You are on page 1of 48

Revue belge de philologie et

d'histoire

De Enki-Administratie, of waarom de wereld zo in elkaar zit


H. L. J. Vanstiphout

Citer ce document / Cite this document :

Vanstiphout H. L. J. De Enki-Administratie, of waarom de wereld zo in elkaar zit. In: Revue belge de philologie et d'histoire,
tome 77, fasc. 1, 1999. Antiquite - Oudheid. pp. 5-51;

doi : https://doi.org/10.3406/rbph.1999.4347

https://www.persee.fr/doc/rbph_0035-0818_1999_num_77_1_4347

Fichier pdf généré le 17/04/2018


ARTICLES ET MELANGES
ARTIKELEN EN MENGELINGEN

De Enki-Administratie,
of waarom de wereld zo in elkaar zit.

H. Vanstiphout

0. De Sumerische tekst waarover deze bijdrage handelt legt voor het eerst in
de menselijke geschiedenis schriftelijk neer hoe men zich de ideale orde van
de wereld voorstelde. Deze voorstelling is vrij expliciet, en, hoewel de
ordening aan de god Enki wordt toegeschreven, berust ze op rationaliteit ;
daarenboven houdt ze zich bezig met de tastbare, materiële wereld die in feite
gezien wordt als een uitvergroting van de Zuid-Mesopotamische,
Sumerische, wereld vermoedelijk rond het jaar 2000 v.o.t. Tenslotte maakt de tekst
duidelijk dat deze ordening of planning een ideaalbeeld is van hoe het
volgens de regels zou moeten zijn, en niet een schildering van de
contingentie van een efemere toestand.
Deze tekst noemen wij „Enki en de Ordening van de Wereld". Zoals het
de gewoonte was voor vrijwel alle tekstsoorten in de klassieke Sumerische
letterkunde, ook voor teksten die met reflectie, bezinning, en verklaring te
maken hebben, is dit stuk poëtisch van textuur, zodat men wellicht van een
soort filosofisch leerdicht zou kunnen spreken. De tekst is vrij goed bewaard :
van de ongeveer 470 berekende versregels zijn er een vijfendertigtal geheel
verdwenen, waaronder jammer genoeg de slotregels; verder zijn er een
twintigtal beschadigde regels. Hij was populair in de schriftelijke
overlevering van de Oudbabylonische periode (ong. 2000-1700), zij het dat hij
vermoedelijk op een vrij hoog niveau in het schrijversbestaan functioneerde:
onder het dertigtal manuscripten bevinden zich er slechts twee die wij als
'schrijfoefeningen' kunnen karakteriseren. In zijn tijd werd het gedicht zoals
gebruikelijk naar de eerste regel genoemd : en mah-di an-ki nir-gal2 ni2-te-na,
of „Heer! Grootste in het Heelal! Meester uit zichzelf!" Zowel het
aanwezige materiaal als een aantal interne aanduidingen wijzen op een
ontstaansdatum tijdens of kort na de Ur III periode (ong. 2100-2000 v.o.t.).
Jammer genoeg bestaat er geen adequate volledige uitgave, maar hier wordt
H. VANSTIPHOUT

aan gewerkt^). De meest recente vertalingen vindt men in de bundel van


J. Bottéro en S.N. Kramer, en in het werk over Enki door J. Maier en S.N.
Kramer(2).

1. Het gedicht bestaat uit vier delen.


Het eerste deel, van ongeveer zestig verzen, is een hymnische toespraak
tot Enki, de Mesopotamische god van techniek, wijsheid en mensenliefde.
Zijn onmisbare weldadigheid en interesse voor de mensenwereld in het
algemeen, en de beschaafde wereld — begrijp : de Mesopotamische wereld
— in het bijzonder worden hier geloofd en geprezen.
Het tweede deel schijnt (3) ongeveer 110 verzen lang te zijn. De passage
kan zelf weer in drie onderdelen verdeeld worden : er zijn twee eveneens
hymnische stukken waarin Enki zichzelf prijst — een vorm die in de
Mesopotamische poëzie, zowel in het Sumerisch als in het Akkadisch ver van
ongewoon is, maar toch voorbehouden aan goden en vorsten. Zoals vaker gebeurt
zijn deze twee secties eigenlijk als een eenheid op te vatten. De zelfprij zingen
worden beantwoord met een officiële acclamatie door de verzamelde grote
goden. In deze secties wordt reeds gepreludeerd op het derde onderdeel : de
voorbereidingen van een grote inspectiereis die Enki nu gaat ondernemen.
Dit derde deel van goed 200 regels beschrijft deze tocht van Enki, maar
nog meer zijn handelingen : hij vaardigt de lotsbestemmingen uit, en wijst de
sectoren van de cultuur toe aan de verantwoordelijkheid van een reeks
daartoe goed uitgeruste goden. Ook hier kunnen we twee delen onderscheiden : in
een eerste deel (ong. vv. 190-260) beregelt Enki het lot van Sumer, Ur,
Meluhha, Magan en Dilmun, Elam, Marhasi, Martu en de Tigris and Eufraat.
De vermelding van Sumer is vanzelfsprekend ; Ur is de rijkshoofdstad, maar
tevens de grote handelshaven van Sumer; Melu^ja, Magan en Dilmun
zijn de belangrijkste overzeese vestigingen van de buitenlandse handel
die zich voornamelijk op de kusten van de Perzische Golf concentreerde.
Elam, Marhasi en Martu zijn gedeeltelijk wingewesten, gedeeltelijk semi-
onafhankelijke partners in de handel overland, en wel in het Oosten, het
Noorden en het Westen. Tigris en Eufraat zijn weer vanzelfsprekend.

(1) Prof. Dr. J.S. Cooper van de Johns Hopkins University bereidt een nieuwe,
volledige uitgave voor.
(2) De belangrijkste studies en vertalingen zijn : I. Bernhardt & S.N. Kramer, „Enki
und die Weltordnung" in Wissenschaftliche Zeitschrift der Friedrich-Schiller-Universität
Jena 9 (1959/60); Α. Falkenstein, „Enki und die Weltordnung" in Zeitschrift der Assyrio-
logie 56 (1964) : 44-1 13 ; C. Benito, 'Enki and Ninmah ' and 'Enki and the World Order'
(U. of Penn. Dissertation, 1969); C. Wilcke, Kollationen ... [= Abhandlungen der
Sachsischen Akademie der Wissenschaften 65/4 (1976)] ; S.N. Kramer & J. Maier, Myths ofEnki.
The Crafty god [hfdst. 3] (New York 1989) ; J. Bottéro & S.N. Kramer, Lorsque les dieux
faisaient l'homme. Mythologie mésopotamienne Paris : NRF 1989 : 165-88.
(3) 'Schijnt', omdat onze interpretatie van het vers als equivalent van een op het
kleitablet aangebrachte schriftregel nader onderzoek en verfijning behoeft. Zie H. Vanstiphout,
„'Verse Language' in Standard Sumerian Literature" in J.C. de Moor & W.G.E. Watson
(eds.), Verse in Ancient Near Eastern Prose Kevelaer/Neukirchen : Butzon & Bercker 1993 :
305-29.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT

Het is duidelijk dat deze eerste sectie voornamelijk handelt over de regeling
van de voorziening van Sumer van allerlei buitenlandse producten door middel
van de handel. In de langere tweede sectie (ong. 260-385) gaat Enki nu het in
cultuur brengen van de hele wereld, maar vooral van Sumer, regelen. Hij
vertrouwt de twee stromen toe aan Enbilulu, het moerasland aan een onbekende
god, de zee aan Nanse, de regens aan Iskur, akkerbouw aan Enkimdu, planten-
kweek aan Asnan, kleibewerking aan Kulla, woningbouw aan Musdama, de
steppefauna aan Sakan, herderschap aan Dumuzi, opmeting en ordebewaring
aan Utu, en het weven — het werk van de vrouw — aan Uttu.
Het vierde en laatste deel (ong. 80 regels) bestaat uit Inana's boze
beschuldiging : zij kreeg geen functie bij het besturen van het universum ! Zij noemt
dan vijf andere godinnen die wel een dergelijke functie kregen: Aruru,
Nininsina, Ninmug, Nisaba, en opnieuw Nanse. Jammer genoeg is alleen de
eerste helft van Enki's antwoord bewaard : hij zegt dat Inana toch
verantwoordelijk is voor tegenstelling, jalouzie, competitie enz. Blijkbaar geeft hij niet
toe, maar het slot van het gedicht ontbreekt.

2. Op het eerste zicht is dit een erg eenvoudig verhaal — indien 'verhaal' een
passende term is. Er zijn weinig of geen vreemde of onverwachte details ; er
is ook weinig of geen esoterische of moeilijke of autoritaire theologie of
filosofie. De relatie tussen de culturele en natuurlijke eigenschappen schijnt
voor de hand te liggen. Zij is niet geforceerd, maar gebaseerd op een vrij
eenvoudige logica: ten eerste berust de duidelijk bedoelde welvaart op de
invoer van allerlei meest natuurlijke rijkdommen ; dit wordt behandeld in de
sectie die het lot van de geografische streken behandelt ; ten tweede moet die
aldus geordende welvaart zo goed mogelijk gebruikt worden, en dat gebeurt
door en onder verantwoordelijkheid van de verschillende specialisten die
door Enki aangesteld worden. Het is typisch dat water een belangrijke rol
speelt. Twee soorten water, namelijk dat uit de rivier en uit de lucht, zorgen
voor landbouw en veeteelt, maar ook voor het werken met klei, hetgeen
uiteindelijk leidt tot het bouwen van huizen en steden — en dit is voor de
Mesopotamiër equivalent aan beschaving tout court. Daar komt nog bij dat
waterhuishouding ook leidt tot eerlijke verdeling onder het alziend oog van
de zonnegod Utu. De grootst mogelijke watermassa, de zee, wordt niet alleen
verbonden met visserij en de economie van het moerasland, maar wordt ook
duidelijk gebruikt als een metafoor voor overzeese handel, zeker door de
grote zeehaven Ur speciaal te vermelden. De Uttu episode (vv. 380-385)
schijnt een uitzondering te zijn; waarschijnlijk is dit een half-verborgen
toespeling op vrouwelijke sexualiteit : in zeer veel culturen wordt het verband
tussen weven of spinnen en vrouwelijke sexualiteit immers als een vaststaand
feit aangenomen, en herhaaldelijk symbolisch gebruikt (4).

(4) Men denke slechts aan Penelope. Zie ook schrijver dezes: „A double entendre
Concerning Uttu" in N.A.B.U. 1990/2 no. 57 : 40-4, en : „Once Again : Sex and Weaving" in
N.A.B.U. 1990/2 no. 60 : 45-6.
8 H. VANSTIPHOUT

Maar ondanks de blijkbare eenvoud denk ik toch dat het geoorloofd is te


vragen waarom Enki dit doet. Deze vraag is echter nogal ambigu ; maar dat
zijn interessante vragen meestal.

3. Ten eerste kunnen we ons afvragen welke reden Enki had om dit alles te
doen. Maar zelfs deze omschrijving van de vraag kan op drie manieren
opgevat worden :
(a) Wat bewoog Enki om te doen wat hij deed ?
(b) Wat was de noodzaak om dit te doen ?
(c) Wat waren Enki's bedoelingen om dit aldus te doen ?
Ik geef toe dat deze drie aspecten in elkaar overlopen ; toch kunnen ze m.i.
enigszins apart behandeld worden.

3.1. Wat bewoog Enki om te doen wat hij deed? Hier geeft de tekst ons
enkele goede aanwijzingen. De lofzang op Enki, die aan het eigenlijke
verhaal voorafgaat, grijpt als gewoonlijk reeds vooruit op dat verhaal, en bevat
enkele duidelijke uitspraken :
[A] (5) 38. Aan de vorsten en tronen
39. harts vreugde te brengen -
40. dat heeft de grote berg Enlil jou opgedragen

43. Jij effectueert bevelen en besluiten ; jij stelt welbewust het lot
vast.
Dit concept, namelijk dat Enki doet wat hem opgedragen wordt, vinden we
ook, subtiel aangepast, terug in Enki's eerste zelfJ3rijzing :
[B] 74. Samen met An zetel ik op de troon en verstrek ik het recht ;
75. samen met Enlil het bergland overschouwend beslis ik het
lot:
76. de lotsbestemming, overal waar de zon opgaat, plaatste hij in
mijn hand.
Dit betekent dat Enki weliswaar in opdracht handelt, maar dat hij juist
daarom volledig gesteund wordt door het godencollege. Bovendien wordt hier
aangeduid dat hij niet alleen een opdracht krijgt, maar ook de middelen om
die opdracht uit te voeren(6). Eigenlijk wisten we dit al : in w 64-67 vertelde
Enki ons reeds :
[C] 64. Mijn oudere broer, de koning van alle landen,(7)
65. heeft alle voorschriften verzameld en in mijn hand gelegd.

(5) Alle geciteerde passages zijn gebaseerd op mijn eigen reconstructie. Het mij
bekende tekstmateriaal is te vinden in appendix I. Mijn zeer voorlopige reconstructie vindt men in
appendix II ; en een al even voorlopige lopende vertaling van de gehele tekst vindt men in
appendix III.
(6) Dit is een omstandigheid die bijvoorbeeld in het huidige Hoger Onderwijs in
Nederland (en België) ver te zoeken is.
(7) Enlil, de oppergod.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT

66. Vanuit het E-kur, het huis van Enlil


67. heb ik alle kunst en kennis naar mijn Abzu in Eridug
gebracht.

73. Wijs vernuft van alle landen — dat alles ben ik.
Overigens wordt dit nog bevestigd door de acclamatie van de grote goden, of
Anuna :
[D] 135. O Heer, meester van de grote Machten, die de Ongerepte
Machten bestuurt,
136. die gaat over de grote Machten, de duizenden Machten,
137. jij, de meest aanzienlijke in de hele breedte van hemel en
aarde ;
138. jij die voor Eridug, de heilige, de kostbare plaats, de hoogste
waardigheid bestemt —
139. Enki, Heer van hemel en aarde — lof zij jou !
'Machten' is overigens een zwakke, benaderende en gedeeltelijke
vertaling van het Sumerische begrip ME. Dit begrip, etymologisch verwant aan
het Sumerische werkwoord 'zijn', is in feite onvertaalbaar. Het doelt op iets
als essentie, of liever quintessentie, maar ook op oorzaak en oorsprong. Alles
wat bestaat heeft zijn ME : stad, wapens, landbouw, liefde, oorlog, voedsel,
trouw, huis, ... Er zijn teksten die lange lijsten van ME's bevatten. Het begrip
is trouwens dynamisch, niet statisch ; en het gaat over de diepere
wezenlijkheid van de dingen, niet hun uiterlijke en toevallige verschijningsvorm. In
zekere zin verwant aan de Platonische ideeënleer zijn zij de oorsprong en het
ideaalbeeld van al het bestaande. Eén van de aspecten van universele orde is
dan ook dat alles zoveel mogelijk aan zijn ME moet beantwoorden. Het
scheppen van orde bestaat dan ook feitelijk uit het sturen, of zo goed
mogelijk aanwenden, van de ME's. En dat bestuurswerk is de opdracht van Enki.
In dit licht is een der beste vertalingen van ME de door Bottéro(8) gebruikte
Franse term 'Pouvoir', omdat die term zowel inhoudt de 'macht', te begrijpen
als het causale principe zonder hetwelk de dingen niet kunnen bestaan, als
ook het 'in staat zijn tot' of het 'kunnen', ja, de 'kennis'.
Hoe dit ook zij, de citaten maken duidelijk dat Enki wel in opdracht
handelt, maar dat hij toch ook volledige zeggenschap en verantwoordelijkheid
krijgt bij het uitvoeren van zijn opdracht(9). In ons geval is het ook duidelijk
dat Enki een algemene opdracht kreeg: hij krijgt de vrije hand en de vrije
beschikking over de middelen om het gestelde doel — welvaart en vreugde
brengen aan alle vorsten en tronen — te bereiken. En dit houdt weer in dat
het hem vrij staat de taken te verdelen en te coördineren(10).

