You are on page 1of 17

0

Individuele leerlijn

14
Kennisportfolio
Claudette van de Wert
Datum: 07-06-2013
Docent: Willem Leijten
Klas: PBD-1HV
claudette


1

Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE 1
BEDRIJFSECONOMIE 2
MARKETING 4
MARKETING COMMUNICATIE 8
ENGELS 10
MANAGEMENT 11
RECHT 15


2

Bedrijfseconomie
A.C.- methode KLASSIEK
Opbrengst: afzet x verkoopprijs =
Kosten:
Variabel:
fabricage
verkoop
Vast:
Fabricage
verkoop +
--------------------

Voorraadmutatie:
(afzet-prod) x fabricage kp +
-------------------------

-------------------------------
Bedrijfsresultaat

GEANALYSEERD
Opbrengst: afzet x verkoopprijs =
Kostprijsverkoop: afzet x commercile kp = -
----------------------
Verkoopresultaat
Bezettingsresultaat:
- Productie:(b-n) x c/n (b=begrote productie)
- afzet: (b-n) x c/n (b=begrote afzet) -
---------------------
Bedrijfsresulaat

D.C.- methode
Opbrengst: afzet x verkoopprijs =
Variabele kn: afzet x var. kn per eenheid = -
-----------------
CM
Vaste kosten: -
------------------
Bedrijfsresultaat ...

Verschil AC en DC methode berekening:
Voorraadmutatie x constante fabricagekosten per eenheid.



3

Break Even Point
BEP/BEA: Totale Opbrengsten = Totale Kosten
BEP/BEA: Q= Constante kosten : (prijs variabele kosten)
Q = constante kosten : dekkingsbijdrage
BEO: Q = constante kosten : dekkingsbijdrage x verkoopprijs.
Veiligheidsmarge:
Berekening = (Begrote afzet BEA) : Begrote afzet x 100%

Verschillen analyse:


Begroot Werkelijk Verschil
Afzet (Werkelijke afzet begrote afzet) x (begrote
verkoopprijs begrote inkoopprijs)=
verkoopomvangverschil
Verkoopprijs (Werkelijke verkoopprijs begrote
verkoopprijs) x werkelijke afzet =
verkoopprijsverschil
Inkoopprijs/variabele
kosten
(Begrote inkoopprijs werkelijke inkoopprijs) x
werkelijke afzet = inkoopprijsverschil
Constante kosten Werkelijke constante kosten begrote kosten =
constante kosten verschil.
Kosten verschil =inkoopprijsverschil + constante kosten verschil

Juiste verhouding hoeveelheid afzet:
Begrote afzet product : totale begrote afzet x werkelijke grote afzet

Assortimentsverschil
(Werkelijke afzet product juiste verhouding afzet product) x dekkingsbijdrage

Verkoophoeveelheidsverschil
(Juiste verhouding afzet product begrote afzet product) x dekkingsbijdrage

Verkoopomvangverschil
Assortimentsverschil + verkoophoeveelheidsverschil

Kostprijs

4

(C : N) + (V: W) = (constante kosten : normale productie) + (variabele kosten : werkelijke productie)
Marketing
Kenmerken die invloed hebben op het consumentengedrag:


Cultureel: cultuur is het fundament waarop de wensen en het gedrag van mensen gent zijn. Er is
voortdurend sprake van cultuurverschuivingen en er bestaan ook veel subculturen. Wat bij cultuur
ook van belang is, is de sociale klasse. Dat zijn betrekkelijk permanente maatschappelijke categorien
waarvan de leden waarden, interesses en gedrag met elkaar gemeen hebben.
Sociaal: zoals kleinere groepen, gezin, sociale rollen en status. Bij groepen kun je denken aan
membership groups, referentiegroepen en aspiratiegroepen.
Persoonlijk: zoals beroep, economische situatie, levensstijl
(leefpatroon, interesses en meningen), persoonlijkheid en zelfbeeld.
Psychologische factoren zoals motivatie


Koopgedrag van een organisatie:










Koopgedrag consument:




