You are on page 1of 5

Bewijs 1.

2 De student inventariseert geschikte manieren van leren en kiest passende manieren bij de
situatie en bij zichzelf.
Ik heb aan deze test veel gehad. Ik vond de uitslag niet heel verassend ik hou er van om dingen te
doen maar ook om dingen te observeren en te bekijken. Ik denk dat ik meer een doener ben omdat ik
graag bezig ben. Ik ben er door deze test achter gekomen hoe ik beter kan leren en wat goed
omgevingen voor mij zijn.

Met deze vragenlijst kun je achterhalen wat je persoonlijke manier van leren is en hoe je omgaat met
dagelijkse situaties in je werksituatie.
Hieronder staan 12 vragen met elk 4 antwoordmogelijkheden. Van deze antwoordmogelijkheden dien je
aan te geven in welke volgorde zij voor je het meest van toepassing zijn. Dit kun je doen door een cijfer,
variërend van 1 (minst van toepassing) tot 4 (meest van toepassing) toe te kennen aan de
antwoordmogelijkheden. Dus, als je vindt dat een bepaald antwoord het best je manier van leren beschrijft,
dan geef je het cijfer 4. Een antwoord dat het minst je manier van leren beschrijft, geef je het cijfer 1.
Let op: je mag per vraag elk cijfer slechts één keer gebruiken. Verdeel dus de getallen 1, 2, 3 en 4 over de
antwoordmogelijkheden.

Vraag 1 als ik leer…..


A. Wil ik op mijn gevoel afgaan
B. Wil ik kijken en luisteren
C. Wil ik nadenken over ideeën
D. Wil ik dingen doen
A B C D
3 2 4 1

Vraag 2 Ik leer het beste wanneer ik….


a. Op mijn intuïtie af ga
b. Luister en oplet
c. Vertrouw op logisch nadenken
d. Iets gedaan moet krijgen
A B C D
2 4 1 3

Vraag 3 wanneer ik bezig ben met leren….


a. Heb ik sterke emoties en reacties
b. Ben ik rustig en gereserveerd
c. Wil ik dingen beredeneren
d. Ben ik verantwoordelijk
A B C D
3 1 2 4

Vraag 4 ik leer door….


a. Te voelen
b. Te kijken
c. Te denken
d. Te doen
A B C D
2 4 3 1
Vraag 5 als ik leer….
a. Sta ik open voor nieuwe ervaringen
b. Bekijk ik alle kanten van de zaak
c. Wil ik dingen dieper analyseren
d. Probeer ik dingen uit
A B C D
4 3 1 2

Vraag 6 wanneer ik leer….


a. Ben ik gevoelig
b. Ben ik beschouwend
c. Denk ik logisch na
d. Ben ik actief
A B C D
3 1 4 2

Vraag 7 ik leer het best van….


a. Persoonlijke relaties
b. Observeren
c. Rationele theorieën
d. Uitproberen en oefenen
A B C D
4 3 1 2

Vraag 8 als ik leer….


a. Voel ik me persoonlijk betrokken
b. Denk ik goed na voor iets te doen
c. Houd ik van theoretiseren
d. Wil ik resultaat zien
A B C D
4 2 1 3

Vraag 9 ik leer het beste wanneer ik….


a. Vertrouw op wat ik voel
b. Vertrouw op wat ik zie en hoor
c. Vertrouw op mijn ideeën
d. Ideeën zelf kan uitproberen
A B C D
4 3 1 2

Vraag 10 wanneer ik leer….


a. Gedraag ik mij zeer open
b. Gedraag ik mij gereserveerd
c. Gedraag ik mij rationeel
d. Voel ik mij verantwoordelijk
A B C D
3 1 2 4

Vraag 11 als ik leer….


a. Ben ik zeer betrokken
b. Houd ik ervan om te observeren
c. Houd ik ervan om te evalueren
d. Wil ik actief bezig zijn
A B C D
4 2 3 1

Vraag 12 ik leer het best wanneer ik…


a. Open sta voor nieuwe inzichten
b. Voorzichtig ben
c. Ideeën analyseren
d. Praktische te werk ga
A B C D
4 1 2 3

Kolb

Uw leerstijl Doener!

Een negatieve score op de AB-CE schaal geeft aan dat je stijl meer abstract is. Een
positieve score op de AB-CE schaal geeft een meer concrete leerstijl aan. Op dezelfde wijze
betekent een negatieve of positieve score op de AE-WO schaal dat je leerstijl vooral actief
dan wel vooral passief is. De vier kwadranten representeren de vier leerstijlen of leertypes:
de doener, de bezinner, de denker en de beslisser.

