You are on page 1of 12

ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent

Educatieve bachelor lager onderwijs

Werkwoorden in de verleden tijd


Naam student: Noor Denys Leergroep OLO2B2
Naam mentor: Sara Kellens Klas 6B Aantal lln.: 22 (23)
School: Basisschool De Brug – Mariakerke (Gent)

MAANDAG 16/11/20 Handtekening mentor + datum:

Van 13.00u tot 14.05u


Leergebied(onderdeel): Nederlands – Spelling
Lesonderwerp: Werkwoorden in de verleden tijd

Leerplandoelen: Leerplan: ZILL – OVSG – GO! – andere


 DL-NL-SCH-D9.05 De leerlingen kunnen de volgende terminologie passend gebruiken:
werkwoord, tegenwoordige tijd, verleden tijd, infinitief, stam, uitgang, getal, persoonsvorm,
onderwerp, werkwoorden met klankverandering of zonder klankverandering.
 DL-NL-SCH-D9.04 De leerlingen kunnen een strategie hanteren en verwoorden bij het
schrijven van werkwoorden in de tegenwoordige tijd, werkwoorden in de verleden tijd en het
voltooid deelwoord.
 DL-NL-SCH-D9.02 De leerlingen kunnen werkwoordsvormen correct schrijven wanneer het
gaat om de twee persoonsvormen van de verleden tijd.
 LOD-LL-POP-02.23 De leerlingen pakken een probleem efficiënt aan.

Leerinhoud:
- Weten of een werkwoord pv (persoonsvorm) is? à Stel een ja-neevraag.
Vb.: De wagen van Jan startte gisteren niet. (Startte de wagen van Jan gisteren niet?)

- Werkwoordschema om een persoonsvorm correct te schrijven.


Vb.: De wagen van Jan ……………. (starten) gisteren niet.
1. Is het een persoonsvorm? (Startte de wagen van Jan gisteren niet? JA!)
2. Zoek het onderwerp en de pv. (de wagen van Jan = onderwerp; startte = pv.)
3. Tegenwoordige of verleden tijd? (Verleden tijd, want het gebeurde gisteren)
4. Is er klankverandering? (starten (inf.) – startte (verleden): NEEN! à stam +
te(n)) à De wagen van Jan startTE gisteren niet.

1
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Lesdoelen:
De leerlingen kunnen...
1. Benoemen of een werkwoord in tegenwoordige of verleden tijd geschreven staat. (DL-NL-SCH-
D9.05)
2. Begrippen zoals infinitief, stam, uitgang, onderwerp en persoonsvorm correct gebruiken. (DL-
NL-SCH-D9.05)
3. Het werkwoordschema hanteren om tot de juiste schrijfwijze van een werkwoord te komen.
(DL-NL-SCH-D9.04)
4. Een persoonsvorm in de verleden tijd correct vervoegen. (DL-NL-SCH-D9.02)
5. Aan de hand van het werkwoordschema de schrijfwijze van een werkwoord analyseren. LOD-LL-
POP-02.23

Beginsituatie specifiek voor deze les:


Situering in het leerproces: aanbrengen inoefenen
Waarop bouwt deze les verder?
 De leerlingen kennen het werkwoordschema voor het schrijven van de persoonsvorm in de
tegenwoordige en de verleden tijd uit voorgaande lessen (en jaren).
Leerling specifieke gegevens + acties:
 Orhan en Emmy hebben het moeilijk met het herkennen in welke tijd de werkwoorden
vervoegd zijn. (verschil tussen tegenwoordige en verleden tijd) à Extra begeleiden tijdens het
maken van de oefeningen over tegenwoordige en verleden tijd herkennen.
 Voor de sprintkindjes à documentjes op voorhand in pdf doorsturen naar juf Sara zodat ze op
hun computer kunnen volgen.…