5

Besluitvormingsproces van de consument:
Behoefte onderkennen : koopproces begint met een probleem of behoefte. Deze kunnen worden
gewekt door interne en externe prikkels.
Zoeken naar informatie : wanneer de interesse gewekt is, wordt er meer naar het product gezocht.
Alternatieven evalueren : beoordelen van andere alternatieven / merken.
Aankoopbesluit : twee factoren die tussen de intentie en het besluit een rol kunnen spelen: attitude
van anderen en onverwachte situationele factoren.
Gedrag na aankoop : relatie tussen verwachtingen van consument en diens perceptie van de
productprestaties. Bij vrijwel alle aankopen is er sprake van cognitieve dissonatie.

Invloeden besluitvormingsproces van een organisatie:


Koopproces van een organisatie:

Besluitvormingsproces van kopers voor nieuwe producten:
Adoptieproces = het mentale proces dat het individu doorloopt van de eerste kennismaking met een
innovatie tot de adoptie. Hierbij word gelet op de bekendheid, interesse, evaluatie, probeeraankoop
en adoptie.
Adoptie = het besluit van het individu om een product regelmatig te gaan gebruiken.



6

Marktsegmentatie:
Geografische segmentatie een indeling van de markt naar geografische eenheden, zoals
economische samenwerkingsverbanden (EU), klimaatgebieden, regios, provincies, etc.
Demografische segmentatie een indeling van de markt naar leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid,
gezinsgrootte, inkomen, beroep, etc.
Psychografische segmentatie hierbij worden kopers ingedeeld naar sociale klassen, levensstijl of
persoonlijkheid.
Gedragssegmentatie hierbij worden kopers ingedeeld in groepen op basis van hun kennis van,
houding tegenover, gebruik van of reactie op een product (denk hierbij aan gelegenheid, gezochte
voordelen, status van gebruiker, gebruiksfrequentie en loyaliteit).

Naast deze segmentatie word gelet op segmentatie op algemeen, domein en merk niveau.

Marktpositionering:
Hierbij word gelet op kennis, houding en gedrag van de consument.

Distributiebeleid:
Hierbij kunnen verschillende kanalen zijn. Dit distributiebeleid kan in een bedrijfskolom worden
weergegeven. Zo kun je denken aan een fabrikant, die verkoopt aan de groothandel, die verkoopt
aan een detail handel en die tot slot aan de consument verkoopt. Maar hierbij kunnen ook kanalen
weg worden gehaald en door een bedrijf twee van de taken op zich word genomen.
Bij het distributiebeleid heb je verschillende vormen van distributiekanalen zo heb je:
- Conventioneel distributiekanaal bestaat uit twee of meer
onafhankelijke producenten, handelaren en detaillisten.
- Verticale marketingsystemen producenten, groothandelaren
en detaillisten werken in n harmonieus systeem samen. Drie
soorten:
o Gentegreerd cordinatie en conflictbeheersing worden
gerealiseerd doordat verschillende niveaus van productie
en distributie in handen zijn van n bedrijf.
o Contractueel bundelen onafhankelijke productie- en
handelsbedrijven op verschillende niveaus hun krachten
om grotere schaalvoordelen of een sterkere invloed op de
omzet te realiseren dan zij zelfstandig zouden kunnen
(bijv. franchise).
o Geleid - leiding is doorgaans in handen van een of enkele
dominante kanaaldeelnemers.
Verticaal conflict = tussen verschillende niveaus van hetzelfde kanaal.
- Horizontale marketingsystemen twee of meer bedrijven werken op hetzelfde niveau samen om
een nieuwe marketingkans te realiseren. Horizontaal conflict = tussen bedrijven op hetzelfde
niveau binnen het kanaal.
- Hybride marketingsystemen een distributiesysteem met verschillende kanalen. Oftewel,
wanneer n bedrijf twee of meerdere marketingkanalen opzet om een of meer klantsegmenten
te bereiken:

Retailmix:
Interne winkelfactoren Externe winkelfactoren
- Product - Presentatie
- Plaats - Physical distribution
- Prijs - Productiviteit
- Promotie - Personeel

7

- Publiek
Prijsmethodes:
- Kostengeorinteerde prijszetting
- Vraaggeorinteerde prijszetting
- Concurrentiegerichte prijszetting

Prijsstrategien voor nieuwe producten:
Afroomprijsstrategie : bij een nieuw product prijzen aanvankelijk hoog, zodat ze daarna laag voor
laag afgeroomd kunnen worden.
Penetratieprijsstrategie : bij een nieuw product prijzen aanvankelijk laag, zodat je een groot
marktaandeel verovert.