(8) Bottéro, Lorsque les dieux .... Paris : NRF: 1989, passim en speciaal p. 183.
(9) De huidige omstandigheden dwingen mij nogmaals te verwijzen naar de politiek
rond het Hoger Onderwijs.
(10) Dit gaat zelfs zover dat Enki een 'topfunctionaris' (de allesziende zonnegod Utu)
benoemt, die speciaal verantwoordelijk is voor het afbakenen van de competenties van de
andere bestuurders, blijkbaar om eventuele ambtelijke grensgeschillen te voorkomen.
10 H. VANSTIPHOUT

3.2. De tweede versie van de vraag — Wat was de noodzaak voor deze
ingreep? — is wat moeilijker te beantwoorden. Limet en Bottéro(n) hebben
er terecht op gewezen dat veel van de natuurlijke en zelfs cultuurlijke
eigenschappen reeds bestaan wanneer Enki hun regulering ter hand neemt. Dit
blijkt uit de terminologie die gebruikt wordt voor zijn ingrijpen : hij „roept
op" of „doet beroep op"(12) de regen, de zee enz., en plaatst die onder
verantwoordelijkheid van deze of gene god.
Er zijn echter drie in het oog springende uitzonderingen :

i. Enki ejaculeert in de Tigris en de Eufraat(13) :


[E] 253. Hij richtte zijn lid op, ejaculeerde
254. en vulde zo de Tigris met vloeiend water.
255. Als een grazende koe loeiend om haar in de stal gebleven
kalf,
256. ging de Tigris aan zijn zijde, als was hij(Enki ?) de bronstige
stier.
257. Hij richtte zijn lid op, bracht de gift aan de bruid.
258. Als de wilde stier vulde hij haar schoot, en bleef bij de
geboorte.
259. Het water dat hij bracht was vloeiend, krachtig en zoet als
wijn.
260. Het graan dat hij bracht is vet — de mensen eten.
Men zou deze passage kunnen verstaan alsof Enki deelneemt aan de
schepping van de Twee Stromen. Maar het komt mij redelijker voor ze op te
vatten als een zeer beeldende voorstelling van Enki die een specifieke kracht
(vruchtbaarheid) aan de stromen toevoegt, veeleer dan dat hij het volume
vergroot : zie het anders moelijk in deze context te begrijpen vers 260, waar
graan vermeld wordt. Daar komt nog bij dat het nu juist Tigris en Eufraat zijn
die als eersten aan een speciaal diensthoofd, Enbilulu genaamd, toegewezen
worden: het reguleren van de wateren is belangrijker dan hun volume op
zich.

ii. Hij bouwt een schrijn in de zee, alvorens hij de zee aan Nanse toewijst :
[F] 285. Toen trok de Heer een heiligdom op, een heilig schrijn
waarvan het binnenste een doolhof is ;
286. in volle zee bouwde hij dit heilig schrijn waarvan het
binnenste een doolhof is;

(11) Bottéro, Lorsque les dieux ..., Paris : NRF 1989 : 185f. ; H. Limet, „Le dieu Enki
et la prospérité de Sumer," Homo religiosus 9 (1983) : 81-96.
(12) De Sumerische term is gU3 ba-an-de2, letterlijk : '(op)roepen'.
(13) Deze passage is behandeld door J.S. Cooper : „Enki's Member: Eros and Irrigation
in Sumerian Literature," Festschrift Sjöberg , Philadelphia: University Museum 1989: 87-
89. Zie ook R.S. Falkowitz, „Discrimination and Condensation of Sacred Categories: The
Fable in Early Mesopotamian Literature," La fable. Entretiens sur l 'antiquité classique, t.
30(1984): 1-32.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 11

287. een schrijn waarvan het binnenste is als een geknoopte streng
— iets wat geen mens kent ;
Deze passage wordt echter beter opgevat als uitdrukking van Enki's speciale
zorg voor dit zeeheiligdom, dat uiteindelijk evenzeer voor hemzelf als voor
Nanse bedoeld is, en waarvan ook nog expliciet gezegd wordt dat het de
welvaart van Nibru (14) moet vergroten :
[G] 299. Hij voorzag zo het E-kur, het huis van Enlil, van goederen ;
300. Enlil was verheugd over Enki, en Nibru was blij met hem.

iii. Tenslotte maakt hij ploeg, juk, en span (of haam ?), even later hak en
tichelvorm (of maakt hij ze gewoon klaar voor gebruik?), en tenslotte
gebruikt hij zelfde meetinstrumenten :
[H] 318. Toen maakte hij ploeg, juk en span klaar ;

335. Toen bond de prins de hak met een touw, maakte de


tichelvorm

340. Hij (Enki) trok de meetlijn aan en tekende het grondplan uit.

Over het algemeen ziet men dus dat Enki werkelijk en effectief 'creatief'
bezig is wanneer er sprake is van een soort techniek : irrigatie, bouwactiviteit,
werktuigen. Voor de rest houdt hij zich slechts bezig met organiseren en
reguleren. Waarom moet dit? Hierover geeft de tekst ons geen directe
inlichtingen. Alleen vindt men de algemene notie dat dit alles moet gebeuren om
vreugde en welstand te brengen aan de prinsen van het land — notie
herhaaldelijk uitgedrukt als het brengen van „vreugde aan Nibru". Maar dit
algemene en wat bescheiden aangezette concept bergt niettemin twee implicaties
in zich :
(a) De welstand en vreugde die zo ontstaan zijn bedoeld voor het
Land(15) als zodanig. De veronderstelde onderliggende idee dat deze
organizatie van de natuurlijke bronnen van Mésopotamie en het
handelsimperium bedoeld zijn om de mensheid toe te laten goed
voor de goden te kunnen zorgen is eigenaardig genoeg slechts ver
op de achtergrond aanwezig — indien ze al aanwezig is.

(14) Nibru, gelegen in centraal Babylonië, was de stad van de effectieve oppergod Enlil,
die jaarlijks in zijn tempel E-kur te Nibru de godenvergadering bijeenriep om het beleid vast
te stellen. Nibru heeft nooit de werelds-politieke functie van hoofdstad gehad, maar haar
status van residentie van de oppergod en van de goddelijke regering maakte haar wel tot de
religieuze en ideologische hoofdstad van Sumer. Vermoedelijk hier van afgeleid is haar
functie van intellectuele, wetenschappelijke en ethische hoofdstad. De stad wordt meestal
aangeduid als 'Nippur', een vorm gebaseerd op de wat latere Akkadische vorm van de naam
die nog steeds doorklinkt in de moderne naam van het dichtstbijgelegen dorp : Nuffar.
(15) De Sumerische term is kalam, hetgeen betekent '(eigen) Land' of zelfs 'Natie'.
12 H. VANSTIPHOUT

(b) De notie is inderdaad slechts terug te vinden in de herhaalde


vermelding dat de opbrengsten van dit alles ten goede komen aan
het Ekur (de tempel van Enlil) in Nibru ; en onderhand weten we
wel genoeg over de Ur III economie om te kunnen stellen dat het
economische centralisme gebaseerd in Nibru helemaal niet
exclusief in religieuze termen moet gezien worden.

Het resultaat schijnt te zijn dat de administratie van Enki bestaat uit twee
fasen. Eerst stelt hij economische streefdoelen op voor de belangrijke
regio's : Sumer en Ur — dit laatste vooral omwille van zijn karakter als grote
zeehaven, hoewel een vleiende verwijzing naar de stad als rijkshoofdstad en
residentie ook wel zal aanwezig zijn. Maar ook voor de partners, al dan niet
willig, worden structuur en substantie van de handel vastgesteld. Ten tweede
vertrouwt hij de verschillende takken van de 'nationale' werkzaamheden die
althans gedeeltelijk op deze handel drijven toe aan experts en diensthoofden.
Op deze manier wordt het productieproces gereguleerd om de voorwaarden
te scheppen waarin zoveel mogelijk welstand in het land zal ontstaan, en dit
op de meest efficiente manier. De belangstelling gaat niet zozeer uit naar de
goederen zelf — die waren immers altijd al aanwezig — maar naar de
mogelijkheden en technieken om zoveel mogelijk van het potentieel te realizeren.
De noodzaak van de ingreep ligt dus niet in de dreigende afwezigheid van de
welvaart, maar wel in het nog niet bestaande systeem van exploitatie dat het
efficiënte gebruik ervan beschermt en verhoogt (16). De noodzaak om de
welvaart te verhogen en efficiënt te verdelen werd blijkbaar geïnterpreteerd
als de noodzaak van een geleide of geplande economie, en niet van een vrije
markt(17). En dit schijnt onze vraag toch nog enigszins te beantwoorden.

3.3. Een derde aspect van onze originele vraag zou zich moeten bezig
houden met Enki's specifieke intenties bij het uitvoeren van de opdracht op de
door hem gekozen manier. Wij hebben reeds gezien dat hij optreedt als een
relatief onafhankelijke agent in naam van zijn goddelijke collegae, en dat zijn
besruurstechniek die is van het 'sturen' van de Machten en 'delegeren' van
bevoegdheden.

3.3.1. Maar meer bijzondere aandacht voor wat hij nu feitelijk doet legt toch
nog enkele aspecten van persoonlijke intenties bloot. In de eerste passage van
zijn werkzaamheden, waar hij Sumer, Ur enz. hun bestemming en streefdoel

(16) Wij weten uiteraard niet precies in hoever deze voorstelling van zaken een
werkelijkheid representeert. Wel is het zeer aannemelijk dat hier een geïdealiseerde versie van het
actuele economische systeem van de Ur III periode aan ten grondslag ligt. Dit is aan de ene
kant slechts een specifieke instantie van de algemene ideologie, die in Mésopotamie steeds
voorschrijft dat de Staat de hemel op aarde zou moeten zijn. Aan de andere kant wijst het op
één der intenties van het gedicht, zoals later zal blijken.
(17) Waarbij men overigens kan opmerken dat de nu vigerende economische ideologie
die aldus aangeduid wordt wereldwijd gezien helemaal niet 'vrij' is, en zeker geen 'markt'.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 13

meegeeft, lezen we tevens dat hij Sumer opdraagt aan An, Enlil en de
verzamelde Anima (of de grote goden als collectief lichaam) :
[I] 199. Jouw Heer, de eerbiedwaardige, zit naast An op de troon.
200. Jouw koning, Grote Berg Vader Enlil,
201. vader der landen, heeft jou bekleed met het als een
groenende boom.
202. De Anima, de grote goden,
203. hebben hun verblijfplaats in jouw midden gekozen ;
204. in jouw Gi-guna(18) feesten zij temidden van jouw meest
zeldzame bomen.
205. O huis Sumer, jij zult stallen bouwen, jouw vee zal zich
vermenigvuldigen.
206. jij zult schaapskooien maken, jouw kleinvee zal ontelbaar
worden.
207. Jouw Gi-guna zal de hemel aanraken ;
208. jouw trouwe huis zal met de hand tot de hemel reiken !
209. De Anuna zullen in jou midden het lot bepalen !
Dit mes snijdt natuurlijk aan twee kanten : indien Sumer, en meer speciaal Ur
en Nibru, grote welstand kent, zullen de goden daar gaarne verblijven ; indien
de goden in hun steden blijven, zal Sumer welvarend blijven. In deze zin
gebruikt Enki hier de krachten, of de ME 's, als de substantie van een contract
dat beide partijen (Sumer en de goden) bindt(19). En dit contract is ook
bindend voor de handelspartners van Sumer. Met name de plaatsen Meluhha,
Magan en Dilmun, de plaatsen van de overzeese exotische handel, zijn
interessant. Zij zijn verbonden met Ur als zeehaven ; zij vormen een belangrijk
ingrediënt van de economie, en wellicht zijn zij omwille van het exotische
karakter ook symbolisch bedoeld, als manifestatie van Sumer's grote
welvaart. In dit licht is het zeker relevant dat de streken Elam, Marhasi en Martu
op een andere manier behandeld worden, en wel als verschillende soorten
van wingewesten: hun bijdrage wordt eerder gezien als (oorlogs)schatting
dan als product van handel :
[J] 244. Een koning, gemachtigd door Enlil,
245. zal hun huizen vernielen, hun vestingsmuren slechten.
246. Hun zilver, hun lazuursteen, al hun kostbaarheden
247. aan Enlil, koning van alle landen, aan Nibru zal hij het
afdragen !
248. Aan hen die geen steden hebben, en geen huizen,
249. aan de Martu gaf Enki gaf (de zorg voor) het steppenvee als
deel

(18) Het gi-guna (lett. misschien 'het kleurige riet') is een tijdelijk feestvertrek,
opgetrokken uit riet, struiken en wellicht bloemen ; iets als de 'loofhutten'?
(19) Dit is trouwens niet de enige plaats waar Enki optreedt als makelaar tussen twee
partijen.
14 H. VANSTIPHOUT

Wat Enki eigenlijk doet is het vaststellen van het lot — of het opleggen van
de plichten — aan de grotere economische omgeving van Sumer, en dat hij
dit opdraagt aan het bestuurscollege der grote goden, en vice versa .

3.3.2. Maar, zoals de tekst zegt :


[K] 250. Toen Vader Enki zijn oog van die plaatsen had afgewend
25 1 . liet hij het op de Eufraat vallen.
Nu gaat hij Sumer zelf organizeren. En hier merken wij op dat hij allereerst
interesse heeft voor wat wij nu wellicht infrastructuren zouden noemen :
De belangrijke waterlopen,
Het moerasland,
Het zeeland,
De regens,
Irrigatie en Akkerbouw,
Plantenkweek,
Bouwvak en Architectuur,
Beheer van wilde en gedomesticeerde dieren,
Beheer van land, water en andere natuurlijke bronnen.
Dit alles kan gezien worden als het in werking stellen of verwezenlijken van
de noodzakelijke voorwaarden voor het eerste deel van zijn programma. Het
meest opvallende detail is wel dat hij dit tracht te verwezenlijken door
beheersmaatregelen, niet door hard labeur. De beheersstructuur is efficiënt :
de belangrijke takken van de infrastructuur worden toevertrouwd aan die
goden die daar het best voor geschikt zijn, en dit op een praktische en
duurzame manier. Hij vermijdt doublures, en stelt één algemene controleur aan,
die het best geplaatst is om alle werkzaamheden continu te kunnen overzien,
en die dus ook verantwoordelijk wordt voor het instellen en respecteren van
afbakeningen tussen de gebieden, zowel in ideële als concrete zin (ook de
afbakening van stukken land en water valt onder zijn beheer). Niemand zou
dit beter kunnen dan de zonnegod Utu, hij die alles ziet. Men hoeft niet veel
verbeelding te hebben om in te zien dat de demarcaties die de hemelse
rechter moet bewaken and garanderen eveneens slaan op de zojuist vermelde
lijst van departementen die onder de verschillende goden vallen. Daarom
treft men in de regels :
[L] 370. Toen stelde Enki de grenzen vast
371. voordeAnuna;
372. in de stad wees hij hun bouwplaatsen aan,
373. en in het veld hun akkers.
zeker drie verschillende betekenisnuances aan. De regels bedoelen precies
wat ze zeggen, namelijk de toewijzing aan de goden van de bouw- of
landbouwgronden waar zij recht op hebben. Maar de passage maakt ook een
toespeling op de meer belangrijke verdeling van de verantwoordelijkheden in
het bestuur van het universum, temeer omdat de Mesopotamische gewoonte
de goden aan een bepaalde plek te binden ook verbonden is met hun speci-
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 15

fieke competentie. En tenslotte refereren de verzen aan disputen over land en


water tussen verschillende steden, die begrijpelijkerwijze nogal frequent
waren, en door de rechtbank moesten beslecht worden — die onder het
toezicht van de zonnegod staat.

3.3.3. In dit verband krijgt ook het laatste hoofddeel, de Inana-episode, een
speciale betekenis.

3.3.3.1. Ten eerste is er de zaak van de klaarblijkelijke duplicatie waarmee


dit stuk begint. Inana onderbouwt haar klacht door ons een tweede lijst —
van godinnen deze keer — voor te leggen die ook elk een officie hebben
ontvangen, terwijl zijzelf, die nochtans ook een vrouw is, geen departement
gekregen heeft. Deze godinnen worden dan voorgesteld met een kenmerkend
voorwerp, dat symbool staat voor hun functie. Zij zijn verantwoordelijk
voor: geboorte (Aruru); sexualiteit (Nininsina); sieraden (Ninmug),
schrijven en boekhouden (Nisaba) en tenslotte visserij (Nanse). Nanse is de enige
godin die we voorheen al ontmoet hebben, maar hier krijgt ze slechts vier
verzen toegewezen tegenover de 21 in de eerste opsomming.
Waarom worden deze godinnen hier eigenlijk vernoemd? Eén
interpretatie, die van Limet(20), is dat zij hun officies reeds op een andere manier en
een ander tijdstip ontvangen hadden. Maar dit is moeilijk te aanvaarden in het
licht van Inana's herhaalde beschuldiging :
[M] 393/422. Ik ben toch ook een vrouw ! Waarom heb jij mij
alleen zo anders behandeld?
Dit kan toch alleen maar betekenen dat althans volgens Inana de andere
vrouwen zopas hun officies van Enki gekregen hebben(21).
Men zou kunnen vermoeden dat de dubbele reeks aanstellingen terug te
voeren is op een toeval in de tekstoverlevering, of, noch radicaler, een
vermenging van 'voorstadia' of 'bronnen' (22). In het algemeen is echter uiterste
omzichtigheid geboden wil men een moeilijkheid in een bestaande tekst
oplossen door onbekende voorstadia of bronnen te veronderstellen. De
Middeleeuwse logica had een mooie term voor deze neiging : men sprak van
ignotum per ignotius, de verklaring van het onbekende door wat nog minder
bekend is. In het bijzonder lijkt het mij toe dat hier een dergelijke wilde
veronderstelling helemaal niets zou verklaren. Integendeel, ze roept nieuwe
problemen op, omdat de tekst zo stevig geconstrueerd is, en zo goed in elkaar