Bronnen: volgens de APA-normen


 Beyaert, D. B., Broere, R. B., Debuysere, D. D., & Willems, B. W. (2019). Werkwoorden in de
tegenwoordige tijd. In Talent: Samen taal maken - Spellingsschrift (p. 23-26). Geraadpleegd op
12 november 2020 van https://bordboeken.bingel.be/#/boardbook/a50e85a8-e9f2-4c71-bfb8-
cd224bc93791/subbook/1bce40ee-8614-4f99-8c9f-0f6817fbbbad/pagespread/2?
viewState=LEFT

Bijlagen: bordschema, ingevulde werkbladen, teksten …


 Bordschema
 Partnerdictee
 Ingevulde werkbladen

Materiaal / locatiewijziging:
 Werkwoordschema
 Kladschrift/leitje
 Spellingschrift

2
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Werkwoorden in de verleden tijd


Lesopbouw

1. De moeilijkheid van deze les inductief ontdekken aan de hand van een toptekst. (10’)
oriënteren verwerven verwerken afronden
2. Begrippen zoals infinitief, stam, uitgang, onderwerp en persoonsvorm correct gebruiken.
(DL-NL-SCH-D9.05)

Organisatie:
Ik projecteer de toptekst op het bord en laat de leerlingen op zoek gaan naar het onderwerp van
deze les.

Onderwijsleergesprek:
- Waarover zou deze les kunnen gaan als jullie kijken naar de toptekst?
o Werkwoorden! (Indien ze het antwoord niet meteen vinden, nadruk leggen op de
vetgedrukte woorden in de toptekst)
- Goed zo. Wat kun je ons nog meer vertellen over de werkwoorden waarmee we deze les
zullen werken?
o Ze staan in verleden tijd. (Indien ze het antwoord niet meteen vinden: ‘In welke tijd
zijn deze werkwoorden allemaal geschreven?’)
- Prima! Kan iemand mij een voorbeeld uit de tekst geven van een persoonsvorm in de verleden
tijd?
o De professor had; je kon; ze legde; het apparaat begon; ik richtte;…
- Hoe weet je zo zeker dat het hier om een persoonsvorm gaat, X?
o Ik heb er een ja-neevraag van gemaakt. (Had de professor een tijdmachine
gebouwd?)
- Wat kom ik nog te weten bij het stellen van een ja-neevraag?
o Het onderwerp.
- Dat heb je goed onthouden, X! Er staan ook werkwoorden in de tekst die GEEN persoonsvorm
zijn. Kan iemand mij daarvan een voorbeeld geven?
o Gebouwd; veranderen; schudden…
o Voor de schrijfwijze van deze werkwoorden kunnen jullie niet terugvallen op het
werkwoordschema; want hier gaat het niet om persoonsvormen.
- Om er zeker van te zijn dat jullie een bepaald werkwoord juist hebben geschreven, kunnen
jullie steeds gebruik maken van het werkwoordschema. En dat gaan we deze les nog eens
grondig gaan herhalen voor de tegenwoordige tijd. We gaan nog even een kort een filmpje
van de spellingweter bekijken om alles op te frissen.

Filmpje spellingweter (Bingel):


Pagina 128, tweede videocameraatje.

2. Individueel opfrissen (of via verlengde instructie) van de werkwoorden in verleden tijd. (10’)
oriënteren verwerven verwerken afronden
2. Begrippen zoals infinitief, stam, uitgang, onderwerp en persoonsvorm correct gebruiken.
(DL-NL-SCH-D9.05)
3. Het werkwoordschema hanteren om tot de juiste schrijfwijze van een werkwoord te
komen. (DL-NL-SCH-D9.04)
4. Een persoonsvorm in de verleden tijd correct vervoegen. (DL-NL-SCH-D9.02)

3
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Organisatie:
De leerlingen openen hun spellingschrift op pagina 23 en maken oefening 1 en 2 zelfstandig. Voor de
instructiegevoelige/-afhankelijk leerlingen voorzie ik extra ondersteuning.