Prijsstrategien voor het assortiment:
Productlijnprijszetting : vooral het prijsverschil tussen de verschillende modellen uit een lijn speelt
een rol. Rekening houden met: kostenverschillen, functieverschillen, prijs concurrentie.
Prijszetting van productopties : het aanbieden van afzonderlijk verkrijgbare accessoires bij het
hoofdproduct. Let op: welke functies zijn basisprijs en welke afzonderlijk?
Prijszetting van noodzakelijke toebehoren : producten die samen met het hoofdproduct gebruikt
moeten worden. Het hoofdproduct is dan vaak goedkoop, de bijbehorende zaken duur.
Prijszetting van bijproducten : bijproducten, die waardeloos zijn en waarvan de afvoer kostbaar is, op
markten proberen te verkopen om zo de kosten van die bijproducten te dekken.
Prijszetting van productpakketten : verschillende producten in n pakket voor een gereduceerde
prijs verkopen.

Marktonderzoek:
Bij marktonderzoek kan sprake zijn van desk research en field research. Hier vallen nog vele andere
soorten onderzoek onder zoals bij field research een enqute.


8

Marketing communicatie
Marketing communicatie
Het in contact treden met de handel en/of consumenten om hun kennis, attitude en gedrag te
benvloeden in een voor het marketingbeleid gunstige richting.

Marketingmix
- Prijs
- Plaats
- Product
- Promotie (het belangrijkst bij marketing communicatie)

Doelenstellingen marketing communicatie
Deze zijn gebaseerd op:
- Kennis (behoefte, bekendheid en kennis)
- Houding (attitude, intentie en facilitatie)
- Gedrag (koopgemak, gebruik en tevredenheid)

Belang sterk merk voor de klant
- Koopgemak
- Psychologische functie

Belang sterk merk voor een organisatie
- Onderscheid t.o.v. de concurrentie
- Hogere prijs
- Continuteit
- Gemakkelijker productintrouctie

Proces bij het marketing communicatieplan





Doelgroepen
Doelgroepen worden op drie niveaus ingedeeld:
- Algemeen (geografisch, demografisch, psychografisch en sociaal- economisch)
- Domein (frequentie, fysiek, psychogedrag en betrokkenheid)
- Merk (betrokkenheid, attitude en loyaliteit)

Positionering
De positie van een merk ten opzichte van andere in de ogen van de consument.

Positioneringstrategien
- Informationele positionering;
- Transformationele positionering;
- Tweezijdige positionering;
- Uitvoeringspositionering.

Strategische keuzes
- Lange termijn: themacommunicatie (speelt voornamelijk in op kennis en houding)
- Korte termijn: actiecommunicatie (speelt voornamelijk in op gedrag)

9

Verschillende creatieve concepten bij reclame:
- Vergelijkingsconcept
o Direct
o Indirect
o Voor/na
o Vroeger/nu
o Weerleggend
o Categorie
- Explicatieconcept
o Uitleggen wat je product doet
- Effectconcept
o Het effect van het product
- Associatieconcept
o Gaat over gevoel en beleving



10

Engels
Present Simple(regular)
- Routine
- Permanent
- State
- Timetabled events
- Future, if preceded by: as soon as, if, when, ect..

