Professional Documents
Culture Documents
Status: Definitief
Datum: 10 augustus 2005
Uitgevoerd door: Tamara Onos, geregistreerd arbeidshygiënist
Inhoudsopgave
Samenvatting ......................................................................................................................................... 1
1. Inleiding .............................................................................................................................................. 2
1.1 VASt en bedrijventerreinen ........................................................................................................... 2
1.2 Leeswijzer ..................................................................................................................................... 2
2 Werkwijze ............................................................................................................................................ 3
3. Bedrijventerreinen in Nederland...................................................................................................... 4
3.1 Algemeen ...................................................................................................................................... 4
3.2 Soorten bedrijventerreinen............................................................................................................ 4
3.3 Gevaarlijke stoffen op bedrijventerreinen ..................................................................................... 4
4. Het beleid van Economische Zaken ................................................................................................ 5
4.1 De nota Ruimte ............................................................................................................................. 5
4.2 De nota Milieu & Economie........................................................................................................... 6
5. Samenwerking op bedrijventerreinen ............................................................................................. 7
5.1 Organisatie van de samenwerking................................................................................................ 7
5.2 Voorwaarden voor samenwerking ................................................................................................ 8
5.3 Samenwerking met een mogelijk positief effect op arbeidsomstandigheden ............................... 9
6. VASt en bedrijventerreinen ............................................................................................................ 12
6.1 Algemeen .................................................................................................................................... 12
6.2 De rol van bedrijventerreinen bij het verbeteren van arbeidsomstandigheden op het gebied van
gevaarlijke stoffen ............................................................................................................................. 12
6.3 De rol van het programma VASt ................................................................................................. 13
6.4 Aanbevelingen ............................................................................................................................ 14
6.5 Vraagstelling ............................................................................................................................... 14
Tot op dit moment heeft VASt zich vooral gericht op branches en productketens in 25 prioritaire
bedrijfstakken. De laatste jaren neemt de samenwerking op bedrijventerreinen steeds meer toe. Het is
mogelijk dat deze samenwerkingsverbanden ook een rol kunnen spelen bij het versterken van de
stoffen-kennisinfrastructuur voor bedrijven. Om de mogelijkheden van bedrijventerreinen binnen het
programma VASt te bekijken, is een verkenning uitgevoerd.
Uit de verkenning komt naar voren dat parkmanagement organisaties op bedrijventerreinen binnen het
programma VASt gebruikt zouden kunnen worden om informatie over het veilig werken met
gevaarlijke stoffen te verspreiden. Deze organisaties kunnen de informatie vervolgens via hun
bestaande kanalen verspreiden onder hun leden: ondernemers op bedrijventerreinen.
Daarnaast zijn enkele vormen van samenwerking gevonden die mogelijk een (indirect) positief effect
hebben op arbeidsomstandigheden in het algemeen en het veilig werken met gevaarlijke stoffen in het
bijzonder, namelijk:
Om beter zicht te krijgen op het effect en de slagingskans van deze projecten, wordt aanbevolen
pilotprojecten op te zetten bij enkele bedrijventerreinen.
1
1. Inleiding
Tot op dit moment heeft VASt zich vooral gericht op branches en productketens in 25 prioritaire
bedrijfstakken. De laatste jaren neemt de samenwerking op bedrijventerreinen steeds meer toe. Het is
mogelijk dat deze samenwerkingsverbanden ook een rol kunnen spelen bij het versterken van de
stoffen-kennisinfrastructuur voor bedrijven.
Arbo Advies Onos heeft een verkenning uitgevoerd van de mogelijkheden van bedrijventerreinen
binnen het VASt programma. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft voor deze
verkenning een subsidie verstrekt.
1.2 Leeswijzer
In hoofdstuk twee wordt de werkwijze van deze verkenning beschreven.
Hoofdstuk drie geeft enkele cijfers over bedrijventerreinen en gaat in op de indelingscriteria van
bedrijventerreinen. Bovendien wordt kort ingegaan op de gevaarlijke stoffen die op bedrijventerreinen
aanwezig kunnen zijn.
De overheid heeft in deze en in de vorige kabinetsperiode een beleid gevoerd dat gericht is op
bedrijventerreinen. In hoofdstuk vier wordt dit beleid toegelicht.
In hoofdstuk vijf wordt ingegaan op mogelijke vormen van samenwerking, voorwaarden waaraan
projecten op bedrijventerreinen moeten voldoen en op enkele voorbeelden van projecten die een
positieve invloed kunnen hebben op arbeidsomstandigheden en het werken met gevaarlijke stoffen.
Tot slot geeft hoofdstuk zes aan wat de informatie uit de voorgaande hoofdstukken voor het
programma VASt kan betekenen.
2
2 Werkwijze
In bijlage 1 is een overzicht gegeven van de geraadpleegde websites en literatuur. Ook is een
overzicht gegeven van de personen met wie een interview is afgenomen. Het gaat om personen die
werkzaam zijn bij overheidsinstanties, adviesbureaus, parkmanagement organisaties en
bedrijventerreinen.
