You are on page 1of 12

Uitvoeringsprogramma

4.1 Inleiding

Het ruimtelijk beleid uit het RSP wordt in dit hoofdstuk aangevuld met een
uitvoeringsprogramma voor de structuurplanperiode. Het RSP is daarmee niet
alleen richtinggevend voor de ruimtelijke indeling van de regio, maar ook basis voor
de volgorde en fasering in de uitvoering. Dit programma wordt mede bij de
beoordeling van gemeentelijke plannen betrokken.

Het uitvoeringsprogramma is voor een deel indicatief en zal regelmatig bijstelling


behoeven. Het stadsgewest geeft daar uitvoering aan met evaluaties van het
Locatiebeleid kantoren en bedrijven, vervolgnota’s van het RVVP, het Regionaal
Milieubeleidsplan en de vervolgacties uit het Beleidsdocument Volkshuisvesting en
het Woningbouwscenario. Het uitvoeringsprogramma begint eerst met een overzicht
van de uitvoeringsverantwoordelijkheden van de belangrijke intergemeentelijke/
stadsgewestelijke ‘projectgebieden’.

4.2 Uitvoeringsafspraken ‘projectgebieden’

In de afgelopen jaren zijn tussen gemeenten en met het stadsgewest afspraken


gemaakt over de uitvoering en financiering van grootschalige plannen. Ook thans
zijn dergelijke afspraken in voorbereiding, dan wel ingevolge de voorgenomen
planontwikkelingen gewenst. Hier volgt een overzicht van bestaande en gewenste
samenwerkingsverbanden.
■ VINEX-locaties: in 1995 zijn via het Uitvoeringsconvenant VINEX Haaglanden
afspraken gemaakt over de ontwikkeling van een zevental bouwlocaties:
Wateringse Veld, Ypenburg, Stuno (Nootdorp-Zuidoost), Leidschenveen,
Pijnacker-Delfgauw, Pijnacker-Zuid en Zoetermeer-Oosterheem. Het financiële
verkeer tussen het rijk en de (bouw)gemeenten loopt via het stadsgewestelijke
grondkostenfonds. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering; het
stadsgewest heeft regisserende taken. Het uitvoeringsconvenant bestrijkt de
periode 1995 tot en met 2004. In die periode moeten op de genoemde bouw-
locaties (en binnenstedelijk) bijeen 42.500 woningen worden opgeleverd.
Daarmee zijn de locaties nog niet volgebouwd. Er resteert een capaciteit van ca
8.000 woningen. In de periode 2005 tot 2010 zal de woningbouwproductie,
conform de Intentieovereenkomst VINAC, worden voortgezet. Deze overeen-
komst, waaraan ook financiële afspraken zijn verbonden, wordt in 2001 herijkt.
■ Integraal Ontwikkelingsplan Westland: veertien samenwerkende partijen uit
overheid en bedrijfsleven hebben in 1998 een intentieovereenkomst gesloten
waarin is afgesproken dat de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied
gezamenlijk ter hand genomen zou worden. Eind 1999 is hierop het
‘Ontwikkelingsplan Het Nieuwe Westland’ gepresenteerd. Dit plan voorziet in
een functieverandering van in totaal circa 1.300 ha. tot 2010. Hiervan zal circa 750
hectare aan bedrijventerreinen, groenblauwe aders, als Westlandse Zoom en
kustzone worden ontwikkeld. In 2001 wordt een regionaal ontwikkelingsbedrijf
opgericht. Hierin zullen overheid (verenigd in een op te richten gemeen-
schappelijke regeling of een Holding NV) en bedrijfsleven risicodragend
samenwerken.
■ Harnaschpolder: voor de uitvoering van het bedrijventerrein en woongebied
Harnaschpolder/Voordijkhoornsepolder hebben de gemeenten Delft, Den Haag,
en Schipluiden een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De gemeente Delft
ontwikkelt de woningbouw in de Voordijkhoornsepolder en in een deel van de
Harnaschpolder; de gemeente Schipluiden ontwikkelt de woningbouw in Look-
West en eveneens in een deel van de Harnaschpolder; de drie gemeenten samen
ontwikkelen het bedrijventerreingedeelte van de Harnaschpolder. De gemeenten
voeren de plannen voor eigen rekening en risico uit.
■ Bedrijventerreinen: binnen Haaglanden worden op verschillende locaties nieuwe
bedrijventerreinen ontwikkeld. Enkele organisaties zijn daarin actief. Het
industrieschap Plaspoelpolder, een samenwerkingsverband van de gemeenten
Den Haag en Rijswijk, exploiteert en beheert een aantal grote (ook nieuwe)
76 / 77

bedrijventerreinen rond de A4: Plaspoelpolder, Wateringse Veld, Hoornwijck en


terreinen op Ypenburg. Het IOPW doet dat in het Westland: Zwethove en
Honderdland. Het stadsgewest overlegt met deze organisaties, inclusief met die
voor de Harnaschpolder, over de afstemming van vraag en aanbod op de
bedrijventerreinenmarkt.
■ Groenprojecten: zie paragraaf 4.7.
■ Grootschalige verkeersprojecten: zie paragraaf 4.5.

