You are on page 1of 7

De tuin van Eden

5
In de tijd dat God, de HEER, aarde en hemel maakte, groeide er op de
aarde nog geen enkele struik en was er geen enkele plant
opgeschoten, want God, de HEER, had het nog niet laten regenen op de
6
aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; wel was
er water dat uit de aarde opwelde en de aardbodem overal
7
bevloeide.

Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit
aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een
levend wezen.
8
God, de HEER, legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin
9
plaatste hij de mens die hij had gemaakt.

Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk


uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin
stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en
kwaad.
10
Er ontspringt in Eden een rivier die de tuin bevloeit. Verderop
11
vertakt ze zich in vier grote stromen. Een daarvan is de Pison; die
stroomt om heel Chawila heen, het land waar goud gevonden
12
wordt. (Het goud van dat land is uitstekend, en er is daar ook
13
balsemhars en onyx.) De tweede rivier heet Gichon; die stroomt om
14
heel Nubië heen. De derde rivier heet Tigris; die loopt ten oosten van
Assyrië. De vierde ten slotte is de Eufraat.
15
God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te
bewerken en erover te waken.

De Sahara als paradijs


Auteur: Robert Kunzig | 30 oktober 2000
KLIMAAT (216)

Zesduizend jaar geleden was de Sahara een vruchtbare savanne,


waar het leven welig tierde. Tegenwoordig is het een dorre
zandzee, maar misschien keert ooit het groen weer terug…
Regelmatig verruilt Hans-Joachim Pachur het sappige groen van de botanische tuinen van Berlijn
voor een dorre woestijn. Pachur, als geograaf verbonden aan de Berlijnse Vrije Universiteit, doet
dat al 25 jaar. We treffen hem met zijn team ten zuiden van Tripoli, waar de zandduinen tot
tweehonderd meter hoogte reiken.

Landkaart van de Sahara.

De steilste duinen bedwingen ze per terreinwagen met hulp van metalen platen. Twee platen voor
de voorwielen. Erop rijden. Een tweede paar ervoor. Weer doorrijden. De achterste platen naar
voren… een worsteling die soms honderden meters kan doorgaan. “Je moet behoorlijk ervaren
zijn om in deze streken rond te rijden zonder te verongelukken”, zegt Pachur. En douchen is
uitgesloten, want al het water dat Pachur en zijn groep voor hun expeditie van meerdere weken
nodig hebben, moeten ze meenemen. Onderweg verwachten ze geen druppel tegen te komen.
Krokodillen
Maar ooit was hier water – in grote hoeveelheden. Maart vorig jaar, in de Murzuq Zandzee in
Zuidwest-Libië, vond Pachur de botten van krokodillen, nijlpaarden, olifanten en gazellen, en
zoetwaterkalk – aanwijzingen dat de streek ooit vochtiger tijden kende. Jaren eerder, in Noord-
Soedan, vond Pachur sporen van een ander groot meer. Daar volgde hij de loop van een rivier,
die ooit oostwaarts naar de Boven-Nijl stroomde, door honderden kilometers van wat nu dorre
woestijn is. Hij bestudeerde de rivieren die vanaf het Bergland van Tibesti ooit noordwaarts naar
de Middellandse Zee stroomden. Tegenwoordig bedraagt de gemiddelde jaarlijkse neerslag hier
niet meer dan vijf millimeter. Langs deze verdwenen rivieren knabbelden, negen- tot zesduizend
jaar geleden, giraffes aan acaciabomen, spetterden olifanten door het water en zompten
nijlpaarden door de modder. En er leefden mensen: herders, jagers, vissers, die zich in kleine
dorpjes vestigden en gewassen als sorghum en gierst verbouwden. De Saharabewoners kerfden
en schilderden scènes uit hun leven op rotswanden in het westen van de Murzuq en in de
Hooglanden van Gilf Kebir in Zuidwest-Egypte. Ze schilderden zichzelf met kuddes vee, als
jager en zwemmend – en soms gewoon zittend en drinkend. Pachur beschouwt de toenmalige
Sahara als het paradijs.