Op 8 juni 2005 is een workshop georganiseerd waaraan medewerkers van verschillende organisaties
hebben deelgenomen. Tijdens die workshop is de tot dan toe verzamelde informatie als input gebruikt
in brainstormsessies waarin mogelijke projecten op het gebied van gevaarlijke stoffen zijn bedacht en
waarin is geformuleerd aan welke randvoorwaarden dergelijke projecten moeten voldoen.
In bijlage 2 is een beschrijving gegeven van de doelen, resultaten en uitgangspunten van de workshop
(2a), de deelnemerslijst (2b) en een verslag van de bijeenkomst (2c).
3
3. Bedrijventerreinen in Nederland
3.1 Algemeen
Er zijn ongeveer 3600 bedrijventerreinen in Nederland die groter zijn dan 1 hectare. In totaal beslaan
deze bedrijventerreinen ongeveer 93.000 hectare [Bitter, EZ].
Ruim 21.000 hectare van de bestaande bedrijventerreinen is verouderd.
Het streven is om in de periode 2004 – 2020 23.000 hectare nieuw bedrijventerrein nieuw te
ontwikkelen [EZ, mei 2004].
Als de gemeente of provincie het bedrijventerrein wil reserveren voor een bepaald type bedrijf, dan
kunnen zij een toegespitste of een generieke bestemming koppelen aan het terrein.
Toegespitste bestemmingen zijn bijvoorbeeld ‘transportbedrijven’ of ‘betonwarenindustrie’.
Voorbeelden van generieke bestemmingen zijn ‘plaatselijk verzorgende bedrijven’ of
‘dienstverlenende bedrijven voor de agrarische sector’.
4
4. Het beleid van Economische Zaken
Het bereiken van de nationale opgave (23.000 hectare nieuw bedrijventerrein en herstructurering van
21.000 hectare bestaand bedrijventerrein) is een taak van de decentrale overheden.
In het Actieplan Bedrijventerreinen is vastgelegd wat de bijdrage van Economische Zaken zal zijn.
Deze bijdrage kan verdeeld worden in generiek en specifiek beleid.
Omdat kennisuitwisseling binnen het programma VASt een belangrijke rol speelt, wordt de vierde
peiler van het generieke beleid ‘Aanpak knelpunten in kennis’ toegelicht.
De aanpak van knelpunten in kennis is gericht op kennisuitwisseling en bestaat uit drie onderdelen:
1. De internetsite www.bedrijventerreinen.ez.nl. Op deze website staat informatie over de
uitvoering van het Actieplan Bedrijventerreinen en zijn beschrijvingen van ‘inspirerende
voorbeelden’ gegeven.
2. De digitale Nieuwsbrief Bedrijventerreinen. In deze nieuwsbrief staat onder meer informatie
over wetgeving, interessante projecten en nieuwe publicaties met daarbij gegevens van
contactpersonen.
3. Het kennisplatform. Een groep mensen (projectontwikkelaars, gemeenten,
onderzoeksbureaus, etc.) heeft een aantal vragen geformuleerd die onder ondernemers op
bedrijventerreinen leven. Aan de hand van deze vragen is SenterNovem binnen hun netwerk
op zoek gegaan naar verhalen en voorbeelden van bedrijven en bedrijventerreinen.
Vervolgens zijn deze ervaringen gepubliceerd en is een kennisdag georganiseerd. De
kennisuitwisseling zit in de publicatie, maar ook in de kennisdag. In verband met de goede
ervaringen met het kennisplatform, wordt overwogen om dit project te verlengen [Van Dijk,
EZ].
In het specifieke beleid richt Economische Zaken zich op bedrijventerreinen die van nationaal belang
zijn: de topprojecten. De topprojecten zijn ongeveer 50 bedrijventerreinen die ontwikkeld worden of
waarbij sprake is van herstructurering. Voor topprojecten geldt dat het bedrijventerrein:
• Een bovenregionaal karakter heeft;
• Een oppervlak heeft van minimaal 150 hectare aaneengesloten;
• Toegankelijk is voor bedrijven met minimaal milieucategorie 4;
• Binnen de economische kerngebieden van de nota Ruimte ligt;
• Gelegen is in een gebied waar nieuwe bedrijventerreinen relatief schaars zijn;
• Gelegen is in een regio met een grote opgave voor herstructurering (Noord-Brabant, Noord-
Holland, Gelderland, Zuid-Holland).
5
De kwalitatieve doelstellingen die gesteld zijn op het gebied van externe veiligheid, kunnen direct of
indirect een positief effect hebben op het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Deze doelstellingen
zijn daarom mogelijk interessant voor het programma VASt.
Tot 2003 was er een subsidieregeling waarbij de samenwerking tussen bedrijven onderling en tussen
bedrijven en overheden gestimuleerd werden. De heer Ent van SenterNovem geeft aan dat dit
financiële zetje in het begin nodig was om projecten op te zetten op bedrijventerreinen, maar dat dit nu
niet meer nodig is: Parkmanagement wordt bij vrijwel alle bedrijventerreinen opgezet en het collectief
oppakken van thema’s wordt uit het oogpunt van kosten opgepakt [Ent, SenterNovem].