4.3 Woningbouw

Het meerjaren woningbouwprogramma is vastgelegd in het Woningbouwscenario


Haaglanden, dat het algemeen bestuur op 30 juni 1999 heeft vastgesteld.
Het woningbouwscenario wordt jaarlijks geactualiseerd.

Woningbouwprogramma Haaglanden 1995 - 2010


Voor de periode 1995-2005 is het VINEX-woningbouwscenario (exclusief Westland)
van toepassing. Voor de periode 2005 - 2010 wordt het VINAC-IOPW-scenario
gevolgd. De cijfers zijn op basis van het Woningbouwscenario Haaglanden (1999) als
volgt:

Locaties Taakstelling VINEX VINEX VINAC


1995 VINEX 1995-2000 2000-2005 2005-2010
convenant gerealiseerd

Wateringse Veld 6.500 1.824 4.676 1.500


Ypenburg 9.000 1.866 7.134 2.300
Stuno 1.500 326 1.174 0
Leidschenveen 6.800 920 5.880 0
Zoetermeer-Oosterheem 6.000 0 6.000 2.500
Pijnacker-Zuid 1.700 0 1.700 1.700
Pijnacker-Delfgauw 2.000 764 1.236 0
Subtotaal nieuwe uitleg 33.500 5.700 27.800 8.000
Binnenstedelijk (netto) 9.000 15.800 5.144 3.000
Subtotaal VINEX 42.500 21.500 32.944 11.000

Westland 3.600 3.010 (1) 3.150 (1)


Westlandse Zoom 1.000 1.000
Totaal 42.500 25.100 36.954 15.150

(1) 500 woningen uit programma Westland opgenomen in Westlandse Zoom

De woningproductie laat in 2000-2005 een grote piek zien; daarna valt deze op een
veel lager niveau terug. De piek is het gevolg van (te) optimistische planningen.
Verwacht mag worden dat als gevolg van procedurele tegenslagen en vertragingen
in het bouwproces, de piek zal uitvlakken naar de periode 2005-2010.

4.4 Kantorenlocaties, bedrijventerreinen en detailhandelvoorzieningen

4.4.1 Behoefteberekeningen
De behoefteontwikkeling van kantorenlocaties en bedrijventerreinen wordt vast-
gesteld bij de evaluaties van het Locatiebeleid voor kantoren en bedrijven.
De behoefteramingen worden, naar componenten onderscheiden, aan het slot van
bijlage B verantwoord. Aan de ramingen ligt een (taakstellende) groei van de
werkgelegenheid ten grondslag van 68.000 tot 2010 en van 75.000 tussen 2010 en
2020, zie paragraaf 2.3.2.

Regionaal Structuurplan Haaglanden


Uitvoeringsprogramma

4.4.2 Kantoren
Uitgangspunt is een groei van de werkgelegenheid in kantoren van 146.000 (35%
van ruim 417.000) in 2000 tot 189.000 (bijna 40% van 485.000) in 2010 en verder tot
233.000 (ruim 40% van 563.000) in 2020. Corresponderend daarmee is voor
kantoren in eerder genoemde evaluatie de behoefte tot 2005 op ruim 760.000 m2
gerekend, voor de periode daarna tot 2010 op 675.000 m2. In de Uitvoerings-
afspraken Verstedelijkingsbeleid (Actualisering PKB-VINEX) is voor de periode 2006-
2010 een taakstelling van ruim 0,5 miljoen kantoorvloeroppervlakte opgenomen.
Vanaf 2010 lopen de stadsgewestelijke ramingen uiteen van 120.000 tot 150.000 m2
per jaar. Het rijk rekent met een lagere prognose/taakstelling.

