You are on page 1of 7

Algemene economie

Economie in combinatie met de maatschappij. Er wordt onderzocht hoe er met beperkte middelen
keuzes gemaakt worden uit oneindige behoeften.

Macro-economie: economie van een groter geheel, meestal een land.
Meso-economie: economie van sectoren en bedrijfstakken.
Micro-economie: economie van bedrijven en gezinnen.

Op vraag en aanbodlijnen: ALTIJD STAAT DE PRIJS OP DE VERTICALE LIJN.
Schaarste: spanning tussen de onbegrensde behoeften en de beperkte middelen.

Prisoners dilemma: streven naar eigenbelang
Speler 2
Doen Niet doen
Speler 1 Doen Verlies 1, verlies 1 Winst 10, verlies 4
Niet doen Verlies 4, winst 10 Winst 5, winst 5

De economische wetenschap:
Het analyseren van menselijk handelen
Het bestaan van doelstellingen
De wens deze te bereiken
De schaarste van de beschikbare middelen
De verschillende gebruiksmogelijkheden van de middelen

Welvaart: De mate waarin men slaagt zijn of haar behoeften te bevredigen.

Nationale productie als indicator voor welvaart? kan, maar er zijn nog andere zaken die in onze
behoeften voorzien dan allen geproduceerde goederen en diensten.

Opportunity costs: Kosten die gemaakt worden wanneer men meerdere behoeften heeft, maar ze
niet allemaal kan vervullen. Men heeft dan als het ware kosten omdat hij/zij iets niet doet. Een
opgeofferd alternatief (alternatieve aanwending).

Schaarse goederen: economische goederen: niet eeuwig beschikbare goederen
Niet-schaarse goederen: vrije goederen: eeuwig beschikbare goederen
Niet reproduceerbare goederen: unieke, eenmalige goederen

Produceren: het voortbrengen van goederen en diensten
Kapitaalgoed: machines, vrachtwagens, fabrieken en kantoren, halffabricaten en voorraad
Goederen die op hun beurt weer worden gebruikt bij de productie van andere goederen en diensten.
Consumptiegoed: verkochte producten
Nog niet verkochte producten worden gerekend tot de kapitaalgoederen.

Productiefactoren: factoren die de productie benvloeden: Natuur, kapitaalgoederen en arbeid.

Productie: transformatieproces van inputs en outputs.









Winst: het positieve verschil tussen de totale verkoopopbrengsten en de totale kosten

Onderneming: streeft naar winst en aanvaardt risico: uitkomsten productieproces onzeker
Zelfstandige bedrijfsorganisatie: hoeft niet te concurreren.
Overheidsorganisatie: kosten betaald uit belastingopbrengsten.

De termen bedrijf en onderneming worden door elkaar gebruikt.

Participanten: individuen en groepen die zijn betrokken bij de bedrijfsvoering
Ondernemingsleiding: arbeidskracht loon, aandeel winst, zeggenschap, status.
Werknemers: arbeidskracht loon, secundaire arbeidsvoorwaarden, aandeel winst,
medezeggenschap, opleiding.
Vermogensverschaffers: vermogen leveren dividend, zeggenschap, rente.
Leveranciers: grondstoffen leveren betaling.
Afnemers: prijs betalen goederen ontvangen.
Overheid: infrastructuur en rechtsorde belastingen en tarieven voor diensten.

Maatschappelijke omgeving:
Omgevingsfactoren en ondernemingsklimaat
-relaties met de participanten
-concurrentieverhoudingen, algemene economische situatie, betrekkingen met het buitenland en de
economische orde
-DESTEP data

Concurrentieverhoudingen
Marktvorm: het geheel van objectief waarneembare omstandigheden waaronder de concurrentie
plaatsvindt. aantal vragers en aanbieders, de aard van het goed, mate afscherming toetreders.

Algemene economische situatie
Hoogconjunctuur: economie draait volop en bedrijven verkopen hun producten goed.
Laagconjunctuur: economie is lusteloos en er is onvoldoende vraag naar producten.

Betrekkingen met het buitenland
Open economie: economische interacties vinden plaats tussen leden binnen en buiten gemeenschap.
Gesloten economie: alleen interacties binnen gemeenschap.

De economische orde
Georinteerde markteconomie: consumenten en producenten zijn vrij in het nemen van consumptie
en productie beslissingen, maar binnen door de overheid opgelegde randvoorwaarden.

Overheid invloed op afloop economisch proces door zich meer of minder intensief te
bemoeien.
zorg voor infrastructuur
bepaalt mede de kwaliteit van de factor arbeid
ze voert milieu- en innovatiebeleid
zorg voor veiligheid en rechtsorde
bepaalt fiscale formaat
Straatverlichting
5 6
Toneelsubsidie
1 2 3 4
1
2
3
4
5
6

Demografische ontwikkeling / ontwikkeling techniek / normen en waarden / politiek systeem /
rechtsorde: omgevingsfactoren hebben een grote invloed op haar participanten en onderneming,
maar ze worden niet door de economie verklaard.

Strategie: geheel van bestuurlijke beslissingen en handelingen dat de prestaties van de onderneming
op de lange duur bepaalt.

