You are on page 1of 57

! "# $ % !

& '(
)

* + " , - ! %
ERRATUM

Overzicht van aanvullingen en correcties van fouten in het definitief concept Economisch
Beleidsplan Rijnsburg “Kansen Benutten” dd. 12 maart 2004

Ad. Pagina 13.


13
Toevoeging voetnoot: “ De toevloeiing vanuit Duyfrak zal aanzienlijk groter zijn als er een vaste
oeververbinding wordt gemaakt. Hiervan is vooralsnog geen sprake.”

Ad. Pagina 13.


Correctie van inhoud van de twee rechterkolommen (berekening 2010) in tabel 2.8:

2004 2010
dagelijks Niet-dagelijks dagelijks Niet-dagelijks
Aantal inwoners 14.890 14.890 15.800 15.800
Bestedingen per consument 2.600 3.340 2.928 3.761
Bestedingspotentieel 38,7 mln. 49,7 mln. 46,3 mln. 59,4 mln.
Koopkrachtbinding totaal 83% 17% 83% 17%
Omzet toevloeiing uit de regio 3,6 mln. 1.1 mln. 7.6 mln. 1.7 mln.
Totaal omzetpotentieel 35,8 mln. 9,5 mln. 45.9 mln 11.8 mln.
Gerealiseerde omzet 21,5 mln. 10,0 mln 26,3 mln 11,2 mln.
Mogelijke metrage 5.600 m² 6.500 m² 6.800 m² 7.600 m²
Huidig metrage 3.400 m² 7.200 m² 3.900 m² 7.200 m²
Additionele marktruimte 2.200 m² Geen markt- 2.900 m² 400 m²
ruimte

Ad. Pagina 26.


18
Toevoeging voetnoot: “ De lokale economie diversifieert zich echter niet ‘in de breedte (diversi-
ficatie in economische sectoren) maar eerder `in de diepte’ (verbreding van activiteiten binnen
de tuinbouwkolom).”

Ad. Pagina 27.


19
Toevoeging voetnoot bij punt d): “ De toevloeiing vanuit Duyfrak zal aanzienlijk groter zijn als er
een vaste oeververbinding wordt gemaakt. Hiervan is vooralsnog geen sprake.”

Ad. Pagina 30.


Correctie in naam: Veiling Westland moet zijn: veiling Holland in Naaldwijk

Ad. Pagina 30.


e
Correctie 2 bullet naar actualiteit: Het bestemmingsplan Buitengebied moet nog worden geac-
tualiseerd. De voorbereiding zijn hiervoor inmiddels gestart”.

Ad. Pagina 34.


Ad 1) Buurtwinkelcentrum De Remise is gewijzigd in “Winkelstrip De Remise”.

Ad Pagina 40.
Correctie spelfout in laatste alinea: Marktruimte in dagelijkse sector bedraagt 2.900m2 in plaats
van 4.600m2
INHOUDSOPGAVE

Blz.

1. Evalueren en actualiseren 1
1.1 (Ver)nieuw(d) economisch beleid
1.2 Kiezen voor Kansen
1.3 Evaluatie en actualisering EBR
1.4 Achterliggend kader
1.5 Leeswijzer
1.6 Interactief beleid
1.7 Kansen benutten

Deel I Analyse 1994 - 2003

2. Ontwikkeling economische structuur 5


2.1 Bevolkingsontwikkeling
2.2 Dynamiek beroepsbevolking
2.3 Productiestructuur
2.4 Ontwikkeling detailhandel
2.5 Conclusie

3. Evaluatie beleid “Kiezen voor Kansen” 16


3.1 EBR in hoofdlijnen
3.2 Doelstellingen en actiepunten
3.3 Resultaat strategische doelstellingen EBR
3.4 Realisatie actiepunten EBR
3.5 Conclusie

Deel II Nieuwe beleid

4. Beleidsstrategie 2004 - 2014 26


4.1 Beleidsopgaven
4.2 Beleidsdoelstellingen
4.3 Strategische speerpunten
4.4 Economisch-ruimtelijk beleidskader
4.5 Contourenkaart
5. Agribusiness complex 30
5.1 Toekomstperspectief
5.2 Beleidsacties

6. Locatieontwikkeling en uitbouw bedrijvigheid 32


6.1 Toekomstperspectief
6.2 Beleidsacties

7. Centrumontwikkeling 36
7.1 Toekomstperspectief
7.2 Beleidsinzet

Bijlagen 38
1. Sleutelpersonen
2. Resultaten consumentenenquete detailhandel Rijnsburg
3. Resultaten bedrijfsenquete ruimtegebruik en -behoefte
1. EVALUEREN EN ACTUALISEREN

1.1 (Ver)nieuw(d) economisch beleid


Het voorliggende economisch beleidsplan is het resultaat van de evaluatie en actualisering van
het uit 1994 daterende economisch beleidsplan “Kiezen voor Kansen”. De gemeenteraad van
Rijnsburg heeft begin 2003 opdracht gegeven tot het opstellen van een dergelijk (ver)nieuw(d)
beleidskader voor wederom een periode van tien jaren.

1.2 Kiezen voor Kansen


1
Het Economisch Beleidsplan (EBR) “Kiezen voor Kansen” beoogde richting te geven aan de
economisch-ruimtelijke ontwikkeling in de periode 1994 - 2004. Een belangrijk gegeven bij de
totstandkoming van het plan in 1994 was dat de gemeente Rijnsburg een artikel 12 status had
en in financieel-economisch opzicht niet draagkrachtig genoeg was om die beoogde ontwikke-
lingen eigenhandig te realiseren. Het EBR moest dan ook een opmaat zijn voor een vertaalslag
naar werkbare en economisch haalbare investeringsalternatieven. In 1996 is, onder leiding van
de commissie van het bedrijfsleven, door ARCADIS de rapportage “Uitwerking EBR” opgesteld.
Hierin zijn de beleidslijnen uit het beleidsplan geconcretiseerd in een uitvoeringsprogramma met
deelprojecten, bijbehorende financiële implicaties en realisatietermijnen. Sinds 1999 werkt de
gemeente in de publiek-private vennootschap Floris V samen met de Rabobank Rijndorpen,
FloraHolland en Arcadis aan realisatie van deze deelprojecten.

1.3 Evaluatie en actualisering EBR


Hoewel een en ander met elkaar verweven is, “beperkt” het voorliggende rapport zich conform
de opdracht van de gemeenteraad tot het evalueren en actualiseren van het EBR. De opzet en
het functioneren van respectievelijk het uitvoeringsprogramma en Floris V maken hiervan geen
deel uit. Als zodanig wordt in dit rapport daarom “slechts” de economische beleidsagenda voor
de komende circa tien jaren gepresenteerd. Een eventuele doorwerking hiervan naar het uitvoe-
ringsprogramma en Floris V is in de onderhavige nota geen onderwerp van beleid.

1.4 Achterliggend kader


Achterliggend kader voor het evalueren en (her)formuleren van het lokaal economisch beleid is
naast de dynamiek van tien jaar economisch-ruimtelijk beleid en ontwikkeling ook de voorge-
nomen fusie tussen de gemeenten Rijnsburg, Valkenburg en Katwijk per 1 januari 2006. Door
een nieuw beleidskader te formuleren, wordt de inzet van Rijnsburg binnen KRV-verband geëx-
pliciteerd. Uitgangspunt hierbij is overigens dat deze inzet niet alleen de Rijnsburgse
(deel)economie maar juist ook die van de drie KRV-gemeenten gezamenlijk ten goede komt. In
de analyses van de huidige economische structuur en ontwikkeling is daarom daar waar moge-
lijk ook gekeken naar het KRV-verband in totaliteit.

1
Het betrof “slechts” een plan in hoofdlijnen zonder specifiek actieplan of tijdpad.

Definitief conceptrapport 1
Fusie KRV-gemeenten
De raden van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg hebben in de zomer van 2002 gekozen
voor een vrijwillige fusie. De drie KRV-gemeenten werken al langere tijd op veel terreinen samen. De
fusie heeft ten doel om “een nieuwe gemeente tot stand te brengen die zelfstandig kan opereren,
betere dienstverlening en beleidsvorming kan organiseren voor de eigen bevolking en meer bestuurs-
kracht kan ontwikkelen naar haar partners in de omgeving”.

Bovendien is een grotere gemeente veel beter in staat om de eigen ruimtelijk economische positie te
versterken. Overigens een versterkte positie die niet ten koste gaat van de cultuur en structuur van de
afzonderlijke kernen. Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg behouden dus elk hun eigen karakter. De
fusiegemeente kan een nog betere bijdrage leveren aan regionale oplossingen zoals het Programma
van Afspraken SDB/SLR en het Pact van Teylingen. Het vastgestelde Plan van Aanpak fusieproces
KRV en de Profielschets ‘Trots op traditie, oog voor vernieuwing’ geven de denk-richting aan voor de
inrichting van de organisatie, maar ook voor de keuzes ten aanzien van ruimte, wonen en werken. De
drie gemeenten moeten zich echter nog beraden over de gezamenlijke ruimtelijke en economische
koers. De volgende beleidsintenties zijn daarbij van belang:
• de nieuwe KRV-gemeente onderschrijft het Pact van Teylingen en het algemene uitgangspunt
van het Programma van Afspraken SDB/SLR/PZH: ‘groei door slim, intensief, meervoudig en
duurzaam ruimtegebruik’;
• de nieuwe KRV-gemeente ontwikkelt beleid, vooral door revitalisering en ontwikkeling van
bedrijfsterreinen, behoud van de agrarische keten, behoud en concentratie van gespeciali-
seerde glastuinbouw en versterking van de toeristische functie. Dit beleid moet aansluiten bij
belangrijke regionale economische ontwikkelingen in de directe omgeving;
• binnen de beperkte mogelijkheden moet voldoende bedrijfsruimte kunnen worden geboden,
zowel aan nieuwe bedrijven als aan bestaande bedrijven met uitbreidings- en/of
verplaatsingswensen. Dit mag niet ten koste gaan van de glastuinbouw, veiling FloraHolland
en het marinevliegkamp Valkenburg

1.5 Leeswijzer
De nota is opgebouwd uit twee delen. In het eerste deel wordt de stand van de lokale economie
geanalyseerd en wordt tien jaar EBR geëvalueerd. Een en ander leidt tot conclusies over de
economische ontwikkeling in het afgelopen decennium, de mate waarin het EBR daaraan heeft
bijgedragen en de noodzakelijk geachte beleidsinzet voor de komende jaren.
Deel twee bevat het voorgestelde beleid voor de komende beleidsperiode van tien jaren.

1.6 Interactief beleid


De voorliggende nota is niet “van achter de schrijftafel” opgesteld. Een klankbordgroep met
2
vertegenwoordigers van het Rijnsburgse bedrijfsleven heeft het project begeleid. Ook zijn
3
meerdere sleutelinformanten geconsulteerd . Tachtig Rijnsburgse bedrijven hebben deelgeno-
men aan een enquête over de ruimtebehoeften van het bedrijfsleven. Een woord van dank voor
hun aller medewerking is zeker op zijn plaats.

2
Samenstelling zie bijlage.
3
Idem.

Definitief conceptrapport 2
1.7 Kansen benutten
In 1994 werden duidelijke keuzes gemaakt voor een offensief gemeentelijk economisch beleid.
De drie kernambities van destijds -een agribusiness complex met toekomst, ruimte voor be-
drijfsvestiging en een sterk (winkel)centrum- zijn nog altijd van toepassing. In dat opzicht be-
hoeft het beleid geen bijstelling. Wel aanscherping. Om de aanwezige kansen ook daadwerke-
lijk te benutten, zullen (op onderdelen) meer expliciete keuzes gemaakt
moeten worden. “Kansen benutten” is de logische consequentie van de tien jaar geleden inge-
slagen beleidsweg om te “kiezen voor kansen”.

Definitief conceptrapport 3
DEEL I
ANALYSE 1994 - 2003

Definitief conceptrapport 4
2. ONTWIKKELING ECONOMISCHE STRUCTUUR

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de lokale en regionale economische
4
structuur in de periode 1994 - 2003 .

2.1 Bevolkingsontwikkeling
Op 1 januari 2003 telde de gemeente Rijnsburg 14.960 inwoners. Ten opzichte van 1994 is het
inwonertal licht gestegen (6,9%). De neiging tot verhuizen van de Rijnsburgse bevolking is rela-
5
tief laag. Vooral oudere Rijnsburgers willen graag in het oude dorpscentrum blijven wonen .
Vertrek en nieuwvestiging houden elkaar in evenwicht. Er is dan ook nauwelijks sprake van een
6
vertrekoverschot. Met het oog op trends in bevolkingsontwikkeling neemt de behoefte aan
nieuwbouw in het gebied echter toe. Volgens de prognoses van VROM (1998) en de bouwop-
gave uit het Programma van Afspraken SLR/SDB zal het aantal inwoners van Rijnsburg en
Valkenburg de komende jaren stijgen. Per saldo stijgt het inwonertal van Rijnsburg tot 2010 met
circa 12,8% tot 15.800 inwoners. Zie tabel 2.1 voor een overzicht.

Tabel 2.1 Bevolkingsontwikkeling gemeente Rijnsburg 1994-2010


Peildatum Inwoneraantal Verschil met 1994
1-1-1994 14.000
1-1-2003 14.960 + 6,9%
7
1-1-2010 15.800 + 12,8%
Bron: CBS/gemeente Rijnsburg 2003

Behalve de bevolkingsgroei is ook de bevolkingssamenstelling van groot belang voor de mate


waarin het “arbeidspotentieel” zich kan ontwikkelen. Vergrijzing is een belangrijke trend. Het
aandeel 65+ is in Rijnsburg momenteel relatief laag in vergelijking met omliggende gemeenten
en de regio als geheel. Dit betekent niet dat de bevolking minder vergrijsd. De vergrijzinggolf
manifesteert zich in Rijnsburg namelijk later dan elders in de regio. Het aandeel 65+-ers op de
bevolking van Rijnsburg neemt tot 2010 toe met 25%.

4
De ontwikkeling is in sommige sectoren vergeleken met andere gemeenten in de regio. Referentiecijfers zijn niet
altijd beschikbaar voor 1994.
5
Laagland Advies (2000).
6
Vergrijzing (langer zelfstandig wonen), gezinsverdunning (toename aantal huishoudens) en krapte op de
regionale woningmarkt.
7
Berekend op basis van bijstelling van prognosemodel PRIMOS (Min. VROM, 2001) en bouwopgave Programma van
Afspraken SDB/SLR.

Definitief conceptrapport 5
2.2 Dynamiek beroepsbevolking

Woon-werk pendel
Het agribusiness complex (met name veiling FloraHolland) heeft een sterke regionaal voorzie-
nende functie in de arbeidsmarkt. Uit de omvang, aard en dynamiek van het woon-werk verkeer
van de beroepsbevolking is af te lezen in hoeverre het lokale arbeidsaanbod (beroepsbevol-
king) aansluit bij de lokale werkgelegenheid.

Grafiek 2.1 Bestemming uitgaand woon-werk verkeer vanuit KRV-gemeenten


60%
% naar eigen
50% woonplaats
percentage woon-werk

40% % naar overig


bollenstreek
30%
verkeer

% naar Leidse regio


20%

10%
% naar elders
0%
Katwijk Rijnsburg Valkenburg
gemeente

Uit grafiek 2.1 is af te lezen dat een relatief groot deel (67%) van de Rijnsburgse beroepsbevol-
king buiten de eigen gemeente werkt. Een gemiddeld cijfer ten opzichte van gemeenten met
een beroepsbevolking van vergelijkbare omvang. Het verschil met Katwijk en Valkenburg is
echter groot. De verschillen geven wellicht een vertekend beeld van de relatieve positie van
Rijnsburg. Katwijk en Valkenburg zijn in de Rijnlandse context namelijk uitschieters, met respec-
tievelijk de grootste (53%) en de kleinste (19%) binding van de ‘eigen‘ beroepsbevolking. Tege-
lijkertijd pendelt het merendeel van de Rijnsburgse beroepsbevolking naar een werkplek buiten
de regio KRV/Duin- en Bollenstreek. Het is goed mogelijk dat deze cijfers zijn ‘gekleurd’ door de
8
sterke positie van veiling FloraHolland . Al met al is de uitgaande pendel dus groter dan de in-
komende pendel.