Tabel 1 in bijlage B geeft het aanbod van plancapaciteit weer, onderverdeeld naar de
verschillende kantoormilieus, de ontwikkelingstermijnen en voorzien van een
knooppuntaanduiding. Bij de tabel kunnen de volgende twee opmerkingen worden
gemaakt:

I. Fasering en prioritering
Het totale planaanbod in overstijgt de behoefte tot 2010, berekend op 1.450.000 m2.
De praktijk van uitvoering laat zien dat een deel van het huidige planaanbod
uitschuift, ondermeer ten gevolge van de bewegingen op de kantorenmarkt. Voor
die periode na 2005 doen zich nieuwe plannen zoals voor Hoog Hage, Binckhorst,
Delft-centrum en Ypenburg-station. Het in ontwikkeling nemen van deze nieuwe
locaties zal mede moeten worden afgewogen ten opzichte van de bewegingen in de
bestaande voorraad kantoren. De gefaseerde aanpak moet overaanbod in de
periode tot 2010 voorkomen. In geval van prioriteiten in kantoorontwikkeling
genieten binnenstedelijke locaties (Den Haag, Hoog Hage en Delft, Spoorzone) en
(andere) randstedelijke locaties met knooppuntpotenties de voorkeur. Voorts dient
bij nieuwe kantoorvestigingen zoveel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij de
onderscheiden kantoormilieus: daaruit spreekt een zekere geleding en hiërarchie.
Een op een en ander afgestemd bindend uitvoeringsprogramma zal afzonderlijk
worden vastgesteld.

II. Bereikbaarheid/Knooppunten
Voor elke locatie is aangegeven of deze een knooppuntstatus heeft en welke. Voor
(inter)nationale knooppunten en randstadknooppunten is naast een zeer goede
bereikbaarheid, de aanwezigheid of potentie voor een hoogwaardig en divers
centrummilieu met menging van verschillende functies bepalend. Voor regionale
knooppunten zijn de eisen minder zwaar, zij dienen minimaal te worden ontsloten
door twee hoogwaardige raillijnen en een substantiële ontwikkeling van kantoren en
voorzieningen te kunnen herbergen.

Voor enkele locaties kunnen de ontwikkelingspotenties eerst worden benut wanneer


ter plaatse hoogwaardige openbaar vervoervoorzieningen zijn gerealiseerd. Dat
geldt onder meer voor Leidschenveen (centrum), Pijnacker-Zuid, Hoornwijck,
Nieuwe Veen (Nootdorp) en Ypenburg (bij station). Gelet op de uitvoeringsplanning
van deze voorzieningen is het planaanbod op deze locaties (met uitzondering van
Hoornwijck) in de tijd naar achteren geschoven. De eerdere opgave van de
plancapaciteit in Leidschenveen, 120.000 m2, is vanwege de recente
planontwikkeling op 85.000 m2 gesteld.

4.4.3 Bedrijventerreinen
De uitbreidingsbehoefte aan bedrijventerrein betreft ruim 12.500 werkers tot 2010
en circa 7.500 daarna tot 2020, zie bijlage B, resulterend in een behoefte van 440 ha
tot 2010 en ruim 250 ha voor de periode daarna tot 2020. Per 1 januari 2000 beschikt
Haaglanden over een voorraad uitgeefbaar terrein van 62 ha. Dit is minder dan 50%
van de gewenste (ijzeren) voorraad van vier maal de jaaruitgifte. Wordt het gehele
geplande aanbod tot 2005 (zie bijlage B, tabel 2) daadwerkelijk gerealiseerd en ook
de tot taak gestelde uitgifte tot dat jaar gehaald, dan groeit de voorraad tot 110 ha.
Gelet op de actuele vraag is versnelling van de ontwikkeling van bedrijventerreinen
in de komende jaren gewenst. Zonder dat loopt bij het geraamde nieuwe aanbod na
78 / 79

2005 en een uitgifte volgens programma de voorraad in 2010 terug tot 18 ha, ver
beneden het dan gewenste voorraadniveau. De planning en profilering van de
bedrijventerreinen vindt plaats aan de hand van:
■ het streven naar een taakstellende voorraad uitgeefbaar terrein per segment;
■ de aanwezigheid van of het vooruitzicht op weg- en openbaarvervoerontsluiting;
■ een inspanningsverplichting om bedrijven waar laaggeschoolden werk kunnen
vinden ruimte te bieden;
■ de inzet om voldoende opvangmogelijkheid voor milieuhinderlijke bedrijvigheid
te bieden, zie hierna;
■ de mate waarin de terreinen elkaar met betrekking tot duurzaamheid
ondersteunen, c.q. aanvullen.
■ het merendeel van de bedrijventerreinen zijn specifieke werkmilieus; de locaties
met een knooppuntstatus zijn in het overzicht in paragraaf 4.4.2 mede
opgenomen.

