Professional Documents
Culture Documents
4.1 Inleiding
Het ruimtelijk beleid uit het RSP wordt in dit hoofdstuk aangevuld met een
uitvoeringsprogramma voor de structuurplanperiode. Het RSP is daarmee niet
alleen richtinggevend voor de ruimtelijke indeling van de regio, maar ook basis voor
de volgorde en fasering in de uitvoering. Dit programma wordt mede bij de
beoordeling van gemeentelijke plannen betrokken.
4.3 Woningbouw
De woningproductie laat in 2000-2005 een grote piek zien; daarna valt deze op een
veel lager niveau terug. De piek is het gevolg van (te) optimistische planningen.
Verwacht mag worden dat als gevolg van procedurele tegenslagen en vertragingen
in het bouwproces, de piek zal uitvlakken naar de periode 2005-2010.
4.4.1 Behoefteberekeningen
De behoefteontwikkeling van kantorenlocaties en bedrijventerreinen wordt vast-
gesteld bij de evaluaties van het Locatiebeleid voor kantoren en bedrijven.
De behoefteramingen worden, naar componenten onderscheiden, aan het slot van
bijlage B verantwoord. Aan de ramingen ligt een (taakstellende) groei van de
werkgelegenheid ten grondslag van 68.000 tot 2010 en van 75.000 tussen 2010 en
2020, zie paragraaf 2.3.2.
4.4.2 Kantoren
Uitgangspunt is een groei van de werkgelegenheid in kantoren van 146.000 (35%
van ruim 417.000) in 2000 tot 189.000 (bijna 40% van 485.000) in 2010 en verder tot
233.000 (ruim 40% van 563.000) in 2020. Corresponderend daarmee is voor
kantoren in eerder genoemde evaluatie de behoefte tot 2005 op ruim 760.000 m2
gerekend, voor de periode daarna tot 2010 op 675.000 m2. In de Uitvoerings-
afspraken Verstedelijkingsbeleid (Actualisering PKB-VINEX) is voor de periode 2006-
2010 een taakstelling van ruim 0,5 miljoen kantoorvloeroppervlakte opgenomen.
Vanaf 2010 lopen de stadsgewestelijke ramingen uiteen van 120.000 tot 150.000 m2
per jaar. Het rijk rekent met een lagere prognose/taakstelling.
Tabel 1 in bijlage B geeft het aanbod van plancapaciteit weer, onderverdeeld naar de
verschillende kantoormilieus, de ontwikkelingstermijnen en voorzien van een
knooppuntaanduiding. Bij de tabel kunnen de volgende twee opmerkingen worden
gemaakt:
I. Fasering en prioritering
Het totale planaanbod in overstijgt de behoefte tot 2010, berekend op 1.450.000 m2.
De praktijk van uitvoering laat zien dat een deel van het huidige planaanbod
uitschuift, ondermeer ten gevolge van de bewegingen op de kantorenmarkt. Voor
die periode na 2005 doen zich nieuwe plannen zoals voor Hoog Hage, Binckhorst,
Delft-centrum en Ypenburg-station. Het in ontwikkeling nemen van deze nieuwe
locaties zal mede moeten worden afgewogen ten opzichte van de bewegingen in de
bestaande voorraad kantoren. De gefaseerde aanpak moet overaanbod in de
periode tot 2010 voorkomen. In geval van prioriteiten in kantoorontwikkeling
genieten binnenstedelijke locaties (Den Haag, Hoog Hage en Delft, Spoorzone) en
(andere) randstedelijke locaties met knooppuntpotenties de voorkeur. Voorts dient
bij nieuwe kantoorvestigingen zoveel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij de
onderscheiden kantoormilieus: daaruit spreekt een zekere geleding en hiërarchie.
Een op een en ander afgestemd bindend uitvoeringsprogramma zal afzonderlijk
worden vastgesteld.
II. Bereikbaarheid/Knooppunten
Voor elke locatie is aangegeven of deze een knooppuntstatus heeft en welke. Voor
(inter)nationale knooppunten en randstadknooppunten is naast een zeer goede
bereikbaarheid, de aanwezigheid of potentie voor een hoogwaardig en divers
centrummilieu met menging van verschillende functies bepalend. Voor regionale
knooppunten zijn de eisen minder zwaar, zij dienen minimaal te worden ontsloten
door twee hoogwaardige raillijnen en een substantiële ontwikkeling van kantoren en
voorzieningen te kunnen herbergen.
4.4.3 Bedrijventerreinen
De uitbreidingsbehoefte aan bedrijventerrein betreft ruim 12.500 werkers tot 2010
en circa 7.500 daarna tot 2020, zie bijlage B, resulterend in een behoefte van 440 ha
tot 2010 en ruim 250 ha voor de periode daarna tot 2020. Per 1 januari 2000 beschikt
Haaglanden over een voorraad uitgeefbaar terrein van 62 ha. Dit is minder dan 50%
van de gewenste (ijzeren) voorraad van vier maal de jaaruitgifte. Wordt het gehele
geplande aanbod tot 2005 (zie bijlage B, tabel 2) daadwerkelijk gerealiseerd en ook
de tot taak gestelde uitgifte tot dat jaar gehaald, dan groeit de voorraad tot 110 ha.