Instructie:
We hebben het werkwoordschema nu kort herhaald. De leerlingen die aanvoelen dat ze dit onder de
knie hebben mogen op pagina 23-24 oefening 1 en 2 zelfstandig oplossen. Lees goed de opgave en
werk netjes. De leerlingen die nog niet 100% zeker zijn, mogen hier bij mij komen zitten. Wij maken
een deeltje van de oefening samen vooraleer jullie zelfstandig verder aan de slag gaan. Wie klaar is
kan beginnen aan het mini-dicteetje dat ik dadelijk op het bord zal projecteren. Dat mag je maken in
je ‘kladschrift’ (of op je leitje als de leerlingen dit hebben?) (zie ‘tempodifferentiatie’)

Differentiatie - Verlengde instructie:


Goed. We hebben oefening 1. X, lees jij even de opgave voor? … Ok. We moeten de
vetgedrukte woorden dus op de juiste plaats in de tabel (het ww-schema) schrijven én bij de
werkwoorden die persoonsvorm zijn, moeten we ook het onderwerp noteren. Weet iedereen
nog hoe we het onderwerp en de persoonsvorm zoeken? We hebben het daarnet nog
herhaald. X, weet jij het nog? (ja-neevraag stellen) Heel goed!
Voor het eerste vetgedrukte werkwoord dan: ‘De professor had een tijdmachine gebouwd.’
1. Gaat het hier om een persoonsvorm? (Ja, het gaat hier om een persoonsvorm in
verleden tijd: ‘Had de professor een tijdmachine gebouwd?’)
2. Is er klankverandering bij dit werkwoord? (Ja!)
3. Hoe weet je dat er klankverandering is? (ik beb à ik had)
4. Waar plaatsen we ‘de professor had’ dus? (in de tweede kolom: klankverandering)

2e en 3e vetgedrukte werkwoorden ook nog samen. Daarna over naar oefening 2.

Bij oefening 2 is het de bedoeling dat jullie de werkwoorden correct vervoegen. De eerste rij
doen we even samen, daarna kunnen jullie zelfstandig oefening 1 en 2 afwerken.
We krijgen het enkelvoud van de pv in de verleden tijd, namelijk ‘het feest begon’.
- Wat is de infinitief van ‘begon’? (beginnen) Hoe zoeken we de stam van een
werkwoord? (infinitief -en of de ik-vorm) De stam van beginnen is dus…? ((ik)begin)
- Het meervoud van de pv in de verleden tijd? Niet ‘het feest begon’, maar ‘jullie…’
(begonnen)
- In de laatste kolom vragen ze hoe we het werkwoord zouden schrijven als het geen
pv was: ‘hij is…’ (begonnen).
- Prima! Nu kunnen jullie oefening 1 en 2 zelfstandig afwerken.

Tempodifferentiatie
Ik projecteer een extra oefening voor de leerlingen die vroeger klaar zijn met oefening 1 en 2.

4
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

©Noor Denys

Begeleiding
Na de verlengde instructie loop ik rond en ben ik beschikbaar voor vragen. Ondertussen controleer ik
de reeds ingevulde oefeningen bij de leerlingen.

3. Individueel inoefenen werkwoorden vervoegen in de verleden tijd. (20’)


oriënteren verwerven verwerken afronden
1. Benoemen of een werkwoord in tegenwoordige of verleden tijd geschreven staat. (DL-
NL-SCH-D9.05)
2. Begrippen zoals infinitief, stam, uitgang, onderwerp en persoonsvorm correct gebruiken.
(DL-NL-SCH-D9.05)
3. Het werkwoordschema hanteren om tot de juiste schrijfwijze van een werkwoord te
komen. (DL-NL-SCH-D9.04)
4. Een persoonsvorm in de verleden tijd correct vervoegen. (DL-NL-SCH-D9.02)