SenterNovem heeft informatie over de gesubsidieerde projecten gepubliceerd [Novem 1999, 2000,
2001 en 2003, SenterNovem 2004]. Hoewel de duurzame bedrijventerreinen vooral gericht zijn op het
verminderen van milieubelasting, worden in de publicaties ook bedrijventerreinen beschreven met
samenwerkingsprojecten die direct of indirect invloed hebben op arbeidsomstandigheden. Genoemd
zijn:
• Collectieve inkoop van brandblusmiddelen en arbodienstverlening bij RiVu in ’s
Hertogenbosch [Novem, 3DBT-03.05, april 2003];
• Een arbodienst en een open leercentrum bij de bedrijventerreinen in Uden [Novem, 3DBT-
03.04, april 2003];
• Een bedrijfsbrandweer op het Enka-terrein in Ede en in de Kanaalzone Zeeuws Vlaanderen
[Novem, 1999];
• Een reparatiefaciliteit op Betterwird in Dokkum [Novem, 2000];
• Een gezamenlijke arbodienst in De Stad in Oirschot [Novem, 2000];
• Samenwerken op het gebied van veiligheid in de Kanaalzone Zeeuws Vlaanderen [Novem,
2000].
6
5. Samenwerking op bedrijventerreinen
Publieke bedrijventerreinen
Zowel in de stukken over Duurzame bedrijventerreinen als in het Actieplan Bedrijventerreinen 2004-
2008 wordt ingegaan op de voordelen van parkmanagement. Eén van de definities voor
parkmanagement die wordt gegeven, luidt:
‘Het maken van afspraken tussen belanghebbende partijen op het bedrijventerrein (gekoppeld
aan de eigendomsverhoudingen) over de inrichting en/of het beheer van het bedrijventerrein.
Het doel is het verkrijgen en op de lange termijn behouden van een gewenst kwaliteitsniveau
[KPMG, 1998]. ’
Bij ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen wordt parkmanagement tegenwoordig meestal direct
door de gemeente of provincie (degene die de ontwikkeling van het bedrijventerrein initieert)
geïntroduceerd [O. Bitter, EZ]. Organisaties die een kavel kopen op het bedrijventerrein zijn dan
verplicht deel te nemen aan het parkmanagement.
Ook bij bestaande bedrijventerreinen wordt parkmanagement opgestart. Dit is veel lastiger, omdat
deelname niet verplicht kan worden gesteld. Bij parkmanagement op bestaande terreinen is het
fenomeen ‘freeriders’ daardoor een probleem. Freeriders zijn bedrijven die niet deelnemen
(meebetalen) aan het parkmanagement, maar er wel de vruchten van plukken (betere wegen,
groenvoorziening, etc.).
Private bedrijventerreinen
Als een bedrijventerrein (grotendeels) eigendom is van één bedrijf, dan kan dit bedrijf het initiatief
nemen om samenwerking te initiëren. In sommige gevallen is deelname aan
samenwerkingsverbanden een voorwaarde voor vestiging op het terrein. Bedrijven die zich vestigen
op het Philips-terrein Strijp S zijn bijvoorbeeld verplicht deel te nemen aan de beveiligingsorganisatie
en aan de bedrijfshulpverleningsorganisatie [Melgert, PES]. En bedrijven op het DSM-terrein in
Geleen zijn (nog) verplicht gebruik te maken van de arbodienst van DSM.
7
5.2 Voorwaarden voor samenwerking
Ook als er een samenwerkingsverband bestaat, zullen de individuele ondernemers bij elk nieuw
project overtuigd moeten worden van de voordelen van dit project. Zij moeten een reden hebben om
een onderwerp samen met anderen op te pakken en niet als individueel bedrijf. Tijdens deze
verkenning zijn enkele punten naar voren gekomen waaraan een project moet voldoen, wil het in een
samenwerkingsverband opgepakt worden.
De voorwaarden die door meerdere mensen genoemd werden, zijn: ‘geld, gemak en kwaliteit’.
Geld
Een samenwerkingsproject heeft volgens verschillende personen alleen kans van slagen als de
ondernemer hierdoor goedkoper uit is. De heer van Rooij van Schaapsloop B.V. geeft aan dat zij
alleen projecten starten als de ondernemer door samen te werken minimaal 10% goedkoper uit is
[Van Rooij, Schaapsloop B.V.].
Gemak
Samenwerking moet leiden tot meer gemak voor de ondernemer. Door meerdere organisaties werd
hiervoor de term ‘ontzorgen’ gebruikt: de ondernemer hoeft zich geen zorgen te maken over een
bepaald probleem, omdat het in het samenwerkingsverband wordt geregeld.
Overigens houdt dit wel in dat de ondernemer zich ervan bewust moet zijn dat hij een probleem heeft:
hij moet een knelpunt ervaren. Voor het onderwerp gevaarlijke stoffen is dit niet altijd het geval. Zoals
in een eerder hoofdstuk werd aangegeven, weten niet alle ondernemers dat zij te maken hebben met
gevaarlijke stoffen en/of dat zij moeten voldoen aan bepaalde wettelijke eisen.
Kwaliteit
De nieuwe situatie moet minimaal kwalitatief gelijkwaardig zijn aan wat de bedrijven gewend zijn.