Present Continuous(ing- form)

Past Simple
Past tense: ww+ ed or irregular past tense!!
Present perfect have+ ww+ ed or irregular
Past perfect had+ voltooid deelwoord

Future
Will: predictions and decisions-> Will+ verb
Be going to + infinitive indicate plan or intention
Present continuous (Ing-form)
Present simple: Timetabled events

Brief
Aanhef
Meneer: Mr
Mevrouw: Mrs(getrouwd), Miss (ongetrouwd), Ms (neutraal zowel voor getrouwd als ongetrouwd)
Naamgeadresseerde Onbekend: Sir or Madam
Geslachtgeadresseerde onbekend: Sir/ Madam

Bij zakelijk e-mailberichten:
Dear conference organiser
Dear member of the organising committee
Dear all
Dear webmaster

Ondertekening
Formeel
Hoogachtend: Yours sincerely(B), Sincerely(A), Yours Faithfully
Neutraal
Met vriendelijke groet/ Met hartelijke groet: Kind regards(B), Best Regards(A), Best Wishes,
Yours(A), Thank you, many thanks, Regards
Informeel
Groet/groetjes: Best, Cheers, Thanks, Take care, See you soon, Speak to you soon, Bye, bye
for now, All the best



11

Management
Vijf basis logos
1. Eenvoudige structuur 4. Divisiestructuur
2. Machine bureaucratie 5. Adhorcratie
3. Professionele bureaucratie
cordinatie mechanismen:
Hoe cordineren (afstemmen) organisaties hun werkzaamheden, wie bepaalt wat er wordt gedaan?
Onderlinge aanpassing : Dit is vooral toepasselijk bij kleine teams, je moet je onderling aan elkaar
aanpassen (kano effect) hierbij komt veel informele communicatie (spontaan/niet gepland) aanbod.
Direct toezicht: n persoon houdt toezicht, die geeft opdrachten en instructies aan het team.
Standaardisatie (vastleggen) van werkprocessen: Bepaalde handelingen zijn steeds hetzelfde,
werkzaamheden staan van A tot Z vast en ergens opgeschreven. De inhoud van het werk wordt
vastgelegd.
Standaardisatie van output (resultaten bepalen): Een doel stellen waar je naar toe moet werken, het
maakt niet echt uit hoe je dat doet.
Standaardisatie van vaardigheden: Je hebt een bepaalde basis van kennis en vaardigheden nodig
voordat je een organisatie binnentreedt en je moet je kennis blijven op doen met behulp van
cursussen en trainingen.

Onderdelen van de organisatie
Uitvoerende kern: Dit zijn de mensen op de werkvloer, die zorgen voor de ondersteuning van het
primair proces en zorgen ook voor de uitvoering hiervoor input - transformatie output, het hart
van elke organisatie. Je bent hier bezig met het product wat de organisatie verkoopt. In het logo van
Mintzberg is het onderaan te vinden.
Strategische top: Dit zijn de mensen in de top, de mensen die visie en strategie bepalen, deze zullen
altijd eindverantwoordelijk zijn. Ze vervullen drie taken: toezicht houden, relatie met omgeving en
strategie ontwikkeling. Het is bovenaan in het logo te vinden.
Middenkader : Dit is het middenmanagement, de mensen tussen de top en de werkvloer. Deze
delegeren opdrachten vanuit de top naar de werkvloer. Ze nemen soms beslissingen en verdelen
middelen. Het middenkader is in het midden van het logo te vinden.
Technostructuur : Dit zijn slimme analisten en specialisten, geen ICTers etc. Deze mensen houden
zich bezig standaardisatie, hoe het werk het meest effectief kan worden ingedeeld. In het logo van
Mintzberg is het aan de linkerkant te vinden.
Twee (voornaamste) soorten techno-analisten:
- Planning- en control-analisten: standaardiseren output
- Arbeidsanalisten: standaardiseren werkprocessen
Ondersteunende diensten : Geen onderdeel van de uitvoerende kern omdat ze geen directe bijdrage
leveren aan het primaire proces. Diensten zo PR, Marketing, ICT, kantine, administratie, etc.
Vervullen specifieke functies wat per organisatie verschilt.