Milieuhinderlijke bedrijven
De ruimte voor milieuhinderlijke bedrijven (categorie 4 en 5 bedrijven overeen-
komstig de VNG-indeling en/of vallend onder artikel 41 van de Wet geluidhinder) is
in Haaglanden beperkt. Voor categorie 5 bedrijven is nauwelijks ruimte aanwezig.
Van de behoefte tot 2005 is alleen vijf ha op Hoefweg-noord Bleiswijk/Zoetermeer
nog niet ingevuld. Het bestemmingsplan voor dit nieuwe terrein biedt
mogelijkheden voor categorie 4 bedrijven. Categorie 5 bedrijven zijn via vrijstelling
mogelijk. De ontwikkeling van het terrein zal naar verwachting vanaf 2002
plaatsvinden. Voor de periode tot 2010 wordt met de vaststelling van de Rapportage
Milieuhinderlijke bedrijvigheid in de regio Haaglanden en de strategienotitie
milieuhinderlijke bedrijvigheid in 2000 nog tien ha terrein gereserveerd voor met
name categorie 5 bedrijven. Deze tien ha zal vooral moeten worden gevonden op de
te ontwikkelen bedrijventerreinen de Driehoek in Nootdorp en Honderdland in
Naaldwijk. Aan elk van deze locaties kleven echter specifieke beperkingen. Ook de
mogelijkheden van hervestiging op te herstructureren terreinen moeten, indien
aanwezig, worden benut. Om de beperkte ruimte in Haaglanden optimaal te
benutten zal zoveel mogelijk met behulp van milieutechnisch en stedebouwkundig
maatwerk vestiging van milieuhinderlijke bedrijven worden gerealiseerd. Specifieke
aandacht zal uitgaan naar watergebonden bedrijven in deze categorie. Via
monitoring wordt de behoefte aan en de uitgifte van terrein voor milieuhinderlijke
bedrijven gevolgd. Op basis van deze gegevens kan zonodig bijstelling van de
ruimtebehoefte plaatsvinden. Uitgangspunt is dat de (her)vestiging van milieu-
hinderlijke bedrijven binnen de regio geschiedt, op basis van wederzijdse binding
van het bedrijf en de regio.

4.4.4 Detailhandelvoorzieningen
In de vastgestelde Structuurvisie Detailhandel is een programma opgenomen waarin
de plancapaciteit tot 2010 voor de onderscheiden locaties is aangegeven. Op basis
daarvan, tezamen met mutaties in de bestaande voorraad, is een wensbeeld/
uitvoeringsprogramma opgesteld dat in tabel C van bijlage B wordt weergegeven.

4.5 Infrastructuur

Het verkeers- en vervoerbeleid op nationaal niveau is verwoord in het Tweede


Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2). De nieuwe versie, het Nationaal
Verkeers- en Vervoerplan (NVVP) wordt in 2001 vastgesteld. Via het voortschrijdend
Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) zijn de investeringen voor
de komende vijf jaren aangegeven. Het betreft zowel de uitgaven voor aanleg en
verbetering van de nationale infrastructuur (spoorwegen, rijkswegen, enz.) als
bijdragen van het Rijk aan regionale en lokale infrastructuur. Op stadsgewestelijk
niveau is het beleid weergegeven in het Tweede Regionaal Verkeers- en Vervoerplan
(RVVP-2) van 1996; dit heeft het jaar 2010 als planhorizon. Na het verschijnen van
het NVVP (en de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening) zal een RVVP-3 worden
opgesteld. Als uitwerking van het RVVP is een meerjaren-uitvoeringsprogramma

Regionaal Structuurplan Haaglanden


Uitvoeringsprogramma

opgesteld, waarin zijn opgenomen de aanleg en verbetering van regionale en lokale


infrastructuur, welke voor stadsgewestelijke subsidie in aanmerking komt.

Om de realisering van voor de regio met name genoemde belangrijke projecten


mogelijk te maken en de financiering daarvan veilig te stellen, is door het
stadsgewest Haaglanden in 1999 het Mobiliteitsfonds ingesteld. Dit fonds wordt
gevoed uit een deel van de door het stadsgewest te ontvangen rijkssubsidie
(gebundelde doeluitkering: GDU) en bijdragen van de stadsgewestgemeenten (vast
bedrag per inwoner). Het overblijvende deel van de GDU-gelden wordt benut voor
subsidiëring van daarvoor in aanmerking komende overige verkeers- en vervoer-
projecten binnen de regio. In het kader van het BOR zijn extra financiële middelen
beschikbaar gesteld door het rijk, het stadsgewest Haaglanden en de provincie.
Voor een deel zijn deze opgenomen in een daarvoor ingesteld regionaal BOR-fonds.