8
Een mogelijke verklaring voor een deel van de sterke regionale pendel is dat de pendelcijfers zijn weergegeven
op basis van de gemeente van inschrijving van de werkgever. Zo kunnen werknemers van de FloraHolland die
werken in de vestiging Rijnsburg zijn ingeschreven op een bedrijfsvestiging in Naaldwijk en andersom.

Definitief conceptrapport 6
Grafiek 2.2 Herkomst inkomend woon-werk verkeer naar KRV-gemeenten
60%
percentage woon-werk

% uit eigen
50% woonplaats
40% % uit duin en
verkeer

bollenstreek
30%
% uit leidse regio
20%

10%
% vanuit elders
0%
Katwijk Rijnsburg Valkenburg
gemeente

Uit grafiek 2.2 is af te lezen dat 57% van het aantal werkzame personen in het Rijnsburgse
bedrijfsleven van buiten Rijnsburg afkomstig is. Het aandeel Leiden/Bollenstreek is relatief ge-
ring. 43% van de werkgelegenheid in Rijnsburg komt ten goede aan de eigen beroepsbevol-
king.

Scholing
Scholing is een belangrijk instrument bij het realiseren van een duurzame economische ontwik-
keling. Arbeidsmarktbeleid speelt hierin een belangrijke rol. In het beleidsplan van 1994 werd
geconstateerd dat de Rijnsburgse beroepsbevolking relatief lager was
geschoold dan gemiddeld in het KRV-gebied. Dit geldt anno 2003 echter nog steeds.
(Zie grafiek 2.3.)
9
Grafiek 2.3 Jongeren in het voortgezet onderwijs in Rijnland en KRV-gebied
per schoolsoort, peiling 2003

25%
20%
percentage

15%
Rijnland
10%
KRV
5%
0%
O

it
O
O

rs
i te
B

de
M

rs
/M
/V
/V

An
ve
en
O
O

ni
AV

ez
O

/U
LW

gw
H

BO
l in

H
er
Le

schoolsoort

Bron: bewerking GGD Zuid-Holland, 2003

9
Rijnland, behalve Leiden en Alphen aan den Rijn. KRV-gebied is inclusief Noordwijk.

Definitief conceptrapport 7
In het KRV-gebied is het scholingsniveau van schoolgaande jongeren relatief lager dan in de
overige niet-stedelijke gemeenten in Rijnland. Dit heeft voor een deel te maken met de eenzij-
digheid van de productiestructuur (handel, industrie en agricluster) in het gebied. Op zich vor-
men de ‘lagere’ scholingsniveaus geen bedreiging voor de huidige productiestructuur. De lokale
inzet van deze groep wordt wel bedreigd door de concurrentie van het ‘Schipholcluster’ en de
afnemende interesse in agrarische beroepen. Dit is overigens een ontwikkeling die in de regio
Duin- en Bollenstreek als geheel zichtbaar is.

2.3 Productiestructuur
Onder invloed van economische trends (zoals schaalvergroting, automatisering en clustering),
in combinatie met een hoogconjunctuur, is de productiestructuur van Rijnsburg in termen van
werkgelegenheid en bedrijfsvestigingen de laatste jaren per saldo versterkt. In de periode 1997-
2003 is het aantal bedrijfsvestigingen met 11% gegroeid. Het totale aantal werkzame personen
nam in dezelfde periode toe (statistisch) met maar liefst 30%. Met uitzondering van de tuin-
bouwsector, de detailhandel en de financiële dienstverlening is het aantal bedrijfsvestigingen in
alle sectoren (licht) gestegen. Tabel 2.4 geeft de omvang en dynamiek in het aantal bedrijfsves-
tigingen over de afgelopen zeven jaar weer.

Tabel 2.3 Productiestructuur Rijnsburg naar aantal vestigingen in de marktsector


Aantal bedrijfsvestigin- 1-1-1997 1-1-2003 Verschil 1997 - 2003
gen
Absoluut In %
Land- en tuinbouw 109 94 -15 -14%
Industrie 18 24 6 33%
Bouw 35 53 18 51%
Groothandel 406 426 20 5%
Detailhandel 128 124 -4 -3%
Horeca 20 21 1 5%
Vervoer 21 24 3 14%
Financiën 25 23 -2 -8%
Adviesdiensten 60 91 31 52%
Facilitaire diensten 34 53 19 56%
Persoonlijke diensten 44 58 14 32%
Algemene diensten 10 17 7 70%
Totaal 910 1.008 98 11%
Bron: Kamer van Koophandel Rijnland 2003

Per 1 januari 2003 waren er in Rijnsburg in totaal circa 5.000 personen werkzaam in de diverse
economische sectoren. Ruim tweederde van dit aantal werkt in een veiling- of
handelsbedrijf in de Kamphuizerpolder. Naar schatting is 85% van de werkgelegenheid in Rijns-
burg direct of indirect verbonden met activiteiten in het agribusiness complex. De helft hiervan is
direct gerelateerd aan de veilingactiviteiten. Dit complex is dus van levensbelang voor de lokale
economie. Circa 20% van de werkgelegenheid behoort tot de quartaire sector (overheid,
onderwijs, zorg en niet-commerciële dienstverlening). Ruim 80% van de werkgelegenheid is dus
terug te vinden in de marktsector. Tabel 2.4 geeft de omvang van en de dynamiek in de
werkgelegenheid in de marktsector over de afgelopen vijf jaar weer.

Definitief conceptrapport 8
Tabel 2.4 Productiestructuur Rijnsburg naar aantal werknemers in de marktsector
Aantal werknemers 1-1-1997 1-1-2003 Verschil 1997 - 2003
met dienstverband vanaf
1
15 uur per week
Absoluut In %
Land- en tuinbouw 545 470 -75 -14%
Industrie 168 152 -16 -10%
Bouw 207 221 14 7%
Groothandel 1.691 2.207 516 31%
Detailhandel 509 543 34 7%
Horeca 43 71 28 65%
Vervoer 28 52 24 86%
Financiën 155 247 92 59%
Adviesdiensten 153 211 58 38%
10
Facilitaire diensten 293 734 441 151%
Persoonlijke diensten 88 115 27 31%
Algemene diensten 18 31 13 72%
Totaal 3.898 5.054 1.156 30%
Bron: Kamer van Koophandel Rijnland 2003

De groothandelssector is met 44% van de werkgelegenheid in omvang de belangrijkste sector


in de Rijnsburgse economie. De werkgelegenheid in deze sector is de afgelopen jaren in abso-
lute zin het sterkst gegroeid (+516 werkzame personen). De dienstensector, en dan vooral de
facilitaire diensten, is in relatieve zin het sterkst gegroeid. Commerciële dienstverlening en
groothandelsactiviteiten zijn samen goed voor driekwart van het aantal arbeidsplaatsen in
Rijnsburg.
Ten opzichte van de economische ontwikkelingen in de regio Duin- en Bollenstreek valt op dat
vooral de handelssector in Rijnsburg relatief sterk is gegroeid. Het aandeel van deze handelsac-
tiviteiten in de werkgelegenheid is 21% in Duin- en Bollenstreek, tegen 54% in Rijnsburg.

Grafiek 2.4 Grafiek 2.5

Productiestructuur Rijnsburg in 2003


Productiestructuur Rijnsburg 2003
(% bedrijfsvestigingen)
(% w erkgelegenheid per sector)
3%

5% 2%
Diensten
4%
9%
Groothandel 9% 29% Groothandel
Diensten
12% 43% 11% Detailhandel
Detailhandel
Land- en tuinbouw Land- en
Bouw tuinbouw
Industrie Bouw
29% 44%
Industrie

Bron: KvK Rijnland 2003

10
Facilitaire diensten zijn diensten ten behoeve van uitzenden van personeel, schoonmaak en onderhoud,
postorders, verpakking, logistiek, et cetera.

Definitief conceptrapport 9
De aard van de productiestructuur is licht veranderd. Dit wil echter niet zeggen dat het aandeel
niet-agribusiness activiteiten de laatste jaren sterk is toegenomen. De diversiteit aan economi-
sche activiteiten is nauwelijks gewijzigd. Net als elders in de regio zijn handelsactiviteiten wel
meer geautomatiseerd en ‘verkantoriseerd’. Deze veranderingen vinden echter over-wegend
plaats binnen de tuinbouw bedrijfskolom.

Grafiek 2.6 Ontwikkeling aandeel van sectoren in Grafiek2.7 Ontwikkeling aandeel van secto-
de bedrijvigheid in Rijnsburg (index ren in werkgelegenheid in Rijns-
1997=100) burg (index 1997=100)

150 130
140
120
130 Landbouw en visserij
Index 1997=100

Index 1997=100
120 Industrie 110
Landbouw en visserij
110 Bouw
100 Industrie
100 Groothandel
Bouw
90 Detailhandel 90
Groothandel
80 Diensten
80 Detailhandel
70
Diensten
60 70
1997 2000 2003 1997 2000 2003
jaar jaar

Uit grafiek 2.6 en 2.7 is op te maken dat de ontwikkelingen van bedrijvigheid in de landbouw,
industrie en dienstensector gelijke tred houdt met de werkgelegenheidsontwikkeling in deze
sectoren. Een vorm van schaalvergroting (teruggang van het aantal bedrijven, maar groei van
de werkgelegenheid) is het sterkst zichtbaar in de diensten- en groothandelsector.

In de bouwsector treedt juist een vorm van schaalverkleining op. Het aantal ingeschreven be-
drijven groeit sneller dan de werkgelegenheid. Een mogelijke oorzaak hiervoor is de relatief
sterke trend van verzelfstandiging van vakmensen (bijvoorbeeld aannemers, timmerlieden, et
cetera). Ten aanzien van de economische dynamiek in de drie KRV-gemeenten is uit grafiek 2.8
af te lezen dat het aantal bedrijfsvestigingen in Rijnsburg tussen 1997 en 2003 minder snel is
gegroeid dan in Katwijk en Valkenburg.

Grafiek 2.8 Ontwikkeling bedrijfsvestigingen in Grafiek2.9 Ontwikkeling werkgelegenheid in


KRV-gemeenten (index 1997=100) KRV-gemeenten (index 1997=100)

Ontwikkeling bedrijfsvestigingen KRV gemeenten ontwikkeling werkgelegenheid KRV gemeenten

140 Rijnsburg
130 Rijnsburg 135
130 Katwijk
Index 1997=100

125 Katwijk
125
Index 1997=100

120 Valkenburg 120 Valkenburg


115
115
Lineair (Valkenburg) 110
Lineair
110 105
Lineair (Rijnsburg) (Valkenburg)
105
100
Lineair (Rijnsburg)
Lineair (Katwijk) 95
100 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Lineair (Katwijk)
jaar
De werkgelegenheid
Jaar in Rijnsburg heeft zich in diezelfde periode echter sterker ontwikkeld dan in

Katwijk. De werkgelegenheidsontwikkeling in Valkenburg houdt (in relatieve zin) gelijke tred met
die van Rijnsburg (zie grafiek 2.9). Bedrijvigheid en werkgelegenheid in Rijnsburg is vooral te

Definitief conceptrapport 10
vinden op de bedrijventerreinen. Dat is niet verwonderlijk, gezien het belang van de groothan-
del- en veilingactiviteiten op het FloraHolland complex en de agrarische bewerkings- en han-
delsactiviteiten in het Vinkenweg gebied..Grafiek 2.10 geeft de werkgelegenheid per sector
weer. Voor een logistiek tuinbouwknooppunt valt echter op dat het aandeel ‘vervoer en opslag’
zeer gering is.

Grafiek 2.10 Werkgelegenheid op bedrijventerreinen in Rijnsburg, verdeeld naar


aandeel per sector
1%
(groot)handel
1%
2% Dienstverlening algemeen
3%
Industrie
6%
Financiële instellingen

Bouw nijverheid
53%
30%
Vervoer, opslag en
communicatie
Landbouw

Definitief conceptrapport 11
2.4 Ontwikkeling detailhandel
11
Het verzorgingsniveau op het gebied van detailhandel in Rijnsburg is laag tot zeer laag. Rijns-
burg beschikt over een relatief klein winkelapparaat (zie tabel 2.5).

Tabel. 2.5 Verzorgingsniveau detailhandel Rijnsburg


vvo/1000 inw. vvo/1000 inw. Classificatie
Referentie gemeente Rijnsburg Verzorgingsniveau Rijns-
burg
Levensmiddelen 313 187 laag
Pers. Verzorging 51 41 gemiddeld
Warenhuis 26 0 zeer laag
Kleding + mode 158 49 laag
Schoen 38 4 zeer laag
Juwelier 20 7 Zeer laag
Huishoud 49 16 laag
Antiek 17 0 zeer laag
Sport 51 36 laag
Hobby 19 3 zeer laag
Media 29 9 Zeer laag
Plant en dier 181 223 zeer hoog
Wit-bruingoed 40 22 laag
Fiets + auto 42 25 laag
Doe het zelf 228 17 zeer laag
Wonen 397 45 zeer laag
Overig 33 0
1692 683 laag

De nabijheid van grote(re) centra als Leiden, Katwijk en Lisse zal hier ongetwijfeld mede debet
aan zijn. Voor het totale KRV-gebied is de verzorgingsindex “op niveau”.

Tabel 2.6 Verzorgingsindex KRV-gemeenten


TOTAAL inwoners 2002 verkooppunten VVO verzorgingsindex per gemeente
Katwijk 40.750 289 67.384 gemiddeld
Rijnsburg 14.890 55 13.783 laag
Valkenburg 3.760 14 3.844 gemiddeld
KRV Totaal 59.400 358 85.011 gemiddeld
Bron: Marktplan Adviesgroep

Het aantal verkooppunten in Rijnsburg is in de periode 1997 - 2003 licht teruggelopen. De


werkgelegenheid daarentegen steeg met 7% (gemiddelde totale werkgelegenheidsstijging in
Rijnsburg bedroeg 11%). Rijnsburg deed het (iets) beter dan Katwijk en Valkenburg.

11
In termen van omvang in winkelverkoop vloeroppervlak per branche per 1.000 inwoners.

Definitief conceptrapport 12
Figuur 2.11 Index ontwikkeling aantal Figuur 2.12 Index ontwikkeling werkgelegenheid
bedrijven in sector detailhandel in sector detailhandel
(index 1997=100) (index 1997=100)

105
105
100 95
Katw ijk Katw ijk
95 Rijnsburg 85
Rijnsburg
Valkenburg 75 Valkenburg
90
65

85 55
1997 2000 2003 1997 2000 2003

Bron: Marktplan Adviesgroep 2003

Tabel 2.7 laat zien hoe de koopkrachtbinding aan het lokale detailhandelapparaat in
Rijnsburg zich in het afgelopen decennium heeft ontwikkeld.

Tabel 2.7 Koopkrachtbinding aan detailhandelapparaat van Rijnsburg


1993 2003

Geconstateerd Norm Geconstateerd norm

Dagelijks 68% 89% 83% 85%

Niet dagelijks 41% 58% 17% 34%


Bron: Marktplan Adviesgroep 2003

Ten opzichte van 1993 is de binding aan de dagelijkse sector versterkt tot een bijna gemiddeld
percentage (83%). De binding aan niet-dagelijkse winkels is echter aanmerkelijk gedaald (tot
17%). Het huidige gebrek aan diversiteit in het niet-dagelijkse segment leidt tot verschraling van
de koopkrachtbinding. Rijnsburgers doen hun niet-dagelijkse aankopen vooral in Katwijk en
Leiden.
12
Één en ander vertaalt zich in een marktruimte berekening (zie tabel 2.8). Deze tabel geeft niet
alleen voor de huidige situatie aan of er nog uitbreidingsruimte is, maar geeft tevens een door-
kijk naar hoe de marktsituatie er in 2010 kan uitzien. Bij die toekomstige situatie is aangenomen
dat een versterkt Rijnsburgs boodschappencentrum een rol van enige betekenis kan spelen
voor de bewoners van de nog te realiseren nieuwbouwwijken in Oegstgeest (Rijnfront) en in
Valkenburg (’t Duyfrak). De koopkrachtbinding van bewoners uit die omliggende nieuwbouwwij-
ken is daarom verdisconteerd in de marktruimte berekeningen.