Naast absolute voorwaarden, zijn er ook stimulerende factoren. In de workshop is aangegeven dat het
een voordeel kan zijn om het onderwerp gevaarlijke stoffen mee te laten liften met onderwerpen waar
ondernemers een groter belang aan hechten, zoals ‘veiligheid in de brede zin van het woord’ of
‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Het project richt zich eerst op problemen als
diefstalpreventie en sociale veiligheid en ontwikkelt zich in de loop van de tijd naar andere
veiligheidsonderwerpen, zoals arbeidsongevallen en gevaarlijke stoffen.
Een andere stimulans kan de aanwezigheid van de gemeente in projectgroepen zijn of het verkrijgen
van subsidies voor het uitvoeren van een project.
8
5.3 Samenwerking met een mogelijk positief effect op arbeidsomstandigheden
In gesprekken met verschillende organisaties zijn diverse voorbeelden van samenwerking op
bedrijventerreinen genoemd die een positief effect kunnen hebben op de arbeidsomstandigheden in
het algemeen en op de beheersing van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen in het bijzonder. De
voorbeelden zijn in twee categorieën te onderscheiden, namelijk het delen van voorzieningen en het
delen van kennis. Hieronder worden de voorbeelden per categorie genoemd en vervolgens toegelicht.
Calamiteitenplan en bedrijfshulpverlening
Samenwerking op het gebied van calamiteiten is in meerdere documenten (zie 4.2) en interviews
[Vergeer, SenterNovem; Melgert, PES; Schuurmans, Insite; Rentrop, Moerdijk en Van der Heijden,
ICET] genoemd. Te denken valt aan een collectief contract voor de aanschaf en de periodieke
controle van brandblusmiddelen, het samen volgen van BHV-cursussen, een centrale BHV-
organisatie en het opstellen van calamiteitenplannen.
Vooral het opstellen van calamiteitenplannen kan een positief effect hebben op
arbeidsomstandigheden en het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Voor een calamiteitenplan wordt
een overzicht gemaakt van de risico’s. Sommige organisaties gebruiken hiervoor de risico-
inventarisatie en –evaluatie (RI&E) aangevuld met het toxische stoffen register [Van der Heijden,
ICET]. Als bedrijven nog niet in bezit zijn van een RI&E en/of een toxische stoffen register, kan het
calamiteitenplan de aanleiding zijn om alsnog te zorgen dat deze er komen. Bovendien worden bij het
maken van een calamiteitenplan ook de huidige voorzieningen bekeken en komen eventuele
gebreken aan het licht (verkeerde opslag, verkeerde noodvoorzieningen, etc.).
9
Een informatiesysteem voor gevaarlijke stoffen
Bedrijven die gevestigd zijn op Strijp S, een bedrijventerrein van Philips, kunnen als zij dit willen ook
toegang krijgen tot FASIM [Melgert, PES]. Dit is een computerprogramma waarin informatie is
opgenomen over opslag, de omgang met stoffen en relevante informatie voor calamiteiten. Het
programma is gekoppeld aan de inkoop, zodat alle gevaarlijke stoffen in het bedrijf in FASIM zitten.
Het is ook mogelijk om werkplekinstructie kaarten uit te draaien met dit programma. De organisatie
achter FASIM houdt ook alle relevante wetgeving bij.
Centrale roetmeetlocatie
Bij het uitvoeren van roetmetingen komen kankerverwekkende stoffen vrij en worden medewerkers
blootgesteld aan geluidspieken. In de Arbobeleidsregels zijn daarom eisen opgenomen die gesteld
worden aan ruimten waarin roetmetingen worden uitgevoerd. Een aantal garagebedrijven in
Veenendaal heeft ervoor gekozen om de roetmetingen voortaan op één plek te laten plaatsvinden.
Hierdoor was het niet nodig dat ieder bedrijf moest investeren en konden de roetmetingen toch veilig
worden uitgevoerd [De Jong, Fintax].
10
Cursussen voor bedrijven
HumanCapitalCare geeft cursussen waaraan alle bedrijven op een bedrijventerrein kunnen
deelnemen. Kort geleden is de cursus Risico-Inventarisatie en –Evaluatie (RI&E) gestart. Hierin
worden mensen getraind om zelf de RI&E in hun organisatie uit te voeren. Het voordeel van de
aanwezigheid van buurbedrijven bij een dergelijke cursus is, dat mensen elkaar kunnen helpen en
makkelijker bij elkaar binnenlopen om te kijken hoe bepaalde problemen bij de buren zijn opgelost
[Van Gijsel, HumanCapitalCare].
5.3.3 Samenvattend
De onderwerpen die relatief vaak uit de gesprekken en stukken naar voren kwamen, zijn:
• het centrale contract met de arbodienst en/of een adviesbureau;
• het gezamenlijk organiseren van calamiteitenplannen en BHV-organisaties;
• het centraal organiseren van voorlichting of opleidingen voor werknemers.
Blijkbaar is het voor ondernemers interessant om deze onderwerpen samen met andere ondernemers
op te pakken. Van deze onderwerpen heeft vooral de centraal georganiseerde voorlichting en het
gezamenlijk organiseren van calamiteitenplannen en de BHV-organisatie mogelijk een gunstige
invloed op het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Bij de centrale contracten voor arbodiensten en
adviesbureaus worden bij de geïnterviewde organisaties nog vrijwel geen vragen gesteld over
gevaarlijke stoffen.
