1048 bladzijden, onderverdeeld in 686 bladzijden hoofdtekst, 176 bladzijden voetnoten, 46 bladzijden bijlagen en een bibliografie van 78 pagina's, mag gesteld worden dat het resultaat omvangrijk is. Na allereerst de historiografie van de Jodenvervolging in Frankrijk, Belgi en Nederland onder de loep te hebben genomen, geven Griffioen en Zeller een gedetailleerde beschrijving van de drie belangrijkste oorlogsfasen om te besluiten met een hoofdstuk gewijd aan vergelijkende verklaringen. Deze verklaringen bieden geen eenduidig antwoord op de vraag waarom juist Nederland zo'n groot deel van haar Joodse populatie verloor. In vergelijking met Frankrijk en Belgi had de Duitse bezettingsmacht in Nederland relatief veel macht, en hadden Joden weinig mogelijkheden om zichzelf in redding te brengen. Maar ook andere variabelen, zoals de handelingsvrijheid van lokaal bestuur, opsporingsmethoden en ontwikkelingen in andere delen van

INFORMATIEF
Europa speelden een rol. Het resultaat is een genuanceerd verslag, van actoren die individueel en collectief met omstandigheden, gebeurtenissen en keuzes werden geconfronteerd. Hoewel het boek Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en Belgi een belangrijke bijdrage levert aan bestaand onderzoek, blijft deze bijdrage tot op heden relatief onbekend. Wellicht laten lezers zich afschrikken door de grote omvang, wellicht schuwen kranten en tijdschriften het boek om haar gewicht. Wat de reden ook moge zijn, inhoudelijk is het boek goed te pruimen en met overzichtelijke schema's en heldere samenvattingen, ook best selectief te lezen. Daarom, deze boekrecensie, een merkwaardige primeur. Pim Griffioen en Ron Zeller, Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en Belgie. 2011. Uitgeverij Boom

43

In de Galapas?!
Wil jij voordat je afgestudeerd bent al een publicatie op je naam hebben staan en heb je een hart voor geschiedenis? Wil je feedback op je artikelen? Dat kan! De Galapas biedt deze unieke kans. Kun jij een geweldig stuk of een leuke column schrijven, tekenen of fotograferen? Stuur een mail naar: galapas.let@vu.nl

Wij kijken vol enthousiasme uit naar je reactie!


44

You might also like