Het is (theoretisch) mogelijk dat u een score heeft waarbij u zowel op da ae_wo as als op de
ab_ce as de waarde 0 scoort. In dat geval wordt geen rode lijn getoond. U heeft geen
uitgesproken leerstijl.

Doener
Het woord doener zegt het al. Het gaat om het ‘doen’. Een doener werkt doelgericht, is een
sociaal persoon en wil tastbare resultaten halen.

De doener is graag betrokken bij het hele proces en werkt graag volgens een goede
planning. Kennis en informatie van anderen zijn belangrijker dan eigen analytische
capaciteiten. Een doener past zich verder snel aan de omgeving en de daarbinnen
aanwezige specifieke en concrete situaties.

Optimale leeromgeving:

 ● Humor, plezier en ontspanning op de leer- of werkplek


 ● Terugkoppeling op eigen acties
 ● Contact met anderen en de sfeer zijn erg belangrijk
 ● Vrij zijn om snel te reageren
 ● Verschillende werkvormen tot zijn beschikking hebben
 ● Situaties die uitdagend en spannend zijn en die om keuzes vragen

Bezinner
Een bezinner bezit een groot voorstellingsvermogen en is vooral bezig met concrete
ervaringen.

Het inbeelden van zaken en fantaseren zijn sterke kanten om een concrete situatie
vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Vanuit hier legt de bezinner dan de
verbanden tussen een aantal observaties. Creativiteit is een kenmerk van de
bezinner, waarbij ook de nodige ruimte moet zijn om ideeën te kunnen creëren.

Optimale leeromgeving:

 ● Voldoende mogelijkheden om de overige groepleden te leren kennen


 ● Tijd en ruimte om gedachten, gevoelens en ervaringen uit te wisselen en te uiten
 ● In aanraking komen met diverse visies
 ● De benadering dient als veilig ervaren te worden

Denker
Voor een denker ligt de nadruk op de (logische) samenhang tussen zaken.
Een denker houdt zich het liefst bezig met het vormen van begrippen. Het maken van
theoretische modellen

is de kracht van de denker. Voor de denker staan nauwkeurigheid, logica en het denken in
zuivere, abstracte begrippen op de eerste plaats. Vanuit de (gemaakte) theoretische
modellen probeert de denker richting de werkelijkheid te komen.

Optimale leeromgeving:

 ● Zelfstandig leerstof doornemen en dit binnen zijn eigen denkwereld vorm te geven
 ● Orde en rust
 ● De mogelijkheid om achtergrondinformatie te krijgen
 ● Complexe vraagstukken worden als uitdaging gezien
 ● Een duidelijk programma en duidelijke (leer)doelen

Beslisser
Als het gaat om een probleem op te lossen waar één juiste oplossing voor gezocht
moet worden, ben je bij de beslisser aan het goede adres.

Hij richt zich dan ook graag op deze probleemoplossingen. Daarnaast richt een
beslisser zich ook graag op de technologische toepassing van begrippen, modellen
en theorieën. Hierbij gaat de beslisser doelgericht en planmatig te werk.

Optimale leeromgeving:

 ● In staat zijn zelfstandig praktische conclusies te trekken


 Er dient een duidelijke rode draad in de leerstof aanwezig te zijn
● 

 Er moet een relatie zijn tussen theorie en praktijk


● 

 Er dient de beschikking te zijn over technieken en aanwijzingen die helpen om het


● 

probleem zelf op te lossen


 In staat zijn om zelf bedachte oplossingen uit te proberen
● 

 Onder begeleiding van deskundige begeleiders


● 

Bron:

[ CITATION Kol \l 1043 ]

Reflectie
1. Hoe heb je aan het werkproces 1.2 gewerkt gedurende deze opdracht?

Door het doen van bovenstaande test ben ik erachter gekomen op welke manier ik
het best kan leren en wat mij hierbij kan helpen. Dit heeft mij geholpen omdat ik nu
weet dat theorie en praktijk allebei manieren zijn om te leren en dat je niet alleen
maar leert door de theorie maar praktijk ook heel belangrijk is. Ook heeft het mijn
inzicht gegeven in dat ik veel van andere wil leren en dit ook prettig vindt.

2. Welke ontwikkeling heb je daarin gemaakt? Welke competenties heb je daarmee


ontwikkeld?

Ik weet nu beter wat mij helpt bij het leren en hoe ik mij opleiding verder dingen kan
leren.

You might also like