Managementproces:
1. Onderzoek van de omgevingsfactoren
2. Formuleren van een strategie mission statement + kernwaarden + doelstellingen
3. Uitvoeren van een strategie actieplannen d.m.v. programmas, begrotingen en procedures.
4. Evaluatie

Extern onderzoek: analyse van kansen en bedreigingen: opportunities and threats BUITEN
omgevingsfactoren in ruime en enge zin.
Intern onderzoek: sterke en zwakke punten: strenghts and weaknesses BINNEN
- De structuur: de manier waarop de onderneming is georganiseerd.
- De cultuur: het verwachtingspatroon de overtuiging en de waarden van de mensen in de
organisatie.
- De productiemiddelen: de mensen met hun vakbekwaamheden, kwaliteit management,
financile middelen, machines, kantoren, fabrieken.

Doel management: interne grootheden zodanig combineren dat de onderneming een duurzaam
concurrentievoordeel realiseert, waardoor winst kan worden gemaakt.

SWOT-analyse: biedt tot formulering van een strategie te komen.
combinatie kans + sterkte / kans + zwakte / bedreiging + sterkte / bedreiging + zwakte

Bedrijfseconomie keuzevraagstukken die voortvloeien uit schaarste problemen:
Vestigingsplaats, omvang bedrijf, welke producten, inrichting productie, marketing enz.
= het doelmatig en doelgericht beheersen van de productie- en verkoopproces m.b.v. de marketing
mix: product, prijs, plaats en promotie. Denken vanuit de behoeften van de klant.

Algemene economie keuzevraagstukken die de volkshouding als geheel aangaan.





Lijn 1 allebei even duur






Lijn 2 het een dubbel zo duur




Micro-economie
Prijstheorie: hoe prijzen voor producten en voor productiefactoren tot stand komen.
Externe organisatie theorie: geeft analyse van concurrentieverhoudingen berust op vastgestelde
feiten.

Allocatie: hoe producenten reageren op prijssignalen en hoe de productiefactoren toedelen aan
verschillende productiemogelijkheden.

Prijs verticaal / hoeveelheid horizontaal

Schaarste: Je hebt beperkte middelen maar je hebt
veel behoefte. Dus moet je keuzes maken: ik welke
behoeften ga ik mijzelf voorzien, en ik welke niet.

Participanten: betrokken bij of directe invloed op
bedrijfsvoering
Omgevingsfactoren: ondernemingsklimaat of
maatschappelijke context

SWOT-analyse:
Strengths & weaknesses Intern
Opportunities & threats Extern


Wel concurrentie
Lagere prijzen
Hogere kwaliteit
Betere service
Meer innovatie
Efficintere productie
En . meer keuze

Oplossing: verbod op kartelvorming en misbruik van economische machtsposities
Belangrijke kenmerken van een marktvorm:
-aantal vragers
-mate van transparantie
-homogeen/heterogeen
-monopolie / oligopolie blabla

Marktvormen:
Monopolie Vb: NS
n aanbieder, heel moeilijk te betreden.
Oligopolie Vb: Jumbo
een paar aanbieders, moeilijk te betreden.
Monopolistische concurrentie Vb: Zara
veel aanbieders, heterogeen, neiging naar homogeen, makkelijk te betreden.
Volkomen concurrentie Vb: Wall street




Elasticiteit = mate waarin een variabele verandert als gevolg van een verandering van een andere
variabele.

Inelastisch = weinig verandering tussen 0 en -1
Elastisch = veel verandering onder de -1

Ep = prijselasticiteit = procentuele verandering vraag product a
Procentuele verandering prijs product a
Ek = kruiselasticiteit = procentuele verandering vraag product a
Procentuele verandering prijs product b
Ey = inkomenselasticiteit = procentuele verandering vraag product a
Procentuele verandering inkomen

Positief verband: a daalt b daalt, a stijgt b stijgt
Negatief verband inferieure goederen

Elasticiteit belangrijk want..
verhogen prijs inelastisch goed omzetstijging
verhogen prijs elastisch goed omzetdaling

Stappenplan
1) Berekenen procentuele verandering van de twee variabelen
(nieuw oud) / oud x 100
2) Invullen in de formule voor het berekenen van de elasticiteit
3) Interpreteren van de uitkomst van de formule
elastisch of inelastisch?

Economische orde:
De manier waarop beslissingen van consumenten, producenten, overheid en
belangenorganisaties op elkaar zijn afgestemd.
Twee typen:
Kapitalisme (= marktmechanisme = prijsmechanisme)
Centraal geleide planeconomie


























Onze overheid grijpt in omdat de markt niet altijd vlekkeloos functioneert:
Sommige goederen hebben geen prijs: collectieve goederen
Minimum-maximumprijzen
Onrechtvaardige inkomensverdeling
Markten reageren vertraagd
Externe effecten zoals vervuiling
Machtsposities van bedrijven
Werkloosheid
Niet transparante markten





Minimumprijs boven het snijpunt
lijdt tot aanbodoverschot









Vaste kosten / constante kosten:
Deze kosten blijven gelijk wanneer de productie wordt uitgebreid.
Variabele kosten:
Deze kosten nemen toe naarmate de productie wordt uitgebreid.

Proportioneel: kosten per eenheid constant
Degressief: veel inkopen > goedkoper per eenheid
Progressief: complexer maken organisatie > duurder per eenheid

You might also like