12
de theoretische uitbreidingsmogelijkheden van het verkoop vloeroppervlak, ten behoeve van dagelijkse en niet dage-
lijkse aankopen

Definitief conceptrapport 13
Tabel 2.8 Marktruimte voor toevoeging extra m² verkoopvloeroppervlak in
Rijnsburg anno 2004 en in 2010

2004 2010
dagelijks Niet-dagelijks dagelijks Niet-dagelijks
Aantal inwoners 14.890 14.890 15.800 15.800
Bestedingen per consument 2.600 3.340 2.928 3.761
Bestedingspotentieel 38,7 mln. 49,7 mln. 46,3 mln. 59,4 mln.
Koopkrachtbinding totaal 83% 17% 83% 17%
Omzet toevloeiing uit de regio 3,6 mln. 1.1 mln. 7.6 mln. 1.7 mln.
Totaal omzetpotentieel 35,8 mln. 9,5 mln. 45.9 mln 11.8 mln.
Gerealiseerde omzet 21,5 mln. 10,0 mln 26,3 mln 11,2 mln.
Mogelijke metrage 5.600 m² 6.500 m² 6.800 m² 7.600 m²
Huidig metrage 3.400 m² 7.200 m² 3.900 m² 7.200 m²
13
Additionele marktruimte 2.200 m² Geen markt- 2.900 m² 400 m²
ruimte

De sterke koopkrachtbinding aan het eigen (dagelijkse) boodschappencentrum komt duidelijk


tot uiting in de berekende marktruimte. Onder de huidige koopkrachtbinding is er in theorie ruim-
te voor een toevoeging van 2.200 m² verkoopvloeroppervlak in de dagelijkse sector. In 2010
kan dit oplopen tot 2.900 m². De toevloeiing van koopkracht vanuit de nieuwbouwwijk Rijnfront
is hierin meegenomen. Gezien de recente uitbreiding van (grootschalig) supermarktaanbod in
de directe omgeving (bijvoorbeeld ’t Heen, Katwijk) is het echter maar de vraag of nieuw aan-
bod in de dagelijkse sector wel zoveel Rijnsburgse koopkracht aan zich weet te binden.

Gezien de lage binding in het niet-dagelijkse segment is er in de huidige marktverhoudingen


geen marktruimte voor uitbreiding van het winkelaanbod in de niet-dagelijkse sector. In 2010
zou onder de gegeven omstandigheden (dus inclusief een koopkracht toevloeiing uit Rijnfront)
in theorie een zeer bescheiden marktruimte ontstaan (+400 m²).

2.5 Conclusie
Gezien de geprognosticeerde bevolkingsgroei neemt de Rijnsburgse beroepsbevolking tot 2010
nog toe. Er zit nog enige ‘rek’ in het lokale arbeidsmarktpotentieel. In hoeverre het lokale be-
drijfsleven hiervan kan profiteren is niet te voorspellen. Dit hangt (sterk) af van de aard van de
economische activiteiten die Rijnsburg de komende jaren aan zich weet te binden. Het aandeel
lager geschoolden -ook in de aanwas van de beroepsbevolking- is immers nog altijd groter dan
elders in de regio. Bovendien werkt het merendeel van de Rijnsburgse beroepsbevolking al
buiten de eigen gemeente.

13
Dit is inclusief de te realiseren vergroting van de Hoogvliet supermarkt in De Remise.

Definitief conceptrapport 14
Onder invloed van economische trends (zoals schaalvergroting, automatisering en clustering) in
combinatie met een hoogconjunctuur is de productiestructuur van Rijnsburg de laatste jaren
versterkt. Het aantal bedrijfsvestigingen is in beperkte mate gegroeid. Dit is vooral toe te schrij-
ven aan de toename van kleine ondernemingen in de bouw-, handel- en dienstensector.

De aard van de productiestructuur is de laatste jaren veranderd. Net als elders in de regio zijn
diverse economische activiteiten meer geautomatiseerd en ‘verkantoriseerd’. Dit wil echter niet
zeggen dat het aandeel niet-agribusiness activiteiten de laatste jaren sterk is toegenomen. De
aard van de economische activiteiten is nog altijd overwegend georiënteerd op teelt, handel, en
overige dienstverlening in het agribusiness complex. Het complex is nog steeds dé economi-
sche pijler van Rijnsburg.

De economische groei heeft zich vooral gemanifesteerd in een sterke toename van werkgele-
genheid in bestaande (agribusiness) bedrijven, zowel op het veilingcomplex als bij de agrari-
sche bewerkings- en nevenactiviteiten in het Vinkenweg gebied. Het aantal bedrijfsvestingen en
banen in de sierteelt nam juist (relatief sterk) af.

Al met al is de totale werkgelegenheid in Rijnsburg in tien jaar tijd sterker toegenomen dan ge-
middeld in (gemeenten in) de regio Leiden en de Duin- en bollenstreek. Het aandeel Rijnsbur-
gers dat bij Rijnsburgse bedrijven werkzaam is, bleef echter stabiel.

De positie van de Rijnsburgse detailhandel is in termen van werkgelegenheid licht verbeterd.


Het winkelaanbod is de afgelopen jaren echter niet versterkt. Mede vanwege de toenemende
concurrentie van omliggende koopcentra is de koopkrachtbinding in de niet-dagelijkse sector
duidelijk afgenomen. In algemene zin is het verzorgingsniveau (op basis van bevolkingsaantal-
len) van de detailhandel in Rijnsburg in vergelijking met gemeenten van eenzelfde omvang,
sterk beneden gemiddeld. In de dagelijkse sector is er evenwel sprake van een enige markt-
ruimte voor uitbreiding van het winkelvloeroppervlak. Dit kan een bouwsteen zijn voor positie-
verbetering van het koopcentrum, zeker met het oog op de voorgenomen realisatie van wo-
ningbouwlocaties in Oegstgeest en in Valkenburg.

Definitief conceptrapport 15
3. EVALUATIE BELEID “KIEZEN VOOR KANSEN”

Wat is er in tien jaar “Kiezen voor Kansen” bereikt? Om die vraag te beantwoorden zijn de be-
leidslijnen en actiesporen uit het EBR doorgelicht. Zowel met betrekking tot de mate waarin en
de wijze waarop het betreffende beleid is geëffectueerd als met betrekking tot het bereikte ef-
fect op de lokale economie.

3.1 EBR in hoofdlijnen


Het EBR had in de eerste plaats ten doel de economische positie van het agribusiness complex
(waaronder sierteelt en veilinggerelateerde activiteiten) te versterken. Daarnaast streefde de
gemeente naar verbetering van de economische (productie)structuur als geheel. Dit betekende
dat ook voldoende ruimte gereserveerd moest worden voor vestiging van nieuwe en herplaat-
sing van bestaande, lokale niet-agribusiness bedrijvigheid. Met de realisatie van voldoende
vestigingsmogelijkheden voor een breed scala aan typen bedrijven zou de productiestructuur
zich kunnen diversificeren. Dit impliceerde een actief gemeentelijk ontwikkelingsbeleid:
• met een lange termijn doel (versterking productiestructuur en vestigingsklimaat);
• met duidelijke doelstellingen voor strategische ontwikkelingen (kiezen voor kansen);
• met concrete beleidsacties en deelprojecten, gericht op het in gang zetten van realisa-
tieprocessen.

3.2 Doelstellingen en actiepunten


Ten aanzien van het lange termijn doel zijn in het EBR zes strategische doelstellingen geformu-
leerd op basis waarvan het beleid gestalte moest krijgen in uitvoerbare en werkbare acties. Het
beleidsplan gaf overigens nog geen tijdpad aan voor de geplande ontwikkelingen. In het kader
van ‘Uitwerking EBR’ heeft Arcadis de doelstellingen en acties in een later stadium (1996) con-
creet vertaald naar in fasen te realiseren deelprojecten met bijbehorende financieel economi-
14
sche implicaties en realisatietermijnen . De aangegeven tijd-paden waren niet strikt taakstel-
lend, maar eerder indicatief (conform de marktrealiteit).
Er werd onderscheid gemaakt tussen:
• korte termijn (0 tot 5 jaar);
• middellang termijn (5 tot 10 jaar);
• lange termijn (> 10 jaar).

De snelheid van realisatie wordt namelijk sterk beïnvloed door het exploitatiesaldo c.q. de finan-
cieringsmogelijkheden per deelproject.

14
De uitwerking EBR (Arcadis, 1996) maakt geen deel uit van deze evaluatie, maar dient als referentie voor
aangegeven tijdpaden.

Definitief conceptrapport 16
Floris V
Het aantal vierkante meters bouwgrond van de gemeente Rijnsburg is beperkt. Het is een continue
puzzel de beschikbare gronden te bestemmen voor particuliere woningbouw of bedrijventerrein. Rijns-
burg heeft een bijzondere oplossing bedacht. Overheid en bedrijfsleven hebben de handen in een ge-
slagen in een publiekprivate samenwerking (PPS-constructie).

Met vier partijen werd in 1999 “Floris V” opgericht, een commanditaire vennootschap met Arcadis als
beherend vennoot en de gemeente Rijnsburg, bloemenveiling FloraHolland U.A. en Rabobank Rijndor-
pen als stille vennoten. Doel van de vennootschap: het creëren van meer mogelijkheden voor het be-
drijfsleven en tegelijkertijd verbeteren van de woonomgeving in Rijnsburg. Kortom een ingrijpend traject
dat Rijnsburg een belangrijke kwaliteitsimpuls geeft.

Floris V bouwt voort op -op basis van het EBR- uitgewerkte plannen en realiseert de hieruit voortge-
vloeide realisatieprojecten. Het gaat hierbij onder andere om de ontwikkeling van bedrijventerreinen,
glastuinbouwgebied, gemengde agribusiness, recreatie en groengebied en centrumontwikkeling. Via
integrale grondexploitatie zijn de deelgebieden financieel en functioneel met elkaar verbonden. De ont-
wikkeling, grondverwerving, voorbereiding en uitvoering van de afzonderlijke projecten ligt in handen van
Floris V. Het formuleren van beleid is en blijft echter de autonome bevoegdheid van de gemeente.

In het navolgende schema is weergegeven hoe deze zes strategische doelstellingen uit het
EBR zijn vertaald naar concrete actiepunten c.q. deelprojecten met bijbehorende (indicatieve)
13
tijdpaden .
15
Strategische doelstellingen Actiepunten Concrete acties Tijdpad
a. Behoud en groei lokale en regiona- 1. Versterking veiling Flora 1997 - 2007
le werkgelegenheid
b. Versterking agribusiness complex 2. Herontwikkeling glastuinbouwge- 1997 - 2002
bied > 2007
c. Bedrijfsontwikkeling via eenduidig 3. Ontwikkeling Vinkenweg gebied 1997 - 2002
locatiebeleid
d. Diversificatie economische 4. Bedrijventerrein aansluitend op 1997 - 2002
structuur Klei-Oost
e. Versterking detailhandelsapparaat 5. Centrumplan 1997 - 2007
f. Beleidsrealisatie op basis van 6. Regulier overleg gemeente - Continu
lokale en regionale samenwerking bedrijfsleven proces

Per strategische lijn is doorgelicht wat anno 2004 de stand van zaken respectievelijk het bereik-
te resultaat is.

15
Indicatief tijdpad volgens ARCADIS (Uitwerking EBR, 1996).

Definitief conceptrapport 17
3.3 Resultaat strategische doelstellingen EBR

a. Behoud en groei van lokale en regionale werkgelegenheid


Onder invloed van de hoogconjunctuur in combinatie met het faciliterende groeibeleid ten be-
hoeve van de expansie van het agribusiness complex is de werkgelegenheid in Rijnsburg eind
jaren negentig van de vorige eeuw sterk gegroeid. De positie op de lokale arbeidsmarkt (binding
van beroepsbevolking aan Rijnsburg) is behouden. Los van de vraag in hoeverre de gereali-
seerde economische groei feitelijk het gevolg is van de periode van hoogconjunctuur, heeft de
strategische keuze voor groei van werkgelegenheid en behoud van de positie van de lokale
arbeidsmarkt dus goed uitgepakt voor de Rijnsburgse economie. De rol van het agribusiness
complex, waaronder de veiling, is en blijft sterk.

b. Versterkte ontwikkeling als agribusiness complex van nationale betekenis


Het agribusiness complex is en blijft de belangrijkste aanjager van de Rijnsburgse economie.
Dit complex bestaat uit een aantal ketens van activiteiten die onlosmakelijk aan elkaar zijn ver-
bonden c.q. elkaar versterken. De volgende activiteiten en sectoren zijn onderdeel van het agri-
business complex en zijn ruimtelijke geclusterd in Rijnsburg:
• fysieke sierteelt (productie). Dit heeft een logistiek voordeel (dichtbij de veiling en de han-
del);
• aanwezigheid van specifieke en hoogwaardige teeltproducten. Dat zijn grote kraamka-
mers van de teelt in Nederland (R&D);
• bloemenveiling. Centrale marktplaats voor aanbod uit het hele land en daarbuiten;
• handelsbedrijvigheid. Geclusterd in de polder bij de veiling;
• agrarische hulp- en nevenbedrijven. Diverse (fysieke) dienstverlenende activiteiten c.q.
ten behoeve van verwerking van agrarische producten;
• onderwijs. Van onschatbare waarde voor de continuïteit van de werkgelegenheid en voor
het behoud van kennis van activiteiten in het cluster;
• infrastructuur. Belangrijkste drager van de fysieke en virtuele activiteiten in het
cluster, voor alle facetten van belang;
• toelevering/uitzendbureaus. Ondersteunend aan het complex.

Bovengenoemde activiteiten hebben zich in de loop der jaren in Rijnsburg steeds meer
fysiek geclusterd. Het zwaartepunt van dit complex ligt sinds jaar en dag op en rond de bloe-
menveiling. De agribusiness bedrijvigheid verschaft aan veel mensen uit de regio én uit Rijns-
burg werk. Het EBR richtte zich op drie ontwikkelingen:
1. ruimte scheppen voor een toekomstbestendige ontwikkeling van het agrarisch handels-
complex én het veilingcomplex in de Kamphuizerpolder;
2. revitaliseren en reconstrueren van oude glastuinbouwgebieden;
3. het ontwikkelen van het Vinkenweggebied (onderdeel punt 2) ten behoeve van
agrarische hulp- en nevenactiviteiten.

Ad 1: Ruimte voor expansie veilingcomplex


Uitgangspunt van het faciliteren van ruimte voor groei was dat de fysieke groeimogelijkheden
van het complex ook op lange termijn mogelijk moest zijn. Dit impliceerde een actief voorwaar-
denscheppend ruimtelijk beleid om de verdere ontwikkeling van de veilingactiviteiten veilig te
stellen.

Definitief conceptrapport 18
Deze strategische keuze heeft geresulteerd in een aanzienlijke versterking van het agri-
businesscomplex in de Kamphuizerpolder. In lijn met de groeistrategie van FloraHolland en in
combinatie met de hoogconjunctuur heeft het complex zich de afgelopen jaren zeer sterk kun-
nen ontwikkelen. De laatste decennia is zowel het ruimtebeslag als de klokomzet steeds verder
gegroeid. De bedrijvigheid op het veilingcomplex is sterk toegenomen en de werkgelegenheid in
het agribusiness complex is met maar liefst 50% gegroeid. FloraHolland is momenteel een van
de grootste Nederlandse sierteelt mainports. Een veilingcomplex met een bovengemiddelde
groei in aanvoer en omzet ten opzichte van andere veilingen in
Nederland. De fusie van voorheen veiling Flora met veiling Holland zal hier wellicht ook toe
hebben bijgedragen en versterkend werken voor de doorgroei van het Rijnsburgse complex.