(20) Zie H. Limet, „Le dieu Enki et la prospérité de Sumer," Homo religiosus 9 (1983) :
88 : „II est remarquable que ces cinq déesses . . . ont obtenu leurs prérogatives de droit et non
par délégation d'Enki".
(21) Zie reeds Bottéro, Lorsque les dieux ... Paris: NRF 1989: 186: „D'autres
secteurs culturels, si leur ordonnancement n'est pas présenté dans le même style et à la suite
immédiate, ont été tout aussi bien organisés par Enki sur le même modèle, par attribution à
une divinité responsable ..."
(22) Bottéro, Lorsque les dieux ... Paris: NRF 1989: 187 schijnt dit te willen
suggereren : „. . . ce qui donne à réfléchir sur l'histoire, inconnue, du poème . . .".
16 H. VANSTIPHOUT

zit, dat een dergelijke verdubbeling niet bij toeval, of door onoplettendheid,
of door onkritisch gebruik van een (totaal onbewezen) 'voorganger' kan
ontstaan zijn. Bovendien gaat het kennelijk om twee totaal aparte lijsten van
personen en officies, die, Nanse uitgezonderd, met elkaar niets te maken
hebben. De tweede lijst is door Inana welbewust op deze manier
samengesteld. Daarom stel ik voor de tekst te laten zeggen wat hij zegt, en op de
manier zoals hij het zegt, omdat dat de expliciete bedoeling was van de
auteur.
Ik zou dan ook de formele moeilijkheid (waarom twee lijsten; waarom
deze twee lijsten?) als volgt willen verklaren: Wat Enki eigenlijk voor ogen
staat is een getrapte administratie. De godinnen die in deze tweede lijst
voorkomen herleiden hun functies tot één der algemene takken van administratie
die vroeger reeds vermeld is. Dit gaat in ieder geval op voor de aanstelling
van Aruru en Nininsina, en wellicht ook van Ninmug, zoals uit de volgende
passages blijkt.
Aruru
[N. 1 ] 40 1 . Zo werd zij de baker van het land ;
402. de geboorte van vorsten en Heren wordt haar toevertrouwd !
Nininsina
[N.2] 403. Mijn nobele zuster, de heilige Nininsina
404. Kreeg de Suba-steen toegewezen, en is nu de minnares van
An
405. Steeds staat zij klaar voor hem ; steeds schreeuwt zij het uit
van genot (of begeerte?).
Ninmug
[N.3] 409. Nu is zij in het Land de steensnijdster
410. die vorsten baart door hen het eeuwige diadeem aan te
binden
411. en prinsen baart door op hun hoofd de wettige kroon te
zetten !
Merk hierbij op dat de Suba-steen een nog niet volledig begrepen sexuele
betekenis bezat ; in ieder geval komt hij vaak voor als metafoor voor
vrouwelijke sexualiteit(23). Merk in de Ninmug-passage tevens op hoe handig hier
de edelsmeedkunst, of het bewerken van edelstenen, verbonden wordt met
sexualiteit — zoals in de Nininsina-passage — , en met het kroningsritueel.
De koning is pas echt 'geboren' wanneer hij met het diadeem gekroond
wordt.
Nu kan men deze drie functies zien als specifieke instanties, op het
voortbestaan van de koninklijke dynastie toegespitst, van het algemene officie dat

(23) Voor de sexuele betekenis van de Suba-steen zie J. Goodnick Westenholz,


„Metaphorical Language in the Poetry of Love in the Ancient Near East," in D. CHARPin &
F. Joannes (eds.), La circulation des biens, des personnes et des idées dans le Proche-
Orient ancien , Paris : ERC 1992 : 381-387.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 17

te beurt viel aan Uttu, de laatste godheid in de eerste reeks. Het is bekend dat
in veel culturen een wisselwerking bestaat tussen de begrippen weefkunst en
sex (24). In Mésopotamie treft men hiervan slechts sporen aan — maar die
gaan wel steeds over de godin Uttu. Het 'vrouwenwerk' is de weefkunst,
maar ook vrouwelijke sexualiteit(25). De drie godinnen in deze passage staan
voor drie verschillende aspecten van deze sexualiteit : het voor vrouwen voor
de hand liggende biologische gevolg (zwangerschap en geboorte: Aruru);
een sociale rol die jammer genoeg en hypocriet genoeg ook in de oudheid
bijzonder aan vrouwen toegeschreven werd (concubinaat of zelfs prostitutie :
Nininsina), en een onverwacht eigentijds aandoende symboliek die geacht
wordt tot het vrouwelijke te behoren (verkrijgen van sexuale allure door
opsmuk en juwelen : 'Diamonds are a girl's best friend').
Op een vergelijkbare manier kunnen we ook Nisaba verklaren. Als
meesteres van de boekhouding en landmeetkunde voert zij in de practijk een
deel van Utu's alomvattende taak uit.
[O] 412. Mijn edele zuster, Nisaba de heilige,
413. kreeg de meetstok
414. en draagt aan haar arm de glanzende meetlijn ;
415. zo vaardigt zij de Machten uit,
416. stelt de grenzen vast, duidt de merkstenen aan — zij is de
boekhouder van het Land,
417. en zelfs de voedselvoorziening van de goden behoort haar
toe!
Als we nu deze reeks nog eens vergelijken met het einde van de eerste reeks
zien we dat beide reeksen ook formeel aan elkaar verbonden worden, en wel
door het bekende literaire truukje van het chiasme of de kruisstelling : Utu,
de zonnegod, staat tot Uttu, de godin van de sexualiteit als het drietal
Aruru/Nininsina/Ninmug staan tot Nisaba.
Blijft over Nanse. Zij krijgt slechts enkele verzen :
[Q] 418. Nanse, de grote Dame, aan wiens voeten de heilige vogel
waakt,
419. is verantwoordelijk voor de opbrengst uit de zee.
420. Uitgelezen vissen, uitstekend gevogelte,
421 . brengt zij aan Enlil, haar vader, in Nibru !
Hier moet ik een verklaring schuldig blijven. Maar ik denk dat het in ieder
geval niet gewaagd is te stellen dat deze functies af te leiden zijn uit de
verdeling in grote departementen zoals die eerder in het gedicht werden
voorgesteld.

(24) Zie boven, voetnoot 4.


(25) In het Ninevitische Gilgamesj-epos wordt de term 'vrouwenwerk' gebruikt voor de
verleidingskunsten van de hetaere.
18 H. VANSTIPHOUT

3.3.3.2. Dan is er nog de klacht van Inana, en Enki's reactie. Twee majeure
punten dienen hier opgemerkt :
(a) Enki is niet bereid haar ook een Macht te geven, omdat zoals hij zegt er
niets meer te vergeven is :
[R] 425. Wat werd jou onthouden?
426. Wat werd jou onthouden, mevrouw? Wat hadden wij jou nog
kunnen geven?
427. Jongedame Inana, wat werd jou onthouden ? Wat hadden wij
jou nog kunnen geven ?
(b) Hij baseert zijn besluit op de schijnbaar contradictorische opmerking dat
zij reeds een aantal competenties bezit, die te maken hebben met oorlog,
strijd, controverse, jaloezie . . . Eerst is er de zeer verrassende mededeling dat
Inana de competentie heeft om mannen in vrouwen te veranderen :
[S] 428. O vrouw, de orders geef jij ;
429. op dat bevel trekt men uit voor jou.(26)
430. Jij verstopt het kleed van de jongelingschap ;
43 1 . de rechterkant verander jij in de linkerkant ;
432. met het kleed van vrouwelijkheid bekleed jij hem ;
433. vrouwentaai leg jij hem in de mond ;
434. spoel en spinrokken geef jij hem in de hand ;
435. vrouwelijke aantrekkelijkheid leg jij hem op. (27)
De overige attributen zijn :
Oorlog
[T.l] 438. Van strijd en oorlog geef jij de onbetrouwbare (28) bevelen ;
439. al ben je geen raaf, jij spreekt de fatale woorden midden in
het gevecht ! (29)

447. Jij ontdoet de rouwtrom van haar omhulsel ;


448. En laat de tigi en de adab wegstoppen, jongedame Inana ! (30)

(26) In een soort processie ? Zie volgende noot.


(27) Deze passage is een duidelijke weergave van de transsexualiteit of in ieder geval
het transvestiete karakter van de Inana-culrus. Blijkbaar maakte een soort processie van
jongemannen die zich als vrouw gedragen deel uit van de Inana-cultus. Zie D. Reisman,
„Iddin-Dagan's Sacred Marriage Hymn," 'vn. Journal of Cuneiform Studies 25 (1973): 185-
202 en nu Th. Jacobsen, The Harps That Once ... New Haven, CT : Yale UP 1987 : 1 12-24.
Overigens komt dit thema goed overeen met de tegenstrijdigheid die de kern schijnt te
vormen van Inana' s karakter: zie H. Vanstiphout, „Inanna/Ishtar as a Figure of
Controversy" in H. Kippenberg (ed.), Struggles of gods. Papers of the Groningen Work Group for
the Study of the History of Religions (Religion and Reason 31), Berlin etc. : de Guyter 1984 :
225-38.
(28) Niet geheel zeker. Ik lees inim-bal-a waar anderen inim-ti-a lezen.
(29) Jammer genoeg weten wij niet wat deze raaf betekent. Was de raaf — ongeveer
zoals in de Scandinavische mythologie — een onheilsbode tijdens gevechten?
(30) Bedoeld wordt dat Inana, door haar oorlogszuchtige karakter, ervoor zorgt dat de
tigi- en adab-instrumenten, die voor feestelijke gelegenheden dienen, vervangen worden
door de rouwtrom, die geroerd wordt om de gevallenen te herdenken.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 19

Controverse/ruzie/twist :
[T.2] 440. Jij maakt krom de rechte draad,
441. jonge Inana, en recht de kromme draad !

446. Jij vernielt wat niet mag vernield worden en keert om wat
niet omgekeerd mag worden, Inana !
Jaloezie en valse liefde :
[T.3] 449. Jij wordt niet moe van de begerige blikken van jouw vrijers,
450. jongedame Inana, maar jij zult geen touw te knopen voor de
diepe put ! (31)
Met andere woorden, Inana is wat in de negentiendeeuwse mondaine
literatuur een allumeuse genoemd werd.
Dit is een belangrijke passage: zij betekent dat in de goed geordende
wereld van Enki geen plaats is voor een ministerie van oorlog (of twist, of
ruzie, of provocatie). Dit zijn inderdaad Inana's prerogatieven, en zij hebben
dus een zekere plaats in de universele wereldorde. Maar zij hebben geen
plaats in het administratieve schema dat Enki opgesteld heeft, en dat
voorschrijft hoe de wereld zou moeten zijn.

4. Nu we weten hoe de tekst in elkaar zit kunnen we nog wat verder gaan,
en de vraag stellen waarom het uitgerekend Enki was die deze taak moest
verrichten.

4.1. Er wordt wel eens gesteld dat waargenomen culturele ontwikkelingen


terug te voeren zijn op immigratie van 'vreemde' volkeren, of op de sociaal-
politieke tegenstelling tussen verschillende centra. Dergelijke theorieën
waren populair in de jaren dertig van deze eeuw, en zijn nog steeds niet
uitgestorven (32).
Zo wordt in ons geval gezegd dat de grondslag van dit gedicht, en vandaar
de bijzondere rol van Enki, een tegenstelling zou zijn tussen de bevolking
van het zuiden van Sumer — met als kernstad Eridug — en het midden, met

(31) Als godin van de wilde en onbesuisde liefde verlokt zij jongelingen tot wanhopige
situaties waar zij niet meer uitkomen. Een toespeling op de Dumuzi-Inana thematiek ?
(32) Zie voor dergelijke theorieën ondermeer J. van Dijk, „les contacts ethniques dans
la Mésopotamie et les syncrétismes de la religion sumérienne," in Scripta Instituti Donne-
riani Âboensis 3 (1969) : 170-206, of recenter, C. Wilcke, „Politik im Spiegel der Literatur,
Literatur als Mittel der Politik im älteren Babylonien," in K. Raaflaub (ed.), Anfänge
politischen Denkens in der Antike {Schriften des Historischen Kollegs. Kolloquien 24),
München 199: 29-75. Mijn scepsis tegenover dergelijke theorieën betekent niet dat ik elke
historische dimensie in de mythologie afwijs. Thorkild Jacobsen's hele œuvre, maar vooral
zijn meesterlijke Treasures of Darkness (New Haven 1976), heeft duidelijk en gedetailleerd
de historische ontwikkeling van de centrale metaforen die de mythologie/ideologie van
Mésopotamie beheersen aangetoond. Maar hij heeft nooit getracht veranderingen in de
ideologie brutaal en ongenuanceerd toe te schrijven aan veranderingen in de distributie van
politieke macht. De wereldgeschiedenis, zeker in deze eeuw, heeft herhaaldelijk aangetoond
dat de volgorde meestal omgekeerd is.
20 H. VANSTIPHOUT

als kern Nibru. De tekst zou dan een poging weergeven om de theologie van
Nibru te vervangen door een theologie van Eridug.
Ook heeft men geopperd dat deze tekst een voorbeeld was van wat S.N.
Kramer — overigens onterecht — genoemd heeft het 'inferioriteitscomplex
van Enki'(33): deze god wil zijn relatief lagere positie steeds opkrikken tot
een hoger niveau, en tracht dit te doen door slimme truukjes.
De moeilijkheid met beide interpretaties is dat de tekst geen enkele
aanwijzing bevat die ze zou kunnen ondersteunen; integendeel, de tekst staat bol
van aanduidingen van het tegendeel. Zo wemelt de tekst van verwijzingen
naar het Ekur, de Enliltempel in Nibru. De algemene hoogste waardigheid
van Nibru is zelfs een essentieel onderdeel van Enki's programma. Evenmin
kan men in tweede instantie staande houden dat nu juist de Eridug-ideologie
schittert door afwezigheid : weer integendeel, Eridug wordt ruimschoots
vermeld, en wel daar waar het past in Enki's schema der dingen. En de dubbele
zelflofprijzing van Enki maakt een interpretatie in de zin van een
inferioriteitsgevoel helemaal onwaarschijnlijk. Overigens is Enki het
natuurlijk volledig eens, in hoofd- en bijzaken, met de staat der dingen : hij brengt
die immers zelf tot stand. Tenslotte is er ook geen aanduiding van Enki's
slimmigheden (vaak een veredelde soort van oplichterij), die we overigens
wel uit andere teksten kennen. Hier gebeurt alles openlijk, en zonder
bijbedoelingen of dubbele bodems of verborgen agendas.

4.2. Een nogal flauwe interpretatie van Enki's rol zou zijn te stellen dat hij
hier doet wat hij altijd doet(34). Tot op zekere hoogte is dit wel waar: Enki
treedt vaker op als regelneef. Toch is het ook weer niet helemaal waar. In de
meeste narratieve contexten is Enki inderdaad een 'fixer', of wat in het Duits
zo mooi heet een 'Macher', die oplossingen moet zien te vinden voor
schijnbaar onoplosbare problemen die actueel en uniek zijn. Zijn oplossingen zijn
dan inderdaad meestal truukjes ; maar dit is nu juist zo omdat zij niet mogen
ingrijpen in de gevestigde orde behalve dan in dit ad hoc geval ; of althans
niet mogen blijk geven van een ingreep. Ik wil juist stellen dat er bij deze
bekende ad hoc oplossingen — die overigens m.i. te veel of in ieder geval te
exclusief de aandacht gekregen hebben — helemaal geen sprake is van beleid
of beheer. Onze tekst, van alle truukjes vrij, schrijft nu precies beleid en
beheer aan Enki toe; en dat is de reden waarom hij ook de aangewezen
persoon is om in andere gevallen mineure bedrijfsongelukjes te herstellen:
hij kent het systeem van binnen en buiten, want hij heeft het zelf verzonnen.

(33) Zie S.N. Kramer, „Enki and his Inferiority Complex," in Orientalia Nova Series
39(1970): 103-11.
(34) Enkele belangrijke recente studies van Enki's functie en optreden zijn : J. Bottéro,
„L'intelligence et la fonction technique du pouvoir: Enki/Éa," in id. Mésopotamie.
L'écriture, la raison et les dieux, Paris: Seuil 1987: 280-302; F. Pomponio, „L'umorismo di
Enki-Ea. Alcune considerazioni su una summa mitologica di recente edizione," in Rivista
degli studi orientali 64 (1990): 237-46; W.G. Lambert, „Another Trick of Enki?" in
Mélanges P. Garelli (Paris: ERC 1991 : 415-19.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 21

De argumentatie gebaseerd op het trickster-karakter van Enki dient dus juist


omgekeerd te verlopen dan men gewoonlijk stelt.

4.3. Thorkild Jacobsen heeft een interpretatie aangeduid — maar jammer


genoeg nooit in detail uitgewerkt — die mij veel waarschijnlijker lijkt(35).
Enki is (ondermeer) de god van het grondwater. Water is in Mésopotamie de
belangrijkste regelaar van het leven, op voorwaarde dat het water zelf kan
beregeld worden. Daarom is het zinvol dat de organizatieprincipes die het
leven moeten regelen, of kanaliseren, gesymboliseerd worden in de persoon
van Enki. Om deze opmerking van Jacobsen wat nader uit te werken kan men
het volgende opmerken. Onze tekst is inderdaad erg op water in zijn
verschillende vormen gericht. De parallel, of zelfs virtuele identiteit, tussen water en
semen (36) speelt een belangrijke rol, en leidt dus ook tot de identiteit van
ejaculatie en vruchtbaar maken van de aarde (37). Het centrale concept,
namelijk dat Enki zijn technische en administratieve expertise afleidt van zijn
waterdeskundigheid, wordt versterkt door de strucuur van zijn
inspectieronde. Niet alleen reist hij over water; maar alle door hem ingestelde
culturele activiteiten, inclusief handel, hebben te maken met water in een of
andere vorm. Met enige aarzeling zou ik zelfs durven suggereren dat in deze
context een allusie op 'geleerdheid' aanwezig is, tenminste in het achterhoofd
van auteur en publiek. De geleerdheid zou bestaan in het gebruik dat gemaakt
kan worden van een tweetalige woordspeling, gebaseerd op de
klankovereenkomst tussen het Sumerische ME (de grote Machten) en het Akkadische
woord voor water, dat mû is, maar meestal in de casus obliquus mê
a ngetroffen wordt. Water is dan de allergrootste Macht. Hoe dit ook zij, in onze tekst
is water het voornaamste regulerende en gereguleerde principe ; daarom is
Enki de regulator bij uitstek.
Een ander relevant aspect van Enki's karakter is zijn liefde voor de
mensheid. Nu is de mensheid als zodanig opmerkelijk afwezig in deze tekst. Maar
de wereld die Enki regelt is een bij uitstek menselijke wereld. Wat Enki in
feite doet is het neerleggen van de voorwaarden voor een goed leven op
aarde, dat gelijkgesteld wordt aan een geïdealiseerde versie van de
Sumerische samenleving. Deze voorwaarden zijn gegrond op een goed geordende
organizatie en op het opleggen van verdelen van verantwoordelijkheid. Water
speelt hierbij zowel een symbolische als een reële rol. De ideale organizatie
die Enki aanbrengt in de reeds bestaande wereld, en vervolgens
administreert, is eerst en vooral goed voor de mensheid(38).

