You are on page 1of 3

M6 2.

6 Vragen en opdrachten

Open vragen

1 a. Wat is het verschil tussen een bedrijf en een instelling?


b. Welk van de volgende organisaties is een bedrijf of een instelling, leg ook
uit waarom.

Jouw school
ING-bank
Greenpeace
Ziekenhuis UMCG
Nederlandse spoorwegen
Zalando

2 a. Wat zijn de 3 belangrijkste organisatievormen?


b. Geef bij elke organisatievorm een voorbeeld.
c. Welk vorm werkt volgens jou het best, en waarom vind je dat?

3 Bij een matrixorganisatie heb je als medewerker 2 basen, welke?

4 a. Welke hirarchische groepen kom je tegen bij een projectorganisatie?


b. Wat zijn de functies van deze groepen?

5 Welke eigenschappen moet een goede projectleider hebben?

6 a. Wat is een organigram?


b. Wat is het verschil tussen een organigram en een lijnorganisatie?

7 Wat zijn de belangrijkste taken van een stuurgroep?

8 Wat is de taak van een projectgroep?

9 a. Wat word er bedoeld met het linking-pin principe?


b. Wat is het nut van een voortgangsverslag?

10 Wat zijn de 4 communicatie middelen bij het uitvoeren van een project?
Meerkeuze vragen

1. welke uitspraak is onjuist?

A. In een organisatie werken mensen samen om een aantal activiteiten uit te


voeren zodat ze vooraf bepaalde doelen af krijgen.
B. De lijnorganisatie is de basis van alle andere organisatievormen.
C. Een organisatievorm die binnen bedrijven wordt toegepast om projecten
goedte laten verlopen noemen we een projectorganisatie.
D. De lijnorganisatie werd vroeger veel meer gebruikt dan nu.

2. Hieronder staan twee beweringen:

I. Een voortgangsverslag bevat een overzicht van wat de groepsleden allemaal


hebben gedaan afgelopen periode

II. Bij een groot project moet de projectgroep elke week een vergadering houden,
bij een klein project is n keer in de twee weken voldoende.

A. I en II zijn juist.
B. I is juist en II is onjuist.
C. I is onjuist en II is juist.
D. I en II zijn beide onjuist.

3. Wat is de belangrijkste taak van een projectleider?

A. maken van n of meer mijlpaalproducten


B. beslissen of het project moet worden voortgezet, of moet worden gestopt
C. controleren of de werkzaamheden juist worden uitgevoerd
D. zorgen dat het opgeleverde resultaat wordt gebruikt zoals het bedoeld is

4. Welke medewerker hoort niet bij de stafdienst?

A. een personeelsfunctionaris
B. het hoofd van de juridische afdeling
C. het hoofd van de afdeling Inkoop
D. de directiesecretaris

5. Welke uitspraak is juist?


A. Het voordeel van het linking-pinprincipe is dat voorstellen makkelijk van
beneden naar boven worden doorgespeeld.
B. Je hoeft geen voortgangsverslagen te maken als het project volgens het
linking-principe werkt.
C. Het nadeel van het linking-pinprincipe is dat het aantal vergaderingen voor
de werknemers toeneemt
D. Bij het linking-pinprincipe is de opdrachtgever de voorzitter van de
stuurgroep.

6. Wat wordt er bedoeld met een organisatie?

A. Een groep mensen die samen werken om een bepaald doel te bereiken,
door verschillende activiteiten te maken.
B. Een instelling die gericht is op de verwezenlijking van niet-economische
doelen.
C. Een bedrijf dat bestaat uit leidinggevenden en uitvoerende personen die
ondergeschikt zijn aan de leidinggevenden.
D. Een onderneming die gericht is op het uitvoeren van grote projecten.

7. Welke organisatie vorm werkt het best als je projectmatig aan het werk bent?

A. De lijnorganisatie
B. De lijn-staforganisatie
C. De matrixorganisatie
D. De structuurorganisatie

8. Welk onderdeel van een projectorganisatie heeft het meest te maken met door
de opdrachtgever?

A. De projectleider
B. De stuurgroep
C. De projectgroep
D. De externe deskundige

You might also like