You are on page 1of 12

Eindwerk Onderzoekscompetenties in de Fysica

Barbara Keppens & Olivier Giot UGent 15 mei 2012

Inhoudsopgave

Orintatie 1.1 Inspiratiebron . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2 Onderzoeksvraag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voorbereiding 2.1 Achtergrond . . . . . . . . . . . 2.1.1 Wet van Archimedes . . 2.1.2 Dalen, stijgen en zweven 2.1.3 Helium . . . . . . . . . . 2.2 Onderzoeksplan . . . . . . . . . 2.2.1 Werkwijze . . . . . . . . 2.2.2 Benodigdheden . . . . . Uitvoering 3.1 Werkwijze . . . . . . . . . . 3.2 Meetresultaten . . . . . . . . 3.2.1 Volume ballonnen . . 3.2.2 Draagkracht ballonen

3 3 3 4 4 4 5 6 8 8 8 9 9 9 9 10 11 11 11 11 12

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . . . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

Re ectie 4.1 Verwerken van de meetgegevens 4.1.1 Volume van de ballonnen 4.1.2 De draagkracht . . . . . 4.2 Conclusie . . . . . . . . . . . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

. . . .

1 Orintatie

1.1

Inspiratiebron

In de lm Up, een animatie lm van Disney en Pixar, bindt een 78 jaar oude man duizenden ballonnen aan zijn huis om zijn levensdroom waar te maken. Met zijn ballonhuis trekt hij naar de jungles van ZuidAmerika. Wij vroegen ons af hoeveel ballonnen je nodig hebt vooraleer het avontuur kan beginnen. We beperken ons eerst tot iets kleiner dan een huis, een pot choco bijvoorbeeld.

Figuur 1.1: Inspiratie voor onze onderzoeksvraag: het zwevend huis in de lm Up.

1.2

Onderzoeksvraag

Hoeveel met Helium gevulde ballonnen zijn er nodig om een kleine chocopot te doen zweven?

2 Voorbereiding

2.1
2.1.1

Achtergrond
Wet van Archimedes

De wet van Archimedes luidt: Een lichaam ondergedompeld in een vloeistof of gas ondergaat een opwaarts gerichte kracht gelijk aan het gewicht van de verplaatste vloeistof of gas. In formulevorm is deze wet: Fs = gV . met Fs , de opwaartse stuwkracht, , de massadichtheid van het gas of de vloeistof waarin het object wordt ondergedompeld, g, de valversnelling 9, 81 m/s2 en V , het volume van het ondergedompelde object. De legende zegt dat Archimedes deze wet poneerde nadat hij een opdracht kreeg van Koning Hieron van Syracuse. Deze achterdochtige man wou met zekerheid kunnen zeggen dat zijn kroon van goud was en niet van zilver. Archimedes, die de huiswetenschapper van het paleis was, kreeg de opdracht hierover uitsluitsel te geven. Peinzend liep hij naar huis en om zijn gedachten de vrije loop te laten besloot Archimedes eenmaal thuisgekomen een bad te nemen. Terwijl hij zich in bad vlijde voelde hij zich in het water lichter worden. En wanneer hij zich vermaakte met zijn badeendje kwam dit telkens weer boven ge oept wanneer hij het onderduwde. Als dan plots.... EUREKA!! Archimedes sprong uit zijn bad en liep - nog helemaal in zijn blootje - naar het paleis van Koning Hieron. Hij had zonet bedacht dat wanneer hij de kroon zou onderdompelen in water en hij de opwaartse kracht zou bepalen, hij hieruit het volume van de kroon zou vinden. Goud heeft een hogere dichtheid dan zilver, een gouden kroon zou dus een kleiner volume hebben dan een even zware zilveren kroon! 4 (2.1)

Achtergrond

Figuur 2.1: De Archimedeskracht op een object in drie verschillende situaties.