(35) ne Treasures of Darkness (New Haven: Yale UP 1976: 110-16. Op pp. 111-112
relateert hij de verschillende functies van water aan de belangrijkste functie-aspecten van
Enki.
(36) Zij worden met hetzelfde Sumerische woord (/ A/) aangeduid.
(37) Zie de in voetnoot 13 vermelde studie van J.S. Cooper.
(38) Het is ironisch dat de mensheid opvallend afwezig is in dit gedicht. Maar toch
behoren de cultuurelementen waar het gedicht over handelt allen tot de sfeer van de
concrete, dagelijkse, menselijke wereld, en niet tot de hoogtes en diepten van de godenwereld
of de ijle kosmos.
22 H. VANSTIPHOUT

5. Het voorgaande impliceert een derde, zij het afgeleide, mogelijke lezing
van de vraag : „Waarom heeft Enki de wereld geordend" ? Waarom bezitten
wij deze tekst in deze vorm?
Natuurlijk zijn er een aantal aperte redenen voor deze tekst. De eerste is
zeker het aspect van verering van Enki. Deze houding van eerbied is
overduidelijk aanwezig in de aanhef, en wel op drie niveaus, die overeenkomen
met drie personae : de auteur, de god zelf en de grote goden. Overigens wordt
op een elegante manier ook aan het slot de Enki-verering herbruikt als
onderdeel van de klacht van Inana(39).
Een uitleggende functie kan ook verondersteld worden, aangezien de tekst
beschrijft hoe het dagelijkse leven in Sumer geadministreerd wordt door
Enki's kunde en zijn beheer van de grote Machten. Maar we kunnen deze
explicatieve functie niet opvatten in de zin van 'aetiologieën'. Enki is geen
Mesopotamische Taffimai of Tegumai uit Kipling's 'Just So' verhalen, die een
nieuwe, onbekende situatie aantreffen, daar een oplossing voor vinden en van
die oplossing een nieuw cultuurfenomeen maken. Ook is er hier geen sprake
van duistere of onbegrepen termen of namen, die dan gerelateerd worden aan
items uit de dagelijkse werkelijkheid via een moeilijke filologische of
symbolische, of erger nog, zogezegd historische weg — een techniek die in de
zogenaamde verklaringen van bijvoorbeeld de Griekse mythologie van alle
tijden schijnt. Men kan opwerpen dat iets dergelijks toch wel het geval is in
verband met het water. Maar dat is niet zo. Met uitzondering van de
transparante symboliek van de gelijkschakeling water = semen, gaat het hier over
de gewone, dagelijkse eigenschappen van water in het Zuiden van
Mésopotamie. Ons gedicht stelt simpelweg dat de raison d'être van het land zo en zo
is ; en dat god X de verantwoordelijkheid krijgt over het correct uitvoeren van
de taken behorende tot zijn departement.
Maar het kan niet ontkend worden dat deze correcte manier om de zaken
te regelen de specifieke eigenschappen of officies van Inana, zoals oorlog,
competitie, naijver ..., uitsluit, en dat deze uitsluiting een belangrijk element
is. Bottéro was de eerste die Enki's weigering om Inana's officies in zijn
administratie op te nemen interpreteerde als een diep commitment aan vrede,
orde en rust(40). Ik zou zelfs verder gaan, en stellen dat dit de bewuste reden
voor de Inana-episode is. Oorlog, twist, competitie, naijver . . . hebben geen
plaats in het correcte of goede of ideale leven. Natuurlijk bestonden oorlog
en twist en jaloezie etc. Het punt is echter dat zij niet zouden mogen bestaan
in een geordend bestel zoals Enki voor ogen heeft.

(39) Op twee manieren: ten eerste baseert Inana haar aanklacht op een tweede reeks
opdrachten door Enki verstrekt aan aan aantal godinnen ; ten tweede vraagt zij aan Enki om
een eigen competentie in plaats van, zoals zij gewoonlijk doet, zelf het initiatief te nemen en
de gewenste macht gewoon te grijpen. Dit kan blijkbaar niet.
(40) Bottéro, Lorsque les dieux ... Paris : NRF 1989 : 188.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 23

6. Daarom aarzel ik niet om te stellen dat het gedicht didactisch(41) is ; niet


in de zin van een Georgica of een technisch handboek, maar in ethische
zin, en op indirecte wijze. De aloude en steeds wat verdachte techniek van
belerende spreekwoorden of adagia wordt hier niet gebruikt, alhoewel dit
genre in Mésopotamie op zich zeer populair was(42). Ons gedicht gaat in
positieve zin over hoe de goede wereld er uit moet zien; deze wereld is
vanzelfsprekend vergelijkbaar met Sumer, maar met Sumer zoals het zou
moeten zijn. Met andere woorden, het gaat hier niet over 'law and order' —
een kreet die in de meeste gevallen als alibi dient voor politieke bewegingen
die manifest de wetten, het fatsoen en de openbare orde willen vervangen
door een 'nieuwe orde'. Neen, het gaat over de mogelijkheid van een goede
wereld binnen de daartoe dienende administratie van Enki. Het is geen
utopie. In de universele literatuur is door de beroemde Engelse criticus
William Empson de term 'pastorale' gebruikt en gedefinieerd voor een
dergelijke programmatische tekst die niet-belerend, maar feitelijk, en slechts
ethisch op verborgen wijze, de mogelijkheid van een ideale toestand
voorstelt, en de redenen geeft waarom die toestand ideaal is(43). Ons gedicht is
dan het oudste voorbeeld van een dergelijke pastorale. Een belangrijk
onderscheid met de utopie is dat de tekst zich eigenlijk niet losmaakt van de
dagelijkse realiteit — iets dat door de Franse dichter Aragon omschreven
werd als 'la réalité de l'immenseté des choses humaines'. Deze ideale
toestand is duidelijk voorgesteld als het doel van Enki. De ambitie om die
ideale toestand te benaderen, in het volle bewustzijn van de onmogelijkheid
om ze ooit blijvend te realiseren, en met volledige erkenning van de realiteit
van de geobserveerde, zelfs materiële wereld is de uiteindelijke reden van
Enki's administratie, en dus van de tekst.
De geordende, gewone gelukzaligheid die hier voorgespiegeld wordt is
practisch en alledaags van substantie. Deze houding is bewust naief ; en men
kan zelfs stellen dat de afwezigheid van grote wereldproblemen of univerele
aspecten (het kwaad; het uiteindelijke doel van het leven; de moraliteit van
strafen beloning ...) een integraal onderdeel is. Deze bewuste vermindering
van de ambities treft men in de Westerse literatuur aan in een betrekkelijk
kleine groep van werken, maar het genre kan wel gevolgd worden van
Ausonius tot Sir John Betjeman. Het genre naspeuren en analyseren in de
literaturen van het Oude Nabije Oosten zou een spannende opgave zijn.

(41) Zie reeds H. Limet, „Les fantaisies du dieu Enki. Essai sur les techniques de la
narration dans les mythes," in Festschrift Sjöberg , Philadelphia : University Museum 1989 :
357-365.
(42) Zie o.m. de studies van B. Alster, „Proverbs from Ancient Mesopotamia : Their
History and Social Implications," in Proverbium 10 (1993): 1-19; „Literary Aspects of
Sumerian and Akkadian Proverbs," in M. Vogelzang & Η. νΑΝεπΡΗουτ (eds.), Mesopo-
tamian Poetic Language: Sumerian and Akkadian, Groningen: Styx 1996: 1-21 ; en nu zijn
monumentale uitgave : Proverbs of Ancient Sumer, Winona Lake : Eisenbrauns 1997.
(43) W. Empson, Some Versions of Pastoral, London: Chatto & Windus 1986
(oorspronkelijke uitgave 1935).
24 H. VANSTIPHOUT

Maar hier moet aan toegevoegd worden dat het genre in een aantal
verschijningsvormen helemaal niet passief of geresigneerd is : integendeel, het
bevat vaak een actieprogramma om de ideale staat alleszins te benaderen. En
dat wordt in positieve zin en weloverwogen door Enki gedaan door middel
van zijn inspectietocht, het toewijzen van streefdoelen, het reguleren van de
wereldse zaken, en het uitbannen van de storende elementen uit de
administratie als zodanig. Geen kosmische of wereldschokkende doelstelling, maar
wel van een zelden vertoonde humane grootsheid en wijsheid. Want de
wijsheid is hier op verschillende niveaus overduidelijk de drijvende motivatie.
Allereerst bestaat ze uit de bewuste aanvaarding van de materiële wereld,
en zeker van zijn aangename aspecten. Ten tweede bestaat ze uit de niet
aflatende zorg voor het leven zoals dat ontstaat en zich ontwikkelt. Ten derde
bestaat ze uit 'technische' expertise, die nooit op elk gebied even groot kan
zijn, en dus onder specialisten moet verdeeld worden. Ten vierde, en dit is
eigenlijk vanuit het gezichtspunt van wijsheid in verband met kennis het
belangrijkste, bestaat wijsheid uit het besef dat de realiteit — voor de
Mesopotamiër, de ME, of Macht — weliswaar een gegeven is, maar dat dit
gegeven niet onbeweeglijk is ; het moet bestuurd en zo goed mogelijk
aangewend worden.
Dit is eigenlijk het meest verrassende concept : het is een basisbegrip van
het moderne structuralisme dat elk systeem als het ware twee lagen bevat:
men moet eerst het ruwe materiaal indelen in duidelijk gescheiden eenheden ;
daarna moeten die eenheden door voorgeschreven modellen van combinatie
werkzaam gemaakt worden om op hoger niveau nieuwe structuren tot stand
te brengen. De Zwitserse linguist F. de Saussure ontdekte dit principe in de
structuur van de taal aan het begin van onze eeuw, en noemde het 'double
articulation'. Maar eigenlijk zit het principe al in onze tekst, want dit is
precies wat Enki doet door middel van zijn administratie. Enki's wijsheid
bestaat niet uit weetjes of truukjes of geboden en verboden, maar uit het
ordenen van het materiaal, en het productief maken van de aldus geordende
bouwstenen om een groter en samenhangend geheel van kennis — dat wij
nu theorie noemen — te construeren. Tenslotte bestaat wijsheid uit het
aanvaarden van onveranderlijke omstandigheden in actieve zin. De hoop op een
radicale verandering is zinloos omdat de condition humaine (44) zich daar
niet toe leent. Maar de hoop op een door regelingen beheerste benadering van
de optimale mogelijkheden van het universum is zinvol, voor de hele wereld
en ook voor het individu. Sedert de opkomst van de 'geopenbaarde'
godsdiensten en hun systemen klinkt het wel wat paradoxaal dat het een Sume-
rische god is die ons dat zegt, en dan nog uitgerekend de god van wijsheid en
kennis.

7. Ik wil graag besluiten met er op te wijzen dat enkele van de


basisconcepten die in dit gedicht, nu bijna 5 millennia oud, teruggevonden worden in een

(44) In het Nederlands trouwens schitterend vertaald als 'Het Menselijk Tekort'.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 25

der mooiste gedichten uit de moderne (als men die term niet al te strikt
neemt) Engelse poëzie :

W.B. Yeats : The Lake Isle oflnnisfree :

I will arise and go now, and go to Innisfree,


And a small cabin build there, of clay and wattles made :
Nine bean-rows will I have there, a hive for the honey-bee,
And live alone in the bee-loud glade.

And I shall have some peace there, for peace comes dropping slow,
Dropping from the veils of the morning to where the cricket sings ;
There midnight's all a glimmer, and noon a purple glow,
And evening full of the linnet's wings.

I will arise and go now, for always night and day


I hear lake water lapping with low sounds by the shore ;
While I stand on the roadway, or on the pavements grey,
I hear it in the deep heart's core.

De algemene toonzetting en bedoeling komt overeen met belangrijke lijnen


in ons gedicht. En er zijn zelfs opvallende parallellen : een reis moet
ondernomen worden om dit paradijs te bereiken; maar evengoed moet het
geconstrueerd worden, en wel met de meest eenvoudige en bereikbare middelen.
Het is belangrijk dat er eenvoudige dingen gemaakt worden (een hut van klei
en riet) en dat eenvoudige maar aangename dingen geproduceerd worden
(bonen, honing); de tijden hiervoor zijn zorgvuldig gemarkeerd (aan elk
tijdstip wordt zijn eigen functie en schoonheid toebedeeld). Maar de meest
markante en verrassende overeenkomst is de voortdurende aanwezigheid van
water (45).

(45) En helemaal tot slot een anecdote : toen ik dit gedicht nog eens bekeek om het voor
een lezing te gebruiken merkte ik plots op dat ik het allerlaatste vers verkeerd las : ik las
I hear it in the deep earth 's core. Dit moet wel een truukje geweest zijn van Enki, god van
het grondwater en de wijsheid.
26 H. VANSTIPHOUT

APPENDIX I
Het tekstmateriaal

De mij bekende teksten en fragmenten van de compositie zijn (46) :


Nibru : vroege opgravingen
A HS 1475+1476+ TMHNF3 1+ Obv. i: 1-56
1502+ ii: 61-116
CBS 4562+ PBS 10.2 1+ iii: 123-176
CBS 6888+ SEM 18+ iv: 182-235
CBS 6901+ SEM 80+ Rev. v: 249-298
HS 1554 TMHNF3 1 vi : 305-359
vii : 364-422
viii : 426-467
Β Ν 3562 (ongepubl.) Obv. 1-15
Rev. 109-125.
C CBS 2226 HAV1 Obv. i: 1-18
ii: 54-71
D HS 2503 W.Koll . 9 9-24
E Ni 9713 ISETl 179 17-26
F CBS 13918 S£M115 26-47
Gi UM 29-16-413+ WZJ91. 12-13+ Obv. i : 29-33
Ni 2517+ SRT 44 ii: 51-58
iii : 78-88
iv: 105-116
v: 142-150
Rev. ix: 342-349
x: 372-380
xi : 407-414
G2 UM 29-16-251 (ongepubl.) Obv. iv: 115-118
v: 147-154
vi: 180-187
Rev. vii: 267-270
viii: 298-301
ix: 337-338
x: 371-372
Η CBS 2194 (ongepubl.) Obv. i : 30-34
ii : 43-53
I Ni 9855 ISETl 60 Obv. 48-50???
Rev. 161-167
J Ni 4006 SLTN33 Obv. 67-78
Rev. 125-131
Κ Ni 4083 ISETl 128 Obv. ?
Rev. 67-79
L Ni 4206 TAD 8.2 7 Obv. (verdwenen)
Rev. iii: 165- 175
iv: 212-222

(46) Voor de afkortingen raadplege men het Philadelphia Sumerian Dictionary (PSD)
Β pp. vii-xxv.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 27

M Ni 4554 ISET2 4 Obv. 186-214


Rev. 228-257.
Ν Ni 9805 ISET2 4 Obv. (verdwenen)
Rev iii: 189-208
iv: 229-241
0 CBS 4613 PBS 12 48 Obv. i: 209-212
ii: 241-250
Ρ Ni 4540 ISETl 163 Obv. ? (175VV?)
Rev. 259-264
Q UM 29-15-38 WZJ9T. 14-16 Obv. 302-327
Rev. 333-353
R CBS 8529 SEM 79 Obv. 313-335
Rev. 355-377
S Ni 9569 ISET 1 205 336-340
Τ Ni 9916 ISET'1201 Obv. (slechts sporen)
Rev. 341-343
υ UM 29-16-412 (ongepubl.) Obv. (verdwenen)
Rev. iii: 380-389
iv: 417-430
ν Ν 6288 (ongepubl.) Obv. (verdwenen)
Rev. iii: 392-411
iv : 428-444
w UM 29-16-418 (ongepubl.) Obv. i: 416-422
Ü: 448-449
Nibru : latere opgravingen
a 3 N-T 923,499 SLFNl Obv. 17-25
Rev. 43-53
b 3 N-T 726 (ongepubl.) Obv. 66-81
Rev. 120-128
c 3 N-T 937,528 SLFNl 75-89
Onbekende herkomst
LO AO 6020 TRS 36 Obv. 311-338
Rev. 339-373
28 H. VANSTIPHOUT

APPENDIX II
Gereconstrueerde tekst (47)