Zesduizend jaar geleden


Maar toen veranderde het klimaat, en de woestijn rukte op. Het begon zo’n zesduizend jaar
geleden. Binnen een paar eeuwen veranderde de vruchtbare Sahara in een van de
onvriendelijkste, meest dorre plaatsen op aarde. De Saharabewoners vertrokken. Veel van hen
zullen naar het oosten de Nijlvallei ingetrokken zijn, de dichtstbijzijnde bron van water. Die
exodus, denken sommige archeologen, kon de gebeurtenis zijn die aanleiding gaf tot de opkomst
van de farao’s in Egypte, ruim vijfduizend jaar geleden. Wonder of ramp, het ontstaan van de
Sahara was allesbehalve dom toeval. Op het Instituut voor Klimaatimpactonderzoek in Potsdam,
net buiten Berlijn, hebben Martin Claussen, theoretisch klimatoloog, en zijn studente Claudia
Kubatzki onlangs de verwoestijning gesimuleerd op de computer. Hun conclusie: er valt geen
regen in de Sahara omdat er geen planten groeien – en dat is niet zo’n paradox als het in eerste
instantie klinkt. Het zou zelfs kunnen, stellen zij, dat de Sahara binnen twee eeuwen weer zijn
oorspronkelijke groene deken terugkrijgt. Claussen, die zijn model met Pachur’s data ijkt, is nog
nooit in de Sahara geweest, en heeft zich nog nooit aan dune-bashing gewaagd in een four-
wheel-drive. Maar hij is ook nog nooit op Jupiter geweest, en in zekere zin begint juist dáár
iedere poging om de Sahara te begrijpen.

Morrelen aan de aardbaan


De zwaartekrachten van Jupiter en Venus trekken en sjorren beide aan de aarde, waardoor de
schuinstaande aardas aan het wiebelen slaat. We hebben de seizoenen aan de schuine stand van
de aardas te danken; het Noordelijk Halfrond geniet de zomer als het naar de zon toegedraaid
staat. De zon staat dan aan de kreeftskeerkring in het zenit. De kreeftskeerkring loopt op dit
moment door Gilf Kebir en de zuidrand van de Murzuq. Die breedte, 23,5°, is de huidige hoek
van de aardas met de verticaal. Maar gedurende een cyclus van 41.000 jaar verandert de hoek
van de aardas van 22,1° tot 24,4°, en daarmee dus, strikt genomen, de ligging van de tropen.
Hebben Jupiter en Venus de touwtjes in handen als het gaat om de hoek van de aardas; zon en
maan morrelen aan de timing van het perihelium, het punt in de elliptische aardbaan waar de
aarde het dichtst bij de zon staat. Samen bepalen deze cycli – met, in mindere mate, de nog
tragere verstoringen van de aardbaan – hoeveel zonlicht er in een bepaald seizoen op een
bepaalde breedte valt. Ze heten de Milankovitch-cycli, genoemd naar de Servische wiskundige
Milutin Milankovitch, die in de jaren dertig voorstelde dat dergelijke regelmatig voorkomende
variaties een verklaring konden vormen voor de regelmatig terugkerende ijstijden. Volgens deze
theorie begonnen de laatste ijskappen zich zo’n 17.000 jaar geleden uit Canada en Eurazië (het
continent gevormd door Europa en Azië) terug te trekken, omdat toen pas het Noordelijk
Halfrond voldoende zonlicht kreeg om het ijs te doen smelten. Zo’n negenduizend jaar geleden
bereikte de noordelijke zonlichtcurve zijn hoogtepunt. Klimatologen noemen deze periode het
Holocene Optimum. De hoek van de aardas was groter dan tegenwoordig, rond de 24°, en het
perihelium viel in juli. Beide factoren droegen bij aan een uiterst warme zomer, en – hoe
verrassend het ook moge klinken – een groenere Sahara. Tijdens de ijstijd was de Sahara een
woestijn. Maar toen de zomers warmer werden, werden ze ook natter. ’s Zomers warmt de
Afrikaanse landmassa sneller op dan de Atlantische Oceaan, en juist dat temperatuurverschil
drijft de moesson aan: hete lucht stijgt en drijft van het land af; vochtige lucht waait vanuit de
Golf van Guinee naar het noordoosten ter vervanging hiervan. Hetere zomers brengen zwaardere
moessons mee die meer regenval verder noordwaarts brengen: naar de Sahara.