12

Ontwerpparameters
Ontwerpen van individuele functies
*Taakspecialisatie
Taakroulatie (verbreding) en taakverrijking (meer zeggenschap)
Hiervan zijn twee soorten:
- Breedte
- Diepte
Horizontale taakspecialisatie:
= een taak, veel herhaling (specialist). Voordeel: Hoge productiviteit /
Nadeel: Communicatie, inzet en motivatie personeel
= veel taken, minder gespecialiseerd
Verticale taakspecialisatie
De uitvoering van het werk wordt gescheiden van de zeggenschap/ controle
hierover.
Een teammanager is niet horizontaal en niet verticaal gespecialiseerd. De echt specialist
is horizontaal gespecialiseerd en verticaal niet.
Bij een horizontale taakverruiming moet je denken aan het krijgen van meer taken en bij
een verticale taakverruiming moet je denken aan meer zeggenschap krijgen.
* Formalisatie van gedrag
Redenen hiervoor zijn: opschrijven wat iedereen doet en taken en regels op papier zetten.
Je gaat dus het gedrag voorspelbaar en controleerbaar maken. Dat doe je omdat iedereen
dan op een lijn gaat zitten.
Taken cordineren door gedragsformalisatie:
- Veel standaardisatie in een organisatie: Bureaucratische structuur
- Geen standaardisatie in een organisatie: Organische structuur
* Training
Aanleren van vaardigheden en kennis, functiezwaarte onderscheiden, gebeurt vaak buiten
de organisatie (bijv. school-universiteit), standaardisatie van vaardigheden.
* Indoctrinatie
De normen van een organisatie eigen maken, je moet weten waar het over gaat in de
organisatie. Iedereen functioneert volgens hetzelfde stelsel van overtuigingen, socialisatie.
- Afdelingsvorming & grootte
Afdelingsvorming: groepering van eenheden
Verbijzondering naar functie, (Keuning: F-indeling)
Verbijzondering naar markt, (Keuning: P-, G-, M-indeling)
Afdelingsgrootte (grootte van de eenheden): wat is de span of control van de manager? (aan
hoeveel personen geeft de manager leiding:
Groot: platte organisatie (grote eenheden)
Klein: steile organisatie (kleine eenheden)
- Planning en controle systemen
Planning en controle horen bij elkaar.
Planning stelt een norm op
Controle kijkt of de norm is behaald
Planning en controle systemen worden in de technostructuur (advies geven) bedacht en
opgezet. Er zijn twee planning- en controlesystemen:
1. Controle van resultaten
Houdt zich bezig met de controle van de prestatie achteraf. Het wordt veel gebruikt bij
de P-G-M indelingen. Het doel hiervan is als volgt:
- Het meten van de algehele prestaties van een bepaalde eenheid
- Het motiveren van personeel

13

2. Actieplanning
Specificeert van te voren welke specifieke besluiten/beslissingen en de daaropvolgende
acties nodig zijn (legt deze op) = vooraf. Deze acties worden allemaal vastgelegd.
Het doel is: specificeert wie wanneer en waar wat doet zodat de verandering volgens wens
verloopt leidt tot de gewenste output.
Actieplanning vindt niet continu plaats, het is vooral nodig bij nieuwe machines en systemen.
Het wordt veel gebruikt bij een F-indeling, ze werken hier met ze alle aan een eindtaak. Door
actieplanning weten afdelingen wanneer ze wat moeten doen.
- Verbindingsmiddelen
Als direct toezicht en de 3 standaardisaties niet meer werken is er behoefte aan onderlinge
aanpassing. Dit gebeurt vaak bij grotere organisaties. Verbindingsmiddelen zorgt voor communicatie
op horizontaal niveau. Verbindingsmiddelen heb je verschillende vormen van:
1. Liaison posities
- Hierdoor is communicatie via de verticale weg niet nodig
- Functie zonder formeel gezag, wel informele macht
- Mogelijk tussen lijn-afdelingen of tussen lijn-/staf-afdelingen
2. Taakgroepen / vaste commissies
- Ook wel Task Force (noodteam) genoemd
- Na uitvoeren speciale taak weer uit elkaar
- Kan bestaan uit diverse organisatieleden, uit verschillende lagen en wordt door de directie
gekozen
3. Integratiemangaer(s)
- Met formeel cordinerend gezag, wordt boven een situatie gezet en moet het op gaan
lossen
- Staat feitelijk boven de afdelingsmanagers
- Heeft nooit formeel gezag over de medewerkers van de afdelingen zelf
4. Matrix structuur
- Eenheid van leiding wordt losgelaten, ieder heeft (minstens) twee bazen. Geen goede
structuur voor medewerkers die zekerheid en stabiliteit zoeken
- Effectief als er nieuwe activiteiten moeten worden ontwikkeld n om complexe
samenhang tussen afdelingen te cordineren. Het gebeurt vaak met hoogopgeleide mensen.
5 vormen van centralisatie/decentralisatie
1. Verticale n horizontale centralisatie (= volledige centralisatie)
- Beslissingsbevoegdheid alln bij de topmanager/strategische top
- Bevoegdheid om beslissingen zelf te nemen en de uitvoering te cordineren
- Cordinatie toepassing: direct toezicht

