You are on page 1of 5

Verantwoording dans

Veilig leerklimaat
In deze lessen wil ik zorgen voor een veilig leerklimaat. Dit doe ik door onder
andere gezag te hebben. Ik zorg voor rust en overzicht tijdens het wisselen van
de dans. Tijdens het dansen zal ik vooral observeren hoe de leerlingen aan het
dansen zijn. Ik zal (positieve) feedback geven, waardoor ik vertrouwen in hen
heb. Hierdoor krijgen ze het gevoel:''Ik kan het''(Luc Stevens, competent). Ik heb
respect voor de leerlingen tijdens het dansen. Wanneer iets niet lukt gaan we
opzoek naar oplossingen. Door te kijken naar elkaars dans en daarop te reageren
zullen we respect krijgen voor elkaars dans. Ik probeer te zorgen voor een
functionele leeromgeving, zoals ervoor zorgen dat de blaadjes klaar liggen en dat
de leerlingen weten waar ze eventueel stiften kunnen pakken. De leerlingen
mogen samenwerken in hun groepje. Doordat de leerlingen weten dat ze het voor
de klas moeten voordoen zal er een bepaald verantwoordelijkheidsgevoel
ontstaan. De regels in de groep zijn duidelijk en die hanteer ik in de les, zoals niet
rennen, uitlachen, door elkaar praten etc.
Rijke leeromgeving
Ik ga vooral kijken naar het leerproces. Hoe komen de leerlingen tot de dans? Dat
doe ik door te observeren en hen daarop attent te maken. Verder gebruik ik ICT in
mijn lessen. Hoe ik dit doe laat ik zien onder het kopje mediadidactiek. Door de
introductie van beide lessen zullen de leerlingen nieuwsgierig worden. Naar
aanleiding van kringgesprekken hoor ik dat de leerlingen vaak naar pretparken
gaan, zoals de Efteling. Die contexten kun je gebruiken voor de lessen dans. Ik
probeer veel van de leerlingen te laten komen. Ze hebben inbreng en mogen van
mijn, vooral in de tweede les, hun enthousiasme laten tonen. De leerlingen
werken veel samen binnen hun groepje. Ze moeten samen tot een dans komen.
Door gebruik te maken van hun lichaam gaan ze zichzelf onderzoeken en kijken
wat ze allemaal met hun lichaam kunnen. Ze verkennen hoe ze met bepaalde
bewegingen kunnen zorgen voor snelheid(achtbaan), angst (spookhuis) etc. Ik
gebruik verschillende werkvormen in mijn les. Dit lees je terug in de instructie- en
ontwerptheorien.
Instructietheorie
De lessen zijn, globaal gezien, identiek aan elkaar. Ik gebruik nagenoeg dezelfde
instructie- ontwerp
theorien. Ik laat afzonderlijk per les zien welke instructie- en ontwerptheorien
ik heb gebruikt.
Les 1: Ik begin met een instructieles. Ik leg uit wat we moeten gaan doen. De
leerlingen gaan daarna dramatiseren en gaan een beetje opwarmen. Daarna pak
ik de aandacht en gaan we een interactievorm doen. Er komt een klassengesprek
en de leerlingen gaan hun ervaringen delen over de achtbanen. Daarna gaan de
leerlingen dansen en gaan ze in viertallen dramatiseren. Na het dansen gaan we
elkaars dans bekijken en stel ik een rondvraag. De leerlingen benoemen
(positieve) punten over elkaars dans. Hierdoor ontstaat er respect voor elkaar
Les 2:
Ik begin met een instructieles. Ik leg uit wat we moeten gaan doen. De leerlingen