De voorbeelden die direct te maken hebben met gevaarlijke stoffen zijn het centrale
informatiesysteem en de centrale opslag. Deze voorbeelden zijn alleen genoemd bij een
bedrijventerrein waar een groot bedrijf het initiatief neemt. De opslag is tot op heden nog niet
gerealiseerd, omdat de milieuvergunning niet rond komt.
11
6. VASt en bedrijventerreinen
6.1 Algemeen
Het programma VASt heeft zich tot nu toe gericht op branches. In 2006 zal het programma zich
verbreden naar bedrijven. Het gaat hierbij om bedrijven die vallen onder actieve branches, bedrijven
die vallen onder niet-actieve branches en om bedrijven die niet onder een branche vallen. Een manier
om deze bedrijven te bereiken is via bedrijventerreinen.
Het overheidsbeleid dat gericht was op het stimuleren van Duurzame bedrijventerreinen en het
huidige Actieplan Bedrijventerreinen hebben (mede) geleid tot een grotere organisatiegraad op
bedrijventerreinen. Op vrijwel alle nieuwe bedrijventerreinen wordt parkmanagement geïntroduceerd
en ook bestaande bedrijventerreinen hebben parkmanagement of werken op een andere wijze samen.
Bedrijventerreinen zouden daarom in 2006 een speerpunt kunnen worden voor het programma VASt.
De motivatie om mee te doen aan een project is bij de drie niveaus verschillend. Bij projecten die
gericht zijn op individuele bedrijven zijn de drie factoren geld, gemak en kwaliteit van groot belang. De
meerwaarde moet voor het individuele bedrijf duidelijk zijn, anders doet de ondernemer gewoon niet
mee. Een voorbeeld van een project dat gericht is op individuele bedrijven en dat door de
geïnterviewde organisaties als succesvol werd genoemd, is het centraal organiseren van cursussen
en voorlichtingssessies. Het is voor de ondernemers een groot voordeel als werknemers in de buurt
op cursus gaan (gemak en geld).
Bij projecten die gericht zijn op groepen vergelijkbare bedrijven zijn geld, gemak en kwaliteit ook van
belang, maar kunnen bedrijven daarnaast gemotiveerd worden door de mogelijkheid om contact te
leggen met soortgelijke bedrijven uit de buurt en door de mogelijkheid om specifieke kennis en
ervaringen uit te wisselen.
Voorbeelden van projecten voor groepen vergelijkbare bedrijven zijn de RI&E cursussen waarbij
gebruik gemaakt wordt van een branche-RI&E. Omdat in vergelijkbare bedrijven soortgelijke stoffen
voorkomen, is het ook mogelijk om op clusterniveau een gevaarlijke stoffen systeem op te stellen.
Hiervoor zou Stoffenmanager gebruik kunnen worden, maar ook een programma dat in één van de
bedrijven al gebruikt wordt, zoals in het voorbeeld van Philips (FASIM).
Bij projecten die gericht zijn op het gehele bedrijventerrein moet voor alle afzonderlijke bedrijven de
meerwaarde van meedoen duidelijk zijn. Deze projecten zijn moeilijker van de grond te krijgen. Als
bedrijven eenmaal meedoen, is dit minder vrijblijvend door de aanwezigheid van de groepsdruk.
Voorbeelden van projecten die de arbeidsomstandigheden en vooral het veilig werken met gevaarlijke
stoffen voor het gehele bedrijventerrein verbeteren, zijn het centraal opstellen van calamiteitenplannen
en het opzetten van projecten Veilig Ondernemen of Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
12
6.3 De rol van het programma VASt
Het programma VASt kan bepaalde voorlopende bedrijventerreinen stimuleren om pilotprojecten op te
zetten die gericht zijn op veilig werken gevaarlijke stoffen. De pilotprojecten geven inzicht in de
haalbaarheid van projecten en de opbrengst uit het oogpunt van veilig werken met stoffen. Deze
ervaringen kunnen als goede voorbeelden gebruikt worden om andere bedrijventerreinen te
stimuleren soortgelijke projecten op te zetten.
De projecten moeten, conform de doelstelling van het programma VASt, uiteindelijk leiden tot betere
implementatie van het arbobeleid gevaarlijke stoffen binnen bedrijven.
Bedrijventerreinen kunnen op drie niveaus een rol spelen om veilig werken met gevaarlijke stoffen te
stimuleren, namelijk gericht op individuele bedrijven, op soortgelijke bedrijven en op het gehele
bedrijventerrein (zie paragraaf 6.2).
Individuele bedrijven
Enkele organisaties hebben positieve ervaringen met centraal georganiseerde voorlichtingssessies en
opleidingen. In een pilot zou onderzocht kunnen worden of voorlichtingssessies over gevaarlijke
stoffen ook goed ontvangen worden. Een variant hierop is het centraal ontwikkelen van een aantal
voorlichtingssessies die vervolgens op verschillende bedrijventerreinen gebruikt kunnen worden.
Wellicht kan de Vereniging Bedrijventerreinen Nederland hierbij een rol spelen.