Ad 2: Revitalisatie en reconstructie glastuinbouw


Het agribusiness complex bestaat zeker niet alleen uit veiling- en aanverwante activiteiten. De
in Rijnsburg geclusterde sierteeltgebieden (glastuinbouw en opengrond teelt) maken hier inte-
graal onderdeel van uit. Het aandeel in de veilingomzet van de ‘eigen kweek’ is echter beschei-
den. Gezien de schaalvergroting van sierteelt buiten de Randstad en de internationalisering van
de sierteelt (steeds meer buitenlandse teelt wordt verhandeld via Nederlandse veilingen) hoeft
de glastuinbouw en opengrond teelt niet per definitie geografisch geconcentreerd te zijn bij een
veilingcomplex. In de op sierteelt gerichte Rijnsburgse economie is behoud van een vitaal regi-
onaal ‘moedergebied’ van toeleverende bloemenkwekerijen om meerdere redenen echter wel
degelijk van cruciaal belang:
• in de eerste plaats draagt de Rijnsburgse teelt bij aan de veilingomzet;
• in de tweede plaats zorgen de tuinbouwactiviteiten voor directe werkgelegenheid die
goed aansluit op het overwegend lage scholingsniveau van de Rijnsburgse beroepsbe-
volking. De primaire teeltactiviteiten zorgen nog altijd voor circa 500 arbeidsplaatsen.
Tenslotte zorgen teeltactiviteiten ook indirect voor werkgelegenheid bij toeleverende be-
drijven (handel, logistiek en diensten) in Rijnsburg;
• vanwege de beperking in de omvang van het teeltareaal en vanwege de bedrijfsecono-
mische noodzaak om het rendement van teeltopbrengsten te vergroten leggen Rijns-
burgse kwekers zich in toenemende mate toe op de teelt van hoogwaardige en/of vere-
delde ‘specials’ zoals anjers. De teelt van specials vergt echter flinke investeringen en
biedt dus niet voor elke kweker uitkomst. Innovatie en R&D zijn van vitaal belang voor de
positie van ons land als “wereldtuinbouwnatie”. Ze vervullen een motorfunctie in het agri-
business complex;
• last-but-not-least is er de sterk sociaal-maatschappelijke betekenis van de sierteeltsector.
De streek is letterlijk en figuurlijk geworteld in de sierteelt en glastuinbouw.

Het actieve tuinbouwbeleid was gericht op herinrichting en herontwikkeling van het buitenge-
bied als regionale opvanglocatie voor glastuinbouw bedrijven. Het doel hiervan was de toe-
komst van Rijnsburg als ‘blijvend glastuinbouwgebied’ te verzekeren. Dit actieve beleid is vanaf
1996 verder uitgewerkt in diverse lokale en regionale nota’s over de toekomst van de glastuin-
bouw in Rijnsburg. Ondanks (beperkte) financiële overheidsregelingen (zoals de reconstructie-
regeling oude glastuinbouw gebieden (ROG)) en inspanningen van diverse kanten is de recon-
structie in Rijnsburg tot op heden echter (nog) geen groot succes. De ROG heeft niet bijgedra-
gen aan grootschalige uitplaatsing van tuinders. Dit geldt overigens voor Nederland als geheel.
Het blijft echter onduidelijk waar dat aan ligt. Wel is bekend dat, vanwege het ontbreken van
bedrijfsopvolging en de onmogelijkheid om op bestaande percelen rendabel te kunnen herin-
vesteren, relatief weinig tuinders in de huidige situatie willen verhuizen naar een andere locatie.

Definitief conceptrapport 19
Ad 3: Ontwikkeling Vinkenweggebied
Met de ontwikkeling van het agribusiness complex en de veilingactiviteiten nam ook de vraag
naar vestiging van agrarische hulp- en nevenbedrijven toe. Om nieuwvestiging en expansie van
bestaande bedrijvigheid te faciliteren heeft het tuinbouwgebied tussen de Vinkenweg en het
Oegstgeesterkanaal een bestemmingsplanwijziging ondergaan. Het gebied is in eerste instantie
aangewezen als vestigingsgebied voor agribusiness bedrijven.
Met de bestemmingsplanwijziging is een eerste stap gezet naar herontwikkeling van het gebied.
Inmiddels is het gebied op een aantal vierkante meters na uitgegeven. De snelheid van verdere
ontwikkeling van het agribusiness gebied is afhankelijk van de snelheid waarmee de huidige
tuinbouwactiviteiten in het gebied worden beëindigd. De manier waarop het Vinkenweggebied
in de nabije toekomst wordt ontsloten op het onderliggend wegennet (óf mogelijk op het
hoofdwegennet) zal hierop ook van invloed zijn.

c. Diversificatie economische structuur


Een van de hoofddoelstellingen van het EBR was diversificatie. Dit zou de economie minder
kwetsbaar maken en een groter deel van de Rijnsburgse beroepsbevolking de mogelijkheid
bieden in Rijnsburg werkzaam te zijn. De ontwikkeling van de productiestructuur over de afge-
lopen jaren (in termen van typen bedrijven en werkgelegenheid per economische sector) laat
zien dat economische activiteiten (naar type) wel meer divers zijn geworden. Ze zijn meer
dienstverlenend van aard en minder gericht op fysieke productie. Dit is overigens een tendens
die elders in de Duin- en Bollenstreek en in Nederland als geheel ook zichtbaar is. Tegelijkertijd
moet worden geconstateerd dat het aandeel van niet-agribusiness bedrijvigheid en werkgele-
genheid niet is toegenomen. Kortom: diversificatie heeft wel plaatsgevonden in type activiteiten
maar hoofdzakelijk binnen de tuinbouwkolom. De economische structuur op zichzelf is licht
verbreed.

d. Eenduidig locatiebeleid
In 1994 ontbrak het aan bedrijventerrein voor nieuwe en bestaande bedrijvigheid die zich om
uiteenlopende redenen (vanuit het centrum) zouden moeten (her)vestigen. Het EBR heeft de
aanzet gegeven tot de volgende bedrijventerreinontwikkeling:
1. gefaseerde ontwikkeling van veiling gerelateerde bedrijvigheid in de Kamphuizerpolder.
Deze ontwikkeling zal door FloraHolland zelf worden gerealiseerd, echter onder (ruimtelijke)
regie van de gemeente;
2. gefaseerde uitgifte en ontwikkeling van Klei-Oost. De eerste twee fasen zijn uitgevoerd.
Uitvoering van fase drie is in voorbereiding. Inmiddels zijn de laatste kavels op het terrein
nagenoeg bouwrijp gemaakt en bebouwd. De ontwikkeling van bedrijventerrein
Klei-Oost-Zuid past in het gegroeide cluster van bedrijventerreinen in het gebied;
3. de realisatie van de gefaseerde ontwikkeling (voor agrarische hulp- en nevenbedrijven) in
het Vinkenweggebied is gestart. Na vaststelling van het bestemmingsplan Vinkenwegge-
bied is de grond op enkele vierkante meters uitgegeven. Het realisatietempo hangt echter
sterk af van de behoefte van bedrijven om uit te willen breiden.

Zoals eerder al aangegeven is de economische en conjuncturele dynamiek direct van invloed


op de snelheid waarin de deelprojecten door Floris V (kunnen) worden gerealiseerd. Ten op-
zichte van de planning verloopt het realisatieproces van de drie genoemde deelprojecten min of
meer op schema.

Definitief conceptrapport 20
Bij de ontwikkeling van Klei-Oost is echter gebleken dat de uitgifte en vestiging van bedrijven
(hoewel verlopen volgens planning) niet geheel overeenstemt met de aanvankelijke bedoelin-
gen. Klei-Oost was vooral bedoeld als opvanglocatie voor (hinder)bedrijven uit het centrumge-
bied van Rijnsburg en had daarnaast een regionale opvangfunctie. Ten tijde van de uitgifte
bleek dat de expansie c.q. ruimtebehoefte onder Katwijkse bedrijven groter was dan bij Rijns-
burgse bedrijven. Als gevolg daarvan biedt uiteindelijk meer dan de helft van het terrein ruimte
aan Katwijkse bedrijven. Dit wil niet per definitie zeggen dat de toegevoegde waarde van die
bedrijven voor de Rijnsburgse economie minder groot is. De op Klei-Oost gevestigde bedrijven
bieden immers ook werk aan de Rijnsburgse beroepsbevolking, ongeacht of het om Rijnsburgse
of Katwijkse bedrijven gaat.

e. Versterking detailhandelsbeleid
De omvang en het aanbod van het detailhandelsapparaat in Rijnsburg was ook in het begin van
de jaren negentig beperkt ten opzichte van de bevolkingsomvang van de gemeente. Er bestond
geen ‘echt’ koopcentrum. De toenemende concurrentie van omliggende (zich versterkende)
koopcentra zou ongetwijfeld leiden tot verdere verschraling van het winkelaanbod. Bij ‘niets
doen’ was de kans groot dat steeds meer koopkrachtbinding zou afvloeien naar elders. Verster-
king van het eigen detailhandelsapparaat zou deze tendens kunnen ombuigen. Dit is gedeelte-
lijk bewaarheid. In de niet-dagelijkse sector is de positie van
Rijnsburg verder verzwakt. De koopkrachtbinding in de dagelijkse sector is echter verbeterd. De
sterke positie van de supermarkten speelt hierin zeker een rol.

Het EBR gaf in 1994 richting aan het ontwikkelen en realiseren van kleinschalige uitbouw van
het Rijnsburgse winkelapparaat, gericht op het vergroten van de koopkrachtbinding en het ver-
sterken winkelcentrum De Hoftuin. De realisatie van de centrumvernieuwing maakt vanaf 1998
onderdeel uit van Floris V. In 1998 is een vernieuwingsplan voor het centrum opgesteld. De
gefaseerde realisatietermijn van de centrumvernieuwing was in de uitwerking van het EBR indi-
catief vastgesteld op tien jaar (tussen 1997 en 2007). Korte termijn realisatie van (een deel van
het programma van) de centrumvernieuwing was op dat moment in financieel economische zin
echter niet haalbaar. Afgezien van enkele kleinschalige projecten heeft het centrumplan nog
niet concreet geleid tot herontwikkeling van het centrum. De analyses uit 1994 zijn feitelijk nog
onverminderd van toepassing.

f. Samenwerking met lokaal en regionaal bedrijfsleven


De informatiekloof tussen gemeente en bedrijfsleven was voorheen groot. Door gerichte maat-
regelen, waaronder concrete realisatieplannen voor de verschillende bedrijventerreinen, heeft
de gemeente de laatste jaren meer structuur en duidelijkheid gebracht in haar beleid. Daarnaast
speelt de gemeente ook een actievere rol in het aantrekken en verplaatsen van bedrijven. In het
EBR werd geopperd een bedrijfsfunctionaris aan te stellen die zich primair zou bezig houden
met de contacten met het bedrijfsleven. Gezien de beperkte omvang van de gemeente en de
aard van haar organisatie (korte lijnen naar burger en bedrijfsleven) is besloten deze functie
anders in te vullen.

Definitief conceptrapport 21
3.4 Realisatie actiepunten EBR
In de tabel is samengevat in hoeverre de actiepunten uit het EBR ook daadwerkelijk zijn opge-
pakt en gerealiseerd.
16
Actiepunt 1994 Uit te voeren acties (tijdpad) Stand van zaken

1. Versterking veiling • Actualisatie bestemmingsplan • In 2004 vastgesteld


Flora Kamphuizerpolder (1997 - 2002)
• Afspraken tussen gemeente en • Zijn o.a. uitgewerkt in toekomst-
FloraHolland over invulling van het visie FloraHolland 2020 (leidraad
gebied voor beleid)
• Uitbreiding van zowel veiling als • Is in uitvoering (continu proces)
veilinggebonden activiteiten
(1997 - 2007)
2. Herontwikkeling glas- • Uitplaatsen en uitkopen van glas- • Is een continu proces (niet op
tuinbouwgebied tuinbouw (1997 - na 2007) korte termijn af te ronden)
• Reconstructie is tot nu toe slechts
beperkt op gang gekomen

• Plaats bieden aan nieuwe glas- • Nieuw uitleggebied, aansluitend


tuinbouw concentratie aansluitend aan Kloosterschuur/
aan het gebied Trappenberglaan is nog niet
Kloosterschuur (1997 - 2002) gerealiseerd

• Op bestaande en nieuwe locaties


in deelgebied
Kloosterschuur/Trappenberg zijn
water-, weg- en riool-
infrastructuur verbeterd. Nieuwe
ontsluitingswegen worden aange-
legd

• In regionaal verband overeen- Uitleg van nieuwe glastuinbouw ten


stemming bereiken over uitleg bui- zuidoosten van Klooster-
ten de gemeentegrenzen schuur/Trappenberg (conform Pact
(Geen tijdpad) van Teylingen) richting Voorhout is in
theorie mogelijk. In intergemeentelijk
verband (met Voorhout) is hierover in
beginsel overeenstemming bereikt.

• Het bewerkstelligen van de status Uitleglocaties t.b.v. blijvend glastuin-


van ‘blijvend glastuinbouw gebied’ bouwgebied in Rijnsburg zijn vastge-
in nationaal en regionaal beleid legd in het herziene streekplan Zuid-
(geen tijdpad) Holland West.

16
Tijdpad is indicatief, op basis van ‘Uitwerking EBR’ (Arcadis, 1996).

Definitief conceptrapport 22
• Uitwerken van financiële aspecten Eind jaren negentig is een financiële
t.a.v. inspanningsverplichting rijkscompensatie ‘Regeling Oude
overheid bij reconstructie glas- Glastuinbouw gebieden’ (ROG) ge-
tuinbouw (geen tijdpad) weest. Deze heeft echter niet geleid
tot versnelde bedrijfsbeëindiging c.q.
verplaatsing. Reconstructie proces
verloopt derhalve trager dan ver-
wacht.

3. Ontwikkeling • Vaststellen van bestemmingsplan • Bestemmingsplan is vast-


Vinkenweggebied Vinkenweg (1997 - 2002) gesteld
• De infrastructuur wordt verbe-
terd door aanleg van nieuwe
ontsluitingswegen (is in ont-
werp)
• Realisatiefase is in
voorbereiding

4. Realisatie Klei-Oost • Realisatie van additionele locatie • Klei-Oost is volledig uitgegeven


en bedrijventerrein ten behoeve van en nagenoeg vol
aansluitend op bedrijfsvestiging (1997 - 2002)
Klei-Oost
• Realisatie van een nieuwe fase
(Klei-Oost zuid) is in
voorbereiding

5. Centrumontwikkeling • Uitwerking van detailhandelont- • Plan is in 1998 opgesteld. Con-


(1997 - 2007) wikkeling in een centrumplan met crete onderdelen uit deze visie
een twee-centra beleid zijn echter nog niet gereali-
seerd
• Centrumontwikkeling is nog niet
gerealiseerd
• Uitplaatsingsbeleid van hinder-
bedrijven stagneert

6. Regulier overleg • Instellen van functie ‘bedrijven- Er is geen invulling gegeven aan een
gemeente en be- functionaris’ (geen tijdpad) specifieke bedrijvenfunctionaris. Er is
drijfsleven wel generieke aandacht voor het
bedrijfsleven.