Aardbaan en klimaat

1) De schuinstaande aardas draait in elke 22.000 jaar een rondje.2) De helling van de aardas ten
opzichte van de verticaal varieert van 22,1 graden tot 24,5 graden in een cyclus van 41.000
jaar.3) Ook de mate van ellipticiteit van de aardbaan varieert, maar dat is van relatief beperkte
invloed in dit Saharaverhaal.Otto Vork

Voor de Sahara zijn de variërende hoek en de wiebeling van de aardas het meest belangrijk. De
schuinstaande aardas draait elke 22.000 jaar een rondje. De helling van de aardas ten opzichte
van het baanvlak varieert van 22,1° tot 24,5° in een cyclus van 41.000 jaar. De helling van de
aardas bedraagt nu 23,5 graden. De licht veranderende baan van de aarde is van minder belang.
De aarde komt het dichtst bij het zonneperihelium als het noordelijk halfrond van de zon vandaan
is gebogen. Negenduizend jaar geleden was de hoek van de aardas groter, ongeveer 24 graden.
Vanwege de wiebeling van de aardas was het noordelijk halfrond toen naar de zon toegekeerd in
het perihelium. Beide factoren resulteerden in warmere winters in het noorden, sterkere
moessons en een groenere Sahara.

Bos is koel en vochtig


Tot voor kort was dit de volledige verklaring voor de vroegere woestijnbloei – maar zo simpel is
het niet, stelt Claussen: “Als je probeert om dat proces in een computermodel te stoppen, dan
vallen de resultaten behoorlijk tegen. De gesimuleerde Sahara in de computer lijkt erg op de
huidige echte.” Er valt weliswaar een beetje meer regen, maar lang niet genoeg om een
uitbundige vegetatie te laven, laat staan om meren te vullen. Een paar jaar geleden had Claussen
een ingeving: misschien werd de Sahara in de modellen simpelweg niet groen omdat in de
modellen, dit in tegenstelling tot de werkelijkheid, geen groen voorkwam. “Iedere tuinier weet,”
zegt hij, “dat de klimaatzones dicteren waar welke planten kunnen groeien. Maar hoe ziet dat
proces er omgekeerd uit – heeft vegetatie invloed op het klimaat?” Op kleinere schaal luidt het
antwoord natuurlijk ‘ja’: een bos is koeler en vochtiger dan open terrein. Maar hoe werkt dat op
wereldschaal? Klimaatmodellen hadden de neiging deze mogelijkheid te negeren. De
klimaatmodellen die poogden de regenval in de Sahara gedurende de hetere zomers van het
Holoceen te berekenen, lieten de woestijn nooit daadwerkelijk groen worden. Het bleef kaal, dor
zand. Toch kan de vegetatie best zelf de benodigde regenval genereren. Allereerst is grond met
plantendek donkerder dan een woestijn. Wie op een satellietkaart kijkt, ziet dat de Sahara de
helderste plaats is op aarde, afgezien dan van de poolkappen. De Sahara reflecteert zowat veertig
procent van alle zonlicht dat het binnenkrijgt, en stuurt, door de onbewolkte lucht, het grootste
deel van de rest van die energie direct terug de ruimte in als infrarode straling. Mensen worden
geroosterd in de Sahara, maar wat de atmosfeer betreft, is de woestijn netto een koudebron – en
zo stroomt het grootste deel van de tijd de lucht op grote hoogte de regio in en daalt, om zo een
droog hogedrukgebied te vormen. Met voldoende planten zou de situatie volkomen anders zijn:
donkerder grond zou meer zonlicht absorberen, de atmosfeer boven de planten zou worden
opgewarmd, en de warme lucht zou stijgen – wat een vereiste is voor wolken en regen.