Gelet op de actuele vraag is versnelling van de ontwikkeling van bedrijventerreinen
in de komende jaren gewenst. Zonder dat loopt bij het geraamde nieuwe aanbod na
78 / 79
2005 en een uitgifte volgens programma de voorraad in 2010 terug tot 18 ha, ver
beneden het dan gewenste voorraadniveau. De planning en profilering van de
bedrijventerreinen vindt plaats aan de hand van:
■ het streven naar een taakstellende voorraad uitgeefbaar terrein per segment;
■ de aanwezigheid van of het vooruitzicht op weg- en openbaarvervoerontsluiting;
■ een inspanningsverplichting om bedrijven waar laaggeschoolden werk kunnen
vinden ruimte te bieden;
■ de inzet om voldoende opvangmogelijkheid voor milieuhinderlijke bedrijvigheid
te bieden, zie hierna;
■ de mate waarin de terreinen elkaar met betrekking tot duurzaamheid
ondersteunen, c.q. aanvullen.
■ het merendeel van de bedrijventerreinen zijn specifieke werkmilieus; de locaties
met een knooppuntstatus zijn in het overzicht in paragraaf 4.4.2 mede
opgenomen.
Milieuhinderlijke bedrijven
De ruimte voor milieuhinderlijke bedrijven (categorie 4 en 5 bedrijven overeen-
komstig de VNG-indeling en/of vallend onder artikel 41 van de Wet geluidhinder) is
in Haaglanden beperkt. Voor categorie 5 bedrijven is nauwelijks ruimte aanwezig.
Van de behoefte tot 2005 is alleen vijf ha op Hoefweg-noord Bleiswijk/Zoetermeer
nog niet ingevuld. Het bestemmingsplan voor dit nieuwe terrein biedt
mogelijkheden voor categorie 4 bedrijven. Categorie 5 bedrijven zijn via vrijstelling
mogelijk. De ontwikkeling van het terrein zal naar verwachting vanaf 2002
plaatsvinden. Voor de periode tot 2010 wordt met de vaststelling van de Rapportage
Milieuhinderlijke bedrijvigheid in de regio Haaglanden en de strategienotitie
milieuhinderlijke bedrijvigheid in 2000 nog tien ha terrein gereserveerd voor met
name categorie 5 bedrijven. Deze tien ha zal vooral moeten worden gevonden op de
te ontwikkelen bedrijventerreinen de Driehoek in Nootdorp en Honderdland in
Naaldwijk. Aan elk van deze locaties kleven echter specifieke beperkingen. Ook de
mogelijkheden van hervestiging op te herstructureren terreinen moeten, indien
aanwezig, worden benut. Om de beperkte ruimte in Haaglanden optimaal te
benutten zal zoveel mogelijk met behulp van milieutechnisch en stedebouwkundig
maatwerk vestiging van milieuhinderlijke bedrijven worden gerealiseerd. Specifieke
aandacht zal uitgaan naar watergebonden bedrijven in deze categorie. Via
monitoring wordt de behoefte aan en de uitgifte van terrein voor milieuhinderlijke
bedrijven gevolgd. Op basis van deze gegevens kan zonodig bijstelling van de
ruimtebehoefte plaatsvinden. Uitgangspunt is dat de (her)vestiging van milieu-
hinderlijke bedrijven binnen de regio geschiedt, op basis van wederzijdse binding
van het bedrijf en de regio.
4.4.4 Detailhandelvoorzieningen
In de vastgestelde Structuurvisie Detailhandel is een programma opgenomen waarin
de plancapaciteit tot 2010 voor de onderscheiden locaties is aangegeven. Op basis
daarvan, tezamen met mutaties in de bestaande voorraad, is een wensbeeld/
uitvoeringsprogramma opgesteld dat in tabel C van bijlage B wordt weergegeven.
4.5 Infrastructuur
Na 2010 zal het wellicht mogelijk zijn op belangrijke delen van de verbinding
Kijkduin-Delft-Zoetermeer een railverbinding te realiseren. Tot die tijd is een
busvoorziening hier meer op zijn plaats.
4.5.2 Autoverkeer
In eerste instantie wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk optimaliseren van het
gebruik van het bestaande wegennet via benuttingsmaatregelen. Om de
bereikbaarheid en leefbaarheid op een goed peil te houden of te brengen moet
niettemin een flink aantal infrastructurele wegprojecten worden uitgevoerd. In het
bijzonder gaat het hierbij om de verbetering van wegaansluitingen en de aanleg van
ontbrekende schakels in het wegennet.