4.5.1 Openbaar vervoer


Zoals vermeld in paragraaf 3.3 wordt veel belang gehecht aan de totstandkoming op
korte termijn van volledige viersporigheid op de zogenaamde ‘Oude Lijn’; met name
de aanleg van de viersporige spoortunnel in Delft heeft een hoge prioriteit. Zodra
aan de oostzijde van Zoetermeer, op de kruising van de HSL en de Goudselijn,
ontwikkelingen gaan plaatsvinden (kruisstation, transferium, enz.) zal ook vier-
sporigheid op het traject Den Haag-Gouda aan bod komen. Een en ander zal aan het
eind van de planperiode zeker aan de orde zijn. Wat betreft de verdere uitvoerings-
plannen is de situatie als volgt:

Randstadrail Projectverantwoordelijke < 2005 2005-2010 >2010

Koppeling tunnel Grotemarktstraat met Hofpleinlijn/Zoetermeerlijn stadsgewest Haaglanden ■


Tak naar Zoetermeer-Oosterheem stadsgewest Haaglanden ■
Verlenging tak Oosterheemlijn tot A12 stadsgewest Haaglanden ■ ■
Traject Grotemarktstraat - Loosduinen/Uithof stadsgewest Haaglanden ■

In het kader van AggloNet worden op diverse plaatsen nieuwe tramtrajecten


gerealiseerd. De belangrijkste zullen omstreeks 2005 gereed zijn. Het betreft met
name:
■ de verbinding naar Ypenburg en Nootdorp via de Hoornbrug;
■ de route van Leidschendam via Leidschenveen naar Delft;
■ de route door Wateringse Veld in de richting van de Erasmusweg.
In het stedelijk gebied worden de aansluitende trajecten waar mogelijk aangepast
aan de eisen voor een soepele doorstroming.

Na 2010 zal het wellicht mogelijk zijn op belangrijke delen van de verbinding
Kijkduin-Delft-Zoetermeer een railverbinding te realiseren. Tot die tijd is een
busvoorziening hier meer op zijn plaats.

Het lijnennet dat op de beschikbare infrastructuur wordt geëxploiteerd wordt


jaarlijks vastgesteld.
80 / 81

4.5.2 Autoverkeer
In eerste instantie wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk optimaliseren van het
gebruik van het bestaande wegennet via benuttingsmaatregelen. Om de
bereikbaarheid en leefbaarheid op een goed peil te houden of te brengen moet
niettemin een flink aantal infrastructurele wegprojecten worden uitgevoerd. In het
bijzonder gaat het hierbij om de verbetering van wegaansluitingen en de aanleg van
ontbrekende schakels in het wegennet.

Megaprojecten Projectverantwoordelijke < 2005 2005-2010 > 2010

A4 - Midden-Delfland Rijkswaterstaat ■
A12 - aansluiting Nootdorp Rijkswaterstaat ■
A12 - aansluiting Bleiswijk Rijkswaterstaat ■
A13 - aansluiting Ypenburg BOY (Ypenburg) ■
Trekvliettracé Den Haag/Voorburg/Rijswijk ■
N470 Provincie (2 x1) ■ (2 x2) ■
N469 Provincie ■
Verlengde Veilingroute - Westerlee - naar Hoek van Holland Provincie ■
Randwegen Naaldwijk en ‘s-Gravenzande/Monster Gemeenten ■
Zuidelijke verbindingsweg Rijswijk Haaglanden/Rijswijk/Delft ■
Ontsluitingsweg Ypenburg BOY (Ypenburg) ■
Randweg Nootdorp Nootdorp ■
Verlengde Australiëweg Zoetermeer ■
Haagse Cityring Den Haag ■

4.5.3 Langzaam verkeer


Het stadsgewestelijke fietsroutenet zal geheel vóór 2010 zijn gerealiseerd. Bij
stations dienen goede fietsvoorzieningen te worden aangelegd, onder andere ter
bevordering van ketenmobiliteit.

4.6 Glastuinbouw

Het centrale deel van de glastuinbouw binnen Haaglanden wordt gevormd door het
Westlandse glastuinbouwgebied. Voorts is er glastuinbouwvestiging in de
gemeenten Pijnacker en Nootdorp (Noukoop) en is er nog een aantal wat meer
verspreid liggende locaties in de gemeenten Den Haag, Rijswijk, Nootdorp en
Leidschendam. In verband met de in het begin van de jaren negentig optredende
terugslag in de glastuinbouw in Nederland is gekozen voor een grootschalige
aanpak van de problematiek, omdat alleen langs die weg gekomen kan worden tot
een vitale en duurzame glastuinbouw. Op het punt van de gewenste ruimtelijke
ontwikkeling zijn integrale ontwikkelingsplannen opgesteld, waarin wordt
aangegeven welke deelgebieden voor herstructurering of functieverandering in
aanmerking komen of beschikbaar zijn voor nieuwvestiging. Voor Haaglanden zijn
van belang: het Integraal Ontwikkelingsplan Westland en het Integraal
Ontwikkelingsplan Glastuinbouw Midden Zuid-Holland. Deze plannen hebben 2010
als planhorizon. De in de plannen voorgestelde ruimtelijke ontwikkelingen zijn in
globale zin in het RSP neergelegd.