2. Beperkte horizontale decentralisatie (selectief)
- Bureaucratische organisatie met veel ongeschoold werk
- k verticaal gecentraliseerd (beslissingsmacht/ bevoegdheid blijft bij de top van de organisatie)
- Technostructuur heeft veel informele macht (beperkte horizontale decentralisatie)
- Cordinatie toepassing: standaardisatie van werkprocessen

3. Beperkte verticale decentralisatie (parallel)
- Organisaties, die in marktgerichte eenheden /divisies zijn verdeeld
- Gecentraliseerd; uiteindelijke beslissingsmacht/ -bevoegdheid blijft bij de top van de organisatie
- Divisiemanager heeft aanzienlijke bevoegdheden om beslissingen te nemen met betrekking tot
zijn onderdeel
- Hoger niveau technostructuur heeft ook invloed!
- Cordinatie toepassing: standaardisatie van output

14

4. Selectieve verticale en horizontale decentralisatie
- Verticaal: beslissingen gedelegeerd op verschillende niveaus in de organisatie
- Horizontaal: Selectief gebruik maken van staf-deskundigen
- Macht/beslissingsbevoegdheid op meerdere plaatsen maar ook in de ondersteunende
diensten
- Cordinatie-toepassing: onderlinge aanpassing
- Zowel staf als lijn geeft bewust iemand de bevoegdheid geven

5. Verticale n horizontale decentralisatie (= volledige decentralisatie)
- Beslissingsbevoegdheid geconcentreerd in de uitvoering = de Uitvoerende Kern
- In de Uitvoerende Kern professionele medewerkers
- Cordinatie toepassing: standaardisatie van vaardigheden
- De macht bijna helemaal gedecentraliseerd

Situationele(contingentie) factoren
1. Leeftijd en omvang van de organisatie
Hier gaat het om hoelang de organisatie al bestaat en hoe groot hij in die tijd al is geworden.

2. Het technische systeem,
Het systeem dat de uitvoerende kern gebruikt om input in output om te zetten.

3. De omgeving
alles wat buiten de organisatie ligt
- Dynamisch
- Complexe
- Extreme vijandigheid,
- Een weinig uniforme omgeving,

4. Macht
- Externe controle over de organisatie blijkt formalisatie en centralisatie in de hand te
werken, organisaties die alles controleren (aandeelhouders bijvoorbeeld)
- Medewerkers/managers met behoefte aan macht kunnen centralisatie (naar hun kant)
bevorderen, er zal minder gedecentraliseerd worden wat niet altijd effectief is

5. Trends (in organisatiestructuren)
- Structuren kunnen aan trends onderhevig zijn; hierdoor kan een vreemde vorm ontstaan
die niet geschikt is voor de situatie. Een trend is bijvoorbeeld een fusie, zoals een
gezondheidscentra, waar de tandarts, fysio, dokter etc. allemaal samen komen.



15

Recht
Drie niveaus van regels mbt reclame
1. Supranationaal ( =EU recht), gaat altijd voor de nationale wet.
2. Nationaal (provincies, gemeentes, waterschappen)
3. Zelfregulering, het zelf regelen vanuit een bepaalde branche onder druk van de overheid.

