You are on page 1of 3

Oplossingen van de oefeningen bij de voorwerpszin (Indirecte Vraag)

5.5.1.

1. Niemand wist HOE de grote brand van Rome ontstaan was.

2. Maar we weten zeker waar de brand ontstaan is: bij het Circus Maximus.
Ortum sit: conj. perf. nog niet geleerd dus geen tijdsverhouding te kennen.

3. Er was een grote chaos: de burgers overlegden met elkaar WAARHEEN ze


konden vluchten (zouden kunnen vluchten).

Possent: conj. impf. G.T. (of vanzelfsprekende N.T.) tgo. consuluerunt (verl.)

4. De enen vluchtten, anderen vroegen zich af OF de brand tot bij hen raakte
(of zou raken).

perveniret: conj. impf. G.T.(of vanzelfsprekende N.T.)tgo. dubitaverunt (verl.)

5. Aangezien het onzeker was WAT de oorzaak van de brand geweest was,
werden de Christenen door Nero beschuldigd en gedood.

Fuisset: conj. pqpf. V.T. tgo. erat (verl.)

5.5.2.

1. Een meester, die beschuldigd was van moord, wist helemaal niet
WELKE straf hem te wachten stond (zou staan) en daarom was hij gevlucht.

maneret: conj. impf. G.T. (of vanzelfsprekende N.T.) tgo. nesciebat (verl.)

2. Wanneer de stadscommandant bij zijn huis aankwam, vroeg hij een slaaf
OF zijn meester aanwezig was.

adesset: conj. impf. G.T. tgo. rogavit (verl.)

3. Toen de slaaf niet antwoordde, zei hij opnieuw: ‘Ik wil weten WAAR je
meester is.’

sit: conj. pres. nog niet kennen

4. Uiteindelijk antwoordde de slaaf: ‘Ik zal jou niet zeggen WAARHEEN mijn
meester vertrokken is.’

profectus sit: conj. perf. nog niet geleerd dus geen tijdsverhouding te kennen.

5. Daarna werd hij dood gefolterd. Zijn meester wist niet HOE trouw zijn slaaf
aan hem geweest was.

Fuisset: conj. pqpf. V.T. tgo. nescivit (verl.)


5.5.3. Alle voorwerpzinnen door elkaar

1. Een meester was blij DAT hij in Rome aangekomen was totdat een van zijn
slaven hem tegemoet kwam.

Se ..pervenisse: infzin bij verbum sentiendi inf. perf. V.T. tgo gaudebat (verl.)

2. Nadat hij gevraagd was WAT hij daar deed en WAAROM hij niet thuis was,
antwoordde hij niet.

Quid .. ageret: verbum rogandi: conj. impf. G.T. tgo. rogatus

Cur .. esset: verbum rogandi: conj. impf. G.T. tgo. rogatus

3. Toen de meester aan zijn slaaf had gevraagd DAT HIJ MOEST ANTWOORDEN
(of: om te antwoorden), zei hij DAT hij niet durfde.

Ut + conj.: conj. impf. G.T. (of vanzelfsprekende N.T.) tgo. petivisset (verl.)
Se … audere: verbum dicendi: inf. pres. G.T. tgo. dixit (verl.)

4. Ik vrees, meester, dat je boos wordt op mij.

Ne + conj. voorwerpszin na timendi (conj. pres. nog niet kennen)

5. De meester begreep niet WAAROM de slaaf zo angstig was


en hij vroeg WAT er gebeurd was.

cur .. esset: verbum sentiendi: conj. impf. G.T. tgo. non intellexit

quid .. factum esset: verbum rogandi: conj. pqpf. V.T. tgo. rogavit

6. Hij overtuigde hem ook DAT hij niet woedend zou worden.

Se … fore: verbum dicendi: inf. fut. N.T. tgo. persuasit (verl.)

7. Dan vertelde de slaaf DAT de hond van de meester gestorven was.

canem … mortuum esse: verbum dicendi: inf. perf. V.T. tgo. narravit (verl.)

8. Maar de meester zei: ‘Ik begrijp niet HOE dit is kunnen gebeuren, want mijn
hond was nog niet verzwakt door ouderdom.’

QUOMODO + conj. vwszin I.V. na sentiendi (conj. perf. nog niet kennen)

9. De slaaf antwoordde DAT de hond gedood was door de poten van een
opgeschrikt paard.

canem … interfectum esse: v.dicendi: inf. perf. V.T. tgo. respondit (verl.)
10. Toen de meester gevraagd WAAROM het paard verschrikt was, zei hij : ‘Het
paard had gezien DAT je zoon van het dak gevallen was en gestorven was.’

cur .. territus esset: verbum rogandi: I.V. conj. pqpf. V.T. tgo. rogavisset

filium … cecidisse et mortuum esse: verbum sentiendi: inf. perf. V.T. tgo.
viderat (verl.)

5.5.4.

1. ‘Je had beloofd dat je naar de cena zou komen, maar je bent niet gekomen.’

Promittere: verbum dicendi

2. Ik vraag dat je alle onkosten teruggeeft / zou teruggeven.

Ut + conj.: voorwerpszin (na verbum volendi: peto)

3. Wil je weten WAT er door mij voorbereid was?

LV – quae: vragend voornaamwoord

4. Ik zal het niet zeggen, want wat door mij voorbereid was, was ontelbaar.

OND. – quae: vragend voornaamwoord

5. Ik weet niet WAAROM je niet gekomen bent, maar ik denk DAT jij bij een
ander bent gaan eten.

Verba sentiendi
Veneris: conj. perf. nog niet kennen

You might also like