You are on page 1of 2

ANW Unit 7 Leerdoelen uitgewerkt

1. Uitleggen hoe de landbouwrevolutie zich heeft ontwikkelt;


De eerste mensen hebben overleefd door te zoeken naar eten door van plek naar plek te gaan. Ze
bleven nooit erg lang op een plek. Wanneer de goederen op waren en de seizoenen veranderen,
verhuisden de mensen naar een andere plek. Op een gegeven moment leerde de mens gewassen te
verbouwen. Hierdoor bleef de mens nu op een plek, om de gewassen te verbouwen. Ook werd er
vee gehouden. De mens leerde hoe je beter om kunt gaan met de energie van de planten en
veranderde de planten zodat we er beter gebruik van kunnen maken. Hier heeft de landbouw echt
voor gezorgd. Om nog beter gebruik te maken van de energie van de zon die gebruikt wordt bij
fotosynthese, hebben mensen het landschap aangepast in hun voordeel. Hierdoor groeiden de
populaties en ontstonden er landbouwsamenlevingen. Door deze vooruitgang is het collective
learning versneld. Dit komt omdat mensen nu dichter bij elkaar leven.

2. Uitleggen wat Malthus en de natuurtoestand is;


De natuurtoestand is een sociale toestand uit de filosofie. Deze toestand gaat vooraf aan een
georganiseerde staatsvorm. Er zijn verschillende ‘lagen’ in de maatschappij. De hogere lagen hebben
meer macht. Deze natuurtoestand kwam naar voren in de nieuwe dorpen en maatschappijen. Er
moest toch wel iemand zijn die het woord had en alles een soort van organiseerde, anders zou het
fout gaan. Deze natuurtoestand is beschreven door Thomas Malthus. Hij wees op de gevaren van
een te grote bevolkingsgroei. Veel valt er niet te vinden over de natuurtoestand, dus het is een
beetje gissen.

3. Veranderingen door de landbouw verklaren;


Door de landbouw zijn er een aantal dingen veranderd. Omdat mensen gewassen gingen
verbouwen, moesten ze die verzorgen, water geven, bemesten, etc. Hierdoor bleven ze nu waar ze
waren en verhuisden niet steeds op zoek naar nieuwe plekken met nieuw voedsel. De mens ging
gewassen telen die het meest voedingsrijke waren, en waren niet meer aangewezen op wat er in de
omgeving te vinden was. Ook was er sprake van domesticatie, mensen gingen dieren houden om ze
later te eten. Door de landbouw groeiden de populaties, er kwamen meer monden om te voeden en
dus bouwde men vooral gewassen aan en hield dieren die het voedingsrijkst waren. Men merkte dat
de landbouw heel handig was, en bleef dus op een plek. Op de plekken waar aan landbouw gedaan
werd ontstonden dorpen, de eerste landbouwsamenlevingen. Door de klimaatverandering die
plaatsvond kon de landbouw überhaupt plaatsvinden. Door overpopulatie, dus erg veel mensen,
werd het noodzakelijk.

4. Verschillen benoemen tussen de prehistorie en de historie;


Het is verschil tussen de prehistorie en de historie is vrij simpel uit te leggen. De historie is een tijd
waarin er verhalen geschreven zijn, dit is allemaal bewijsmateriaal voor ons dat de mens al lang
geleden bestond. Dit schrijven begon ongeveer 5000 jaar geleden. Een vertelde tekst wordt als
minder betrouwbaar gezien dan een geschreven tekst. Dit omdat een geschreven tekst niet zo
makkelijk veranderd kan worden.
In de prehistorie werden helemaal geen dingen geschreven, als er verhalen van A naar B moesten,
dan ging dat van mond tot mond. Soms werden er verhalen getekend op muren in grotten, hierdoor
weten wij tegenwoordig nog wel wat van de prehistorie. Maar over het algemeen zijn er weinig
verhalen overgebleven uit de prehistorie omdat ze gewoon vergeten werden, of de verhalen
veranderden als ze vaak verteld werden.

5. De ontwikkeling van de beschaving omschrijven;


Mensen bleven op één plek, en maakten gebruik van landbouw en dieren. Toen de mens had
geleerd hoe je dieren kunt temmen, werden ze gebruikt voor allerlei zaken. Bijvoorbeeld voor wol,
melk of spierkracht. Door deze ontdekking konden beschavingen hard groeien en ontstonden er
eerste dorpjes. Toen de dorpjes ontstonden, ontstond ook de wil naar macht. Sommige mensen
kregen meer macht in een dorp dan anderen. Deze mensen maakten dan bijvoorbeeld beslissingen
over de verdeling van het eten in het dorp. De dorpen groeiden uiteindelijk uit naar steden met heel
veel mensen.

6. De ontwikkeling van de vier wereldzones omschrijven en hun verbanden benoemen;


Er zijn vier wereldzones, namelijk: Afro-Eurazië, de Amerika’s, Australazië en de Pacifische eilanden.
Een wereld-zone kan gezien worden als een groot gebied van aan elkaar vastzittende landmassa
waar mensen op leven. Er was veel interactie tussen de verschillende wereldzones totdat de laatste
ijstijd ervoor heeft gezorgd dat de wegen tussen de wereld-zones niet meer begaanbaar waren. De
wereldzones hadden nu geen interactie met elkaar, totdat de Europeanen in de 15e eeuw de wereld
met boten gingen verkennen. De Pacifische eilanden werden pas later bewoond toen de mensen
gingen varen, omdat hier eerst niemand kon komen.
Door uitwisseling tussen de wereldzones ontdekten de andere mensen nieuwe culturen en
technieken.

7. Het ontstaan en de kenmerken van de landbouwsamenleving beschrijven;


De landbouwsamenleving is ontstaan omdat mensen niet meer van plek naar plek reisden om naar
voedsel te zoeken, maar op één plek bleven. Hier gingen mensen gewassen verbouwen en dieren
houden. De mens leerde om beter gebruik te maken van de energie van de zon door bijvoorbeeld
met planten dieren te voeren zodat zij voeding rijker worden. Omdat mensen niet meer steeds
verhuisden kwamen er meer kinderen. Dit was eerst niet zo, omdat kinderen natuurlijk een extra last
zijn tijdens het verhuizen. Maar door de kinderen kwamen er extra monden die te voeden waren,
waardoor er op een zo efficiënte wijze eten verkregen moest worden. De landbouw werd
noodzakelijk. De landbouw kon alleen plaatsvinden door de klimaatverandering die heeft
plaatsgevonden na de eerst ijstijd. Er ontstonden dorpen, de populatie groeide. En zo kwamen er
dus de eerste landbouwsamenlevingen. Een aantal kenmerken zijn: veeteelt, landbouw en groeiende
populatie.

You might also like