Misleidende reclame (art. 6:194 BW)
Vereisten
- Moet voldoen aan een goed of dienst
- Namens het bedrijf handelen, ook als er een derden meespeelt. Of vanuit een beroep
- Een product of dienst aanbieden
-Een mededeling openbaar maken
- Onrechtmatig handelt jegens een ander (tegen de wet ingaan, onrechtmatige daad, op basis
hiervan kan een schadevergoeding geist worden.), handelt in de uitoefening van zijn bedrijf.
- Handelt het ander bedrijf namens een beroep of bedrijf
- Mededeling moet misleidend zijn, op een of meer opzichten (subs)

Vergelijkende reclame (art. 6:194a BW)
- Er wordt een concurrent benoemd in de reclame
- Misleiding komt hier ook terug, een vergelijkende reclame kan misleidend zijn en dan kun je kijken
naar Art. 6:194 BW

Opbouw van een antwoord.
1. Keuze maken, onrechtmatige daad of niet. (Art. 6:162 BW)
2. Alle vereisten uit het artikel halen, waar moet je aan voldoen.
3. Is er voldaan aan de vereisten (ja/nee), onderbouwen vanuit de casus.
4. Conclusie trekken
5. Gevolg (schadevergoeding/dwangsom Art. 6:195 lid 2 BW of Verbod/rectificatie Art. 196 BW)

Systeem om de casus op te lossen:
1. Is het een koop?
2. Is het een consumentenkoop?
3. Niet nakoming?
4. Gevolgen van niet nakoming?
5. Conclusie?

Overeenkomst via internet
3 typen E-commence
- B2 - B2C
- C2C (markplaats en ebay bijvoorbeeld)





16

B2c & E-commerce
Voorbeelden: Online iets bestellen bij bol.com en H&M
3 fases:
- I. Precontractuele fase
- II. Sluiten van de overeenkomst
- III. Nakoming

I. Precontractuele fase (consumenten)koop op afstand
- De webwinkelier moet duidelijke en begrijpelijke informatie verschaffen:
- Waarover, wat denk je zelf? Wat is het verschil met een gewone koop in de winkel?
- Hoe gaat dit in de praktijk? Bijvoorbeeld:
Informatieregels
- 3:15d en 3:15
E
BW (algemeen), 3:15D
- 7:46 c (voor de koop op afstand)

II. Overeenkomst sluiten
- Aanbod en aanvaarding (zinvolle onderbouwing met de hoofdregel)
- Hoofdregel: 3:37 lid 1 BW (Het artikel heeft het over aanbod en aanvaarding (verklaringen)
- + speciale regel voor koop op afstand: 6:227c lid 2 BW Zolang de verkoper niet bevestigt ben je
niet verbonden, de aanvaarding moet bevestigt worden.
- Soms + elektronische handtekening, 3:15a BW, de totstandkoming van deze handtekening is
belangrijk, er moet een duidelijke methode zijn waar te zien waarvoor het getekend is.

III. (niet)-nakoming
Wat doet de verkoper? 7:46c lid 2 BW

Persoonsgegevens
- Geregeld in artikel 1a Wbp
- Iedere informatie betreffende een natuurlijk persoon.
- De gedentificeerde (weten ze al wie je bent) of identificeerbare persoon (erachter komen).
- bijv. adresgegevens, kentekens van voertuigen, IP-adressen van computers, telefoonnummers.

Verwerken van gegevens
- Geregeld in artikel 1 onder b. van de Wbp
- Elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens.
- Ziet op alle mogelijke vormen van technische en gebruikshandelingen met persoonsgegevens.
- Bijv. verzamelen, vastleggen, raadplegen gebruiken, verspreiden, verkrijgen.

Artikelen:
Ontbinden: 7:46d lid 1 BW
Gegevens niet langer bewaren dan noodzakelijk (Art. 10 Wbp).
Maatregelen tegen verlies of onrechtmatige verwerking gegevens (Art. 13 Wbp).
Betrokkene moet genformeerd worden over verwerking (Art. 33 en 34 Wbp).

You might also like