gaan daarna dramatiseren en gaan een beetje opwarmen. Daarna pak ik de


aandacht en gaan we een interactievorm doen. Er komt een klassengesprek en
de leerlingen gaan hun ervaringen delen over de kermis, zoals de draaimolen en
het spookhuis. De leerlingen gaan ook brainstormen over de attracties en wat ze
er allemaal van weten. Daarna gaan de leerlingen dansen en gaan ze in
viertallen dramatiseren. Na het dansen gaan we elkaars dans bekijken en stel ik
een rondvraag. De leerlingen benoemen (positieve) punten over elkaars dans.
Ontwerptheorie
Ik gebruik verschillende vaardigheden in de lessen. De leerlingen beginnen de les
met luisteren naar de opdracht. daarna gaan ze meedoen met de warming up. De
leersof bestaat uit het thema kermis. Hierdoor raakt het kind betrokken. De
leerlingen gaan daarna werken aan hun creatieve vaardigheden. Ze gaan
namelijk spelen/experimenteren over hoe ze moeten bewegen in een attractie.
Daarna gaan we naar elkaars werk kijken en dan gaan we elkaars werk
observeren. Ze gaan benoemen wat ze ervan vonden.
Leerstijl
Tijdens deze lessenserie heb ik gebruik gemaakt van het natuurlijke leren. Deze
leertheorie is gebaseerd op het sociaal constructivisme. Het leren gebeurt door
nieuwe ervaringen/ informatie te verbinden met wat ze al weten. Van nature
leggen mensen die verbindingen al zelf als ze genteresseerd zijn (intrinsieke
motivatie). Deze theorie heb ik gebruikt door uit te gaan van de huidige kennis
van de kinderen. De intrinsieke motivatie komt doordat ik met de thema's
(achtbaan, draaimolen, spookhuis) aansluit op de belevingswereld van de
leerlingen.
21st century skills
De 21st century skills zijn kritisch denken, communicatie, creativiteit en
samenwerking. Ik laat zien hoe ik dat heb toegepast in mijn lessen. De leerlingen
moeten in deze lessen veel samenwerken. Doordat ze samenwerken ontstaat er
verantwoordelijkheidsgevoel. Ze dansen samen. Ze zijn met zien vieren een
achtbaan en een draaimolen. Het is belangrijk dat ze goed met elkaar dansen.
Wanneer de voorste in de achtbaan te snel gaat kon de laatste het niet volgen.
Ze moeten dus op elkaar aan het letten tijdens het dansen. De leerlingen gaan
kijken naar elkaars dans. Ze gaan benoemen wat ze ervan vonden. Ze zijn dus
bezig met zich te verwoorden over wat ze van een activiteit vonden. Ze zijn bezig
met taal en dus zijn ze met elkaar aan het communiceren. Tijdens het dansen
communiceren ze ook met elkaar. Ze geven aan wanneer iemand te hard gaat of
wanneer iemand niet goed synchroon beweegt bij de draaimolen. Door zich te
uiten in een dans zijn ze bezig zich te uiten. Ze zijn bezig met creatieve
vaardigheden. Ze bepalen hoe de dans eruit komt te zien en hebben hun eigen
inbreng. Door zelf, of met hun groepje, na te gaan denken hoe ze bepaalde
bewegingen kunnen gebruiken in bijvoorbeeld een draaimolen zijn ze bezig na te
denken met de stof. Ze zijn kritisch aan het denken. Ze vragen zich af of het klopt
dat je die bewegingen maakt in een draaimolen. Daarom probeer ik veel inbreng
te laten komen van de leerlingen.
Mediadidactiek
In deze les gebruik ik mediadidactiek. Ik laat via het digibord enkele plaatjes zien

van achtbanen, fietsen etc. Dit zorgt ten eerste voor veel betrokkenheid en sluit
aan op de belevingswereld. Ten tweede, kijkende naar het T-pack model, zorgt
technologie voor een betere overdracht van vakinhoud(leerstof die leerlingen
moeten weten), naar hoe moeten de leerlingen dit weten. Door te kijken naar de
fietsen kunnen de leerlingen makkelijker nadenken en een mening vormen over
de bewegingen op de fiets. Wanneer zij een plaatje zien kunnen zij zich
voorstellen hoe je je moet bewegen. Dus ICT zorgt er voor dat de vakinhoud
beter wordt overgebracht. Door het horen van muziek geldt hetzelfde. Ze kunnen
luisteren naar de muziek en de bewegingen daarop aanpassen. Dit is goed te
zien bij het spookhuis. Wanneer je gekraak hoort moeten de leerlingen stil staan.
Door de muziek kunnen de leerlingen goed horen wat het verschil is tussen
stilstaan en dansen.