A4 - Midden-Delfland Rijkswaterstaat ■
A12 - aansluiting Nootdorp Rijkswaterstaat ■
A12 - aansluiting Bleiswijk Rijkswaterstaat ■
A13 - aansluiting Ypenburg BOY (Ypenburg) ■
Trekvliettracé Den Haag/Voorburg/Rijswijk ■
N470 Provincie (2 x1) ■ (2 x2) ■
N469 Provincie ■
Verlengde Veilingroute - Westerlee - naar Hoek van Holland Provincie ■
Randwegen Naaldwijk en ‘s-Gravenzande/Monster Gemeenten ■
Zuidelijke verbindingsweg Rijswijk Haaglanden/Rijswijk/Delft ■
Ontsluitingsweg Ypenburg BOY (Ypenburg) ■
Randweg Nootdorp Nootdorp ■
Verlengde Australiëweg Zoetermeer ■
Haagse Cityring Den Haag ■
4.6 Glastuinbouw
Het centrale deel van de glastuinbouw binnen Haaglanden wordt gevormd door het
Westlandse glastuinbouwgebied. Voorts is er glastuinbouwvestiging in de
gemeenten Pijnacker en Nootdorp (Noukoop) en is er nog een aantal wat meer
verspreid liggende locaties in de gemeenten Den Haag, Rijswijk, Nootdorp en
Leidschendam. In verband met de in het begin van de jaren negentig optredende
terugslag in de glastuinbouw in Nederland is gekozen voor een grootschalige
aanpak van de problematiek, omdat alleen langs die weg gekomen kan worden tot
een vitale en duurzame glastuinbouw. Op het punt van de gewenste ruimtelijke
ontwikkeling zijn integrale ontwikkelingsplannen opgesteld, waarin wordt
aangegeven welke deelgebieden voor herstructurering of functieverandering in
aanmerking komen of beschikbaar zijn voor nieuwvestiging. Voor Haaglanden zijn
van belang: het Integraal Ontwikkelingsplan Westland en het Integraal
Ontwikkelingsplan Glastuinbouw Midden Zuid-Holland. Deze plannen hebben 2010
als planhorizon. De in de plannen voorgestelde ruimtelijke ontwikkelingen zijn in
globale zin in het RSP neergelegd.
de Veenweg naar het gebied ten zuiden van de A12 (Noukoop) tot uiterlijk 2003
plaatsvinden. Noukoop biedt echter onvoldoende mogelijkheden om in de
verplaatsingsbehoefte te voorzien.
4.7 Groenontwikkeling
4.7.1 Projecten
(1) Betreft project- en afstemmingsverantwoordelijkheid; de uitvoeringsverantwoordelijkheid ligt veelal bij gemeenten en het IOPW
(2) PZH: Prov. Zuid-Holland, IOPW: Integraal OntwikkelingsPlan Westland, SGH: stadsgewest Haaglanden, SRR: Stadsregio Rotterdam
(3) Pilotproject groenontwikkeling
Groenfonds
Naast de inzet van de hierna genoemde rijksmiddelen wordt de mogelijkheid van
een regionaal groenfonds verkend. Een fonds biedt onder meer de mogelijkheid om
de toekenning en besteding van (rijks)middelen te coördineren. Omdat niet alle
onderdelen bij bestaande financiële kaders kunnen worden ondergebracht en de
rijksbijdrage niet altijd honderd procent is, kan de uitvoering en ook de samenhang
van het netwerk onder druk komen te staan. Een fonds kan aanvullend op andere
financieringsregelingen zijn en mogelijk worden ingezet waar voorfinanciering
nodig is. Nadere verkenning naar de financiële en projectmatige opbouw en inzet
van een regionaal groenfonds is nog noodzakelijk.
Afspraken
Voor de periode tot 2004 is het ‘Strategisch Groenproject Landgoederenzone
Haaglanden’ maatgevend voor de hoeveelheid hectares groenontwikkeling die
gerealiseerd kan worden. Voor de periode 2005-2010 worden afspraken gemaakt in
het kader van de Actualisering PKB-VINEX. Het rijk zal conform de aanpak van
strategische groenprojecten en volgens de geldende normbedragen tussen 2004 en
2010 middelen beschikbaar stellen voor de financiering van 790 ha vlakgroen en een
bijdrage leveren van 50 % aan de financiering van 99 ha groene verbindingen.
Het merendeel van de beschikbare middelen zal worden aangewend in het kader
van de Groenblauwe Slinger en de Gebiedsgerichte Aanpak Den Haag - Katwijk.
In het ontwikkelingsperspectief van de Groenblauwe Slinger, ‘Stad en land in
balans’, is 100 km verbindingen opgenomen. Daarvan is 40 tot 60 km concreet
ingevuld. Het stadsgewest Haaglanden heeft in een reactie op het ontwikkelings-
perspectief ruimte gevraagd voor de invulling van de overige kilometers.
Ten behoeve van de Groene Hart-impuls stelt het rijk voor de periode 1998 t/m 2010
30 miljoen gulden per jaar ter beschikking. De wijze waarop en waaraan dit bedrag
besteed kan worden is nog niet duidelijk. Het platform ‘Groene hart’ zal worden
gevraagd voorstellen te doen voor de besteding van dit geld. Deze subsidiepot is
mogelijk interessant voor het oplossen van knelpunten en/of barrières in de
verbinding tussen het Groene Hart en de Balij/Groenblauwe Slinger en tussen het
Groene Hart en de kust/landgoederenzone.