2.1.2

Dalen, stijgen en zweven

Op een voorwerp dat zich in een gas1 bevindt werkt in de verticale richting de zwaartekracht Fz en de door Archimedes ingevoerde opwaartse stuwkracht Fs . De grootte van de Archimedeskracht is Fs = gas gVobj De grootte van de zwaartekracht is Fz = mobj g = obj gVobj (2.3) (2.2)

Er kunnen zich drie verschillende situaties voordoen, die worden getoond in Figuur 2.1. De Archimedeskracht is altijd even groot voor een object met een bepaald volume. De zwaartekracht is echter ook afhankelijk van de dichtheid van het object. De drie verschillende situaties zijn: 1 Fz = Fs en dus obj gVobj = gas gVobj obj = gas In dit geval zal het object dus zweven. 2 Fz > Fs en dus obj gVobj > gas gVobj obj > gas In dit geval zal het object dus dalen. 3 Fz < Fs en dus obj gVobj < gas gVobj obj < gas In dit geval zal het object dus stijgen. We besluiten dus dat een object blijft zweven als zijn massadichtheid even groot is als die van het hem omringende gas.
1 of

(2.4)

(2.5)

(2.6)

vloeistof, maar we beperken ons hier begrijpelijk tot een gas.

Voorbereiding

2.1.3

Helium

Voor onze proef gaan we ballonnen vullen met Helium (He). Zoals iedereen weet uit ervaring stijgen Heliumballonnen in lucht. We kunnen dat nu bewijzen met de wet van Archimedes. Daarvoor bepalen we de dichtheid van lucht en Heliumgas via de algemene gaswet die gegeven wordt door pV = nRT met p, de druk van het gas in Pascal (Pa), V , het volume van het gas in kubieke meter (m3 ), n, het aantal mol gas, R, de algemene gasconstante 8, 314472 JK1 mol1 en T , de temperatuur van het gas in Kelvin (K). De massadichtheid van een gas wordt gegeven door het aantal gram gas gas per m3 : = m V (2.8) (2.7)

De molaire massa van een gas is het aantal mol gas per gram heeft: M= m n (2.9)

met de massa in g en niet in kg! Met (2.8) kunnen we dit nog schrijven als M= V n (2.10)

en met de algemene gaswet (2.7) kunnen we V = nRT / p elimineren M=


nRT p

(2.11)

waarmee we na herschikken naal de volgende uitdrukking vinden: = pM RT (2.12)

De molaire massa van een element is nauw verbonden met het aantal nucleonen van dat deeltje. Zo bestaat Helium uit twee protonen en twee neutronen, dus vier nucleonen. De molaire massa van He is MHe 4 g/mol. De molaire massa van koolstof (C) bijvoorbeeld is ongeveer 12 g/mol. Aangezien lucht uit verschillende elementen bestaat, moeten we de molaire massa van lucht bepalen door de verschillende molaire massas van de verschillende elementen die zich in de lucht bevinden te vermenigvuldigen met hun percentuele aanwezigheid. We vinden: Element N2 O2 Ar CO2 Voorkomen (%) 78 21 0, 93 0, 04 Molaire massa (g/mol) 2 14 = 28 2 16 = 32 40 12 + 2 16 = 44

Achtergrond De molaire massa van lucht is dus Mlucht = 78% 28 g/mol + 21% 32 g/mol + 0, 93% 40 g/mol + 0, 04% 44 g/mol

(2.13) (2.14)

29 g/mol

hetgeen ongeveer 7, 25 keer zo groot is als MHe . Uit vergelijking (2.12) halen we dus dat voor een gegeven temperatuur T en een gegeven druk p de massadichtheid van Heliumgas dus ongeveer zeven keer kleiner is dan de massadichtheid van lucht. De wet van Archimedes zegt dus dat het Heliumgas zal opstijgen. In ons geval is het Heliumgas niet vrij, maar zit het vast in de ballon. Dit heeft twee gevolgen: De gemiddelde massadichtheid van het totale systeem (ballon + Heliumgas) is nu = mballon + mHe m = ballon + He V V (2.15)

De druk binnen de ballon en daarbuiten is niet dezelfde. Dat is bijvoorbeeld duidelijk als we een ballon loslaten: er komt lucht uit de ballon. De druk in de ballon is dus hoger dan in de lucht. Hierdoor zal de dichtheid in de ballon ook groter zijn dan voor het vrije Helium gas, namelijk He =

