You are on page 1of 5

C.

Griekse zinnen

Peri; tw:n a[qlwn

*periv + genitief 1 rondom 2 over; wegens


(Lat. de + abl.)
*oJ, hJ, tov de / het (bepaald lidwoord)
a\qlon, a[qlou (tov) 1 prijs van de wedstrijd 2 wedstrijd

1. jOrevsthV, oJ tou: strathgou: uiJovV, a[qlwn e{neka

eijV Delfou;V e[rcetai. -tai: uitgang 3de pers. enk.

jOrevsthV, jOrevstou (oJ) Orestes


*strathgovV, strathgou: (oJ) 1 (leger)aanvoerder, bevelhebber
2 strateeg (= een van de tien militaire
gezaghebbers in Athene)
uiJovV, uiJou: (oJ) zoon
*genitief + e{neka wegens (Lat. gen. + causa)
*eijV + accusatief 1 naar, tot in, tot aan 2 tegen,
omstreeks 3 voor, met het oog op
4 met betrekking tot
Delfoiv, Delfw:n (oiJ) Delphi, stad in Phokis met orakel van
Apollo
* e[rcomai, aorist h\lqon gaan; komen

2. OiJ ejn tw/: drovmw/ a[nqrwpoi ta; tou: jOrevstou e[rga

qaumavzousin. ousin: uitgang 3de pers. mv.

* ejn + datief in; op; bij


*drovmoV, drovmou (oJ) 1 (wed)loop, ren 2 renbaan; ronde
hippo-droom
* a[nqrwpoV, ajnqrwvpou (oJ/hJ) mens
*e[rgon, e[rgou (tov) 1 werk, bezigheid, taak
2 handeling, daad
*qaumavzw 1 bewonderen
2 zich verwonderen (over)

3. jEpei; oiJ qeoi; tw/: nikhfovrw/ ejpibouleuvein ejqevlousin,


datief + dat.
aujtw/: tovn qavnaton feuvgein oujk e[xestin.
dat.: voor hem

*ejpeiv (voegwoord) 1 toen, nadat; wanneer, zodra


2 omdat, aangezien
*qeovV, qeou: (oJ/hJ) god; godin
nikhfovroV, nikhfovrou (oJ) overwinnaar
*ejpibouleuvw (+ datief) belagen, beramen (tegen)
*ejqevlw willen; bereid zijn
*aujtovV, aujthv, aujtov 1 zelf; hij, zij, het
2 (met lidwoord) dezelfde / hetzelfde
qavnatoV, qanavtou (oJ) dood
*feuvgw, aorist e[fugon vluchten; ontvluchten
*ouj / oujk / oujc (partikel) niet, geen
*e[xesti(n) het is geoorloofd / mogelijk, men kan

4. JO nevoV kevntrw/ kai; paramuqivoiV tou;V i{ppouV


dat.: waarmee mv.
dia; tou: pedivou ejlauvnei.
-ei: 3de pers. enk.

*nevoV, neva, nevon 1 nieuw 2 jong


kevntron, kevntrou (tov) prikkel, zweep
*kaiv (voegwoord) 1 en 2 ook 3 zelfs
paramuvqion, paramuqivou (tov) aanmoediging
* ivJppoV, ivJppou (oJ/hJ): paard
*diav + genitief 1 door ( heen) 2 gedurende
3 door middel van
*pedivon, pedivou (tov) vlakte, veld
*ejlauvnw 1 (voort)drijven, verdrijven
2 rijden, varen, roeien
5. Tw:n me;n a[llwn oiJ o[coi sumpaivousin,
gen. mv.
tou: d jOrevstou kaiv tou: jAqhnaivou

tou;V kinduvnouV ejkfeuvgousin.


acc. mv.

*mevn ... dev (partikel) enerzijds anderzijds, weliswaar


maar (toch)
*dev (partikel) 1 en 2 maar

*a[lloV, a[llh, a[llo ander


o[coV, o[cou (oJ) wagen
*paivw slaan; treffen
sumpaivw tegen elkaar slaan
jAqhnai:oV, jAqhnaivou (oJ) Athener
kivndunoV, kinduvnou (oJ) gevaar
ejkfeuvgw ontvluchten

6. JO jOrevsthV to; tou: ejnantivou zugo;n uJperbavllein

pisteuvei, ajll ouj tugcavnei.

*ejnantivoV, ejnantiva, ejnantivon 1 vijandig


2 tegen(over)gesteld (+ gen./dat.)
ejnantivoV, ejnantivou (oJ) tegenstander, vijand
zugovn, zugou: (tov) juk; span, tweespan
*bavllw, aor. e[balon 1 werpen, gooien 2 treffen, raken
*uJperbavllw, aor. uJperevbalon 1 overtrekken, gaan over
2 overtreffen, overwinnen
*pisteuvw (+ datief) vertrouwen; geloven
*ajllav (voegwoord) maar
*tugcavnw, aor. e[tucon 1 bereiken, (ver)krijgen (+ gen.)
2 (toevallig) zijn (+ participium)
7. OiJ fivloi to;n nekro;n ejn calkw/: eijV to;n oi\kon
fevrousin.

*fivloV, fivlou (oJ) vriend


nekrovV, nekrou: (oJ) lijk, dood lichaam
calkovV, calkou: (oJ) koper, brons; al wat van koper of brons
gemaakt is: zwaard, lans, schild, helm,
ketel, urn, munt
oi\koV, oi[kou (oJ) huis
*oijkiva, oijkivaV (hJ) huis, woning
*oijkevw (be)wonen
*fevrw, aor. h[negkon / h[negka 1 dragen, voeren 2 brengen
3 melden 4 verdragen, dulden

You might also like