Lesdoelen
De leerlingen zijn bezig met kerndoel 54: ''De leerlingen leren bewegingen te
gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te
communiceren''. De leerlijn die we gaan oefenen is variatie in manieren om je te
verplaatsen in de ruimte. Dit doen de leerlingen door te dansen op hun knien,
voeten, hurken en een beweging naar keuze. De leerlingen zijn ook in staat om
een lijn te trekken en die na te lopen. Dit sluit ook goed aan op het vakgebied
rekenen (meten/meetkunde).
In de tweede les gaan de leerlingen op verschillende manieren zoals
balancerend, synchroon, en sluipen zich verplaatsen in de ruimte. Dit past ook
weer bij de leerlijn variatie in manieren om je te verplaatsen in de ruimte. Bij het
dansen in het spookhuis moeten ze bij het gekraak goed stilstaan, want anders
worden de spoken wakker. Ze zijn bezig met het doel/leerlijn De leerlingen
kunnen aan het einde van de les tegenstellingen zien van dansen en stil staan en
kunnen dit toepassen. De leerlingen gaan ook in verschillende richtingen dansen.
In het spookhuis gaan ze obstakels vermijden. In de draaimolen maken ze cirkels
en in de achtbaan verspreiden ze zichzelf in het lokaal. Ze zijn hierbij bezig met
het doel/leerlijn: De leerlingen kunnen in verschillende richtingen te dansen,
zoals cirkels, voor, links, rechts
Opbrengstgericht werken
In deze les wil ik opbrengstgericht werken naar voren laten komen. Ik leg de lat
hoog voor de leerlingen. Ik maak de doelen bekend voor de leerlingen, zodat ze
weten waar ze naartoe moeten werken. Als eerste stel ik de doelen vast. Wat
moeten de leerlingen weten, kennen en kunnen. De doelen zijn SMART
geformuleerd. Ik benoem de succescriteria van de doelen. De lesdoelen
communiceer ik met de leerlingen. Dan maak ik de les. De les is passend bij het
lesdoel. De les is betekenisvol voor de leerlingen en het is een rijke
leeractiviteit(zie veilig leerklimaat en rijke leeromgeving). De leerlingen hebben
ruimte om dingen in te brengen door middel van de creativiteit die ze tonen in de
dans. Wanneer zij een idee hebben over een bewegingen kunnen ze dat aan mij
doorcommuniceren. Daarna ga ik de activiteit begeleiden. Dat doe ik door een