Water
De andere voorwaarde is natuurlijk water. Bodem met plantenbedekking is altijd natter dan
woestijnzand. Wanneer vochtige bodem zonlicht absorbeert, verdampt het water. In de atmosfeer
condenseert het water weer. Hierdoor komt energie vrij die stijgende lucht veroorzaakt, waardoor
wolken ontstaan. Uit de wolken valt regen, en het water komt weer terug. De stijgende lucht
zwengelt de moesson verder aan, zodat nog meer vocht wordt aangetrokken. “Het is een
positieve, zelfversterkende terugkoppeling,” zegt Claussen. “De vegetatie wordt dichter, de
grond wordt donkerder en natter. Dit leidt tot meer neerslag, waardoor de vegetatie toeneemt…”
Met zijn collega’s in Potsdam ontwikkelde Claussen een model dat rekening houdt met deze
positieve terugkoppeling. Ze draaiden de klok terug tot negenduizend jaar geleden, en lieten het
lopen met de zonlichtverdeling voor die tijd volgens Milankovitch’ voorspelling, en zie, daar was
de Sahara-savanne! Er viel genoeg regen om meren en rivieren te vullen, en er was genoeg gras
en bomen om Pachurs olifanten en giraffen te voeden. Claussen liet het model doorlopen. De
positieve terugkoppeling werkt ook de andere kant op. Zesduizend jaar geleden was de helling
van de aardas op weg naar de huidige positie, en het perihelium verschoof van de noordelijke
zomer naar de winter. De noordelijke zomers werden kouder, de Afrikaanse moesson werd
zwakker, en de vegetatie in de savanne liep terug. Dit gebeurde allemaal langzaamaan en
geleidelijk; de hemelmechanica loopt traag en subtiel. Maar op een bepaald moment – in
Claussens model rond 5.500 jaar geleden – stuiterde het systeem de drempel over: de
terugkoppeling sloeg hard en genadeloos toe. Er was zoveel vegetatie verdwenen, en zoveel kale
grond blootgelegd, dat de neerslag plotseling dramatisch verminderde en de verdorring als een
bosbrand rondspookte. “Plotseling ging het heel rap bergafwaarts,” zegt Claussen. Binnen een
paar eeuwen was de koele vochtige bodem in dor zand veranderd.

Graven in de Sahara
De afgelopen jaren suggereerden sommige archeologen dat de mensen die daar leefden
misschien zélf de Sahara in de huidige staat hebben gebracht door bomen te vellen. Claussen is
sceptisch. “Daar hebben we echt geen mensen voor nodig”, zegt hij. “We hebben aangetoond dat
dit heel goed als een natuurlijk fenomeen kan worden beschreven.” Veel waarschijnlijker waren
de mensen gevangen in het bizarre uurwerk dat Jupiter met acacia’s verbindt, met aardas,
zomermoesson en reflectie van woestijnzand ieder als tussenliggend tandwiel. Het uurwerk
draaide voort, en ontnam de Saharabewoners hun groene landschap. In de afgelopen decennia
hebben archeologen een hoop graafwerk verzet in de Sahara; met name in Egypte. Bij Nabta,
honderd kilometer ten westen van de Nijl bij de Soedanese grens, vond een internationaal team
van archeologen de resten van een kleine nederzetting langs wat zo’n vijf- tot zesduizend jaar
geleden de oever van een meer was. De bewoners hielden zich bezig met een paar eigenaardige
activiteiten: ceremoniële begrafenissen van koeien bijvoorbeeld. Ook vonden ze het nodig
enorme blokken zandsteen van meerdere tonnen, soms meer dan drie meter hoog, van honderden
meters ver te slepen, om ze in de modderoevers van het meer te poten. De staande stenen konden
gediend hebben als noord-aanwijzer, of “om de zon het begin van het regenseizoen te doen
aanwijzen”, zoals het archeologenteam onlangs voorstelde. In ieder geval suggereert de
vermoeiende stenensleperij dat er sprake was van een soort sociale hiërarchie. “Niemand gaat dat
soort dingen doen om even een rustige zondagmiddag op te vullen”, zegt Angela Close, een van
de teamleden. “Iemand moet daar de baas zijn en iets van ‘Doe dit of dat’ roepen.”

Landbouw
Verder naar het noorden en zo’n tweehonderd kilometer ten westen van de Nijl, in de buurt van
Farafra-oase, groef een team geleid door Barbara Barich van de Universiteit van Rome een
andere meeroever-nederzetting op uit die groenere dagen van de Sahara. De mensen daar hielden
schapen, geiten, en waarschijnlijk ook runderen. Ze bouwden huizen met stenen funderingen en
vuurplaatsen, en ze waren begonnen er sorghum en gierst te verbouwen. Deze primitieve
landbouw gaf hen een enorme voorsprong op de mensen die toen de Nijlvallei bewoonden. “Die
renden nog achter gazellen aan”, zegt Close. Close en haar team vonden in de Fara-fra-oase ook
vuurstenen messen en andere gereedschappen, uitgevoerd in een bepaalde stijl die later ook langs
de Nijl opduikt, wat een overbrenging van knowhow suggereert. “Het lijkt erop dat de landbouw
uiteindelijk naar de Nijl kwam vanuit die westelijke gebieden”, zegt ze. “Iets volkomen nieuws.”
De eerste farao’s kwamen maar een paar eeuwen nadat de mensen Nabta verlieten aan de macht.
Hun piramides kunnen worden geïnterpreteerd als meer uitgebreide uitdrukking van een idee dat
we al bij de Nabta-megalieten tegenkomen, namelijk, zoals Close voorzichtig formuleert, “dat
sommige mensen gelijker waren dan anderen.”

