Vertel eens vlinder

Groep 3/4

s k k
D A7
3
a4 k dk k k k k k k k
k k k
Ver - tel eens vlin - der, ver - tel eens vlin - der waar kom je van -

s
D A7 D

a dk k k
z k dk k k k k k k k o
k k k k
- daan ver -tel eens vlin - der, ver -tel eens vlin -der iets van jouw be - staan

1. Vertel eens vlinder, 5. En toen de zon scheen,

vertel eens vlinder en toen de zon scheen
waar kom je vandaan toen merkte ik pas
vertel eens vlinder, dat ik een vlinder,
vertel eens vlinder dat ik een vlinder
iets van jouw bestaan een vlindertje was

2. Ik was een rupsje, 6. En ik kon vliegen,

ik was een rupsje en ik kon vliegen
ik zat op een blad wat'k vroeger niet kon
ik was een rupsje, en ik kon vliegen,
ik was een rupsje en ik kon vliegen
ik at er maar wat ik vloog naar de zon

3. Ik was een rupsje, 7. Dag kleine vlinder,

ik was een rupsje dag kleine vlinder
ik spon en ik spon vlieg maar naar de zon
ik was een rupsje, Dag kleine vlinder,
ik was een rupsje dag kleine vlinder
ik spon een cocon vlieg maar naar de zon.

4. Het was een huisje,

het was een huisje
zo zacht als satijn
het was een huisje,
het was een huisje
ik sliep er zo fijn