1. en mah-di an-ki nir-gal2 ni2-te-na


2. a-a den-ki gud-dam a ri-a am-gal-e tu-da
3. mi2 dug4-ga kur-gal den-lil2-le ki-ag2 an-kug-ga
4. lugal gl§mes abzu-ta du3-a kur-kur-ta il2-la
5. usumgal-mah eridugkl-ga gub-ba
6. gizzu-bi an-ki-a dul-la
7. [gl^tir-gl§gistin-na kalam-ma Ia2-a
8. [α]ΓεηΊ-& en he2-gal2-la da-nun-na-ke4-ne
9. [dnu]-rdim21-mud pesiO-gal2 e2-kur-ra gaba-gal2 an-uras-a
10. [galj-^zu^mah abzu-ta si-ga dim-gal an-ki-a
1 1. [den]-ki igi-dili il2-la-ni kur sag4-ge di-di
1 2. [alim ?] u3-tu lu-lim U3-tu-da
1 3. [seg9] u3-tu seg9-bar u3-tu-da
14. [X] sag4-tum2-ma si dug4-ga sag4-hur-sag-ga2-ka
15. [Χ] ΓΧΊ an-sig7-ga-ba lu2 nu-ku4-ku4-da
16. [sag4-kalam]-rma1 gi-hal-hal-la-gin7 igi-zu im-si-gal2
17. ^d1 sid-e iti e2-ba ku4-ku4 mu su du7-du7-da
1 8. mu su-du7 ukkin-e es-bar sum-mu-da
19. es-bar kin ud-da si sa2-e-da
20. a-a den-ki un sag diri-ba lugal-bi za-e-me-en
21. ka ba-e-zu nig2 im-lu-lu he2-gal2 ki bi2-ib-us2
22. pa-zu gu gurun-ba sig7-ga gada-ha-ad-e du7-a
23. ^""-dingir-re-e-ne-ka me-te-as im-mi-ib-gal2
24. [X] 'Xi gis? gi§tir-ba du3-a ^8ΙΟ2.Βυ-ε na-nam
25. [ug]-zid sila4-zid na-sug-e me-te-as im-mi-ib2-gal2
26. [XX] 00 gan2-zi-da ΓΧΊ [ X? ] fum^mi-in-ra
27. [an-edin-na] gur7-du6 gur7-mas-e gu2 im-da-gur-re
28. [XX] ΓΧΊ i3 na-nam ga na-nam tur3 amas-e nam-tum
29. [sipad]-de3 i-lu-lam-ma-na dug3-ge-es im-mi-ib-be2
30. [ X ]-de3 du9-du9 dugsakir3-ra-ka-na ud im-di-ni-ib-zal-e
31. fkin^sig unu2-gal dingir-re-e-ne-ke4 me-te-as im-mi-ib-gal2
32. finin^-zu gurus-e usu-ni-gin7 sag4-ga mu-ni-gal2
33. fgud1 a2-gur-ra-gin7 kisal-a mu-un-du7-du7
34. rinim1-zu ki-sikil-e hi-li-a-ni-gin7 sag-ga2 mu-ni-in-gal2
35. [ X ] ΓΧΊ gar-gar-ra-bi un-e u6 mu-e
36. [XXX] rsi31-si3-ga-am3 kaskal-e am3-ra
37. [XX] ΓΧΊ DAG.KISIM5xAB2 du3-a a2-bi na-sud-e
38. [en-en]-e-ne barag2-barag2-ke4-e-ne

(47) Deze reconstructie maakt geen aanspraak op volledigheid; zij is slechts te


beschouwen als een werkdocument.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 29

39. [sag4] rhul2n- hul2-la-da im-di-e-ne


40. [za-a]-da kur-gal den-lil2-le a2 mu-un-da-an-ag2-e
41 . [den-ki] en he2-gal2-la en gistug2-ga
42. [en] an-ne2 ki-ag2 he2-du7 eridugkl-ga
43. [dug4]-rga1 es-bar ki-bi-se3 gar nam tar-re gal-zu
44. [ X ] ΓΧΊ ud-de3 sag ba-ab-gi4 iti e2-ba ba-an-ku4
45. [mu-gibilj-'an'-na ba-e-a-e] rde3 sid-bi sa2 ba-ab-dug4
46. [ X X X X ] ΓΧΊ un ki-tus-ba bi2-in-tus
47. [ X X X X X X ] ΓΧΊ tar na-gada-bi birin-us2
48. [ X X X X X X ]-'ka"· su dura
49. [ X X X X X X ] fsu^na ba-an-gi4
50. [ X X X X X X ]-reMar 8i§tukul e2-ba bi2-in-gi4
51. [ X X ] ΓΧ Χ en1 un ki-tus-ba bi2-in-gi-en
52. [a-a α]ΓεηΜα un numun-a e3-ni numun-zid he2-i-i
53. dnu-dim2-mud ug-zid ga2 e3-ni sila4-zid he2-U3-tu
54. ab2 numun-a e3-ni amar-zid he2-U3-tu
55. uz3-zid ga2 e3-ni mas2-zid he2-u3-tu
56. gan2-ne2 gan2-zid ga2 u3-un-e3-en
57. gur7-du6 gur7-mas-e den-lil2-ke4 an-edin-na gu2 hu-mu-un-gur-gur-re
58. un ku ki tab-ba-a ki X kug3 [ X X X X ]
59. fXXXXXXXXX1
60. fXXXXXXXXX1
61. den-ki lugal-abzu-ke4 ni2-gal-na kur-ku sa2 zi-de3-es na-e
62. a-a-mu lugal-an-ki-ke4
63. an-ki-a pa-e3 ma-ni-in-e3
64. pa4-mu lugal-kur-kur-ra-ke4
65. me mu-un-ur4-ur4 me su-mu-se3 mu-un-gar
66. e2-kur-re e2-den-lil2-la2-ta
67. abzu eridugki-mu-se3 nam-galam-ma mu-tum2
68. a-zid am-gal-e ri-a-me-en dumu-sag-an-na-me-en
69. ud-gal ki-gal-la e3~a-me-en en-gal-kalam-ma-me-en
70. gu2-gal-barag2-barag2-ke4-ne-me-en a-a-kur-ra-me-en
71. ses-gal-dingir-re-e-ne-me-en he2-gal2 su dug-me-en
72. kisib-gal2 an-ki-bi-da-me-en
73 . gistug2-gizzal-kur-kur-ra-me-en
74. an lugal-da barag2-an-na-ka di si sa2-e-me-en
75. den-lil2-da kur-ra igi gal2-la nam-dug3 tar-ra-me-en
76. nam tar-ra ki-ud-e3-a-ke4 su-ga2 mu-un-gal2
77. dnin-tu-re mi2-zid dug^-ga-me-en
78. dnin-hur-sag-ga2-ke4 mu-dug3 sa4-a-me-en
79. IGI.DU-da-nun-na-ke4-ne-me-en
80. U3-tu-da dumu-sag-an-kug-ga-me-en
8 1. en-e nam-mah mu-un-du-a-ta
82. nun-gal-e ni2-te-ni zag-mi2 im-mi-in-dug4-ga-ta
83. da-nun-na sud3 a-ra-zu-a si-im-ma-an-sug-sug-ge-es
84. en nam-galam-ma-a giri3 gub-ba
30 H. VANSTIPHOUT

85. es-bar kin-ga2 zag-mi2 dug4-ga den-ki zag-mi2


86. miii2-kam-ma-se3 nam-gal hul2-la-da
87. den-ki lugal-abzu-ke4 ni2-gal-na kur-ku sa2 zi-de3-es na-e
88. en-me-en dug4-ga-zi-da-me-en sag-bi-se3 e3-a-me-en
89. dug4-ga-mu tur3 im-si-du3-du3 amas im-si-nigin2-nigin2
90. an-e um-ma-te imhe2-gal2 an-ta seg3-ga2
9 1. ki-e um-ma-te a-estub ud-ba gal2-la-am3
92. a-gar3 sig7-sig7-ga-bi um-ma-te
93. inim-mu-ta gur7-du6 gur7-mas-e gu2 im-da-gur-[re]
94. [e2J-mu e§3 ki-sikil-la bi2-du3 mu-dug3~ga bi2-sa4
95. rabzu1-mu es^ ka-a bi2-du3 nam-dug3-ga bi2-tar
96. 62-ΓηιυΊ gizzu-bi sug-mus-a ί-ηί-ΓΧΊ
97. e2-mu-rta suhur-kug-e1 U2-lal3-e sug im-si-sud^e1
98. estub-rku6 gi-zi-di4-di41-la2 kun mu-na-sud-1^1
99. buru5mu§en rgud31-ba KAxBALAG mu-da-an-gi4-rgi41
100. en-fmah1 [ X X X X ] gis ma-an-la2-res1
101. den-ki-me-[en] rzagn-mi2-ga2 si-im-ma-sug-sug-rge1-[es]
102. abgal abrig lu2-igi-rX1-[ XXX]
103. A.ZIxZI.ZIxZI.A.SAR rud1-sud-du-ga2 si-im-ma-fan^sug-sug- [ge-es]
104. enkum rninkum1-e-ne su si [sa]-rma1-an-sa2-[e-es]
105. rid21 sa-ma-ab-kug rab-sag4-ga1 sa-ma-ab-la2
106. abzu-ga2 sir3-kug nam-sub sa-ma-[ XXX]
1 07 . ma2-gurg-mu men-dara3-abzu
108. sag4-ba hul2-hul2-la sa-ma-ni-ib-du
109. sug-mah ki sag4-ge-pad3-da-ga
1 10. a2-bi sa-ma-an-sud-e gu2 sa-ma-an-mar-mar-e
111. gU3 ra-e-ne gl§gisal su sa-ma-an-du7-us
112. sir3 sa-ma-ab-dug3-ge-ne id2 sa-ma-ab-hul2-le-ne
113. dnimgir-sig7 ensi2-rgisima2-gurg-ra-ke4
1 14. gidri-kug-sigi7 su sa-rman-[ X X X X ]
115. den-ki-me-en ma2-dara3-abzu-ta a2 sa-ma-ni-ib-ag2-e
116. en-me-en ga2-e ga-gin
117. den-ki-me-en kalam-ga2 ga-an-e3
118. rnamn tar-tar-re-ga2 u^-e ga-am3-[ X ]
119. [ X X X ]-ra ga-an-[ X ]
120. [ X X X ] ΓΧΊ kug u6-e ga-am3-[ X ]
121. [ X X X ] rX X1 ma-ab-sum he2-gu7-[e]
122. [ X X X X ] sikil-la ga-an-[ X ]
123. sisrerin1-sig7-sig7-ga-bi u6 ga-am3-dug4
124. [XX] ma2-ganki dilmunki-bi
125. den-[ki]-me-en igi he2-em-da-a-dug
126. sisrma2-dilmunlkl-na gis he2-en-du3
127. gl§rma2-rna21-gankl-na an-zag he2-en-la2
1 28. si§ma2-rgi41-lum me-luh-haki-a-ke4
129. kug-sigi7 kug-babbar bala-se3 he2-ak-e
130. den-lil2-[lugal]-kur-kur-ra-ra nibrukl-se3 he2-na-ab-tum2
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 31

131. uni nu-tuk-ra e2 nu-tuk-ra


132. [XXX] ΓΧΊ mas2-anse sag-e-es mu-rig7
133. "nun1- [gal kalam-ma]-na e3-a-ra
134. dra1-[nun-na-ke4-ne] mi2-zid mu-un-ne-ne
135. en me-gal me-sikil-la U5-a
136. me-gal me-sar^ra1 giri3 gub-ba
137. an-ki nig2-dagal-ba zag du-a
138. eridugkl ki-kug ki-kal-kal-la as me-mah su ti-a
139. den-ki en-an-ki zag-mi2
140. nun-gal kalam-ma-ra eß-a-ra
141. en-en-e-ne barag2-barag2-ke4-ne
142. gu3 mu7 gal2 eridugkl-ga-ke4-ne
143. sag4-gada-la2 ki-en-gi-re-ke4-ne
144. nam-isib-abzu mu-na-ab-be2-ne
145. a-a den-ki ki-kug rki-kaP-[la] ΓβΐΓΪ3Ί im-mi-ib-gub-bu-ne
146. dag e2-nun-na ΓΐηΊ-[ XXX ]-^εΊ-ηε
147. ki-gub-ba mu-[dug3-ga] sa4-[e]-de3
148. es3-mah abzu sikil-e-de3
149. sag4-ba li-an-na U2sikil-la ΓίηιΊ-[Γηΐ]-Γη52Ί-63-η6
150. nig2-[ X X ] rXn-kug ki-en-du-mah [XX] den-ki-ga-ke4 [si] im-sa2-e-ne
151. kun-sag eridugkl-ga kar-dug3-ga im-mi-ib2-galam-e-ne
152. dara3-abzu kar-dug3 kar-mah-e im-mi-ib-dub-e-ne
153. uz-ga-kug mu-na-ga2-ga2-ne
1 54. a-ra-zu a-ra-zu mu-na-ab-be2-ne
155. [XXXXXXXXj-'ne1
156. [XXXXXXXX]-ne
157. [XXXXXXXX]-ne
158. [XXXXXXXXPX1
159. [XXXXXXXX]
1 60. [ma2]-gur8-ra [ Χ Χ Χ Χ Χ Χ ΗΧ*
161. ^-giö-fenHna X X X X X X J-W
162. den-ki-ra a ΓΧΊ [ Χ Χ Χ Χ ] DU a-da-min3-na [mu-na]-rab1-sig3-ge
163. suhur-maskU6-e [u2-lal3-e su6 mu]-na-sud-e
164. nun-gal-ra rminn-[kam-ma] a-da-min3 mu-na-e
165. estub^-e gi-zid di4-di4-la2-bi rkunn [mu-na]-sud-e
166. urÎ3-gal abzu-ta si-ga an-dul3-e-es ak-a
167. gizzu-bi ki-sar2-ra Ia2-a un-e ni2 te-en-te
168. us2-sag dirgul sug-fmah-a1 du3-a kur-kur-ta il2-la
169. en ensi2-gal-abzu-ke4
170. dara3-abzu-ka a2 sa-mu-un-da-an-ag2-e
171. mes abzu-ta se-er-ka-an-dug4-ga
172. eridugkl ki-kug ki-kal-kal-la as me-mah su ti-a
173. nu-banda3-mah-kur-ra dumu-den-lil2-la2-ke4
174. rgin-mus-kug-ga ^u1 im-mi-in-dug
175. ur-sag kur-ab-fba11 [sag imPmiMb-i^-i^-e
176. [XXXXXXXX] rXXX-e?1
32 H. VANSTIPHOUT

177. [XXXXXXXXXXX]
178. [XXXXXXXXXXX]
179. [XXXXXXXXXXX]
180. d[ XXXXXXXXXXX]
181. lu2-[XXXXX]en-[XXXXX]
1 82. df sirsir1 [ X X X X ] ma2-rlah4Mma2-gur8-ra-ke4]
183. en-ra si§ma2 ΓβυΊ [ X X X X X ]
184. dnimgir-sig7 rensi21-ma2-gur8-ra-[ke4]
1 85 . en-ra gidri-kug su [ X X X ]
1 86. la-ha-ma-engur-ra 50-bi mi2-zi mu-fun1- [ne-ne]
1 87. gu3-ra-e-ne he2-gammu§en-gin7 an-na ΓΧΊ [ X X X ]
188. lugal 113-na-gub a-a den-ki kalam-ma ΓΧΊ [ X ]
189. nun-gal kalam-ma-na e3-a-ra
190. he2-gal2 an-ki-a pa-e3 mu-na-ab-ak
191. den-ki-ke4 nam im-mi-ib-tar-re
192. ki-en-gi kur-gal ma-da an-ki
193. se-er-zid gur3-ru ud-e3-ta ud-su2-us un-e me sum-mu
194. me-zu me-mah su nu-ku4-ku4
195. sag4-zu galam-kad5 lu2 nu-pad3-de3
196. umun2-zid ki dingir u3-tu-za an-gin7 su nu-te-ga2
1 97. lugal u3-tu mus-zid kes2-de3
198. en u3-tu sag men ga2-ga2
199. en-zu en-idim an lugal-da barag2-an-na-ka i-im-tus
200. lugal-zu kur-gal a-a den-lil2
201 . gi§erin-gin7 sar2 dug4-ge sa-mu-ra-en-gi]6-ib a-a kur-kur-ra-ke4
202. da-nun-na dingir-gal-gal-e-ne
203. sag4-za ki-ur3-ra su ba-ni-in-ti-es
204. gi-gun4-na gis-dili-gis-dili-za u2 mi-ni-ib-sud-sud-u3-ne
205. e2 ki-en-gi tur3-zu he2-du3-du3 ab2-zu he2-lu-lu
206. amas-zu he2-gar-gar udu-zu he2-sar2-sar2
207. rgi1-gun4-na-rzu 3ηΊ-ηβ2 he2-em-us2
208. Γε2Ί-ζί-ζυ su an-se3 he2-em-il2
209. da-nun-na-ke4-ne sag4-zu-a nam he2-em-da-ab-tar-re-ne
210. es3-urimki-e nam-mi-ib-dib
211. den-ki lugal-abzu-ke4 nam im-mi-ib-tar-re
212. uru me-te gal2-la a tu5-tus gud silim-ma gub-ba
213. barag2 nam-he2-kur-ra dug3 bad-ra2 hur-sag-gin7 sig7-ga
214. gi§tir-ha-su-ur2-ra gizzu-dagal-la ne3-ni-ta nir-gal2
215. me su du7-a-zu si he2-em-sa2
216. kur-gal den-lil2-le an-ki-a mu-mah-zu mi-ni-in-pad2
217. uru nam tar-ra den-ki-ga-me-en
218. es3-urimkl gu2 an-se3 he2-zi
219. kur-me-luh-haki nam-mi-ib2-dib
220. den-ki lugal-abzu-ke4 nam mi-ib2-tar-re
22 1 . kur-gi6 gis-zu gis-gal he2-em gl§tir-rzu mes^kur-ra he2-em
222. si§gu-za-bi e2-gal-lugal-la-ke4 [me]-rte he2-em"l-mi-ib-gal2
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 33