coachende rol in te nemen. Ik geef de leerlingen, vooral positieve, feedback. De


feedback die ik geef, zoals hoe draait de draaimolen en hoe zit je in de achtbaan.
De feedback pas ik aan op het kind. Ik weet welke leerlingen nog moeite hebben
met voor de klas staan en welke kinderen sociaal-emotioneel gezien achterlopen.
Daarna evalueer ik op de prestaties en daar pas ik de les op aan. Ik kijk of de
succescriteria behaald zijn. Ik ga met mijn mentor de verklaringen van het
resultaat bespreken. Door te evalueren worden ook de ontwikkelingspunten
duidelijk zichtbaar. Ik vraag bij elke les wat ze van de les vinden en wat ze
hebben geleerd. Ik vraag ook of er eventuele moeilijkheden waren.
Didactiek dans
De lessen die ik heb gemaakt zijn gebaseerd op de didactiek van dans. Globaal
gezien ziet een les dans er als volgt uit: inleiding (wat gaan we doen?) - warming
up (goed voor wam worden en zorg voor veilig leerklimaat) - introductie
(belevingswereld)- uitwerking (dansen) - reflecteren(bekijken van dans). Daarop
heb ik mijn lessen gebaseerd (zie lesvoorbereiding)
Nu gaan we kijken naar het MVB-model. De materie van de dans zijn de
bewegingsmogelijkheden. De leerlingen krijgen enkele bewegingsmogelijkheden
van mij aangereikt, zoals bij de achtbaan op de knien op de hurken etc. Enkele
mogen ze ook zelf verzinnen, zoals bij het spookhuis en bij de achtbaan zelf een
beweging verzinnen. De vormen van de dans zijn verschillend. Soms zijn er
herhalingen zoals bij de draaimolen(dezelfde bewegingen maken) en soms is er
een erg contrast, zoals bij de achtbaan. De bewegingen waren nooit hetzelfde. De
betekenis is een inhoudelijke invulling. Wanneer de betrokkenheid hoog is, dan
zal de betekenis voor de leerlingen groter zijn. De betekenis is vooral dat ze zich
creatief moeten uit in bepaalde attracties.
Het vak dans kom je op verschillende manieren tegen.
- Dansen: De bewegingen die de leerlingen maken en die betekenis heeft voor de
leerlingen
- Beschouwen: De leerlingen kijken naar de dans van anderen. Dit doen ze in de
laatste fase van de lessen.
- Ontwerpen: De leerlingen mogen hun eigen fantasie/creativiteit hebben. Ze
mogen zelf bepalen hoe de achtbaan gaat en hoe ze erin zitten. Ze zijn
ontwerper van hun eigen dans.
- Presenteren: De leerlingen presenteren hun dans aan de andere leerlingen.
Hierdoor ontstaat er een verantwoordelijkheidsgevoel en weten ze dat de dans
goed moet gaan.
Het onderdeel choreografen laat ik even buiten beschouwing. De leerlingen
'beoordelen' elkaars dans wel, maar gaan niet andermans groepje begeleiden. Ze
zijn vooral bezig met het samenwerken binnen hun eigen groepje.
Als laatst is het belangrijk dat de leerlingen bezig zijn met drie belangrijke
kenmerken, namelijk productie, receptie en reflectie. Bij productie zijn de
leerlingen zelf actief aan het dansen. De leerlingen gebruikt het lichaam om zich
uit te drukken. Dit doen de leerlingen veel ,namelijk bij de achtbaan, draaimolen,
spookhuis en de warming up. Bij receptie gaan we kijken en praten over de dans
van anderen en de beleving hiervan. In beide lessen kijken we naar elkaars dans
en gaan we daarvan wat over zeggen. Bij reflectie gaan de leerlingen kijken naar

dans en zeggen wat het bij ze oproept. Dit doen ze vooral door te kijken naar de
dans van andere leerlingen.
Bronnen:
Corbeij, B.(2015 18 september) Vakwerk dans (PowerPoint).
Geraadpleegd op 29 september 2015, van
https://connect.fontys.nl/instituten/fhke/Opleidingen/Pabo/Hoofdfase/LAOpbrengst
en/LocatieEHV/_layouts/15/WopiFrame.aspx?
sourcedoc=/instituten/fhke/Opleidingen/Pabo/Hoofdfase/LAOpbrengsten/LocatieE
HV/Documents/Domein%20KO/Dans/Dans%20bijeenkomst
%201.ppt&action=default
Het didactische werkvormenboek Variatie en differentiatie in de
praktijkHoogeveen, P. en Winkels, J. Nijmegen 1982
Het nieuwe leren. Geraadpleegd op 26 september 2015, van
http://members.home.nl/stoffele/het_nieuwe_leren.htm
Leeromgeving-Arja Kerpel. Geraadpleegd op 26 September 2015, van
http://elo.oabdekkers.nl/web/PageND.aspx?id=102713
Opbrengstgericht werken-Arja Kerpel. Geraadpleegd op 26 september 2015, van
http://wij-leren.nl/ogw-opbrengstgericht-werken.php
Tule. Kerndoel 54. Geraadpleegd op 25 September 2015, van
http://tule.slo.nl/RekenenWiskunde/F-L26.html
Wat zijn de 21st century skills. Geraadpleegd op 26 september 2015, van
http://elo.oabdekkers.nl/web/PageND.aspx?id=102713

You might also like