Om ondernemers te helpen bij het uitvoeren van de wettelijke verplichtingen zou een workshop
opgezet kunnen worden waarin de ondernemers zelf de verdiepende inventarisatie stoffen uitvoeren
met behulp van stoffenmanager. Hierin kunnen zij in mindere of meerdere mate geholpen worden
door een externe deskundige. Als dergelijke workshops een goede evaluatie krijgen, kan dit voor
andere bedrijventerreinen een reden zijn om ze ook op te zetten.
Soortgelijke bedrijven
Door de branche-benadering heeft het programma VASt zich tot nu toe steeds gericht op soortgelijke
bedrijven. Enkele actieve branches stellen op dit moment actieplannen op die gericht zijn op het
implementeren van branche afspraken. Als VASt zich via bedrijventerreinen wil richten op soortgelijke
bedrijven, dan is het belangrijk dat dit aansluit op de actieplannen.
Overigens zal het lang niet op alle bedrijventerreinen mogelijk zijn om clusters te vormen van
soortgelijke bedrijven. Dit kan alleen op erg grote bedrijventerreinen of op bedrijventerreinen met een
toegespitste bestemming (zie paragraaf 3.2).
Bedrijventerreinen
Op het niveau van bedrijventerreinen zou een pilotproject uitgevoerd kunnen worden dat als doel heeft
alle bedrijven te voorzien van een calamiteitenplan met daarin ook de overkoepelende risico’s van het
bedrijventerrein (mogelijke gevaren door calamiteiten bij andere bedrijven). Voor het opstellen van de
calamiteitenplannen moet elk bedrijf in bezit zijn van een RI&E en een toxische stoffen register.
Wanneer zij dit nog niet hebben, dan wordt dit tijdens het project ook uitgevoerd.
Een ander mogelijk pilotproject is het uitvoeren van een project Veilig Ondernemen waarbij de
voorwaarde is dat veilig werken met gevaarlijke stoffen onderdeel is van het project en dat alle
deelnemers aan het eind van het project in bezit moeten zijn van een RI&E en een toxische stoffen
register.
De projecten op het niveau van het gehele bedrijventerrein zijn omvangrijk. De opstart ervan zal tijd en
energie kosten, omdat een groot deel van de ondernemers op het bedrijventerrein overtuigd moet zijn
van het nut van het project.
13
Communicatiekanaal
Het programma VASt zou de bedrijventerreinen kunnen gebruiken om informatie over gevaarlijke
stoffen en wetgeving te verspreiden. De bedrijventerreinen kunnen dit vervolgens via bestaande
informatiekanalen verspreiden onder hun leden. Voor het bereiken van de bedrijventerreinen zou
eventueel de recent opgerichte Vereniging Bedrijventerreinen Nederland kunnen worden gebruikt.
Een andere mogelijkheid is de nieuwsbrief Bedrijventerreinen van het ministerie van Economische
Zaken.
6.4 Aanbevelingen
Geadviseerd wordt om bedrijventerreinen binnen het programma VASt in ieder geval in te zetten als
communicatiekanaal. Informatie over gevaarlijke stoffen en over activiteiten van VASt kan verspreid
worden onder parkmanagement organisaties. Deze organisaties kunnen de informatie vervolgens
verder verspreiden onder aangesloten bedrijven.
Daarnaast wordt aanbevolen een aantal pilotprojecten op te starten die gericht zijn op de
implementatie van het arbobeleid gevaarlijke stoffen bij individuele bedrijven. De resultaten hiervan
zijn interessant voor een groot aantal bedrijventerreinen. Eventueel kan als aanvulling een prestigieus
pilotproject opgezet worden dat gericht is op een heel bedrijventerrein.
Pilotprojecten die gericht zijn op soortgelijke bedrijven kunnen een nuttige aanvulling vormen op de
actieplannen van actieve branches.
De ervaringen van de pilotprojecten kunnen via publicaties en symposia gecommuniceerd worden aan
andere bedrijventerreinen.
6.5 Vraagstelling
De vraagstelling van deze verkenning luidt:
• Welke rol kunnen samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen spelen bij het vergroten
van de beschikbaarheid en de verspreiding van de kennis over stoffen, risico’s en
beheersmaatregelen?
Bedrijventerreinen kunnen een rol spelen bij het vergroten van kennis over gevaarlijke stoffen door
informatie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid via bestaande informatiekanalen
onder ondernemers te verspreiden.
Daarnaast is het mogelijk om specifieke projecten op te starten die direct of indirect een positief effect
hebben op arbeidsomstandigheden in het algemeen en het werken met gevaarlijke stoffen in het
bijzonder. Mogelijke projecten zijn:
14
Delen van kennis
• Voorlichting voor werknemers;
• Cursussen voor bedrijven;
• Een centrale helpdesk;
• Inhuren van arbo-personeel van buurbedrijven;
• Delen van kennis met buurbedrijven;
• Hulp bij audits;
• Kringbijeenkomsten met gevaarlijke stoffen als thema.
