You are on page 1of 2

J. S. Bach – Inventi o no.

12 in A majeur – BWV 783

Dux 2mt – comes 2mt – divertimento 2mt – divertimento 2mt – dux 2mt – comes 2mt –
divertimento 3mt – divertimento 3mt – divertimento 2mt – dux 2mt – afsluitend
divertimento 3mt

In de maten 5-6 staat het eerste divertimento (in het rood) bestaande uit twee maten, plus
de eerste tel van de volgende maat. De rechterhand speelt hier een sequens die een hele
maat duurt en één noot daalt. Hoewel de tweede helft van maat 6 niet precies hetzelfde is
als de tweede helft van maat 5, is dit vergelijkbaar genoeg om te stellen dat hiermee toch
een sequens wordt beoogd.
In maat 7 en het eerste deel van maat 8 is een divertimento (in het paars) geschreven die
zowel de rechter- als de linkerhand omvat. Er is sprake van een complementair ritme en de
sequens beweegt zich met een kwart omhoog, kwint omlaag constructie.
Vanaf de tweede helft van maat 12 tot en met de eerste helft van maat 14 bevindt zich een
volgend divertimento. Opvallend is dat, hoewel het divertimento even lang duurt in beide
stemmen, de sequens in de rechterhand (in het oranje) bestaat uit twee segmenten met elk
vier tellen, waar de sequens in de linkerhand (in het blauw) bestaat uit vier segmenten van
elk twee tellen. De rechterhand verplaatst zich één noot omlaag en de linker met een kwart
omhoog en een kwint omlaag.
De tweede helft van maat 14 tot aan de eerste helft van maat staat een divertimento (in het
rood) wat we al eerder zijn tegengekomen in maat 5 en 6. De derde en vierde tel van de
sequens zijn wel weer wat anders, maar het begin lijkt zo op elkaar dat dit als een sequens
gezien kan worden. Net als in maat 5 en 6 daalt deze sequens ook weer met een secunde. De
sequens bestaat uit twee segmenten met elk vier tellen.
Vervolgens wordt in de tweede helft van maat 16 en in maat 17 (in het paars) terug
verwezen naar maat 7. Opvallend is dat de toonhoogtes van de twee stemmen omgedraaid
lijken te zijn. De linkerhand begint hier op een d, waar de rechterhand in maat 7 mee begon,
en de rechterhand begint op een gis, waar het tweede segment in de linkerhand van maat 7
mee begon. Opnieuw is hier sprake van de kwart omhoog, kwint omlaag constructie en een
complementair ritme.
In de laatste twee tellen van maat 19 en de eerste tel van maat 20 is het laatste divertimento
(in het lichtblauw) met een sequens te vinden in de linkerhand. Deze beweegt zich steeds
een toon lager en duurt één tel per segment.
Het laatste divertimento begint in het tweede deel van maat 20 en loopt tot het eind. Hierin
zit geen sequens verwerkt, maar wel een perfecte cadens.
Het meest opvallend voor mij persoonlijk is dat heel veel stukjes van twee tellen op allerlei
verschillende momenten worden herhaald. Het thema (in het groen) is elke keer, hoewel in
een andere toonsoort als een dux en comes, steeds hetzelfde, terwijl het contrasubject kan
variëren. Wel is duidelijk dat deze steeds uit twee delen van elk twee tellen bestaat (in het
geel, roze en turquoise). Het lijkt alsof Bach drie kleine stukjes heeft geschreven die hij bij
elke terugkeer van het thema met elkaar husselt. Het gele blokje van twee tellen komt
echter ook nog op andere plaatsen dan alleen samen met het thema voor. Ook tijdens de
divertimenti van maat 5-6 en 14-16 wordt dit stukje door de linkerhand gespeeld. Opvallend
is wel dat dit alleen tijdens het deel van de sequens is dat veel overeenkomsten heeft met
het eerste deel van het thema. Het lijkt alsof de impressie gewekt wil worden dat het thema
terug komt, terwijl het in feite toch echt wat anders is. Daarnaast begint er in maat 18 zelfs
een volkomen nieuw contrasubject in de rechterhand. Dit is ook een sequens in octaven.
Wellicht is het hier de bedoeling van Bach om het thema juist te verbergen, zodat het als een
soort verrassing later pas doordringt wat er precies gehoord wordt.
Ook opvallend is het omkeerbaar contrapunt dat steeds terug komt. De dux in maat 1 begint
met het thema in de rechterhand en het contrasubject in de linkerhand. In maat 3 is dit
omgedraaid en ligt de comes in de linker- en het contrasubject in de rechterhand. Wat later
vanaf maat 9 is het spel weer precies zoals het begin, maar dan in mineur.
Ten slotte valt op dat de passages waar geen sequensen gespeeld worden, toch sterk op
elkaar lijken. De rechterhand in maat 19 speelt bijvoorbeeld steeds een ander akkoord, maar
er zijn telkens maar kleine aanpassingen, waardoor het sterk verbonden met elkaar lijkt.

You might also like