Erfenis

Holocene erfenis. Vanuit diepe bronnen irrigeert water uit het Holocene Optimum de Libische
woestijn.NASA

Tegenwoordig zijn mensen in groten getale teruggekeerd naar Farafra en andere oases in Egypte
en Libië. Ze leven daar op hun klimatologische erfenis, met bronnen die tot op meer dan
driehonderd meter diepte het grondwater aantappen dat voor het laatst was bijgevuld toen de
Sahara nog groen was. Tripoli en andere steden aan de Libische kust zijn voor hun watertoevoer
afhankelijk van de oases die tot vierhonderd kilometer verder naar het zuiden in de woestijn
liggen. Eén van die enorme pijpleidingen volgt de loop van een van Pachurs paleorivieren. In
sommige oases wordt het grondwater gebruikt om enorme cirkelvormige velden te irrigeren. In
het gebied rond Farafra teelt men nu tarwe in plaats van sorghum.

Geen giraffen

Geen giraffen in groene Sahara. Op de nieuwe savannes zul je geen dieren meer tegenkomen. Als
de Sahara ooit weer het paradijs wordt, zal het niet de Hof van het Holocene Optimum zijn, maar
meer dat van ná de zondeval.

Die geïsoleerde akkers vormen nog onvoldoende vegetatie om de moesson terug te roepen,
ondanks Claussens terugkoppelingsmechanismen – maar dat wil nog niet zeggen dat zo’n klus
niet binnen het bereik van menselijke invloed zou liggen. Als we ons aan de klok van
Milankovitch zouden houden, zouden we eerst door nóg een ijstijd heen moeten alvorens de
Sahara weer groen wordt, maar niemand dicteert ons om ons aan dat schema te houden. De
opwarming als gevolg van de CO2-uitstoot en andere broeikasgassen zou, binnen één of twee
eeuwen, het zetje kunnen geven om de moesson terug te krijgen. Claussens model zegt dat het
mogelijk is, maar Claussen vindt het niet leuk daarover te praten: hij is bang dat mensen de
verkeerde indruk krijgen. De belangrijke boodschap achter zijn simulaties is, zegt hij, dat de
terugkoppelingsmechanismen in het aardse klimaat in het verleden abrupte
klimaatsveranderingen teweeg hebben gebracht die samenlevingen volkomen ontwrichtten – en
dat we niet in staat zijn precies te voorspellen wat voor veranderingen ons nog te wachten staan.
Maar toch, de gedachte dat één van de onbedoelde consequenties van onze gewoonte fossiele
brandstoffen te verstoken tot vergroening van de Sahara zou kunnen leiden, is leuk om mee te
spelen. Pachur neemt de mogelijkheid serieus. Alhoewel hij de woestijn leuk genoeg vindt om
jaarlijks doorheen te ploeteren, krijg je het idee dat hij de terugkeer van de savanne, zoals het
was in de tijd die hij nu opgraaft, ook niet gek vindt. “Er is wel één belangrijk verschil,” zegt hij.
“In die grote vlakten zal je geen dieren meer tegenkomen.” In het verleden, toen de woestijn
kwam, trokken de giraffen, de olifanten, de leeuwen en andere grote dieren zich terug naar de
Middellandse Zeekust en naar de bergen als de Tibesti en de Atlas; als de Sahara weer groen
werd, kwamen ze naar beneden naar de vlakten, naar de rivieren en de meren. Dergelijke
relictpopulaties waren er nog in historische tijden – Grieken en Romeinen kwamen ze tegen –
maar in de laatste paar duizend jaar is de mens er in geslaagd ze allemaal uit te roeien. Als de
Sahara ooit weer het paradijs wordt, zal het niet de Hof van het Holocene Optimum zijn, maar
meer die van ná de zondeval.

You might also like