Momenteel zijn de projecten herstructurering glastuinbouw nog gelijkmatig over de


tijd verspreid, aangezien er nog geen besluitvorming over de fasering heeft plaats-
gevonden. Een nadere uitwerking voor de glastuinbouw in het Westland vormt een
integraal onderdeel van het IOPW. De fasering en financiering zal daar onderdeel
van uitmaken. Voor wat betreft het ‘Oostland’ zal in het Dwarskadegebied de
herstructurering beperkt worden tot de directe omgeving van een ontsluitingsweg
voor Ypenburg. Deze herstructurering zal in 2001 starten. In verband met de
ontwikkeling van de VINEX-wijk Ypenburg zal verplaatsing van de glastuinbouw rond

Regionaal Structuurplan Haaglanden


Uitvoeringsprogramma

de Veenweg naar het gebied ten zuiden van de A12 (Noukoop) tot uiterlijk 2003
plaatsvinden. Noukoop biedt echter onvoldoende mogelijkheden om in de
verplaatsingsbehoefte te voorzien.

Door de VINEX-locaties en de Groenblauwe Slinger is de verplaatsingsbehoefte in


Pijnacker groot. Binnen de gemeente Pijnacker is er bijna geen ruimte meer om in
de verplaatsingsbehoefte te voorzien. Er zijn alleen nog enkele open plekken in
bestaande duurzame glastuinbouwgebieden ten oosten en westen van de kern
Pijnacker die nader ingevuld kunnen worden met glastuinbouw. Herstructurering in
deze gebieden is gewenst, zowel ten behoeve van de glastuinbouw als ten behoeve
van de ontwikkeling van groene aders door de gebieden. De overige glastuinbouw-
gebieden in Pijnacker en Leidschendam worden gehandhaafd. Hier vindt geen
herstructurering plaats.

De snelheid van de beoogde functieverandering van bestaand Haaglands glastuin-


bouwgebied is afhankelijk van het vestigingsbeleid van de provincie Zuid-Holland.
Het Haaglandse beleid zal conform de Intentieverklaring Westlandse Zoom
aansturen op de door de provincie Zuid-Holland ingezette beleidslijn om het huidige
areaal glas in Zuid-Holland in huidige omvang te handhaven voor de langere
termijn. Dit heeft tot consequentie dat de provincie in geval van functieverandering
van bestaande glastuinbouwgebieden actief meewerkt aan het vinden van
alternatieve locaties op Zuid-Hollands grondgebied voor de te hervestigen tuinders.

4.7 Groenontwikkeling

De groenontwikkelingsopgave van het stadsgewest bestaat uit lokale projecten met


een regionaal belang, regionale projecten (b.v. de Schakels) en provinciale projecten
(b.v. de Groenblauwe Slinger). Onderstaande tabel geeft een overzicht van deze
projecten voor de periode tot 2020. De financiële en procedurele rol van het
stadsgewest bij individuele projecten zal nader worden vormgegeven mede aan
de hand van de ontwikkeling van een regionaal groenfonds. Hierbij kan het
Vlietranden - Nieuwe Waterweg project als pilot gaan dienen. Ten behoeve van een
voorspoedige realisatie van de groenambities is een tijdige vertaling van het groene
casco in gemeentelijke bestemmingsplannen gewenst.
82 / 83

4.7.1 Projecten

Project Verantwoordelijke (1) Planning Planning Overig projectkader


2010 2020

GBS Midden-Delfland PZH (2) ■ Recreatie 2000 + IOPW


Midden-Delfland
GBS Oude Leede PZH ■ Landinrichting
GBS Groenzone Berkel-Pijnacker PZH ■ Randstadgroenstructuur
GBS Balij PZH ■ Randstadgroenstructuur
GBS Wijk en Wouden PZH ■ Eco-/Groene aders Streekplan PZH
GBS Driemanspolder PZH ■ Landinrichting Leidschendam
GGA Den Haag Katwijk PZH ■ Strategisch Groenproject
landgoederenzone Haaglanden
Kustzone PZH ? IOPW/Westhoek van Zuid-Holland
Groenblauwe aders IOPW IOPW (2) ■ IOPW Groene Schakels Haaglanden
Landinrichting Leidschendam PZH ■
Schakel Vlietrand - Nieuwe Waterweg (3) SGH (2) ■ ■ Randstadgroenstructuur
IOPW (deeltraject)
Schakel Bieslandse Bos - Zuidpolder Delfgauw SGH ■
Schakel Kust - Midden-Delfland SGH ■ ■ Randstadgroenstructuur/
Convenant Westlandse Zoom/IOPW
Schakel Midden-Delfland - Nieuwe Waterweg SGH/SRR ■ IOPW
Schakel Groenzone - Rottewig SRR (2) ■ ■
Schakel Oude Leede - Rottewig SRR ■ GBS Oude Leede (Intermediaire zone)
RPRotterdam 2010
Schakel Duivenvoorde Corridor Gem. Leidschendam ■ Landinrichting Leidschendam
Gem. Wassenaar GGA Den Haag Katwijk
Gem. Voorschoten
Schakel Stad-land verbindingen SGH ■ ■
Landgoederenzone Rijswijk Gem. Rijswijk ■
Erasmus-/Laakzone Gem. Den Haag ■ ■
Den Haag bevaarbaar Gem. Den Haag ■ ■
Haagse Beek Gem. Den Haag ?
Haagse Bos Gem. Den Haag ■ ■
Groenzone Voorburg Gem. Voorburg ?
Gem. Den Haag
Eco-/Groene aders (Streekplan PZH) Div. gemeenten ? ?