3.5 Conclusie
De uitwerking van het EBR is in volle gang. De keuze van de gemeente om groei van het vei-
ling- en agribusiness complex in al haar facetten te faciliteren heeft goed uitgepakt. In de afge-
lopen jaren is de lokale en regionale werkgelegenheid in dit complex flink gegroeid. De positie
van de eigen arbeidsmarkt is hiermee behouden. De groei van het agribusiness (vei-
ling)complex is bovendien voor de toekomst gewaarborgd. Het agribusiness complex blijft on-
verminderd de dominante factor in de Rijnsburgse economie.

Definitief conceptrapport 23
Het proces van reconstructie is in gang gezet. De verrommeling en versnippering van de oude
glastuinbouwgebieden wordt gefaseerd en (zo mogelijk) projectmatig aangepakt. Met enkele
bestemmingsplanwijzigingen is als een concrete stap gezet naar herontwikkeling van een aan-
tal deelgebieden (Kamphuizerpolder, Vinkenweg en Middelmors (in ontwerp)).

Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat een aantal doelstellingen uit het EBR (nog) niet is
gehaald. Dit kan alles te maken hebben met het feit dat de uitvoering nog in volle gang is. Tus-
sen de vaststelling van het EBR (1994), de nadere uitwerking ervan (1996) en de effectuering
van het beleid door Floris V (1999) is ruim vier jaar ‘voorbijgegaan’ zonder dat er concreet aan
realisatie van deelprojecten is gewerkt. Dit betekent dat het startmoment van de processen
maximaal vijf jaar is doorgeschoven ten opzichte van de planning en tijdpaden die in 1994 wer-
den verondersteld.

Afgezien van enkele kleinschalige projecten is de herontwikkeling van het centrum niet op gang
gekomen. Het detailhandelsapparaat heeft zich niet kunnen ontwikkelen in omvang en in kwali-
teit.

Ook de beoogde diversificatie van de economische structuur is niet bereikt.

De uitgifte van bedrijventerrein op Klei-Oost heeft slechts in beperkte mate plaatsgevonden aan
Rijnsburgse bedrijven. Kennelijk is hun ruimtevraag niet zo groot (of urgent) als destijds werd
aangenomen.

Definitief conceptrapport 24
DEEL II
NIEUW BELEID

Definitief conceptrapport 25
4. BELEIDSSTRATEGIE 2004 - 2014

4.1 Beleidsopgaven
Samenvattend mag worden geconcludeerd dat de Rijnsburgse economie zich in de afgelopen
jaren gunstig heeft ontwikkeld. De in 1994 ingezette beleidskoers blijkt een juiste te zijn. Het
agrarisch handelscomplex in de Kamphuizerpolder en het agribusiness complex van bedrijvig-
heid in het Vinkenweg gebied zijn de kurk onder de Rijnsburgse economie en verdient alleen al
daarom de nodige beleidsmatige aandacht. Los van het feit dat de economische groeimogelijk-
heden nog zeker niet zijn uitgeput. De veiling en toeleveringsbedrijven maken een sterke groei
door. Rijnsburg ontwikkelt zich meer en meer als een complex van “tuinbouwdienstverlening”.
De beoogde diversificatie en modernisering van de lokale economie is wat dat betreft in volle
17
gang .
Er is echter ook reden tot zorg. De reconstructie en schaalvergroting van het tuinbouwproduc-
tiegebied verloopt minder snel. Vertraging van het reconstructieproces leidt tot versnippering
van de reconstructiegebieden en kan een bedreiging vormen voor de continuïteit van de inves-
teringen in het kader van Floris V. Juist omdat het productieareaal een onlosmakelijk en essen-
tieel onderdeel van het complex is, zal modernisering een van de hoofdpunten van beleid voor
de komende jaren moeten zijn. Ook het feit dat de beroepsbevolking in Rijnsburg relatief lager
is opgeleid, is een achterliggend motief voor het uitbouwen van agribusiness gegeven de aard
van de werkgelegenheid.

Met de Kamphuizerpolder (voor agrarische handelsbedrijven) en het in voorbereiding zijnde


bedrijventerrein Klei-Oost-Zuid, beschikt Rijnsburg in de komende jaren over een ruime hoe-
veelheid uitgeefbaar bedrijventerrein. Weliswaar heeft Klei-Oost-Zuid tevens een belangrijke
regionale opvangfunctie, per saldo zal hiervan een forse impuls kunnen uitgaan op de lokale
economie in Rijnsburg, waarvan ook de arbeidsmarkt deel uitmaakt(!). De in 1994 benoemde
maar tot op heden niet gerealiseerde diversificatie ambitie (verbreding van typen economische
activiteiten) kan door de ontwikkeling van Klei-Oost-Zuid worden waargemaakt. Nieuw of speci-
fiek bedrijventerreinbeleid is derhalve niet aan de orde. Uitgezonderd het proces van het uit-
plaatsen van bedrijven uit de dorpskern. In de afgelopen jaren is hier slechts zeer weinig voor-
uitgang geboekt. In de komende planperiode en in samenhang hiermee vraagt voorts de her-
ontwikkeling van het oude veilingterrein aandacht. Vooral met betrekking tot de vraag of en op
welke wijze economische functies behouden c.q. ingepast kunnen worden in de herontwikke-
lingsplannen.
Op eigenlijk alle punten is de beleidsinzet van het EBR 1994 daadwerkelijk in uitvoering ge-
bracht. Ook op het gebied van detailhandel en centrumontwikkeling. De aanvankelijk ontwikkel-
de plannen zijn echter niet haalbaar en/of uitvoerbaar gebleken. De positie van de detailhandel
en de verzorgingsstructuur in Rijnsburg staat hierdoor onverminderd onder druk. Mede in het
licht van de toekomstige fusie en de nieuwe economisch-ruimtelijke structuur in de fusiege-
meente, is en blijft de ambitie van een volwaardig “stadsdeel-centrum” voluit gerechtvaardigd.
Dit impliceert dat er in de komende planperiode echt werk wordt gemaakt van het verbeteren en
-binnen de aanwezige marktruimte en verhoudingen uitbouwen van het dorpscentrum tot een
aantrekkelijk geheel.

17
De lokale economie diversifieert zich echter niet ‘in de breedte (diversificatie in economische sectoren) maar eerder
‘in de diepte’ (verbreding van activiteiten binnen de tuinbouwkolom).

Definitief conceptrapport 26
4.2 Beleidsdoelstellingen
Aansluitend hierop zijn voor de periode 2004 - 2014 de volgende beleidsdoelstellingen geformu-
leerd:

a) Doorgaande groei van het aantal bedrijven en arbeidsplaatsen behorende tot het agribusiness
complex met minimaal 5% respectievelijk 15%;
b) Significante vooruitgang in het reconstructie- en moderniseringsproces van de glastuinbouwge-
bieden;
c) Een toename van het aantal bedrijven en arbeidsplaatsen in Rijnsburg tengevolge van een suc-
cesvolle gronduitgifte in Klei-Oost-Zuid; streefgetal is 400 arbeidsplaatsen;
d) Een toename van de lokale koopkrachtbinding aan het winkelapparaat in Rijnsburg tot minimaal
85% in de dagelijkse sector en circa 25% in de niet-dagelijkse sector in combinatie met een mo-
gelijk te realiseren koopkrachttoevloeiing vanaf de toekomstige bouwlocaties Rijnfront in Oegst-
18
geest en Duyfrak in Valkenburg ;
e) Een toename van het aantal winkels en centrumvoorzieningen in Rijnsburg -met name in De
Hoftuin- met een sterk accent op uitbreiding van het winkelaanbod in de dagelijkse sector;
f) Een groter aandeel van het aantal arbeidsplaatsen in Rijnsburg dat wordt bezet door de lokale
beroepsbevolking; streefgetal is een lokale bezetting van 50%.

4.3 Strategische speerpunten


Een en ander resulteert in drie strategische speerpunten:

Beleidsinzet 2004 - 2014


Het benutten van de concreet aanwezige economische ontwikkelingskansen in Rijnsburg:
a) het agribusiness complex; inclusief Kamphuizerpolder, Vinkenweggebied en reconstructiegebie-
den;
b) locatieontwikkeling Klei-Oost-Zuid;
c) centrumontwikkeling De Hoftuin;
d) locatieontwikkeling oude veilingterrein, indien mogelijk ook ten behoeve van economische func-
ties.

Speerpunten van beleid


Uitbouw agribusiness complex Locatieontwikkeling en uit- Centrumontwikkeling
bouw bedrijvigheid De Hoftuin

Beleidsopgaven
• Doorontwikkeling veiling- • Uitgifte Klei-Oost-Zuid • Versterking en uitbouw
complex en Kamphuizer- • Actief uitplaatsen bedrij- winkelapparaat
polder ven uit de dorpskern • centrumontwikkeling
• Tweede ontsluiting A44 • Locatieontwikkeling oude De Hoftuin
• Ontwikkeling agri- veilingterrein (wonen en
business locatie Vinken- werken)
weg
• Intensivering reconstruc-
tieproces glastuinbouw en
moderniseren
glastuinbouwareaal

In de drie volgende hoofdstukken wordt voornoemde beleidsinzet per speerpunt geconcreti-

18
De toevloeiing vanuit Duyfrak zal aanzienlijk groter zijn als er een vaste oeververbinding wordt gemaakt. Hiervan is
vooralsnog geen sprake.

Definitief conceptrapport 27
seerd in actiepunten.

4.4 Economisch-ruimtelijk beleidskader


Lokaal economisch beleid geeft “slechts” beperkte interventiemogelijkheden in de lokale eco-
nomie. Twee belangrijke mechanismen liggen hieraan ten grondslag:
• de economische ontwikkeling wordt in de allereerste plaats bepaald door het bedrijfsle-
ven, de marktontwikkelingen en de conjuncturele ontwikkeling;
• op het vlak van ruimte en infrastructuur is er een sterke beleidsmatige en bestuurlijke
verwevenheid tussen lokaal beleid en regionaal/provinciaal en zelfs landelijk
beleid.

Wat dit laatste betreft is er zeker in de Duin- en Bollenstreek sprake van een grote mate van
regionalisering.

Regionaal ruimtelijk beleid

Pact van Teylingen


De dreiging van verregaande verstedelijking van de Duin- en Bollenstreek zet flinke druk op het agrarische
buitengebied. De aanwezigheid van het teeltareaal is nu juist de motor van de activiteiten in ‘het Duin- en
Bollencomplex’ in de Bollenstreek en het ‘agribusiness complex’ in Rijnsburg. In 1997 hebben de betrok-
ken gemeenten een beleidsconvenant vastgelegd om dit voornemen te bekrachtigen: het Pact van Teylin-
gen. Dit Pact is een gebiedsgerichte visie en programma voor duurzame ruimtelijke en economische ont-
wikkeling (in tijd en in kwaliteit) van de Duin- en Bollenstreek. De planhorizon is 2015. Belangrijke doelstel-
ling is om de ontwikkeling van werkgelegenheid voortvloeiend uit de teelt van bollen en bloemen, inclusief
het toerisme, veilig te stellen. De gespecialiseerde glastuinbouw vormt onderdeel van deze streek en dient
als complex behouden te blijven. Daartoe wordt actie ondernomen op:
• verdichting en revitalisering van het bestaande complex in Rijnsburg en Valkenburg;
• tegengaan van vestiging van gespecialiseerd glas in het centrale bollenareaal;
• het bieden van uitbreidingsmogelijkheden in het bestaande complex van Rijnsburg en Valkenburg,
Rooversbroekpolder (Lisse) en zo mogelijk buiten de streek.

Herziening Streekplan Zuid-Holland West


In het herziene Streekplan Zuid-Holland West houdt de provincie rekening met de (doorvertaling van)
vastgelegde in regionaal verband gemaakte afspraken over opengrond teelt en glastuinbouw. Hiertoe
wordt momenteel integraal ontwikkelingsplan (IOPB) opgesteld dat aansluit bij de doelstellingen van het
Pact van Teylingen. In het nieuwe streekplan is Rijnsburg aangewezen als duurzaam te ontwikkelen glas-
tuinbouwgebied.

Programma van Afspraken


Naar aanleiding van een tussenbalans van het Pact in 2001 hebben de samenwerkende gemeenten uit
Duin- en Bollenstreek (SDB) en uit de Leidse regio (SLR) samen met de Provincie een uitgebreid Pro-
gramma van Afspraken vastgesteld. In dit programma zijn afspraken vastgelegd over de ruimtelijk-
economische ‘verdeling’ binnen het gebied van wonen, werken, verkeer en groen. Zo heeft Rijnsburg een
opgave voor de nieuwbouw van circa 850 woningen.

In het kader van de KRV-fusie wordt momenteel gewerkt aan een gemeenschappelijke struc-
tuurschets. De voorliggende beleidsnota dient idealiter als economische inzet van de gemeente
Rijnsburg voor die structuurschets.

Definitief conceptrapport 28
4.5 Contourenkaart
Het voorgestelde economisch beleid is uitgewerkt op een contourenkaart.

Afbeelding 5.1 Contourenkaart EBR deelprojecten, bijgewerkt n.a.v. beleidsstrategie 2004 - 2014

1 2

3
4

1b 4
?
Oostwaartse
3 expansie
glastuinbouw

5
?
6

?
Toevoeging
Ontsluiting A44
8

9 ?

10 7

1. Klei Oost
1b. Klei-Oost Zuid
2. Nieuwe glastuinbouwgebied Kloosterschuur /
Trappenberglaan
3. Oude glastuinbouwgebied
4. Uitbreidingslocaties glastuinbouw (gefaseerd)
5. Middelmors
6. Vinkenwegzone
7. Kamphuizerpolder
8. De Horn
9. Centrumgebied 10. Terrein oude Flora veiling

Bron: Terraserver/bewerking Marktplan Adviesgroep 2004.

Definitief conceptrapport 29
5. AGRIBUSINESS COMPLEX

5.1 Toekomstperspectief
Door de huidige en geplande uitbreiding van handel, logistiek en de veilingactiviteiten in de
Kamphuizerpolder, neemt de werkgelegenheid hierin de komende jaren naar verwachting fors
toe. Dit geheel vormt de kern van (de versterking van) het agribusiness complex.

Om de verwachte groei van de bedrijvigheid op het complex te kunnen accommoderen is (ruim-


telijke) expansie van het veilingcomplex noodzakelijk. Met de totstandkoming van de Structuur-
visie FloraHolland Rijnsburg 2020 heeft de veiling vier jaar geleden een aanzet gegeven voor
het veiligstellen van haar toekomstige uitbreidingen. De recente fusie tussen de veiling Flora en
de veiling Holland in Naaldwijk verandert hier niets aan. Met die fusie zijn er immers géén fysie-
ke logistieke sierteelt activiteiten naar de vestiging in Naaldwijk afgevloeid. De fusie heeft echter
wel enig effect op de omvang van woon-werk pendel verplaatsingen én op de logistieke sierteelt
stromen. Zowel qua woon-werk verkeer als in goederenlogistiek nemen de (combinatie)ritten
tussen FloraHolland in Rijnsburg en Naaldwijk toe.

De glastuinbouw is een volwaardig onderdeel van het agribusiness complex. Dit impliceert dat
ook de teeltbedrijven zich moeten kunnen doorontwikkelen. Enerzijds door reconstructie. An-
derzijds door expansie van het areaal. Deze ontwikkelingen zijn al vertaald in beleid:
• in het geactualiseerde Streekplan Zuid-Holland West is Rijnsburg aangewezen tot op-
vanggebied voor duurzame glastuinbouw;
• Het bestemmingsplan Buitengebied moet nog worden geactualiseerd. De voorbereiding
zijn hiervoor inmiddels gestart.

De gemeente heeft een duidelijke keuze gemaakt vóór ontwikkeling (reconstructie en expansie).
Het tempo van de uitvoering ervan wordt echter sterk bepaald door de mate waarin tuinders zelf
kunnen en willen meewerken aan reconstructie c.q. bedrijfsverplaatsing. Een aantal kwekers
heeft gekozen voor expansie en schaalvergroting. Een aantal van hen heeft binnen twee jaar
19
behoefte aan “gereconstrueerde kavels” .