15
Bijlage 1: Geraadpleegde websites, literatuur en personen
Websites
www.apeldoorn.nl
www.arboanders.nl
www.beco.nl
www.bedrijventerreinen.ez.nl
www.dbn.nu
www.dbt.novem.nl
www.duurzamebedrijventerreinen.nl
www.emmen.nl
www.kvk.nl
www.nijmegen.nl
www.parkschipholrijk.nl
www.pitbrabant.nl
www.pzh.nl
www.schaapsloop.nl
www.senternovem.nl
www.syntens.nl
www.vbml.nl
www.vcbb.nl
www.vng.nl
www.vno-ncw.nl
www.vosadvies.nl
www.vpb-emmen.nl
www.werklocaties.nl
Literatuurlijst
Buck Consultants International. Meer private betrokkenheid als kans bij de hersturcturering van
bedrijventerreinen. Uitgave Ministerie van Economische Zaken. Bestelnummer 14B32. Den Haag,
november 1999.
KPMG N.V. P.J. Wijnker en J.C.T.M. Doorakkers, Duurzame bedrijventerreinen. Handreiking voor het
management van bedrijven en overheid. Den Haag, oktober 1998.
Ministerie van Economische Zaken, Nieuwsbrief Bedrijventerreinen. Jaargangen 2003, 2004 en 2005
(t/m mei 2005).
Ministerie van Economische Zaken. Actieplan Bedrijventerreinen 2004 – 2008. Samenwerken aan
uitvoering. Publicatienummer 03O13. Den Haag, mei 2004.
Ministerie van Economische Zaken. Parkmanagement. Kwaliteit wint terrein… en dat zetten we op
papier. Publicatienummer 03O12. Den Haag, juni 2003.
Ministerie van Economische Zaken. Ruimtelijke kwaliteit en bedrijventerreinen, analyse van het
planvormingsproces. Publicatie nummer 04O04. December 2003.
16
Ministerie van Economische Zaken. Terreinwinst voor economie én milieu. De praktijk van duurzame
bedrijventerreinen. Code 14-R-28.
Novem, Bedrijventerrein De Trompet, Heemskerk. Milieu als keurmerk. Brochure nummer 3DBT-
03.07. April 2003.
Novem, Duurzame bedrijventerreinen Uden. Kwaliteit maken én borgen. Brochure nummer 3DBT-
03.04. April 2003.
Novem, Duurzame revitalisering RiVu, ’s Hertogenbosch. Voor bedrijven en door bedrijven. Brochure
nummer 3DBT-03.05. April 2003.
Novem, Industrieterrein Zwartewater, Hasselt. Samen terrein winnen. Brochure nummer 3DBT-03.03.
April 2003.
Novem, Leren van falen: succes behalen. Rol faalfactoren bij realisatie van duurzaam bedrijventerrein.
Brochure nummer 3DBT-01.06. December 2001.
Novem, Werken aan duurzame bedrijventerreinen 2. Samenvatting van met subsidie gehonoreerde
projecten in 2000. Brochure nummer 3DBT-01.01. Jaargang 2-2000.
Novem, Werken aan duurzame bedrijventerreinen. Samenvatting van met subsidie gehonoreerde
projecten in 1999. Brochure nummer 3DBT-01.05. Jaargang 1-1999.
RIGO Research en Advies B.V. Internationale vergelijking bedrijventerreinen. Zes case studies.
Uitgave Ministerie van Economische Zaken. Bestelnummer 14B35. Den Haag, februari 2000.
SenterNovem. Parkmanagement. Kwaliteit wint terrein… en hoe financieren we dat? december 2002.
17
Personen met wie een interview is afgenomen
18
Bijlage 2: Workshop 8 juni 2005
19
Bijlage 2a Doel, resultaat en uitgangspunten van de workshop
Doel
• Het stimuleren van de gedachtevorming en uitwisseling; daartoe wordt een eerste verkenning
van samenwerkingsvormen gepresenteerd aan bedrijven, organisaties en instanties die
betrokken zijn bij bedrijventerreinen;
• Het bespreken en uitwerken van mogelijke samenwerkingsvormen;
• Het identificeren van Goede Voorbeelden.
Resultaat
• Een overzicht en mogelijk een ordening van de samenwerkingsvormen op bedrijventerreinen,
op basis van de eerste verkenning, en aangevuld en getoetst in de workshop;
• Een eerste overzicht van Goede Voorbeelden, en/of van voorwaarden bepalend voor succes;
• Deelnemers hebben kennis genomen van de verschillende samenwerkingsvormen en hebben
toepasbare ideeën opgedaan voor de aanpak van gevaarlijke stoffen op bedrijventerreinen
• Zicht op, of ideeën over op welke wijze het VASt programma kan bijdragen aan de versterking
of verbreding van deze ontwikkeling.
Uitgangspunten
• De workshop is een informele en verkennende bijeenkomst;
• Deelnemers aan de workshop zijn vertegenwoordigers van bedrijventerreinen, zoals
parkmanagement organisaties, bedrijven die gevestigd zijn op een bedrijventerrein, en
vertegenwoordigers van het netwerk rondom bedrijventerreinen, zoals adviesbureau’s,
beleidsmakers, ondersteunende partijen, etc.;
• Met het formuleren en onderzoeken van mogelijkheden om samen te werken op stoffen-
gebied proberen we zoveel mogelijk aan te sluiten op bestaande initiatieven en al lopende
vormen van samenwerking;
• Goede Voorbeelden vormen een belangrijkste basis voor het SZW-programma VASt
20
Bijlage 2b Deelnemerslijst
21
Bijlage 2c Verslag
Inleiding
In veel bedrijven komen medewerkers in contact met gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld stof,
uitlaatgassen en oplosmiddelen. Blootstelling aan deze stoffen kan leiden tot gezondheidsschade. Het
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een programma dat erop gericht is om deze
blootstelling te verminderen. Het programma Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen
(VASt), richt zich met name op activiteiten binnen branches.
