Op zondag

G C G C G C
d2 s f k z f k o z s kz k kz k f kz k kz
a 4 k k z k k z k k k z k k z k k z k k k
Op zon - dag zijn we met de au - to naar het bos ge - gaan. Het was er stil dus de - den we de

G C D C G
d o s
z z
a k kk k f k z k k z k k z k k z k k z k k z k k z k k o z ks k z k k z k
ra - di - o hard aan. Mijn moe - der had nog huis - vuil dat de vuil - nis - man niet wou. Ze smeet het toen maar

D G C G
d o z s f k z k k z k o z ks k z k k z o z s
a kz k kz k kz k kz k k k k k k k
in het meer - tje want dat was nog blauw. We zijn die vie - ze stad, zo af en toe wel zat. Dan

D C G D G
d kz k kz k
k k z k k z k k z k k n k k z k k k z k k o k k o k k oz
3 3

a
gaan we naar het bos, en we le - ven er - op los. Lang le - ve lang on - ze moo - ie na - tuur!

1. Op zondag zijn we met de auto naar het bos gegaan.

Het was er stil, dus deden we de radio hard aan.
Mijn moeder had nog huisvuil, dat de vuilnisman niet wou.
Ze smeet het toen maar in het meertje, want dat was nog blauw.

Refrein:
We zijn die vieze stad, zo af en toe wel zat.
Dan gaan we naar het bos, en we leven erop los.
Lang leve lang onze mooie natuur!

2. Van zeven jonge boompjes hebben wij een hut gemaakt.

Daar zijn we in de bladeren nog speelgoed kwijtgeraakt.
We hadden restjes eten, maar een vuilnisbakje niet.
Mijn moeder zei: 'Gooi daar maar neer, geen mens die ons hier ziet.'

Refrein

3. M'n broer maakte een vuurtje van wat takken die hij brak.
Dat ging heel lekker stinken met een oude vuilniszak.
Met gillende sirene reed de brandweer door het zand.
Mijn vader riep 'O, kijk wat mooi, het bos staat in de brand!'

Refrein