(1) Betreft project- en afstemmingsverantwoordelijkheid; de uitvoeringsverantwoordelijkheid ligt veelal bij gemeenten en het IOPW
(2) PZH: Prov. Zuid-Holland, IOPW: Integraal OntwikkelingsPlan Westland, SGH: stadsgewest Haaglanden, SRR: Stadsregio Rotterdam
(3) Pilotproject groenontwikkeling

4.7.2 Beschikbare middelen

Groenfonds
Naast de inzet van de hierna genoemde rijksmiddelen wordt de mogelijkheid van
een regionaal groenfonds verkend. Een fonds biedt onder meer de mogelijkheid om
de toekenning en besteding van (rijks)middelen te coördineren. Omdat niet alle
onderdelen bij bestaande financiële kaders kunnen worden ondergebracht en de
rijksbijdrage niet altijd honderd procent is, kan de uitvoering en ook de samenhang
van het netwerk onder druk komen te staan. Een fonds kan aanvullend op andere
financieringsregelingen zijn en mogelijk worden ingezet waar voorfinanciering
nodig is. Nadere verkenning naar de financiële en projectmatige opbouw en inzet
van een regionaal groenfonds is nog noodzakelijk.

Regionaal Structuurplan Haaglanden


Uitvoeringsprogramma

Afspraken
Voor de periode tot 2004 is het ‘Strategisch Groenproject Landgoederenzone
Haaglanden’ maatgevend voor de hoeveelheid hectares groenontwikkeling die
gerealiseerd kan worden. Voor de periode 2005-2010 worden afspraken gemaakt in
het kader van de Actualisering PKB-VINEX. Het rijk zal conform de aanpak van
strategische groenprojecten en volgens de geldende normbedragen tussen 2004 en
2010 middelen beschikbaar stellen voor de financiering van 790 ha vlakgroen en een
bijdrage leveren van 50 % aan de financiering van 99 ha groene verbindingen.

Het merendeel van de beschikbare middelen zal worden aangewend in het kader
van de Groenblauwe Slinger en de Gebiedsgerichte Aanpak Den Haag - Katwijk.
In het ontwikkelingsperspectief van de Groenblauwe Slinger, ‘Stad en land in
balans’, is 100 km verbindingen opgenomen. Daarvan is 40 tot 60 km concreet
ingevuld. Het stadsgewest Haaglanden heeft in een reactie op het ontwikkelings-
perspectief ruimte gevraagd voor de invulling van de overige kilometers.

Ten behoeve van de Groene Hart-impuls stelt het rijk voor de periode 1998 t/m 2010
30 miljoen gulden per jaar ter beschikking. De wijze waarop en waaraan dit bedrag
besteed kan worden is nog niet duidelijk. Het platform ‘Groene hart’ zal worden
gevraagd voorstellen te doen voor de besteding van dit geld. Deze subsidiepot is
mogelijk interessant voor het oplossen van knelpunten en/of barrières in de
verbinding tussen het Groene Hart en de Balij/Groenblauwe Slinger en tussen het
Groene Hart en de kust/landgoederenzone.

Stimuleringskader relatie stad - land


Het stimuleringskader betreft een regeling van het ministerie van LNV in het kader
‘vernieuwing landelijk gebied’ en biedt subsidiemogelijkheden voor (innovatieve)
voorstellen ten aanzien van stad - land aspecten. In het kader van het grote-
stedenbeleid stelt het ministerie van LNV middelen beschikbaar voor groen in en om
de stad. De middelen worden op basis van projecten beschikbaar gesteld en zijn
mede afhankelijk van de toekenning van ICES 3 gelden aan het GIOS-project (Groen
in en om de stad). Voor het stadsgewest zijn de Groene Schakels Haaglanden en
verder alleen projecten van Den Haag aangemeld. Bezien wordt in hoeverre het
ministerie van LNV bereid is hiervoor middelen ter beschikking te stellen.