5.2 Beleidsacties
In grote lijnen zal het beleid zich moeten richten op:
a) doorontwikkeling van het veilingcomplex en het gebied Kamphuizerpolder;
b) intensivering van het reconstructieproces glastuinbouw én uitbreiding en modernisering
van ‘nieuw’ glastuinbouwareaal.

19
Uitkomst bedrijven enquête “Inventarisatie ruimtebehoefte in Rijnsburg”.

Definitief conceptrapport 30
Hiertoe zijn de volgende actiepunten van beleid geformuleerd:
1. ontwikkeling Kamphuizerpolder en veilingcomplex uitvoeren conform vigerend
beleid;
2. realisatie tweede aansluiting op A44; tevens ontsluiting van Kamphuizerpolder en Vin-
kenweggebied. Dit verlaagt de verkeersdruk door het dorp en optimaliseert de bereik-
baarheid van het logistieke knooppunt bij de veiling;
3. een projectmatige aanpak en actief aankoopbeleid van verouderd glas in het kader van
het reconstructieproces; enerzijds om strategische grondposities te verwerven en specu-
latie te voorkomen, anderzijds om de gewenste modernisering publiekrechtelijk te facilite-
ren;
4. snelle herziening van het bestemmingsplan buitengebied en herbestemming van het
buitengebied tot glastuinbouwgebied (in plaats van de agrarische bestemming die het
gebied nu heeft);
5. actief handhaven van het bestemmingsplan in het glastuinbouwgebied;
6. faciliteren van de vestiging en doorontwikkeling van tuinbouwbedrijven die zich richten op
de teelt van de zogenaamde “specials”. De innovatiekracht die van deze bedrijven kan
uitgaan is op langere termijn van strategisch belang voor de dynamiek en vitaliteit van het
agribusiness complex.

Definitief conceptrapport 31
6. LOCATIEONTWIKKELING EN UITBOUW BEDRIJVIGHEID

6.1 Toekomstperspectief
Aan de hand van een bedrijfsenquête is inzicht verkregen in de verwachte toekomstige ontwik-
keling van het bedrijfsleven. Uit een selectie van circa 250 Rijnsburgse bedrijven hebben in
totaal 80 Rijnsburgse ondernemingen hun medewerking verleend aan de enquête
Hieronder een kort overzicht van de bevindingen. Zie Bijlage 2 voor een volledig overzicht.

a. Deelname • 90% van deze bedrijven is actief in het agribusiness cluster.

b. Aantal werknemers • Bij deze 80 bedrijven zijn in totaal 1.460 werknemers


(inclusief parttimers) in dienst.
• Ten aanzien van het aandeel agribusiness hierin, komt dit getal neer op
eenderde van de totale werkgelegenheid in de teelt- en handelsbedrij-
20
vigheid in Rijnsburg .

c. Ruimtebehoefte glas- • De helft van de twintig geënquêteerde Glastuinbouwbedrijven heeft de


tuinbouwbedrijven komende jaren behoefte aan uitbreiding van hun areaal in Rijnsburg. Dit
komt neer op een (extra) behoefte aan circa 6 hectaren glas en 1,5 hec-
taren open grond.

d. Bloemenhandel en • Het betreft hier overwegend kleine bloemenhandelaren met gemiddeld


-export circa zes werknemers per bedrijf.
• Gemiddeld verwerken deze handels- en exportbedrijven drie tot vier
vrachtauto' s per etmaal.
• 80% van deze groep bedrijven geeft aan de ruimte volledig te benutten.
• De meeste bedrijven hebben nu nog geen uitbreidingsplannen maar
achten uitbreiding reëel. Twee op de drie handelsbedrijven achten uit-
breiding van bedrijfsruimte binnen vijf jaar noodzakelijk en willen bij
voorkeur op het FloraHolland terrein uitbreiden.

e. Verhuisgeneigdheid • Twintig bedrijven geven aan dat ze binnen vijf jaar moeten verhuizen
c.q. moeten uitbreiden in verband met Capaciteitsproblemen. Voor de
helft gaat het hier om kleine bloemen-handelaren
• Zes reguliere bedrijven willen verhuizen naar een bedrijven-
terrein (bijvoorbeeld Klei-Oost).
• Slechts vijf bedrijven (waarvan drie glastuinbouw bedrijven) overwegen
uit Rijnsburg te vertrekken. Het gaat hier om een verlies van circa 50
arbeidsplaatsen.
• De tot verhuizing geneigde bedrijven uit het onderzoek bieden geza-
menlijk momenteel werk aan 250 mensen.

f. Uitbreiding • Tweederde van de geënquêteerde bedrijven heeft behoefte aan uitbrei-


ding (in de toekomst).
• Vijf bedrijven willen hun huidige vestiging in Rijnsburg behouden, maar
hun uitbreiding buiten Rijnsburg realiseren.

g. Eigen bedrijfspand óf • Bijna alle bedrijven met uitbreidingsplannen willen zich vestigen in een
bedrijfsverzamel- zelfstandig bedrijfspand.
gebouw • Alleen bij bedrijven die nu al op het FloraHolland terrein (Laan van
Verhof) zijn gevestigd is er animo voor uitbreiding c.q. vestiging in een

20
Inclusief FloraHolland en Heemskerk gesneden en verpakte groenten
Definitief conceptrapport 32
bedrijfsverzamelgebouw.

h. Goederenstromen • In totaal vinden er per etmaal tenminste 540 vracht- of bestelautoritten


plaats van en naar de geënquêteerde bedrijven. Per bedrijf komt dit
neer op circa drie tot zeven ritten per dag
(exclusief Heemskerk groeten en Heemskerk bloemen).
• Vooral de grootschaliger opererende productie- en handelsbedrijven
verwachten in de toekomst een stijging van hun goederenstromen. In
totaal verwacht 30% van de bedrijven dat hun afzet de komende jaren
stijgt.

i. Groei bedrijfs- • Circa 40% van de onderzochte bedrijven verwacht de komende jaren
activiteiten een groei van hun bedrijfsactiviteiten op hun vestiging in Rijnsburg. Bij-
na de helft van deze groep geeft aan dat deze groei niet (alleen) op de
huidige locatie is te realiseren en sluit een verhuizing niet uit.

Per saldo kan worden geconcludeerd dat er de nodige interne dynamiek te verwachten is in de
komende jaren. Dit vraagt een actieve voorwaardenscheppende beleidsinzet van de gemeente.
Via de ingeslagen weg van locatieontwikkeling (Kamphuizerpolder, Vinkenweggebied, Klei-Oost
zuid) kan hieraan al in belangrijke mate worden voldaan.

In het Kontakt Beroepsleven en Onderwijs in de Regio (KBOR) werken gemeente, onderwijsin-


stellingen en de arbeidsmarkt sector samen aan versterking van de basis van de toekomstige
beroepsbevolking. Het reguliere basisonderwijs en het beroepsonderwijs in de regio maken
samen plannen om hun (voorbereidende) scholingstaken beter op elkaar af te stemmen. Hier-
mee kan worden voorkomen dat er een te eenzijdige scholingsstructuur (type beroepsopleidin-
gen) ontstaat die in toenemende mate niet meer aansluit op de marktvraag en de economische
structuur van het gebied. Een belangrijke ontwikkeling, ook omdat de beroepsbevolking in
Rijnsburg nog altijd relatief laag is opgeleid.

De oude veilinglocatie (bedrijventerrein Florapark) is toe aan herontwikkeling. De huidige eco-


nomische functie van dit zes hectare grote terrein is verouderd. Een groot deel van de bedrijven
is al uitgeplaatst of verhuisd. Herontwikkeling is echter nog niet van start gegaan. Enerzijds
leent de locatie zich, gezien haar ligging in het dorp, goed voor herontwikkeling als woning-
bouwlocatie. Anderzijds is er vanuit economische optiek alle reden (ruimteschaarste en situe-
ring locatie ten opzichte van het veilingcomplex en de A44) om te onderzoeken of en in welke
mate de economische functie behouden kan blijven c.q. op een duurzame en stedenbouwkun-
dige manier is te integreren in een herontwikkelingsplan.

Definitief conceptrapport 33
Het lijkt hierbij een interessante uitgangsgedachte om minimaal de randen van de locatie voor
bedrijfsontwikkeling te behouden. Hierbij kan worden gedacht aan kantoorachtige bedrijven of
bijvoorbeeld een (auto) showroomboulevard. De gedachte borduurt verder de bestaande situa-
21
tie en speelt gedeeltelijk in op het uitplaatsen van dergelijke bedrijven elders uit de dorpskern.
In onderstaand kaartbeeld is deze gedachte globaal weergegeven. Er zijn drie deelgebieden
onderscheiden.

Afbeelding 6.1 Ontwikkeling Oude Floraterrein

1. Winkelstrip De Remise. In het kader van de ont-


wikkeling van één centraal boodschappencentrum
(de Hoftuin) verandert een deel van de winkelfunc-
1 tie van De Remise in een functie ten behoeve van
22
wijkverzorgende diensten (zie ook hoofdstuk 7).
2. Woningbouwlocatie oude Floraterrein: circa 4,5
hectaren bruto ten behoeve van woningbouw.
3. Ontwikkelingsstrip Rijnsburgerweg: circa 1,5
hectaren bruto ten behoeve van de realisatie van
2 kleinschalige bedrijfsruimten, showrooms en kanto-
ren, deels aansluitend op de bestaande autoshow-
3 room. Uitgangspunt is dat de te realiseren panden
kleinschalig van aard zijn, staan op ruim opgezette
kavels met veel groen en daarnaast architectonisch
en stedenbouwkundig zeer goed moeten aansluiten
op de woningbouwlocatie.
Bron: Terraserver, bewerking Marktplan Adviesgroep

De in afbeelding 6.1 geschetste ontwikkeling heeft de volgende synergievoordelen.


23
• De (gedeeltelijk) vrijgekomen detailhandelsruimten in de Remise kunnen worden inge-
vuld met commerciële en publieke wijkverzorgende diensten en voorzieningen.
• De ‘ontwikkelingsstrip’, die plaats biedt aan (nieuwe) niet hinderlijke bedrijfs- en kantoor-
24
activiteiten vormt niet alleen een architectonisch en functioneel geheel met de aard van
huidige economische activiteiten langs de Rijnsburgerweg (zichtlocatie).
• De ‘strip’ kan tevens dienen als fysieke scheidingswand die de woonwijk afschermt van
het geluid en de visuele hinder van het wegverkeer op de Rijnsburgerweg en Oegstgees-
terweg.

21
De bestaande woon/winkelvoorzieningen (De Remise) en de ‘op het zicht’ gelegen H.A.I. autoshowroom aan de
Rijnsburgerweg.
22
Wijkverzorgende diensten zoals kapsalons, reisbureaus, assurantiekantoren, makelaardijen, cafetaria’s,
et cetera. Publieke diensten omvatten bijvoorbeeld buurtcentra, welzijn en gezondheidsdiensten, praktijk-
ruimten, et cetera.
23
De Hoogvliet supermarkt zal naar verwachting op de huidige locatie behouden blijven.
24
Niet in de vorm van bedrijfshallen, maar opgezet met kleinschalige bedrijfs/kantoorpanden in combinatie met
showrooms.

Definitief conceptrapport 34
• Tegenover de beoogde ontwikkelingslocatie (aan de Rijnsburgerweg) zijn de laatste jaren
al enkele kleinschalige kantorenpanden gerealiseerd. In die optiek geeft de beschreven
bedrijven/kantorenontwikkeling een modern zakelijk cachet aan de toegangsweg tot het
centrum.

De verminderde bereikbaarheid is een groot knel- en aandachtspunt voor de economische ont-


wikkeling van de Duin- en Bollenstreek. Dit wordt algemeen onderkend. Ook door provincie en
rijk. Het betreft zowel de doorstroming op het hoofdwegennet als de ontsluiting daarvan. Gege-
ven de grote vervoersafhankelijkheid van het logistiek agribusiness complex, zijn de effecten
hiervan op het Rijnsburgse bedrijfsleven significant.

Ondanks het feit dat infrastructuurbeleid een weg van lange (procedure) adem, enorme investe-
ringen en de primaire verantwoordelijkheid van rijk en provincie is, verdient de optimalisering
van de bereikbaarheid dan ook alle aandacht in het lokaal economisch-ruimtelijk beleid. De
liggingen en segmentatie van bedrijventerreinen in het KRV gebied is verre van ideaal. Dit is
historisch zo gegroeid. Maar liefst 30% van de agribusiness gerelateerde bedrijven verwacht de
komende jaren een toename in hun goederenstromen. Verbetering van de oost-
westverbindingen met de A44 en de A4 en het opwaarderen van de N206 zijn van groot belang.

6.2 Beleidsacties
De voorgestelde actiepunten van beleid zijn:
1. actief gronduitgiftebeleid op Klei-Oost-Zuid, in combinatie met opvang van regionale be-
hoefte (volgens Programma van Afspraken SLR/SDB);
2. actief uitplaatsingsbeleid van bedrijven uit de dorpskern in combinatie met het stringent
tegengaan van bedrijfsuitbreidingen op bestaande locaties binnen de dorpskern;
3. herontwikkeling(studie) oude veilingterrein met in ieder geval het behouden c.q. integre-
ren van economische functies als (mede)uitgangspunt;
4. realisatie van een tweede aansluiting op de A44 (ontsluiting Kamphuizerpolder en Vin-
kenweggebied);
5. uitbouwen samenwerking gemeente/onderwijs/bedrijfsleven.

Definitief conceptrapport 35
7. CENTRUMONTWIKKELING

7.1 Toekomstperspectief
Hoewel de koopkrachtbinding zich (althans in de dagelijkse sector) in de afgelopen jaren heeft
verbeterd, is de positie van Rijnsburg als verzorgingscentrum zwak. De inwoners zijn voor een
belangrijk gedeelte aangewezen op voorzieningen elders. Gegeven de sterke marktwerking in
de detailhandel, de ontwikkeling van andere centra en het ontbreken van een aantrekkelijk
voorzieningenaanbod in Rijnsburg zelf, is verdere verschraling onafwendbaar. De conclusie uit
het EBR 1994 dat centrumontwikkeling van strategische noodzaak is, heeft daarom niets aan
betekenis ingeboet. Integendeel.

De analyse van de distributieve mogelijkheden toont aan dat er marktruimte is voor uitbreiding
van het verkoopvloeroppervlak in de dagelijkse sector. Dit kan een opmaat zijn voor vernieu-
wing, kwaliteitsverbetering en beperkte uitbreiding van de centrumstructuur. De twee bestaande
centra -De Hoftuin en De Remise- bieden geen optimale centrumstructuur. Juist een combinatie
van voorzieningen heeft een grotere wervingskracht op de consument. Het samenvoegen van
beide centra is echter niet opportuun. Zeker niet nu de supermarkt in De Remise fors investeert
in uitbreiding. Het vernieuwen en uitbreiden van De Hoftuin echter wel.

De Hoftuin heeft qua karakteristiek en winkelaanbod in beginsel een goede uitgangspositie om


zich te kunnen ontwikkelen tot het beoogde voorzieningniveau (stadsdeelcentrum van fusiege-
meente). Dit veronderstelt herontwikkeling door middel van het toevoegen van functies en pro-
gramma, structuurwijziging en flankerend beleid (vooral op het gebied van bereikbaarheid en
parkeren). Geen eenvoudige opgave. Er lijken echter goede mogelijkheden om door middel van
gericht maatwerk wel degelijk een dergelijke ontwikkeling te kunnen realiseren.