223 . gi-zu gi-gal he2-em gi-fX1 [XXX herem]


224. ur-sag-e ki-me3-ka ëi§tukul [ X X X X X X ]
225. gud-zu gud-gal he2-em gud-kur-rran [XXX he2-em]
226. gud-bi gud-am-[si X X X X X herem]
227. me-gal dingir-re-e-ne-ke4 su he2-[em-mi-dug]
228. dar^^-dar^^-kur-ra su6 ™>ZA.[ XXX]
229. musen-zu dha-ia3mu§en rlu21-[ X X herem]
230. segx-segx-bi e2-gal-lugal-la-ka [me-te he2]-em-mi-ib-gal2
23 1 . kug-zu kug-sigi7 he2-em
232. urudu-zu an-na-zabar-ra he2-em
233. kur nig2-nam-zu he2-gal2 [he2-em]
234. nam-lu2-ulu3-zu he2-du7-[nam-lugal-la he2-em]
235. rgurusn-zu nita-tab-ba-ni-ir gud-giïi7 he2-en-e3-de3
236. [ X X ]ki-e uruki drX!-na-ke4
237. [ X ] ΓΧΊ tu-giny ur5 ba-an-ak
238. [kur]-rdilmunlkl-na mu-un-sikil mu-un-dadag
239. [d]rnin1-sikil-la zag-ba nam-mi-in-gub
240. [ X ] ΓΧΊ ab-rdagal1-se3 ba-an-sum kug-fX^bi i3-gu7-e
241 . [gisnimbar] gan2-zi-se3 ba-an-sum zu2-lum-bi [i3]-gu7-e
242. [ki]-rerim21 elamkl mar-ha-si[kl]
243. ku6-dara2-gin7 tes2-bi gU7-rU31-[dam]
244. lugal den-lil2-le a2 sum-fmu1
245. e2~bi mu-un-hul bad3-bi mu-un-fgul1
246. kug na4za-gin3"bi kilib3 nig2-gurj j-bi
247. den-lÜ2 lugal-kur-kur-ra-ra nibrukl-se3 rhe2-na-
248. uruk' nu-tuk-ra β2 nu-tuk-ra
249. den-ki-ke4 mar-du2 mas2-anse sag-e-es mu-ni-rig7
250. ki-bi-ta igi-ni gar-ra-fta1
25 1 . a-a den-ki id2buranun-na nam-mi-ib-rdib1
252. gud-du7-du7-gin7 u3-na mu-un-na-gub
253. gis im-zi-zi dug3 im-nir-fre1
254. ld2idigna a i3-le im-ma-fan-si1
255. silam U2-numun-ba amas giri2-tab-ba amar-bi gU3
256. ld2buranun-na gud-du7-gin7 a2-na mu-na-ab-[Ü2]
257. Γβΐ§3Ί im-zi nig2-MI2.US2.SA2 nam-tum2
258. ld2idigna am-gal-gin7 sag4 im-hul2 u3-tu-ba mu-fX
259. a nam-tum2 a i3-le na-nam kurun2-bi na-dug3-rge1
260. se nam-tum2 se-gu-nu na-nam na-gU7-e
26 1 . e2-kur-re e2-den-lil2-la2-ke4 nig2-gal2-
262. den-ki-da den-llil2 mu-un-da-hul nibruki
263. en-e nam-en-se3 mus3 mu-un-kesda
264. nam-lugal-se3 aga-zid mu-un-ak
265. a2-gab2-bu-na ki nam-rmi-in-us21
266. he2-gal2 ki-ta mu-na-ra-tuni2
267. zi-da-na gidri gal2-la-bi
268. id2idigna ld2buranun-na tes2 gU7-U3-da
34 H. VANSTIPHOUT

269. ka-ka-ni-ta gu3 di-da-bi


270. he2-nun e2-gal-ta i3-gin7 DU.DU-ani3
27 1 . en-nam-tar-ra den-ki lugal-abzu-ke4
272. den-bi-lu-lu kug-gal2-id2-da-ke4
273. [den]-rki1-ke4 zag-ba nam-mi-in-gub
274. [ X ] rgu3n ba-an-de2 suhur-huku<i suhurku* ba-an-sum
275. [XXX] rgu3 ba1-an-de2 gi-sumun
276. [XXXXXXXXX]
277. [XXXXXXXXX]
278. [ X X X X ] raMa-mii^ mu-rni X1
279. 'sa-pai^-ra-ni1 kii6 nu-e3
280. nig2-keS2-da-ni u3-tu nu-e3
281. gu Ia2-a-na musen nu-e3
282. rEZENxKUG lu^-mah1 dumu-ezen-su7-a
283. dfHI.NET lu2 kuô-e ki ag2-ga2
284. rden-ki-ke41 zag-ba nam-mi-in-gub
285. en-e es3 mu-un-gar es3 kug-ga-am3 sag4-bi galam-kad5-am3
286. a-ab-ba es3 mu-un-gar es3 kug-ga-am3 sag4-bi galam-kad5-am3
287. rab-sag4-ga gu-suh1-a nig2 Iu2 nu-zu-a
288. r X X -dan-bi mul-iku tum2-ma
289. res31-kug-ga igi-nim-ma gub-be2 mul-ë'sgigir-se3 i3-tum2
290. ΓΧΊ ab-hu-luh-ha Γϊ-ζϊΊ zi-ga-am3 me-lam2-bi ^us^a
29 1 . rdla-nun-na dingir-gal-gal-e-ne sag nu-mu-un-rda1-[ga2-ga2]
292. rsag41-[be2-ne te-en-te im]-rsi1-ga2-ga2 e2-gal rhuP-[le-dam]
293. da-nun-na rsud3 a-ra-zu-a1 si-im-ma-rsug1-[sug-ge-es]
294. den-ki-ra e2-[engur]-rra1-ka barag2-mah mu-rna1-[ri-e-ne]
rX1[X]a'XX1[XXX]>'
295. en-ra i3-le
296. nun-gal rX X1 nig2-u3-rtu1 [ X X X X X ]
297. fuji-musen-ab-rba1 bulug gu7-[ X X X X ]
298. rab! nig2-dug3 ab nig2-u3-[tu X X X X ]
299. e2-kur-re β2-α6η-[Ηΐ2-ΐ32]-^64Ί nig2-gal2-la nam-[si]-si
300. den-ki-da den-lil2 mu-hul2-hul2 nibrukl kiri4-zal-am3
301. [ X ] ΓΧΊ lu2 ab-kug-ga u5-a
302. [XXX ]-ne su3-ud-da [ X X X X ] fgar^ra
303. a-gi6-urui6-gal-la rengur-ra-ke41
304. i-zi-hu-luh-ha kur-ku ab-ba fXXXXX1
305 . zi-pa-ag2-Vre3"1 [ X X X X X ] ΓΧΊ
306. in-nin9 sirara^-a1 [XX] rku6 X
307. a-ab-ba ki-nig2-rdagaP-la-ba
308. den-ki-ke4 zag-rba nam-min-in-gub
309. im min-a an-na-ke4 gu3 ba-an-de2
310. dungu-diri-ga-gin7 bi2-in-us2
311. an-ur2-se3 zi-fga1 [ X ] im-sar-re
312. du6-du6 gan2-se3 i3-ga2-ga2-ga2
313. ud-gal-la U5-a nig2-girÎ2-da du7-du7
3 14. sissi.gaj-.^ug an-sag4-ge gii6-ba
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 35

315. dumu-an-na kug-gal2-an-ki-a


316. diskur lu2-HI dumu-an-na-ke4
317. den-ki-ke4 zag-ba nam-mi-in-gub
318. glsapin gissudun4 erin2-e si ba-an-sa2
319. nun-gal den-ki-ke4 gud si-par4 us2-a ba-an-sum
320. ab-siii2-kug-ge ka ba-an-dug
32 1 . gaii2-ne2 rgan2n-zid-de3 se ba-an-mu2
322. en-mus2-kesda he2-du7-an-edin-na
323. aste engar-den-lil2-la2
324. den-ki-im-du Iu2-e-pa5-ra-ke4
325. den-ki-ke4 zag-ba nam-mi-in-gub
326. en-e gan2-zid-de3 gU3 ba-an-de2 se-gu-nu ba-an-sum
327. den-ki gig ziz2 gU2-gal-la sa zi3 ba-an^sum1
328. se-estub se-gu-nu se-in-nu-ha-bi gur-se3 mu-un-dub-dub
329. den-ki-ke4 gur7-dul gur7-mas-e im-ma-da-an-tab-tab
330. den-lil2-da un-e he2-gal2-la su mu-un-da-an-pes-e
33 1 . sag bar gun3-gun3 igi lal3 su2-su2
332. in-ninp e-ne su3-ud usu-kalam-ma zi sag-gig-ga
333. dasnan ninda-kal ninda-sar2-sar2-ra-ke4
334. den-ki-ke4 zag-ba nam-mi-in-gub
335. nun-gal-e gisal-e sa bi2-in-sum gisu3-sub si Γ^2Ί-[ΐη-832]
336. agarin4-e i3-hi-nun-na-gin7 gis im-ma-an-rdug4n
337. gl§al zu2 si-ga-ni mus-adda-gU7 nig2 su gal2
338. gl§U3~sub gar-ra-ni zar gu2-NUNUZ ug-e si-sa2-am3
339. dkulla Iu2-sig4-e kalam-ma-kam
340. den-ki-ke4 zag-ba nam-mi-in-gub
34 1 . gu mu-un-gar us-e si bi2-in-sa2
342. a2-ukkin-na-ka e2 bi2-in-gar su-luh-e si bi2-in-sa2
343. nun-gal-e us ki nam-mi-in-tag sig4 ki nam0mi-in-us2
344. us ki tag-ga-ni nu-silig-ge
345. e2-zi du3-a-ni nu-kar2-kar2
346. nir-gam-ma-ni-ta dtir-an-na-gin7 an-sag4-ge us2-sa
347. dmusdama sidim-gal den-lil2-la2-ke4
348. den-ki-ke4 zag-ba nam-mi-in-gub
349. edin-urui6-na men-kug nam-mi-in-^l1
350. an-edin-na su6-rnVza-gin3 am3-la2 mus2-za-gin3 am3-kesda
351. ki-dug3-ga U2sim kiri4-zal-la-am3 su-gal mu-un-du7-du7
352. mas2-anse an-edin-na mi-ni-in-lu edin me-te-as bi2-ib-gal2
353. seg9 segç-bar U2-numun-na mu-un-lu e-ne-su3-ud-bi mu-un-e
354. ur-sag an-edin-na men-bi-im edin-na lugal-bi-im
355. pirig-gal an-edin-na a2-rtuk1-[gal?] ra21-mah den-lil2-la2-rkam1
356. dsakan lugal-rhur1-sag-ga2-rkam1
357. den-ki-ke4 fzag^ba nam-mi-in-gub
358. tur3 mu-un-du3 su-luh-fe1 si ^ΐ2Ί-ΐη-832
359. amas mu-un-gar i3-gara2 sag bi2-in-sum
360. ki-ninda-gu7 dingir-re-e-ne-ke4 kiri4-zal-la mi-ni-in-gi4
36 H. VANSTIPHOUT

361 . edin U2sim-gin7 d


362. lugal U2a-zi e2-an-na ku-li-an-na
363. murub5 ki-ag2 sul dsuen-na dam-rkug-dinana1
364. in-nin9 nin me-gal-la-ke4
365. sila-dagal kul-abkl-ka e-ne-suß-ud-bi dug4-dug4
366. ddumu-zi-rde31 dusumgal-an-na ku-li-an-na-kam
367. den-ki-ke4 fzag^ba nam-mi-rin'l-[gub]
368. e2-kur-re e2-den-lil2-la2-ka nig2-gal2-la nam-si
369. den-ki-da den-lil2 mu-un-da-'an^hu^ nibrukl kiri
370. in mu-un-dub bulug-ga mu-un-si-si
371. den-ki-ke4 da-nun-na-ke4-ne-rern
372. urukl-a ki-ur3-ra sa-mu-un-de3-ni-in-gar
373. a-sag4-ga gan2-ne2 sa-mu-un-de3-ni-in-gar
374. ur-sag gud ha-su-ur2-ta e3-a gud-hus de2-de2-a
375. sul dutu gud silim-ma gub-ba U3-na silig gar-ra
376. ad-da uru-gal ki-ud-e3-a nimgir-gal-an-kug-ga
377. di-kud ka-as-bar-fkin1 dingir-re-e-ne
378. su6-na4za-gin3-na an-kug-ga an-rm^-ta e3-a
379. dutu dumu dnin-gal-e tu-da
380. den-ki-ke4 an-ki nigin2-na-ba zag-ba nam-mi-in-gub
381. mug mu-un-dun temen si rbi2n-in-sa2
382. den-ki-ke4 nig2-nam munus-a su-gal ba-rni1-in-du7
383. den-ki-ra un-e tug2-SIG2.NUMUN2-a mu-run-da-an-tum2-e1
384. te§2 e2-gal me-te lugal-la
385. duttu munus-zid nig2-me-gar-ra
386. den-ki-ke4 zag-ba nam-mi-in-gub
387. ud-ba dili-ni garza2 tag4-am3
388. munus-rgal-an1-[na-ke4] ki-sikil dinana garza2 tag4-am3
389. dinana a-a-ni den-ki-ra
390. e2-a ba-si-in-To^1 ir2 mu-na-ses4-ses4 di-ga nam-mu-na-ab-be2
39 1 . da-nun-na dingir-gal-gal-[e]-ne nam tar-tar-ra-bi
392. den-lil2-le [su]-za ma-ra-ni-in-gi-en
393. munus-me-en dili-mu-rde3 a-na1 bi2-dug4
394. kug dinana-me-en rmarn-[za-mu] fmQ1-^
395. da-ru-ru nm9-den-rlil21-[la2]-rke41
396. ^in-tu nin tu-tu-rdan
397. sig4 tu-tu kug nam-en-na-ni su he2-em-ma-an-[ti]
398. gi-dur-kud im-ma-an-ga-ras-SAR-a-ni he2-em-ma-da-ran1-ri
399. sila3 gar-ra na4za-gin3-dur5-ru-ni su he2-em-ma-an-ti
400. a-la2-kug na-ri-ga-ni he2-em-ma-da-an-ri
40 1 . sag4-zu kalam-ma he2-em
402. lugal U3-U1 en U3-tu-bi su-na he2-en-gal2
403. nin9-e-mu kug ^in-in-si-na
404. unu2-suba-a su he2-em-ma-an-ti nu-gig-an-na he2-em
405. an-e he2-em-ma-gub kurku-a he2-em-ma-ab-be2
406. nin9-e-mu kug dnin-mug-ke4
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 37

407. bulug kug-sigi7 ma-an-ga-ra kug-babbar su he2-em-ma-an-ti


408. na4-giri2-zu2-gal-la an-ta-sur-ra-ni-im he2-em-ma-da-an-ri
409. tibira-kalam-ma he2-em
410. lugal Uß-tu muS2-zid keS2-de3
411. en 113-tu sag men ga2-ga2 su-na he2-en-gal2
412. ninç-e-mu kug dnisaba-ke4
413. gi dis-ninda su he2-em-ma-an-ti
414. es2-za-gin3 a2-na ha-ba-an-la2
415. me-gal-gal-e gU3 ha-ba-an-de2-e
416. in he2-dub-e ki he2-sur-re dub-sar-kalam-ma h^^em1
417. nag gU7 dingir-re-e-ne-ke4 su-ni-a he2-en-gal2
418. dnanse nin-urui6-e u5musen-kug-ga giri3-ni ba-an-gub
419. enku-[a]-ab-ba he2-em
420. ku6 nig2"dug3-dug3 musen nig2-ku7-ku7
42 1 . a-a-ni den-lÜ2-ra nibrukl-se3 mu-na-da-gid2-de3
422. munus-me-en dili-mu-de3 a-na bi2-ak
423. rkugn dinana-me-en mar-za-mu me-a
424. [d]renn-ki-ke4 dumu-ni kug dinana [mu]-na-ni-ib-gi4-gi4
425. [a-na] a-ra-an-la2
426. [ΐη]-Γηΐη9Ί a-na a-ra-an-la2 [a-na a]-rra1-ab-dah-e-de3-en
427. [ki-sikil] dinana a-na a-ra-an-la2 [ana a-ra]-ab-dah-e-de3-en
428. munus rinim1-[sa6]-ge gU3 ha-ba-e-de3
429. a2-bi-rse3 ha1-ba-e-rri-a1-eu
430. a2-ur-sag-ba tug2 he2-em-mi-dul
43 1 . zag-zi-da-bi zag-gab-bu^bi1 su-bal he2-ba-e-ni-rin1-[ak]
432. tug2 a2-munus-a he2-em-mi-mu4
433. eme munus-a ka-ba ha-ba-e-ni-gar
434. sis^ala siskirid su-se3 he2-em-mi-sum
435. munus se-er-ka-an-fbi1 [ Χ ]-Γ8β3Ί ha-ba-e-ri-a-dug4
436. rsibir-enkar"l-81§ma2-nu nam-sipad-da zag-da he2-em-de3-gub
437. ki-sikil dinana a-na-ra-la2 a-na-ra-ab-dah-e-en-de3-en
438. me3 sen-sen-na inim-gar-ra-ba inim-ti-a he2-ne-de3-en
439. murub4-ba ara2-bumu§en nu-me-en-na inim-hul hu-mu-ne-de3-en
440. gu si sa2-a hu-mu-e-suh3-suh3
441 . ki-sikil dinana gu suh3-a si hu-mu-e-ni-sa2
442. tug2 hu-mu-e-ni-gar gada hu-mu-e-ni-mu4
443. fmug1 hu-mu-e-ni-dun glSbala hu-mu-e-ni-sir5
444. resemen31-za gu-du gun3-a hu-mu-e-ni-gun3
445. dinana sag sa' ar-re-es he2-mu-e-dub sag numun-e-es he2-mu-e-gar
446. dinana nig2 nu-gul he2-mu-e-gul nig2 nu-si3 he2-mu-e-sÏ3
447. lipis a-nir-ra-da tug2 he2-em-mi-si-ig
448. ki-sikil dinana tigi a-da-ab e2-ba he2-em-mi-gi4
449. lu2-U6-di igi nu-kus2-U3-me-en
450. ki-sikil dinana pu2 sud3-du es2-la2 nu-zu-me-en
45 1 . ri3-ne-es2-ta sag41 gu2-bi nam-gi4 kalam ki-bi he2-em-gi4
452. sag4-rden1-[lil2-la2 gu2]-bi nam-gi4 kalam ki-bi he2-em-gi4
38 H. VANSTIPHOUT