4.8 Financiële aspecten

In de voorgaande paragrafen van het uitvoeringsprogramma staat, voor zover


bekend, de financiële dekking van de planonderdelen aangegeven. Voor de korte
termijn, tot 2005, zijn de plannen financieel haalbaar door onder meer het VINEX-
uitvoeringsconvenant, het Grondkostenfonds, Beleid voor stadsvernieuwing in de
toekomst (BELSTATO) en de bijdrage van het ministerie V&W uit het MIT. Voor dit
laatste resteert nog de eigen bijdrage van vijf procent voor de grote openbaar
vervoerprojecten en de onzekerheid van tijdige financiering. De groenprojecten zijn
nog onvoldoende verzekerd van financiering. Naast de volgende regionale dekkings-
middelen beschikken gemeenten ook over middelen, zoals in het kader van het
ISV/GSB en de verschillende planexploitaties.

4.8.1 VINAC-periode: 2005-2010


Voor de periode 2005-2010 zijn, zoals bekend, afspraken met het rijk in
voorbereiding. Het financiële beeld voor die periode ziet er in grote lijnen als volgt
uit:
■ Woningbouw: 50% BLS-bijdrage van het rijk.
■ Bodemsanering: normbijdrage per woning.
■ Bedrijventerreinen: bijdragen voor herstructurering en (duurzame) ontwikkeling
op basis van regionaal/provinciaal programma; apart budget voor stadseconomie
gekoppeld aan Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV).
■ Groenvoorzieningen: normbijdrage per oppervlakte-eenheid.
■ Openbaar vervoer (zuidtangent): studieproject.
84 / 85

■ Weginfrastructuur (Westland, Zuidelijke randweg): nog geen financiering


geregeld.
■ Strategische interventies: opname in Actualisering PKB-VINEX (voor Hoog Hage-
betrokkenheid Rijk aangeboden).
■ Herstructurering verouderde woonwijken: BELSTATO en herstructureringsgelden
in het kader van de rijksnota ‘Stedelijke vernieuwing’ (ter bevordering van
bijdragen gemeenten en corporaties).

In het vervolg van de verstedelijkingsafspraken 2005-2010 (in het kader van de


Actualisering PKB-VINEX) zal de financieringsbehoefte verder worden onderzocht en
wel via twee lijnen: via harde toezeggingen van het rijk en via regionale en
gemeentelijke bijdragen. Deze paragraaf zal hierop alsnog worden geactualiseerd.

4.8.2 Financiering IOPW


Voor de realisatie van ‘Het Nieuwe Westland IOPW’ in de periode 2000-2010 wordt
onderscheid gemaakt tussen plannen die binnen en plannen die buiten de
bestaande reguliere financieringsstromen worden gerealiseerd. Zo worden de
plannen voor de regionale verkeersmaatregelen onder andere in het kader van het
MIT en het Mobiliteitsfonds gefinancierd en moeten de plannen voor de verbetering
van de infrastructuur in glastuinbouwgebieden gefinancierd worden op basis van
bijdragen van LNV en de gemeenten. Voor de financiering van de overige projecten
wordt op basis van de volgende uitgangspunten een financieringsstructuur
uitgewerkt:
■ het instellen van een financieringsfonds voor onder andere de verevening van de
exploitatieresultaten van de projecten;
■ met provincie en rijk vindt overleg plaats over het inzetten van het
landinrichtingsinstrumentarium, met bijbehorende financiering;
■ met provincie en rijk vindt overleg plaats over aanvullende financiering voor
regionaal en bovenregionaal groen, toeristische voorzieningen,
bedrijventerreinen, sanering waterbodems, verbeteren van de waterstructuur en
ontwikkeling bedrijventerreinen;
■ eigen bijdragen van de direct betrokken partijen;
■ integrale optimalisatie door gezamenlijke, centrale programmering en fasering
(beperken risico’s, fiscale voordelen, beperken renteverliezen, e.d.);
■ het realiseren van extra kostendragers (onder andere ‘wonen in het groen’).

4.8.3 Harnaschpolder e.o.


Voor het plangebied Harnaschpolder (zie paragraaf 3.3) is een afzonderlijk integrale
grondexploitatie van toepassing, uitgaande van verevening tussen de onderdelen
van het plangebied en een bijdrage aan de groenontwikkeling in de directe
omgeving (Midden-Delfland). De gemeenten Schipluiden, Delft en Den Haag zijn
daarvoor in 2001 een overeenkomst aangegaan.

Regionaal Structuurplan Haaglanden


86

You might also like