De laatste jaren neemt de organisatie van bedrijven op bedrijventerreinen steeds meer toe. Via
bedrijvenkringen of parkmanagement worden allerlei samenwerkingsprojecten opgezet. In het kader
van het programma VASt is een verkenning uitgevoerd om te kijken of de al aanwezige infrastructuur
voor samenwerking ook gebruikt kan worden voor het onderwerp gevaarlijke stoffen. De belangrijkste
vraag is daarbij: welke vormen van samenwerking op het gebied van gevaarlijke stoffen zijn gewenst
of zelfs al gerealiseerd, en wat zijn voorwaarden om samenwerking op het gebied van gevaarlijke
stoffen succesvol uit te voeren? En vervolgens: op welke wijze kan het VASt programma bijdragen
aan de versterking of verbreding van deze ontwikkeling?
Door gesprekken met uiteenlopende organisaties die betrokken zijn bij bedrijventerreinen is een
verkenning gemaakt van (mogelijke) vormen van samenwerking op bedrijventerreinen op het gebied
van gevaarlijke stoffen. Deze verkenning is voorgelegd aan enkele organisaties tijdens een workshop.
Workshop
Op woensdag 8 juni 2005 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden in het kader van de genoemde
verkenning. Bij deze bijeenkomst waren organisaties aanwezig die op uiteenlopende wijzen te maken
hebben met bedrijventerreinen. In bijlage 1 is een deelnemerslijst opgenomen.
Programma workshop
In het gedeelte voor de pauze is kort ingegaan op de huidige vormen van samenwerking op
bedrijventerreinen die door gesprekken en interviews zijn verzameld. Ook zijn enkele voorwaarden
geformuleerd waaraan een project zou moeten voldoen voor het kans van slagen heeft.
Na de pauze hebben de deelnemers aanvullende voorwaarden geformuleerd en middels een
brainstormsessie andere mogelijke projecten op het gebied van gevaarlijke stoffen bedacht.
In dit verslag worden de conclusies en suggesties van deze bijeenkomst kort weergegeven.
22
Voorwaarden die tijdens de workshop zijn gepresenteerd
De collectieve aanpak van gevaarlijke stoffen op een bedrijventerrein kan alleen slagen als voldaan
wordt aan de volgende voorwaarden:
1. De nieuwe situatie is kwalitatief gelijkwaardig aan of beter dan de oude situatie;
2. De ondernemer moet goedkoper uit zijn;
3. Het moet werk uit handen nemen van de ondernemer;
4. Er moet al een samenwerkingsverband aanwezig zijn op het bedrijventerrein;
5. Bedrijven moeten zich bewust zijn van het feit dat er iets te regelen en/of te verbeteren valt op
het gebied van gevaarlijke stoffen.
De deelnemers waren het eens met deze voorwaarden, maar gaven aan dat er aanvullende
voorwaarden zijn:
6. Er moet voldoende draagvlak zijn (het aantal bedrijven dat mee wil doen moet groot genoeg
zijn);
7. De problematiek moet kaveloverschrijdend zijn (als er bij mijn buurman brand is, brengt dat
mijn medewerkers en het bedrijfsproces in gevaar);
8. Er moet een herkenbaar ervaren knelpunt zijn (bijvoorbeeld de kans op boetes, een
voorstelbaar incident met voldoende impact);
9. Het gaat om een moeilijk en soms gevoelig onderwerp. De bedrijven moeten elkaar daarom
vertrouwen en er moet vertrouwen zijn in het parkmanagement.
Tijdens de bijeenkomst zijn nog enkele nieuwe vormen van samenwerking bedacht.
23
Starten met een onderwerp dat hoog op de agenda van ondernemers staat en gaandeweg
ook gevaarlijke stoffen introduceren. Mogelijke onderwerpen zijn:
- Het keurmerk veilig ondernemen;
- Maatschappelijk verantwoord ondernemen;
Bij elkaar auditen en elkaar ondersteunen bij externe audits en bij controle/handhaving door
het bevoegde gezag;
Contracten afsluiten voor periodieke keuringen en onderhoud die direct of indirect invloed
hebben op het werken met gevaarlijke stoffen. Genoemd zijn:
- STEK-controle;
- Legionella controle;
- Het keuren van brandblusmiddelen en systemen;
- Het controleren van de CV-installatie;
- Het keuren van vloeistofdichte vloeren;
- Afvalinzameling en verwijdering.
Het vervolg
De informatie die tijdens de bijeenkomst naar voren is gekomen, zal verwerkt worden in de
verkenning. Er zal een informatieblad gemaakt worden dat direct na publicatie opgestuurd zal worden
aan de deelnemers aan de bijeenkomst. Het ligt in de planning om het informatieblad na de zomer te
publiceren.
24
Bijlage 3: Mogelijke rechtsvormen bij parkmanagement
Dit tabel is overgenomen uit: Parkmanagement. Kwaliteit wint terrein [EZ, maart 2002].
25