7.2 Beleidsinzet
De geformuleerde inzet richt zich op de volgende beleidsacties:
1. Ontwikkelen nieuw -maatwerk- centrumplan voor de herontwikkeling en opwaardering
van De Hoftuin tot toekomstig stadsdeelcentrum van de fusiegemeente;
2. Daarin integreren:
• uitbreiding van het winkelaanbod in de dagelijkse sector;
• beperkte uitbreiding van het winkelaanbod in de niet-dagelijkse sector;
25
• clustering van zoveel mogelijk andere voorzieningen en publieksfuncties
(inclusief bijvoorbeeld de weekmarkt).
3. Op termijn wellicht (vrijwillige) uitplaatsing/verhuizing van De Remise ondernemers naar
De Hoftuin in combinatie met herontwikkeling van De Remise.

Voor de goede orde: met een dergelijke centrumontwikkeling “roeit Rijnsburg in zekere zin te-
gen de stroom op”. Een niet te onderschatten opgave. Uitbreiding van winkelvloeroppervlak is
uiteindelijk nodig om de consumentenbinding te vergroten. Dat zal alleen kunnen als onderne-
mers ook weer voldoende vertrouwen hebben/krijgen om te willen investeren in Rijnsburg. Een

25
Te denken valt hierbij aan uitbreiding van dienstverlening (reis- en uitzendbureaus, banken), horeca (verblijfs-
horeca tijdens winkelbezoek als lunchroom annex coffeecorner en avondhoreca als een bar, grand café),
baliefuncties van banken en kantoren, culturele en openbare functies als bibliotheek, muziekschool, cultureel
centrum, speelotheek, centrum voor maatschappelijke dienstverlening, et cetera.

Definitief conceptrapport 36
kwalitatief overtuigend centrumplan is daarvoor een absolute voorwaarde.

Definitief conceptrapport 37
BIJLAGE 1: SLEUTELPERSONEN

Leden stuurgroep
de heer F. Vletter Wethouder gemeente Rijnsburg
de heer D. Binnendijk Wethouder gemeente Rijnsburg
de heer A. Mastenbroek Beleidsmedewerker gemeente Rijnsburg

Leden klankbordgroep
de heer N.C. van der Stel Voorzitter Woningbouwvereniging Spinoza
de heer W.D. Zomer Directeur Heemskerk groenten, lid platform
KBOR
de heer A.C. Balkenende Directeur Accountantskantoor Van Weezel, Voor-
zitter VOR
de heer D.J. van Egmond Vice-voorzitter VOR
de heer B. de Roo Kamer van Koophandel Rijnland
de heer J.P. Dijkstra Voormalig Directeur Bouwcenter Katwijk
de heer P. van Tilburg Ondernemer, bloemenkwekerij
de heer J. Bleichrodt Ondernemer, modehuis Bleichrodt
de heer P.J. van der Oever Voorzitter vaste koperscie. Veiling Flora

Agendaleden
de heer H. van der Nagel Wethouder gemeente Valkenburg
de heer dr. J.E. Post Wethouder gemeente Katwijk

Geïnterviewden
de heer M. Kromhout Bestuurslid WLTO Rijnsburg
de heer Van Delft Bestuurslid WLTO Rijnsburg
de heer A. van der Ruit Projectmanager CV Floris V
de heer J. de Mol Vestigingsmanager FloraHolland
de heer J. Stam Commercieel directeur Rabobank Rijndorpen
de heer H. Kortekaas Directeur Woningbouwvereniging Spinoza
de heer Nederpel Vereniging Kloosterschuur
de heer W. Jongenotter Directeur Hoogvliet
de heer C. Heemskerk Directeur Heemskerk BV
de heer H. Kralt De Raad Vastgoed BV

Definitief conceptrapport 38
BIJLAGE 2: RESULTATEN CONSUMENTENENQUETE DETAILHANDEL RIJNSBURG

Aan de hand van een telefonische consumenten enquête onder circa 500 inwoners van Rijns-
burg is gemeten waar, hoe vaak en waarom Rijnsburgers hun dagelijkse en niet-dagelijkse aan-
kopen in Rijnsburg (of elders) doen. Uiteindelijk hebben 255 consumenten hun medewerking
verleend aan het onderzoek. Hieronder volgen de belangrijkste
bevindingen en conclusies.

a. Koopkrachtbinding
• Circa 83% van de Rijnsburgse huishoudens doet de dagelijkse boodschappen
gewoonlijk in de eigen gemeente. De rest in Katwijk.
• Slechts 17% doet de niet-dagelijkse aankopen doorgaans in Rijnsburg. Maar liefst de
helft van de Rijnsburgse bevolking doet deze aankopen in Katwijk. Daarnaast is vooral
Leiden genoemd als voorname plaats voor de aanschaf van niet-dagelijkse goederen.
• De koopkrachtbinding -dat wil zeggen: het percentage Rijnsburgers dat in de eigen ge-
meente boodschappen doet- is hiermee lager dan verondersteld in een regionaal koop-
stromenonderzoek uit 1999.

b. Frequentie en koopkracht
Rijnsburgers doen hun niet-dagelijkse aankopen overwegend ‘meerdere keren per maand’.
Gemiddeld besteden zij hieraan 160 per week per huishouden. Aan dagelijkse bood-
schappen geven Rijnsburgers gemiddeld 123 per huishouden per week uit. Qua koop-
kracht (besteed bedrag per hoofd) wijkt Rijnsburg niet af van landelijke gemiddelden.

c. Aankooplocaties in Rijnsburg
Wat betreft de aankooplocaties binnen Rijnsburg is er onderscheid gemaakt in De
Remise, De Hoftuin en Rijnburg overig. Uit het onderzoek blijkt dat circa de helft van de da-
gelijkse boodschappen in De Hoftuin worden gedaan, tegen 40% in De Remise. Voor de
aankoop van niet dagelijkse producten is dit percentage respectievelijk 70% en 20%.

d. Koopgedrag
Naast het huidige koopgedrag is gekeken naar mogelijke verandering in het koopgedrag.
Oftewel: doen de Rijnburgers vaker of minder vaak hun boodschappen in de eigen gemeen-
te dan een aantal jaren geleden? En verandert dit in de nabije toekomst? Hieruit blijkt dat er
eigenlijk weinig is veranderd in de koop oriëntatie en dat er naar verwachting in de toekomst
ook weinig zal veranderen. Circa 80% van het op Rijnsburg georiënteerde kooppubliek
koopt net zo vaak als voorheen de boodschappen en niet-dagelijkse producten in Rijnsburg.
Voor 20% is de koop oriëntatie wel veranderd. Vaker en minder vaak houden zich in even-
wicht. De oorzaken voor het niet of wel vaker boodschappen doen in Rijnsburg lopen sterk
uiteen. Er is geen eenduidig aanwijsbare reden.

Definitief conceptrapport 39
e. Waardering De Remise en De Hoftuin
Qua waardering (rapportcijfer) scoren De Hoftuin en De Remise gemiddeld genomen matig
tot redeljik. Zie onderstaand overzicht

De Hoftuin De Remise
Aanbod/aantal winkels 6.7 5.7
Compleetheid van het aanbod 6.6 5.6
Sfeer en gezelligheid 6.7 5.5

f. Behoefte aan winkels en diensten


Naar aanleiding van de rapportcijfers is tevens gevraagd welke (type) winkels en diensten
er volgens de consument nog ontbreken in Rijnburg. Zie hieronder een overzicht van de
vier meest genoemde winkels en diensten.

(type) winkel ontbreekt Genoemd door …%


1 kledingwinkel(s) 44%
2 Hema 24%
3 Schoenenwinkel(s) 14%
4 CD winkel 9%

Er is onder de Rijnsburgse consument duidelijk veel meer behoefte aan winkels met niet-
dagelijkse producten dan aan winkels met dagelijkse producten. Slechts 6% van de res-
pondenten geeft aan behoefte te hebben aan een ‘grote supermarkt’.

(type) dienst ontbreekt Genoemd door …%


1 Terras 15%
2 Horeca 10%
3 Grieks restaurant 7%
4 Uitgaansgelegenheid 5%

Er is minder behoefte aan uitbreiding van het dienstenaanbod in De Hoftuin en De


Remise dan aan uitbreiding van het winkelaanbod. Desondanks heeft 36% van de consu-
menten enige behoefte aan uitbreiding van horecavoorzieningen (overigens van
verscheidene aard).

Marktruimte
Aan de hand van de aanbodinventarisatie (aantal en omvang van het winkelareaal) en het
koopstromen onderzoek (bestedingen van consumenten in Rijnsburg) is berekend hoeveel
Marktruimte (in verkoopvloeroppervlak) er in Rijnsburg is ten behoeve van uitbreiding van win-
kels voor dagelijkse en/of voor niet-dagelijkse producten. Uit de berekening blijkt dat er (ten
opzichte van de verkoop vloeroppervlakten in 2003) nog additioneel te benutten marktruimte is
voor circa 4.600m2 verkoopvloeroppervlak (vvo) aan winkels in het dagelijkse segment. Daar-
naast blijkt dat er voor uitbreiding van niet-dagelijkse producten geen marktruimte is.

Definitief conceptrapport 40
Conclusies
• De beleidsdoelstelling uit het EBR van 1994 luidde: versterken van het detailhandels-
apparaat. Deze doelstelling is slechts ten dele gerealiseerd, voornamelijk in het dagelijks
segment. De aan de doelstelling gekoppelde centrumvernieuwing is nog steeds onderwerp
van discussie.

• De koopkrachtbinding van Rijnsburgers aan het eigen winkelapparaat is (met respectieve-


lijk 83% voor dagelijkse boodschappen en 17% voor niet-dagelijkse aankopen) minder
sterk dan verondersteld. Met name Katwijk is een sterke ‘trekker’, zowel voor dagelijkse
boodschappen als voor niet-dagelijkse boodschappen.

• De kooporiëntatie op de winkelgebieden in Rijnsburg is en blijft stabiel. De kooporiëntatie


(waar doe ik mijn aankopen) van Rijnsburgers verandert nauwelijks.

• Er is in Rijnsburg nog enige marktruimte voor uitbreiding van winkels in het dagelijkse
segment. Circa 4.600 m2. Het consumenten onderzoek geef juist aan dat er relatief weinig
behoefte is aan meer aanbod in dit segment. Er is daarentegen wel een sterke behoefte
aan uitbreiding van het aanbod met een aantal winkeltypen in het niet-dagelijks segment.
Hiervoor is in distributieplanologische zin juist geen ruimte.

Resultaten discussiebijeenkomst detailhandelsbeleid


Op basis van de bovengenoemde conclusies heeft er een discussie plaatsgevonden met een
aantal lokale branchevertegenwoordigers en de gemeente. Uit deze discussie is vooral naar
voren gekomen dat De Hoftuin winkeliers graag een samenvoeging zien van de huidige koop-
kernen De Remise en De Hoftuin. Zie hieronder een overzicht van de belangrijkste uitkomsten.

• De Remise ligt gunstig ten opzichte van de omliggende woonwijken. Eén op de drie Rijns-
burgse huishoudens doet hier de dagelijkse boodschappen. De aanwezigheid van Hoog-
vliet levert hierin een sterke bijdrage. De diversiteit en uitstraling van De Remise laten ech-
ter te wensen over. Gezien de huidige situatie, waarbij de Hoogvliet supermarkt is gesa-
neerd in verband met modernisering van de winkel, zou het een goed moment kunnen zijn
om na te denken over verhuizing van winkelcentrum De Remise naar De Hoftuin. De op-
stelling van de Hoogvliet is hierin bepalend voor de mogelijkheden: oftewel: zonder mede-
werking van deze supermarkt heeft verhuizing van de overige winkels weinig zin.

• Het bedrijf Hoogvliet is zelf van mening dat verhuizing van De Remise naar De Hoftuin een
flinke kapitaalvernietiging zou zijn. Hoogvliet ziet meer in de ooit voorgenomen realisatie
van een dwarsverbinding tussen Remise en Hoftuin. Het bedrijf is zelf niet bereid om als
ontwikkelaar te participeren in een nieuw winkelcomplex. Realisatie en exploitatie van een
dergelijk complex zou nooit rendabel kunnen zijn. Ook niet indien er veel appartementen
en parkeervoorzieningen aan gekoppeld zijn. De koopkrachtomvang van Rijnsburg laat dit
niet toe. Hoogvliet concentreert zich liever op haar activiteiten in de verbouwde supermarkt
in winkelcentrum De Remise. De huidige locatie heeft een enorm parkeervoordeel ten op-
zichte van het Hoftuingebied.

• Een gevarieerd aanbod aan dagelijkse en niet dagelijkse winkels vergroot de


koopkrachtbinding van de eigen bevolking. Het huidige gebrek aan diversiteit in niet-
dagelijkse segment leidt tot verschraling van de koopkrachtbinding. Ondanks het ontbreken
van voldoende marktruimte voor niet-dagelijkse winkels en diensten pleiten De Hoftuin
winkeliers voor verbreding van het aanbod in het niet-dagelijkse segment, geheel naar de
behoefte van de Rijnsburgse consument.

Definitief conceptrapport 41
• Het voornemen tot centrumvernieuwing is reeds jaren onderwerp van discussie. In de tus-
sentijd is het winkelaanbod en de aankleding van De Hoftuin nauwelijks verbeterd. Dit
heeft ogenschijnlijk geleid tot (verdere) teruggang van de kooporiëntatie. De winkeliers van
De Hoftuin doen een krachtig beroep op de gemeente om in het kader van de centrumver-
nieuwing duidelijkheid te verschaffen over de ambitie. Kortom: wat wil men met het cen-
trum? En welke eisen en consequenties zijn hieraan verbonden? Hierbij is het belangrijk
om te kijken naar de (voorgenomen) ontwikkelingen in omliggende gemeenten, bijvoor-
beeld Katwijk en Oegstgeest.

• De detailhandel van Rijnsburg heeft geen grootschalige groeimogelijkheden. Zowel fysiek


als koopstroom technisch zijn de grenzen bereikt. Het samenvoegen van De Hoftuin en De
Remise op één centrale plaats (geüpgrade winkelgebied) biedt veel meer perspectief voor
de detailhandel en de horeca. Centralisatie realiseer je door middel van een exploitabele
winkel/appartementen/parkeergarage. De Remise ligt gunstig ten opzichte van de omlig-
gende woonwijken. Een op de drie Rijnsburgse huishoudens doet hier de dagelijkse bood-
schappen. De aanwezigheid van Hoogvliet levert hierin een sterke bijdrage. De diversiteit
en uitstraling van De Remise laten echter te wensen over. De voorkeur van De Hoftuin
winkeliers gaat uit het samenvoegen van het winkelapparaat van De Remise en De Hof-
tuin. Hiermee ontstaat een “1+1=3”voordeel. Dit voordeel treedt echter alleen op indien:
- het winkelapparaat in de breedte en in omvang groeit (meer winkels, meer variatie).
Een gevarieerd aanbod aan dagelijkse en niet dagelijkse winkels vergroot de koop-
krachtbinding van de eigen bevolking;
- de weekmarkt wordt verplaatst naar het winkelgebied (in plaats van op een parkeer-
terrein);
- er meer droge en natte horeca in het koopcentrum wordt toegestaan.

Definitief conceptrapport 42
BIJLAGE 3: RESULTATEN BEDRIJFSENQUETE RUIMTEGEBRUIK EN -BEHOEFTE

1. Analyse enquête resultaten


Met behulp van een bedrijfsenquête onder relevante bedrijfstypen is inzicht verkregen de actue-
le en toekomstige ruimte- en expansiebehoefte van bedrijven en ondernemers in Rijnsburg.
Hierbij is vooral gekeken naar de behoeften onder de kleinere agribusiness bedrijven (handel
en export) en glastuinbouwbedrijven die voor een deel nog in de oude glastuinbouwgebieden
zijn gevestigd.