Klassikale instructie:
We overlopen samen even de oefeningen die jullie zo meteen mogen maken.
- Oefening 3: Hier moeten jullie het onderwerp aanduiden met een fluostift, de persoonsvorm
onderstrepen en aankruisen of de persoonsvorm in de tegenwoordige of verleden tijd staat.
Wanneer staat een werkwoord in de tegenwoordige tijd, X? (als het in het hier en nu gebeurt,
tot op vandaag) En wanneer in de verleden tijd, Y? (als het al voorbij is)
- Oefening 4: Bij deze oefening is het de bedoeling dat jullie de tabel verder aanvullen zoals bij
oefening 2. Gebruik hiervoor je werkwoordschema in gedachten of leg het werkwoordschema
naast je als je nog niet helemaal zeker bent. STICKEROEFENING
- Oefening 5: Hier gaan jullie telkens nadenken of het onderwerp enkelvoud of meervoud is.
Dat mogen jullie onder het onderwerp noteren. ‘enk.’ voor enkelvoud en ‘mv.’ voor
meervoud. Gebruik opnieuw jullie werkwoordschema in gedachten of naast je om deze
oefening te maken. We moeten trouwens niet enkel het werkwoord juist vervoegen, we
mogen ook een vervolg op de zin maken. Laat jullie fantasie maar de vrije loop!

Tempodifferentiatie

5
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

- Oefening 6.
Leerlingen die klaar zijn met het maken van oefening 3 tot en met 5 MOGEN oefening 6 proberen
maken.

Bordschema (zie einde lvb):


To do’s noteren op de zijflap van het bord zodat de leerlingen weten wat van hen verwacht wordt.

4. Partnerdictee: werkwoorden vervoegen in de verleden tijd. (10’)


oriënteren verwerven verwerken afronden
3. Het werkwoordschema hanteren om tot de juiste schrijfwijze van een werkwoord te
komen. (DL-NL-SCH-D9.04)
4. Een persoonsvorm in de verleden tijd correct vervoegen. (DL-NL-SCH-D9.02)
5. Aan de hand van het werkwoordschema de schrijfwijze van een werkwoord analyseren.
LOD-LL-POP-02.23

Instructie
Om de les af te ronden gaan we nog een partnerdictee doen. Jullie krijgen straks 2 kolommen op het
bord te zien. De linkse kolom is voor de persoon die links zit aan de tafel. De rechtse kolom is voor de
persoon die rechts zit aan tafel. Alle leerlingen die links zitten, steek even jullie hand in de lucht.
Prima, nu weten jullie heel goed naar welke kolom jullie moeten kijken. Je hoeft enkel het onderwerp
en de werkwoordsvorm op te schrijven, de rest van de zin hoeft niet. Enkel bij nummer 7 en 8 is dat
wél noodzakelijk.
Als jullie straks allebei klaar zijn met de opdracht, mogen jullie van spellingschrift wisselen en elkaars
oefening controleren aan de hand van je werkwoordschema. Doe dat met je potlood, zodat er geen
foute verbeteringen in de spellingschriften staan. Als jullie daarmee klaar zijn, mogen jullie je
spellingschrift vooraan komen leggen.

*Als het partnerdictee niet leesbaar genoeg is voor de leerlingen, lees ik het hardop voor.

Goed gewerkt allemaal! Hopelijk verliep alles vlot? Jullie mogen gaan spelen.
Evaluatie: Evalueer hier je eigen pedagogisch, didactisch en/of organisatorisch handelen. Wat deed je goed en

6
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

waarom? Wat ging niet goed en waarom? (Denk aan voorbereiding en realisatie.) Doe een verbetervoorstel.

Bordschema:

Moetjes en magjes niet schrijven! (misschien wat kinderachtig) --> Oefening 3,4 en 5 opschrijven en
dan 6 (als je tijd over hebt).

Op rechter-zijflap van het krijtbord noteren.

Partnerdictee:

7
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Ingevulde werkbladen:

8
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

9
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

10
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

11
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

12

You might also like