453. rsag4 gu2-bi gi^-a nam-lu2-ui8-lu-ka


454. [ X X ] 'X X X1 nam-ba-e-garga2
455. [ X X X X ] rX X1 tab-ba-zu hera
"
456. [ X X X X X ] mu-e-da-an-ti
457. [ X X X X X ] se-zu [ X X X X ]-ne-ke4
458. [ X X X X X ] mus3-za-gin3 [ X X X X Henï-na-zu-um
459. [ X X X X X ] fXï-a [XXX en-na]-zu-um
460. [ X X X X X ] rgU3"> de2-de2-bi [XXX en-na]-zu-um
46 1 . [ X X X X X ] 'X^ge-en [XXX ]-en-na-zu-um
462. [ X X X X X ] rX""-da [XXX yda-an*-OV
463 . [ X X X X X X X ] mu-ra-ni-ib-rx1
464. [ X X X X X X X mu-Jfun^da-di-di-e-ne
465. [XXXXXXX ]-ra-te-garne
466. [XXXXXXX] rgar>-ra-rai
467. [XXXXXXX ]-ab-sar-sar-ne
468. [XXXXXXX ]-ge-ne
469. [XXXXXXXX X]-tuk
470. [XXXXXXXX ΧρχΊ-a
471. [ΧΧΧΧΧΧΧΧΧρχΊ-ba
472. [a-a den-ki zag]-mi2
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 39

APPENDIX III:

Vertaling (48)

1. O Heer ! O Grootste van het heelal ! O Meester uit jezelf !


O Vader Enki, door de Stier verwekt, gebaard door het grote Rund(49),
geliefd door Grote Berg Enlil(50), bemind door An(51),
o Koning, MES-boom(52) in de Abzu geplant, die de landen
overschouwt,
5. machtige basilisk(53) opgesteld in Eridug(54)
wiens schaduw de wereld bedekt,
boomgaard wiens loofde natie overlommert,
Enki, Heer van de overvloed voor de goden,
Nudimmud(55), almachtig in het E-kur(56), alvermogend in de hemel en
op aarde,
10. jij wiens Huis, in de Abzu(57) gesticht, de grote mast is van hemel en
aarde is,
met één oogopslag overschouw jij het bergland
waar de buffels en herten welig tieren
evenals de zwijnen en evers.
Tot aan ... de bergweiden en de heuvelrijen,
15. tot in de reine hemel waar geen mens binnendringt
priemen jouw blikken als scherpe rietstengels.
Jij nummert de dagen, plaatst de maanden, ordent de jaren
om tenslotte(58) de juiste maatregelen uit te vaardigen
en het juiste besluit te openbaren.
20. Vader Enki, jij bent de vorst van alle mensen ;
op jouw woord gaat alles bloeien en komt de welvaart op aarde
Jouw takken, zwaar van vruchten

(48) De vertaling is uiteraard gebaseerd op de door mij gereconstrueerde tekst. Ik heb


getracht
'letterlijke'
eenvertaling;
middenweg dataan
is immers
te houden
geen
tussen
vertaling)
een filologische
en een leesbare
acribische
tekst.vertaling
De versindeling
(niet een
komt niet overal precies overeen met de Sumerische tekst ; dit is te wijten aan de grondig
verschillende zinsbouw.
(49) 'Stier' en 'Rund' zijn vrij gewone epitheta voor het opperste godenpaar.
(50) Effectieve oppergod
(51) Officiële maar enigszins otiose oppergod.
(52) De MES-boom is een vooralsnog niet met zekerheid bekende boomsoort (een soort
populier?) die in vele mythische en rituele teksten een bijzondere rol speelt.
(53) Basilisk is een vertaling, voorgesteld door Jacobsen (Th. Jacobsen, The Harps That
Once ... New Haven, CT : Yale UP 1987 : 303) van de term usumgal, die in elk geval een
mythisch draakachtig dier voorstelt.
(54) Oeroude stad in het uiterste zuiden van Sumer ; stad van Enki.
(55) Nudimmud is een andere naam voor Enki.
(56) Het centrale gedeelte van de 'nationale' tempel — die aan Enlil toebehoort — in
Nibru ! Aangezien Enki's eigen stad Eridug is wordt hier dan wellicht meer nadruk gelegd
op Enki's taak in de raadsverzameling der goden, die inderdaad in Nibru moet plaats
vinden.
(57) Abzu is het onderaardse zoete water, maar tevens de naam voor het heiligdom van
Enki.
(58) Is de bedoeling misschien 'tot aan het einde', d.i. 'voor altijd' ?
40 H. VANSTIPHOUT

maak jij tot embleem (59) van de van de goden.


Weelderig als \planten ?] groeiend in het woud, maak jij de lange
gewaden
25. van keurschapen en lammeren tot hun embleem(60).
Wanneer men de hand slaat aan de arbeid op het goede veld
worden door jou de graanhopen en oppers opgetast.
boter is het, en melk, wat de kooien en stallen voortbrengen !
De herder zingt zoet zijn zacht refrein, en
30. [de koejongen] schommelt de ganse dag het botervat.
Het banket in de feesthal der goden richt jij aan als een sieraad.
Jouw woord — de jongeling neemt het op in zijn hart en verkrijgt zo zijn
kracht,
en als de zwaargehoornde stier stoot hij in het strijdperk.
Jouw woord — het meisje schikt het op haar hoofd als ware het haar
eigen aantrekkelijkheid :
35. overal kijken [de mensen] haar vol bewondering aan.
(enkele regels beschadigd )
Aan vorsten en tronen
vreugde en geluk te schenken,
40. dat heeft Grote Berg Enlil jou opgedragen.
Enki, Heer van welvaart en inzicht,
door An beminde vorst, sieraad van Eridug ;
jij voert uit orders en besluiten ; jij stelt welbewust het lot vast ;
jij sluit . . . van de dagen af; jij doet de maanden in hun huis treden ;
45. jij doet [het nieuwe jaar] aantreden ; jij telt het getal daarvan.
[ ] ; jij vestigt de mensen in hun woonplaats;
[ ] jij ziet toe dat ze hun herder volgen(61) ;
(enkele regels beschadigd )
50. [ ] jij doet de wapens in opslag blijven(62)
[ ] jij beschermt hun leven (nl. van de mensen).
[Vader] Enki schrijdt over de bezaaide aarde — goed graan groeit !
Nudimmud bezoekt onze zwangere ooi — zij werpt een goed lam !
Hij bezoekt onze drachtige koe — zij werpt een mooi kalf!
55. Hij bezoekt onze drachtige geit — zij werpt een krachtig bokje ! (63)
Wanneer jij onze velden en weiden bezoekt
tast jij het graan op in oppers en hopen op het hoge land ;
wanneer jij de uitgedroogde plaatsen in het land bezoekt
(enkele regels beschadigd )
Enki, vorst van de Abzu, spreekt in majesteit zijn eigen lof, zoals het
hoort:

(59) Embleem is een benadering van de term me-te-gal2 , die iets betekent als versiering
èn als symbool èn als datgene wat passend is.
(60) De bedoeling is dat de vacht van de schapen zo dik en weelderig wordt als dichte
plantengroei of dikke wollen kleden.
(61) De herder is natuurlijk de vorst.
(62) Dit wil zeggen : jij ziet toe dat ze niet gebruikt hoeven te worden.
(63) Merk op hoe hier landbouwtechniek — wellicht wordt specifiek irrigatie bedoeld
— met productieve sexualiteit verbonden wordt.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 41

„Mijn vader, vorst van hemel en aarde^64)


"heeft mij in de hemel en op aarde stralend doen verschijnen.
"Mijn oudere broer, de koning van alle landen,(65)
65. "heeft alle voorschriften verzameld en in mijn hand gelegd.
"Vanuit het E-kur, het huis van Enlil,
"heb ik alle kunst en kennis naar mijn Abzu in Eridug gebracht.
"Ik ben de ware zoon, verwekt door de grote stier, de eersteling van An.
"Ik ben de grote storm die uit het onderaardse komt ; ik ben de grote Heer
van het Land.
70. "Leider der tronen, Vader der landen,
"oudste broer der goden, verzorger van weelde,
"kanselier van hemel en aarde,
"wijs vernuft van alle landen — dat alles ben ik.
"Samen met An zetel ik op de troon en verstrek ik het recht ;
75. "samen met Enlil het bergland overschouwend beslis ik het lot :
"de lotsbestemming, overal waar de zon opgaat, plaatste hij in mijn hand.
"Door Nin-tur word ik uitverkoren,
"door Nin-hursaga word ik gunstig vermeld(66) ;
"ik ben het hoofd der Anuna67,
80. "ik, de ware zoon van An, de heilige !"
Toen de Heer zijn majesteit verkondigd had,
toen de grote vorst zijn eigen lof gesproken had,
baden de Anuna nederig tot hem (als volgt) :
„Heer die instaat voor alle kunst en kennis,
85. "kundig in besluiten, veelgeprezene — Enki, lof zij jou !"
Nogmaals, en met grote vreugde
spreekt Enki, vorst van de Abzu, in majesteit zijn eigen lof, zoals het
hoort:
„Ik ben het wiens woord het ware is ; ik munt uit in alle dingen ;
"op mijn woord worden stallen gebouwd, schaapskooien gemaakt.
90. "Raak ik de hemel aan, dan valt de weldadige regen naar beneden ;
"raak ik de aarde aan, dan is er de grote karpervloed ;
"raak ik de groene velden aan
"dan worden op mijn woord hopen en oppers graan opgetast.
"Mijn huis, mijn schrijn, bouwde ik op een reine plek en gaf het een
gunstige naam ;
95. "mijn Abzu, mijn schrijn, bouwde ik in en gaf het een gunstige
naam ! (68)
"De schaduw van mijn huis ligt over de stille poel
"waar de vissen hun vinnen roeren tussen de zoete planten,
"waar de karpers hun staart roeren tussen het jonge riet,

(64) An.
(65) Enlil.
(66) Nin-tur 'meesteres van het baren' en Nin-hursaga 'meesteres van het heuvelland'
zijn in feite dezelfde godin in twee verschillende gedaantes of functies.
(67) Verzamelnaam voor de grote goden, soms voor alle goden, en soms (later) voor de
goden die in de onderwereld verblijven.
(68) De naam is in het oude Mésopotamie steeds een vast voorteken, in de hemel als op
aarde.
42 H. VANSTIPHOUT

"en de vogeltjes kwetteren in hun nesten.


100. "De bedienaren van het schrijn
"zij ook komen naar mij, naar Enki ! :
"De Apkallu (69)

"De Enkum(70)
105. "baden zich voor mij in het water.
"Heilige zangen en spreuken vullen mijn Abzu.
"Mijn staatsieboot, 'Kroon, Bergbok van de Abzu'
"brengt mij veel vreugde :
"naar het grote moeras, de plaats die ik uitverkoren heb,
110. "wendt hij de flanken, strekt hij de nek.
"Flink trekken de roeiers de riemen ;
"zij zingen mooi, en de rivier zelf is blij.
"Nimgirsig,(71) de kapitein
"verheft de gouden staf
115. "en stuurt de boot 'Bergbok van de Abzu' voor mij, voor Enki !
"Ik, de Heer, ga vertrekken ;
"ik wil naar mijn land ik, Enki !
"Ik ik, de meester van het lot !
{een vijftal beschadigde regels )
"[ ] de landen Magan(72) en Dilmun(73)
125. "zullen mij aanschouwen, mij, Enki.
"Laat men de Dilmunschepen laden met hout ;
"laat men de Maganschepen hemelhoog laden ;
"laat de vrachtschepen van Meluhha (74)
"goud en zilver vervoeren
130. "naar Nibru, voor Enlil, de Heer van alle landen !
"En voor hen die geen steden hebben, die geen huizen hebben,
"voor de Martu, bestem ik vee als (af te dragen) geschenk !"
Tot de grote prins, die naar zijn land wilde gaan,
spraken de Anuna voorts vol respect :
135. „O Heer, meester van de grote Machten, die de Ongerepte Machten
bestuurt, (75)
"die gaat over de grote Machten, de duizenden Machten,
"jij, de meest aanzienlijke in de hele breedte van hemel en aarde ;

(69) De Apkallu zijn de zeven wijzen van vóór de zondvloed, die aan de mensheid de
beschaving geschonken hebben. De enige waarover meer bekend is, is Adapa, over wie een
aparte mythologische overlevering bestaat.
(70) De enkum is een priester-officiant, wiens precieze functie niet goed bekend is. Wel
is bekend dat hij vooral een rituele betekenis heeft.
(71) Wij weten niet waarom deze kapitein — die verder geen enkele rol speelt — zo
heet.
(72) Vermoedelijk de zuidoostkust van de Perzische Golf.
(73) Het huidige eiland Bahrayn met de tegenoverliggende kuststreek.
(74) Vermoedelijk de zuidwestkust van de Perzische Golf.
(75) De uitdrukking me — u5 komt vaker voor. Meestal wordt het begrepen als 'de
machten berijden'. Het werkwoord U5 (Akk. rakâbu ) betekent inderdaad '(een rijdier of
voertuig) berijden' maar kan ook zijn '(een rijdier of voertuig) besturen'. Dit past veel beter
bij de ME 's.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 43

"jij die voor Eridug, de heilige, de kostbare plaats, de hoogste


waardigheid bestemt —
"Enki, Heer van hemel en aarde — lof zij jou !"
140. Voor de grote prins van het land, die vertrekken zou,
voeren alle Heren en alle Tronen,
alle bezweerders van Eridug,
allen die in Sumer het linnen dragen,(76)
de reinigingsriten van de Abzu uit.
145. Staande in de heilige plaats van Vader Enki, de weergaloze plaats,
maken zij de grote vertrekken van de prins schoon, —
kamer na kamer tellen zij af — ;
zij reinigen het grootse schrijn Abzu en
brengen lange jeneverbestakken, de reine plant, aan en
150. ruimen het heilige op , de promenade die aan Enki toebehoort.(77)
Dan bouwen zij de steiger van Eridug, die naar de Goede Kade leidt ;
zij meren de 'Bergbok van de Abzu' aan de Goede kade, de machtige
kade.
Zij stellen een heilige kapel op
en zeggen daar gebed na gebed voor Enki.
(ongeveer 10 regels geheel ofgedeeltelijk verloren)
165. Tussen het jonge riet roerden de karpers hun staart.
Toen richtte men van in de Abzu de grote standaard op voor lommerte,
waarvan de schaduw het ganse land bedekt en de mensen rust schenkt —
de grote mast over de lagune, die boven alle landen uitsteekt !
De Heer, de grote vorst van de Abzu,
170. van op de 'Bergbok van de Abzu' gaf hij zijn bevelen.
Rechtop stond hij, en heerlijk, als een MES-boom gegroeid in de Abzu,
hij die voor Eridug, de heilige, de weergaloze plaats, de hoogste Machten
bestemd had.
De sublieme opzichter van het bergland, de zoon van Enlil,
wendde toen het heilige roer
175. en de held keek nog eens trots om naar de Abzu.
(9 regels geheel of gedeeltelijk verloren)
De kapitein van het schip, Nimgirsig
185. [verhief] de gouden staf vóór zijn meester ;
de 50 Lahamu (78) van de diepte spraken eerbiedig tot Enki
en de roeiers als Aega/n-vogels(79).
SUMER
Koning Enki betrad het Land(80) in majesteit ;

(76) Het dragen van (wit) linnen was voorbehouden aan wereldlijke en vooral
geestelijke hoogwaardigheidsbekleders.
(77) Het is onduidelijk waarom de woonplaats van Enki moet gereinigd worden. Hij
gaat ze immers verlaten.
(78) De lahamu zijn half goddelijke, half demonische Oerwezens', die later
beschermgoden van lager rang worden.
(79) Onbekend. Aangezien /gam I echter 'buigen' betekent kan het iets te maken
hebben met de houding van de roeiers.
(80) 'Het Land' (Sumerisch : kalam) is de gebruikelijke uitdrukking voor Sumer.
Wellicht zou 'de Natie' nog beter passen.
44 H. VANSTIPHOUT

uit de komst van de grote prins van het Land


190. vloeide een stralende weelde voort in de hemel en op aarde.
Enki bestemde het lot :
„Sumer, grote berg, land van hemel en aarde,
"gekleed in eeuwig licht, dat de Machten aan de volkeren doet toekomen
van oost tot west,
"jouw Machten zijn groots en onaantastbaar.
195. "Jouw hart is kunstig en onpeilbaar.
"jouw vruchtbare Abzu, die de goden baarde, is onbereikbaar als de
hemel.
"Zij baart koningen die zij met het ware diadeem tooit ;
"zij baart hogepriesters die zij de hoofdband aanlegt.
"Jouw Heer, de eerbiedwaardige, zit naast An op de troon.
200. "Jouw koning, Grote Berg Vader Enlil,
"vader der landen, heeft jou bekleed met het als een groenende
boom.
"De Anuna, de grote goden,
"hebben hun verblijfplaats in jouw midden gekozen ;
"in jouw Gi-guna feesten zij temidden van jouw meest zeldzame bomen.
205. "O huis Sumer, jij zult stallen bouwen, jouw vee zal zich
vermenigvuldigen.
"jij zult schaapskooien maken, jouw klein vee zal ontelbaar worden.
"Jouw Gi-guna zal de hemel aanraken ;
"jouw trouwe huis zal met de hand tot de hemel reiken !
"De Anuna zullen in jou midden het lot bepalen !"
UR (81)
210. Toen bereikte hij het schrijn Ur.
Enki, koning van de Abzu, stelde zijn lot vast :
„Gans volmaakte stad, badend in het water, stevig staande stier ;
"troon van rijkdom, die het bergland bewandelt, hoog als de bergen ;
"welriekend plantsoen, brede schaduw, trots op eigen kracht,
215. "volmaakte Machten vervullen jou.
"Grote Berg Enlil heeft boven alles jouw naam genoemd.
"Jij bent de stad van wie Enki het lot bestemt :
"heiligdom Ur, jij zult tot de hemel stijgen !"
MELUWA
Toen bereikte hij het land Meluhha.
220. Enki, koning van de Abzu, stelde zijn lot vast :
„Donker land, jouw bomen zullen groot zijn, jouw wouden exotische
MES -bomen ;
"tronen daarvan gemaakt zullen geplaatst worden in de koninklijke
paleizen.