Aan de hand van gegevens van 80 Rijnsburgse bedrijven is het volgende beeld verkregen.

a. Deelname • In totaal hebben 80 Rijnsburgse ondernemingen hun me-


dewerking verleend aan de enquête.
• 90% van deze bedrijven is actief in het agribusiness cluster.
b. Aantal werknemers • Bij deze 80 bedrijven zijn in totaal 1.460 werknemers
(inclusief parttimers) in dienst.
• Ten aanzien van het aandeel agribusiness hierin, komt dit
getal neer op eenderde van de totale werkgelegenheid in de
teelt- en handelsbedrijvigheid in Rijnsburg26.
c. Verhuisgeneigdheid • Twintig bedrijven geven aan dat ze binnen vijf jaar moeten
verhuizen c.q. moeten uitbreiden in verband met Capaci-
teitsproblemen. Voor de helft gaat het hier om kleine bloe-
men-handelaren.
• Zes reguliere bedrijven willen verhuizen naar een bedrijven-
terrein (bijvoorbeeld Klei-Oost).
• Slechts vijf bedrijven (waarvan drie glastuinbouw bedrijven)
overwegen uit Rijnsburg te vertrekken. Het gaat hier om een
verlies van circa 50 arbeidsplaatsen.
• De tot verhuizing geneigde bedrijven uit het onderzoek bie-
den gezamenlijk momenteel werk aan 250 mensen.
d. Uitbreiding • Tweederde van de geënquêteerde bedrijven heeft behoefte
aan uitbreiding (in de toekomst).
• Vijf bedrijven willen hun huidige vestiging in Rijnsburg be-
houden, maar hun uitbreiding buiten Rijnsburg
realiseren.
e. Eigen bedrijfspand óf • Bijna alle bedrijven met uitbreidingsplannen willen zich ves-
bedrijfsverzamel- tigen in een zelfstandig bedrijfspand.
gebouw • Alleen bedrijven die nu al op het FloraHolland terrein (Laan
van Verhof) zijn gevestigd is er animo voor uitbreiding c.q.
vestiging in een bedrijfsverzamelgebouw.

26
Inclusief FloraHolland en Heemskerk.
Definitief conceptrapport 43
f. Goederenstromen • In totaal vinden er per etmaal tenminste 540 vracht- of be-
stelautoritten plaats van en naar de geënquêteerde bedrij-
ven. Per bedrijf komt dit neer op circa drie tot zeven ritten
per dag.(exclusief Heemskerk groeten en Heemskerk bloe-
men).
• Vooral de grootschaliger opererende productie- en
handelsbedrijven verwachten in de toekomst een stijging
van hun goederenstromen. In totaal verwacht 30% van de
bedrijven dat hun afzet de komende jaren stijgt.
g. Groei • Circa 40% van de onderzochte bedrijven verwacht de ko-
bedrijfs-activiteiten mende jaren een groei van hun bedrijfsactiviteiten op hun
vestiging in Rijnsburg. Bijna de helft van deze groep geeft
aan dat deze groei niet (alleen) op de huidige locatie is te
realiseren en sluit een verhuizing niet uit.
h. Ruimtebehoefte • De helft van de twintig geënquêteerde Glastuinbouwbedrij-
ven heeft de komende jaren behoefte aan uitbreiding van
hun areaal in Rijnsburg. Dit komt neer op een (extra) be-
hoefte aan circa 6 hectaren glas en 1,5 hectaren open
grond.
i. Bloemenhandel en • Het betreft hier overwegend kleine bloemenhandelaren met
-export gemiddeld circa zes werknemers per bedrijf.
• Gemiddeld verwerken deze handels- en exportbedrijven
drie tot vier vrachtauto's per etmaal.
• 80% van deze groep bedrijven geeft aan de ruimte volledig
te benutten.
• De meeste bedrijven hebben nu nog geen uitbreidingsplan-
nen maar achten uitbreiding reëel. Twee op de drie han-
delsbedrijven achten uitbreiding van bedrijfsruimte binnen
vijf jaar noodzakelijk en wil het liefst op het
FloraHolland terrein uitbreiden.

Definitief conceptrapport 44
2. Resultaat van rechte tellingen

1. Op welk adres is uw bedrijf in Rijnsburg gevestigd? (meerdere adressen mogelijk)

Straatnaam N=71 %
Collegiantenstraat 1 1%
De Roysloot 3 4%
De Ruyterstraat 1 1%
Floralaan 3 4%
Galglaan 3 4%
Hoogeweg 6 8%
Kamperfoelie 1 1%
Kanaalpad NO 1 1%
Katwijkseweg 1 1%
Kleipettenlaan 1 1%
Kloosterschuurlaan 2 3%
Kloosterschuurweg 1 1%
Korte Voorhouterweg 1 1%
Kortenearstraat 1 1%
Laan van Verhof 19 27%
Langevaart 1 1%
Meiboomstraat 1 1%
Noordwijkerweg 2 3%
Oegsgeesterweg 2 3%
Populierenlaan 1 1%
Rijnsburgerweg 2 3%
Trappenberglaan 2 3%
Vinkenweg 8 11%
Vliet NZ 1 1%
Vliet ZZ 1 1%
Voorhouterweg 5 7%

e
Adres 2 vestiging

Straatnaam N=8 %
Kanaalpad 1 13%
Kloosterschuurlaan 1 13%
Kwakelstraat 1 13%
Laan van Verhof 2 25%
Maessloot 1 13%
Oegsgeesterweg 1 13%
Trappenberglaan 1 13%

Definitief conceptrapport 45
2. Welke bedrijfsactiviteiten vinden er op uw bedrijfvestiging(en) in Rijnsburg plaats?

Hoofdactiviteit N=76 %
Groothandel in snijbloemen 29 38%
Productie van snijbloemen 21 27%
(Groot)handel algemeen 13 17%
Dienstverlening tuinbouw 5 6%
Bouwnijverheid 6 8%
Vervoer over de weg 2 3%
Vgm industrie 1 1%

Nevenactiviteit N=6 %
Administratie 1 17%
Cursussen 1 17%
Groothandel 1 17%
Tankstation 1 17%
Wintersportartikelen 1 17%
Zaadteelt 1 17%

3. Hoeveel werknemers werken er op het genoemde adres?

Hoofdvestiging

Aantal werknemers N=74 %


1 tot 5 29 39%
6 tot 10 21 28%
11 tot 20 13 17%
21 tot 30 7 9%
> 30 5 7%

Nevenvestiging

Aantal werknemers N=6 %


1 tot 5 6 100%
6 tot 10 0 0%
11 tot 20 0 0%
21 tot 30 0 0%
> 30 0 0%

Definitief conceptrapport 46
4. Wat is momenteel de bruto oppervlakte (in m²) van uw bedrijfsvestiging(en), dat wil
zeggen: benut en onbenut grond- en vloeroppervlak (buiten en binnenruimte)?

Bruto buitenruimte bloementeeltbedrijven (totaaloppervlakte = 20,1 ha.)

Aantal m2 N=19 %
0 - 5.000 9 47%
5.001 - 10.000 4 21%
10.000- 20.000 4 21%
> 20.000 2 11%

Bruto buitenruimte handel en industrie bedrijven (totaaloppervlakte = 9,6 ha.)

Aantal m2 N=20 %
0 - 1.000 9 45%
1.001 - 5.000 7 35%
5.000 - 10.000 7 35%
> 10.000 2 10%

Bruto binnenruimte bloementeeltbedrijven (totaaloppervlakte = 206.000 m²)

Aantal m2 N=23 %
0 - 5.000 7 30%
5.001 - 10.000 3 13%
10.000 - 20.000 12 52%
> 20.000 1 4%

Bruto binnenruimte handel en industrie bedrijven (totaaloppervlakte = 77.000 m²)

Aantal m2 N=46 %
0 - 500 21 46%
500 - 1.000 7 15%
1.000 - 2.000 11 24%
2.000 - 5.000 4 9%
> 5.000 3 7%

5. Kunt u aangeven hoeveel procent van de huidige bruto oppervlakte van uw vestiging
effectief wordt benut voor de uitvoering van uw bedrijfsactiviteiten?

% benut oppervlakte opengrond teelt

Percentage benut N=19 %


0 - 20% 5 26%
21 - 40 % 0 0%
41 - 60% 1 5%
61 - 80% 5 26%
81 - 100% 8 42%

Definitief conceptrapport 47
% benut oppervlakte buitenruimte bij handel en industrie bedrijven

Percentage benut N=25 %


0 - 20% 1 4%
21 - 40 % 3 12%
41 - 60% 4 16%
61 - 80% 7 28%
81 - 100% 10 40%

% benut oppervlakte teelt onder glas

Percentage benut N=20 %


0 - 20% 0 0%
21 - 40 % 0 0%
41 - 60% 0 0%
61 - 80% 3 15%
81 - 100% 17 85%

% benut oppervlakte buitenruimte bij handel en industrie bedrijven

Percentage benut N=48 %


0 - 20% 1 2%
21 - 40 % 0 0%
41 - 60% 3 6%
61 - 80% 6 13%
81 - 100% 38 79%

6. Kunt u aangeven welk deel van uw bedrijfsruimte bestaat uit kantoorruimte?

m² kantoor/archiefruimte bij bloementeelt bedrijven

Kantoorruimte N=20 %
0 - 200m² 12 60%
200- 400m² 4 20%
> 400m² 4 20%

m² kantoorruimte bij handels- en industrie bedrijven (N=47)

gemiddeld m² kantoorruim-
te In %
bij < 500 m² bedrijfsruimte 50 m² 10%
bij > 501 < 1.000 m² 100 m² 10% -20%
bij 1.001 tot 2.000 m² 250m² 12% - 25%
> 2.000 m² 400m² 20%

Definitief conceptrapport 48
7. Verwacht u de komende jaren een groei van uw bedrijfsactiviteiten (bijvoorbeeld:
meer werk, meer productievolume, et cetera) op genoemde locatie in Rijnsburg?

N=43 %
Ja, groei 17 40%
Nee, geen groei 15 35%
weet niet 11 26%

8. Zo ja; voor welke activiteiten heeft u dan extra ruimtebehoefte en wat is de oppervlak-
te hiervan?

minimale
ruimtebe-
Activiteit N=24 hoefte
Teelt van snijbloemen 5 6,5 ha.
Bollenteelt 1 4 ha.
Teelt van planten 1 1,5 ha.
handelsactiviteiten agro 10 3.500 m²
handelsactiviteiten overig 6 12.000 m²
vgm industrie 1 31.000 m²

9. Kunt u schatten hoeveel jaar de capaciteit van uw huidige bedrijfsvestiging nog


toereikend is?

Capaciteit is nog wel toereikend maar over een paar jaar moet ik verhuizen.

Type bedrijf N=23


teeltbedrijven 6
groothandel bloemen 11
handel overig 4
agribusiness overig 2
hoeveel jaar nog vooruit 2 - 3 jaar
werkgelegenheid 300
totaal oppervlak 6 ha bruto oppervlak
oppervlak bedrijfsruimte 20.000m² bedrijfsruimte
85.000m² kassen

Definitief conceptrapport 49
Capaciteit is nog een tijd toereikend, ik wil niet meer uitbreiden.

Type bedrijf N=27


teeltbedrijven 8
groothandel bloemen 10
handel overig 8
agribusiness overig 1
hoeveel jaar nog vooruit 5 tot 10 jaar
werkgelegenheid 960
totaal oppervlak 16,5 ha.
oppervlak bedrijfsruimte 40.000 m² bedrijfsruimte
50.000 m² kassen

De capaciteit is nu al ontoereikend. Ik wil zo snel mogelijk verhuizen of de capaciteit


ergens anders uitbreiden!

Type bedrijf N=11


teeltbedrijven 4
groothandel bloemen 4
handel overig 1
agribusiness overig 2
hoeveel jaar nog vooruit 1-2 jaar
werkgelegenheid 77
totaal oppervlak 4 ha.
oppervlak bedrijfsruimte 8.000 m² bedrijfsruimte
24.000 m² kassen

Definitief conceptrapport 50
10. Indien u niet meer kan uitbreiden op de huidige bedrijfslocatie; overweegt u dan uit
Rijnsburg weg te trekken? Of blijft de locatie gehandhaafd en zoekt u expansie in een
tweede vestiging in Rijnsburg?

N=54 %
Ik verplaats al mijn activiteiten en vestig mij ge-
heel buiten Rijnsburg.
5 9%
Ik handhaaf de huidige bedrijfsvestiging, maar
breidt mijn activiteiten uit op een andere locatie
buiten Rijnsburg.
6 11%
Ik handhaaf de huidige bedrijfsvestiging, maar
breidt mijn activiteiten uit op een andere locatie
binnen Rijnsburg (indien mogelijk)
16 30%
Ik heb geen uitbreidingsplannen
18 33%
Anders, namelijk: 9 17%
• verhuizen
• meer boxen huren op Flora terrein
• Naar één locatie verhuizen binnen of buiten Rijnsburg
• Uitbreiding door buurman overkopen
• Beëindiging van activiteiten
• verhuizen naar locatie waar voldoende buitenterrein
beschikbaar is
• ik ga naar Klei oost verhuizen
• Op huidige locatie uitbreiden
• Uitbreiding binnen Floraterrein

11. Indien u behoefte heeft aan uitbreiding en hiervoor wilt verhuizen naar een nieuw
onderkomen; kiest u dan voor zelfstandige huisvesting (het huren of kopen van een
eigen pand). Of kiest u voor huisvesting in een bedrijfsverzamelgebouw?

N=52 %
Mijn voorkeur gaat uit naar huis-
vesting in een zelfstandig
bedrijfspand 34 65%
Mijn voorkeur gaat uit naar huis-
vesting in een unit in een
bedrijfsverzamelgebouw 0 0%
Mijn voorkeur gaat uit naar huis-
vesting onder het dak van
FloraHolland 10 19%
Ik heb geen voorkeur 0%
Ik weet het niet 3 6%
Anders, namelijk 5 10%

Definitief conceptrapport 51
12. Indien relevant: kunt u aangeven hoeveel voertuigverplaatsingen (goederenvervoer
per vrachtauto) er per werkdag van en naar uw bedrijf in zijn?

Aantal verplaatsingen N=57 %


1 tot 2 20 35%
3 tot 5 15 26%
6 tot 10 13 23%
11 tot 15 3 5%
16 tot 30 3 5%
meer dan 30 3 5%

13. Indien relevant: hoeveel ‘interne’ vrachtauto verplaatsingen zijn er per etmaal? Met
interne verplaatsing wordt bedoeld: ‘vervoer van goederen en/of verplaatsingen van
lege vrachtauto’s tussen twee bedrijven(terreinen), gelegen in de gemeente Rijns-
burg.

Aantal verplaatsingen N=10 %


1 tot 2 5 50%
3 tot 5 2 20%
6 tot 10 2 20%
11 tot 15 1 10%
16 tot 30 0 0%
meer dan 30 0 0%

14. Voorziet u de komende vijf jaar een stijging of daling van de goederenstromen en
voertuigverplaatsingen van en naar uw bedrijf?

N=65 %
Stijging 24 37%
Daling 1 2%
Geen verandering 30 46%
Weet niet 10 15%

Definitief conceptrapport 52
15. Hebt u nog opmerkingen of wensen die u ons wilt meegeven bij het maken van ons
nieuwe economische beleidsplan? Hieronder kunt u ze vermelden.

• niet verhuizen maar extra capaciteit op andere locatie


• op zoek naar nieuw pand of uitbreiden naar meerdere vestigingen
• wil niet uitbreiden
• uitbreiding van kassen in de toekomst
• behoefte aan uitplaatsing naar agrarisch relevant handelsterrein
• zelf voldoende uitbreidingscapaciteit
• wil grond aankopen op Klei Oost
• behoefte aan uitbreiding in Rijnsburg
• autobedrijven op floraterrein is gewenst
• bedrijf stopt
• behoefte aan uitbreiding op terrein met groot buitenterrein (opslag en parkeren)
• sneller praten met óverlast'bedrijven in de bebouwde kom!!
• grond aangekocht voor uitbreiding op locatie
• bedrijf staat te koop omdat de huidige schaalgrootte van het bedrijf economisch niet
toereikend is
• plaats bedrijvigheid uit het centrum zo veel mogelijk over naar Kamphuizen Polder

Definitief conceptrapport 53

You might also like