( p0 + p ) M RT

(2.16)

met p0 de luchtdruk in de lucht en p > 0 het verschil in luchtdruk. In onze proef gebruiken we n ballonen met een totaal gemeten opgeblazen volume V , een volume van de ballon zelf Vballon en een volume van het Heliumgas in de ballon VHe , dus V = Vballon + VHe VHe . De ballonnen hebben een massa van mballon en het Helium in de ballon een massa van mHe . een ophangmassa m die we aan de ballonnen hangen met een volume Vm en een massadichtheid m . touwtjes met een massa mtouw = touw Vtouw die de ballonnen met de ophangmassa. verbinden Het ganse systeem van n ballonnen zal zweven als Fz = Fs , of dus

(m + nmballon + nmtouw + nmHe ) g = gas (Vm + nVballon + nVtouw + nVHe ) g


Gebruiken we V = Vballon + VHe VHe en schrappen we de g aan beide zijden, dan wordt dit m + nmballon + nmtouw + nmHe = gas (Vm + nV + nVtouw ) Met mHe = He VHe He V en mtouw = touw Vtouw en na wat herschikken vinden we m gas Vm = n(gas He )V nmballon n(gas He )Vtouw Tenslotte met Vm = m/m vinden we m 1 en dus naal m= gas m

(2.17)

(2.18)

(2.19)

= (gas He )V mballon (gas touw )Vtouw n

(2.20)

(gas He )V mballon (gas touw )Vtouw n gas 1 m

(2.21)

Voorbereiding

De massa die nodig is om het systeem van Heliumgevulde ballonnen in de lucht de houden is dus rechtevenredig met het aantal ballonnen in het systeem, m = an. De evenredigheidsconstante is a=

(gas He )V mballon (gas touw )Vtouw (gas He )V mballon mtouw gas 1 m

(2.22)

gas verwaarlozen ten opzichte van 1 en gas Vtouw ten opzicht van de massa van het touw, dat m zo al een kleine bujdrage heeft. Het is dus de waarde van a die wij moeten bepalen. We zouden hiervoor alle verschillende factoren (gas , He , V , mballon , touw , Vtouw , m ) kunnen meten, maar we zijn hier niet in die exacte waarden genteresseerd; we willen de grootte van a direct meten. waarin we

2.2
2.2.1

Onderzoeksplan
Werkwijze

In grote lijnen zullen we als volgt te werk gaan. We meten eerst het volume van de ballonnen, omdat dit een belangrijke parameter voor ons eindresultaat is. Daarna kijken we hoeveel massa we aan de ballonnen kunnen hangen. We doen dit in stappen van vier ballonnen. Tenslotte interpreteren we onze resultaten en extrapoleren we die naar de massa van andere voorwerpen.

2.2.2

Benodigdheden

Voor onze proef hebben we nodig: 16 ballonnen touwtjes Helium voor 16 ballonnen bak water meetlat weegschaal massas

3 Uitvoering

3.1

Werkwijze

We gaan als volgt te werk. Bepalen van volume. Het bepalen van het volume van onze ballonnen is belangrijk omdat het een belangrijk gegeven is in ons eindresultaat: als we ballonnen van 10 l gebruiken, zullen we er uiteraard minder nodig hebben, dan wanneer we ballonnen van 5 l gebruiken. Ook is het belangrijk dat de ballonnen ongeveer hetzelfde volume hebben, zodat (2.22) zeker geldt. We vullen dus eerst de ballonnen met Helium en meten het volume van de ballonnen. Dit doen we door een doorzichtige bak met water te vullen en het waterniveau aan te duiden met een streep aan de buitenkant. Hierna voegen we in stappen van 1 l water toe en zetten we telkens opnieuw een streep voor het waterniveau. Daarna doen we het water er weer uit tot aan de eerste streep. Als we de ballon hierin onder dompelen in de bak dan zal het verplaatste watervolume gelijk zijn aan het volume van de ballon. Door op onze schaal te kijken naar het waterniveau kunnen we het volume van de ballon dus bepalen. Draagkracht ballon. Vervolgens bepalen we de draagkracht van een aantal ballonnen. We beginnen met vier ballonnen en bepalen hiervan de draagkracht. De draagkracht Fd is het gewicht dat we aan de ballonnen kunnen hangen opdat die net zweeft. In dit geval is dat dus Fd = mg. We meten hoeveel massa er nodig is om de ballonnen te doen zweven. Daarna voegen we telkens 4 ballonnen bij tot een maximum van 16 ballonnen is bereikt en meten telkens de massa aan de ballonnen. Meetgegevens. De volumes van de ballonnen en de massa aan de ballon noteren we steeds in een tabel. Na de metingen maken we een gra ek van de massa in functie van het aantal ballonnen. Hieruit kunnen we a eiden hoeveel ballonnen nodig zijn om een pot choco te doen zweven.

3.2
3.2.1

Meetresultaten
Volume ballonnen

Wanneer we de schaal aanbrachten op de waterbak, merkten we dat 1 l water bijvoegen exact overeenkwam met een niveaustijging van 1 cm. We kunnen dus met een lat de niveaustijging door een ondergedompelde ballon meten in centimeter en dit onmiddellijk gelijkstellen aan het volume van de ballon in liter. We vonden volgende waarden voor de verschillende ballonnen: 9

10

Uitvoering

Volume (l) Ballon 1 Ballon 2 Ballon 3 Ballon 4 Ballon 5 Ballon 6 Ballon 7 Ballon 8 Ballon 9 Ballon 10 Ballon 11 Ballon 12 Ballon 13 Ballon 14 Ballon 15 Ballon 16 Gemiddelde 4,1 4 3,8 3,7 4,2 4,2 4,1 4 3,7 3,9 3,9 4 4,2 4,1 4 4,2 4,00625

Figuur 3.1: De gemeten volumes van de verschillende ballonnen.

3.2.2

Draagkracht ballonen

Hieronder wordt de gemeten massa die nodig is om het ganse systeem te doen zweven getoond als functie van het aantal ballonnen
Aantal ballonnen 4 8 12 16 Opgehangen massa (g) 13 28 43 56

Figuur 3.2: De ophangen massa bij een verschillend aantal ballonnen zodat het volledige systeem zweeft.

Re ectie

4.1
4.1.1

Verwerken van de meetgegevens


Volume van de ballonnen

De ballonnen hebben ongeveer allemaal hetzelfde volume. Dat komt voornamelijk omdat we er op het zich op gemikt hebben om ze even groot te maken. Er moet hierbij wel vermeld worden dat het meten van het volume van de ballonnen naar onze mening nogal onnauwkeurig is. Ten eerste wordt de ballon vervormd door de druk die hij voelt door het water. Ten tweede is het heel moeilijk om de ballon volledig onder water te houden zonder ook met de vingers onder water te komen en dus zo ook bij te dragen aan het gemeten volume. Tenslotte is het a ezen van de meetlat ook niet zo evident. Dit alles leidt er ons toe dat we op basis van de metingen kunnen zeggen dat iedere ballon ongeveer een volume van 4 l heeft.

4.1.2

De draagkracht

Als we de ophangmassa uitzetten in functie van het aantal ballonnen bekomen we volgende Figuur: 11

12

Re ectie

Figuur 4.1: Gra ek van de opgehangen massa in functie van het aantal ballonnen. De ge tte rechte en zijn vergelijking worden ook weergegeven.

We kunnen hier een rechte door de oorsprong aan tten en vinden met m = an a = 3, 52 g ballon (4.1)

Omgekeerd vinden we dus dat het aantal Heliumballonnen n van ongeveer 4 l dat nodig is om een bepaalde massa m in g te doen zweven gelijk is aan n = 0, 284 m (4.2)

4.2

Conclusie

Het aantal Heliumballonnen n van 4 l nodig om een massa m (gemeten in gram) te doen zweven is n = 0, 284 m (4.3)

Aangezien een pot kleine choco ongeveer een massa heeft van 620 g, zijn er dus ongeveer 177 Heliumballonnen nodig om die te doen zweven.

You might also like