(81) Vreemd genoeg wordt alleen de stad Ur afzonderlijk vernoemd. Ur heeft noch met
Enlil noch met Enki een speciale relatie. De reden zou kunnen zijn dat de tekst mede
gecomponeerd is om de rijkshoofdstad Ur te eren (dan zou de tekst in de Ur III periode
ontstaan zijn), of omdat Ur de belangrijkste haven voor de overzeese (Dilmun)handel was — of
allebei.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 45

"Jouw riet zal hoog zijn, jouw rietbossen zullen exotisch(82) riet zijn ;
"de helden zullen het als wapen gebruiken op het slagveld.
225. "Jouw stieren zullen groot zijn, exotische stieren zullen het zijn ;
"hun geloei zal het geloei van de exotische stieren zijn.
"De grote Machten van de goden zullen jou aangemeten worden.
"Jouw berghoen draagt een kleed van kornalijn ;
"jouw vogels wezen pauwen
230. "wiens geschreeuw de koningspaleizen zal vullen !
"Jouw zilver weze goud ;
"jouw koper weze brons !
"Bergland, jouw goederen zullen overtalrijk zijn,
"jouw bevolking zal steeds groeien
235. "en ieder van jouw mannen zal een stier zijn voor de ander !"
(twee beschadigde regels )
MAGAN (?) en DILMUN
Enki reinigde het land Dilmun en deed het glanzen.
Hij vertrouwde het toe aan Nin-sikila.
240. [Aan ] schonk hij lagunes ; men eet er vis.
Aan het bouwland schonk hij palmbomen ; men eet er dadels.
ELAM en MARHASI (83)
Elam en Marhasi
die alles verslinden
Een koning, gemachtigd door Enlil,
245. zal hun huizen vernielen, hun vestingsmuren slechten.
Hun zilver, hun lazuursteen, al hun kostbaarheden
aan Enlil, koning van alle landen, aan Nibru zal hij het afdragen !
MARTU(M)
Aan hen die geen steden hebben, en geen huizen,
aan de Martu gaf Enki gaf het steppenvee als deel.
TIGRIS en EUFRAAT
250. Toen Vader Enki zijn oog van die plaatsen had afgewend
liet hij het op de Eufraat liet vallen.
Hij ging trots staan, als een stotige stier.
Hij richtte zijn lid op, ejaculeerde
en vulde zo de Tigris met vloeiend water.
255. Als een grazende koe loeiend om haar in de stal gebleven kalf,
ging de Tigris aan zijn zijde als was hij (Enki ?) de bronstige stier.
Hij richtte zijn lid op, bracht de gift aan de bruid.

(82) De verwijzing naar allerlei exotica is vermoedelijk een toespeling op de rol van Ur
als de belangrijkste zeehaven.
(83) Jammer genoeg wat beschadigd is dit de enige passage waar Enki's
lotsbestemming er een voor de koningen van Sumer is : het onderwerpen van Elam en Marhasi. Dit
zou de tekst ook weer kunnen plaatsen in de Ur III periode (ca. 2100-2000 BCE), toen de
controle over die gebieden van eminent belang was. Elam ligt in het Zuidwesten van het
huidige Iran, en grenst aan Sumer; Marhasi ligt noordelijker.
(84) Verzamelnaam voor de (semi)nomaden in de Syrische woestijn. Hun infiltraties
aan de midden- en bovenloop van de Eufraat waren gedurende de Ur III periode een bron
van constante zorg.
46 H. VANSTIPHOUT

Als de wilde stier vulde hij haar schoot, en bleef bij de geboorte.
Het water dat hij bracht was vloeiend, krachtig en zoet als wijn.(85)
260. Het graan dat hij bracht is vet — de mensen eten.
Zo vulde hij het E-kur, het huis van Enlil, met allerhande dingen.
Enlil was verheugd over Enki, en met hem was Nibru blij.
De Heer bond toen het prinselijke diadeem om ;
de koningskroon zette hij op.
265. Hij raakte de grond aan zijn linkerzijde :
Weelde ontsproot aan de grond.
ENBILULU
Hij die de staf in de rechterhand houdt, en,
om Tigris en Eufraat zich te laten vermengen,
de gepaste woorden spreekt ;
270. hij die vanuit het paleis de voorspoed doet vloeien als fijnste olie ;
de Heer van de lotsbestemming, Enki, koning van de Abzu,
stelde Enbilulu, de dijkgraaf van de waterlopen,
over hen beiden aan.
MOERAS
Hij riep [het moeras] op, en schonk suhurhi en suhur-vissen(86) ;
275. hij riep [het rietbos] op, en schonk droog en jong riet.
{vier regels geheel of gedeeltelijk verloren)

Aan wiens net geen vis ontsnapt,


280. aan wiens val geen viervoeter ontsnapt,
aan wiens strik geen vogel ontsnapt,
het kind van
geliefd door de vissen
stelde Enki over hen aan.
NANSE (88)
285. Toen trok de Heer een heiligdom op, een heilig schrijn waarvan het
binnenste een doolhof is ;
in volle zee bouwde hij dit heilig schrijn waarvan het binnenste een
doolhof is ;
een schrijn waarvan het binnenste is als een geknoopte streng — iets wat
geen mens kent ;
een schrijn waarvan de onderkant het wandelende Pegasus-sterrenbeeld
is
en de bovenkant het beeld van de Wagen,
290. dat omspoeld wordt door een woeste golf, en voorzien is van
vreeswekkende uitstraling

(85) Hier wordt de bedoelde ambiguïteit, of virtuele identiteit, tussen water en semen
gebruikt.
(86) Wij kunnen deze vissen niet precies identificeren. Men denkt aan een soort karpers.
(87) Wij weten niet welke god hier bedoeld wordt. De vogels en vissen doen aan Nanse
denken, maar die wordt verderop apart en uitgebreid behandeld. Het kan geen proleptische
vermelding van Nanse zijn, aangezien de sectie eindigt met de formule 'stelde hij ... aan'.
(88) Godin van vogels en vissen. Zij is eigenlijk thuis in het Zuidoosten van Sumer, met
name de regio van Lagas.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 47

— de Anuna, de grote goden, durven het niet naderen — ;


dat richtte hij daar op en het paleis was vol vreugde.
De Anuna, vóór hem in gebed en smeking,
stelden voor Enki een hoge troon op in de Tempel van de Zee.
295. Voor de Heer
en de grote prins [ ]
de vogel [ ]

Hij voorzag zo het E-kur, het huis van Enlil, van goederen ;
300. Enlil was verheugd over Enki, en Nibru was blij met hem.
Zij die bestuurt [ ] in het heilige schrijn,
zij die de paring veroorzaakt [ ],
de woelige golf van de diepten der zee,
de storm, het springtij,[ ]
305. die uit het zeeschuim te voorschijn komt [ ],
de Vrouwe van Sirara(89), moeder Nanse, —
over de zee in al haar uitgestrektheid
stelde Enki haar aan
ISKUR
Toen riep hij de regen op, het water uit de hemel ;
310. als drijvende wolken stelde hij (de regen daar) op,
en verjoeg de wind die hen wegdrijft naar de horizon.
Zo maakte hij puinheuvels tot graanland.
Enki stelde hem die de stormen berijdt, die met de bliksem aanstormt,
die met zijn machtige sluisdeur (90) het binnenste van de hemel
afsluit,(91)
315. het kind van An, de dijkgraaf van hemel en aarde,
Iskur, de man van welvaart, de zoon van An, daarover aan.
ENKIMDU
Toen maakte hij ploeg, juk en span klaar;
grote prins Enki voorzag ze van gehoornde ossen,
320. om de nobele voor te openen
en het vruchtbare veld graan te doen dragen.
Enki stelde de Heer, getooid met de weelde van het hoge land,
de bekwame landbouwer van Enlil,
Enkimdu, de man van sloten en dijken
325. daarover aan.
ASNAN
Toen riep de Heer de vruchtbare akker op, en schonk het gwnw-gerst.(92)
Enki schonk kekers, linzen en bonen ;
Hij hoopte op estub, gunu, en innuha ; (93)
hij vermenigvuldigde de stapels en hopen.

(89) Onderdeel van de stadsstaat Lagas.


(90) Letterlijk staat er 'grendel'.
(91) Dit betekent dat hij naar believen de 'hemelsluizen' kan sluiten en openen.
(92) Een donkergekleurde en gevlekte gerstsoort, die van hoge kwaliteit schijnt geweest
te zijn.
(93) Niet precies bekende graansoorten.
48 H. VANSTIPHOUT

330. Zo verspreidde hij voor Enlil welvaart in het Land.


Enki stelde haar wiens hoofd en lichaam gevlekt zijn(94), wiens hoofd
druipt van honig ;
de Vrouwe die tot paring noopt, de kracht van het Land, het leven van de
Zwarthoofdigen ;
Asnan, het goede brood, het eeuwige brood, daarover aan.
KULLA
335. Toen bond de prins de hak met een touw, maakte de tichelvorm, en sneed
in de klei als in zachte boter.
Enki stelde hem wiens tweesnijdende hak als de aasvretende slang is,
wiens strakke tichelvorm als een recht maakt,
Kulla, de tichelman van het land,
340. daarover aan.
MUSDAMMA
Hij (Enki) trok de meetlijn aan en tekende het grondplan uit ;
in opdracht van de vergadering ontwierp hij een huis, waarvoor hij de
reinigingsriten volbracht.
De grote prins groef toen fundamenten, en legde het tichelwerk er over
heen.
Enki stelde hem wiens fundamenten niet verzakken,
345. wiens weigebouwde huizen niet instorten,
wiens stellingen, als de regenboog, tot in de hemel reiken,
Musdamma, de grote metselaar van Enlil, daarover aan
SAKAN
Toen zette hij een nobele kroon op het hoge land ;
op de hoge steppe bracht hij een sieraad uit lazuursteen aan, en
350. bond er een diadeem van lazuursteen aan.
Hij schonk de goede aarde weelderige plantengroei ;
hij vermenigvuldigde de kuddes, en hield ze op hun plaats ;
rammen en schapen vermenigvuldigde hij in de weiden en deed ze zich
voortplanten.
De held van de steppe, haar kroon, de koning van het hoge land,
355. de grote leeuw van de vlakte, de sterke en machtige vuist van Enlil,
Sakan, koning van het heuvelland, stelde hij daarover aan.
DUMUZI
Toen bouwde hij stallen, en regelde hun onderhoud ;
hij maakte schaapskooien, die hij voorzag van de beste melk.
360. Zo voorzag hij rijkelijk de banketzaal van de goden,
en aan het weidse groene veld bracht hij welstand.
Enki stelde de koning, de verzorger van het E-ana(95), de vriend van An,
De beminde schoonzoon van dappere Sin(96), de echtgenoot van Inana
de heilige,
vrouwe en meesteres van de grote Machten,
365. die noopt tot paring in de straten van Kulab(97),

(94) De beschrijving berust op een soort graan dat donkere vlekken heeft.
(95) Letterlijk 'huis van An' of 'huis van de hemel' ; grote tempel van An (en Inana) in
Uruk.
(96) Maangod ; ook stadsgod van Ur.
(97) Stadsdeel van Uruk.
DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 49

namelijk Dumuzi-Usumgalana, de vriend van An, daarover aan.


Zo voorzag hij het E-kur, het huis van Enlil, van goederen ;
Over Enki was Enlil tevreden, en Nibru(98) verheugde zich met hem.
UW
370. Toen stelde Enki de grenzen vast
voor de Anuna ;
in de stad wees hij hun bouwplaatsen aan,
en in het veld hun akkers.
Enki stelde de held, de stier die uit het geurige struikgewas verschijnt, die
brult als een leeuw,
375. dappere Utu, de stevig staande stier die trots zijn kracht vertoont,
vader van de 'Grote Plaats', waar de zon opgaat, grote heraut van An, de
heilige,
de rechter, die de oordelen van de goden geeft,
die met zijn lazuurstenen baard van uit de horizon de heilige hemel
bestijgt,
380. Utu, zoon van Ningal("), over het ganse universum aan.
UTTU(m)
Toen spande hij de schering, en sloeg het getouw aan ;
Enki regelde perfect het vrouwenwerk,
en omwille van Enki maakt men kostbare stoffen.
Enki stelde de eerbiedwaardige van het paleis, zij die voor de koning een
sieraad is,
385. Uttu, de trouwe, de stille,
daarover aan.
En toen was er nog zij die geen officie gekregen had ;
Inana, de jonge vrouw, die geen officie gekregen had.
Zij ging naar haar vader, naar Enki ;
390. zij trad wenend zijn huis binnen onder groot misbaar (en zei :)
„De bestemming van alle Anuna, de grote goden,
"gaf Enlil in jouw handen.
"Waarom heb jij alleen mij, een vrouw, anders behandeld?
"Ik ben Inana, de heilige ; waar is mijn officie?
395. "Aruru, de zuster van Enlil,
"is ook patrones van het baren.
"Zij kreeg als teken van haar heerlijkheid de heilige steen van het baren,
"en bovendien de snijder van de navelstreng, de imman-steen(101), de
'prei'i102);
"zij kreeg de silagara , de kom van groen lazuliet ;

(98) Stad van de oppergod Enlil.


(99) Echtgenote van Sin ; stadsgodin van Ur.
(100) Ik vermoed dat hier in feite een bedekte boodschap afgegeven wordt. Velen
hebben zich al afgevraagd waarom de zeer korte Uttu-passage hier helemaal aan het einde, en
dan nog na de afsluitende Utu-sectie, geplaatst wordt. Er zijn redenen om aan te nemen
dat het hier over 'vrouwenwerk' gaat met zijn bijna overal bekende dubbelzinnigheid:
weven/spinnen en sexualiteit.
(101) Onbekend ; waarschijnk cultusvoorwerp.
(102) De vertaling is vrijwel zeker. De betekenis ontgaat mij. Het zal wel een soort
steen zijn.
50 H. VANSTIPHOUT

400. "zij kreeg de heilige ala, het gewijde vat(103).


"Zo werd zij de baker van het land ;
"de geboorte van vorsten en Heren wordt haar toevertrouwd !
"Mijn edele zuster, Nin-insina de heilige,
"kreeg als teken de suba-steen, en is nu de minnares van An.
405. "Steeds staat zij klaar voor hem ; steeds schreeuwt zij het uit van genot
(of begeerte?)
"Mijn edele zuster Nin-mug, de heilige,
"kreeg de gouden beitel en de zilveren hamer ;
"het grote vuurstenen mes kreeg zij ook.
"Nu is zij in het Land de steensnijdster
410. "die de vorsten maakt door hen het eeuwige diadeem aan te binden
"en de prinsen baart door op hun hoofd de wettige kroon te zetten !
"Mijn edele zuster, Nisaba de heilige,
"kreeg de meetstok
"en draagt aan haar arm de glanzende meetlijn ;
415. "zo vaardigt zij de Machten uit,
"stelt de grenzen vast, duidt de merkstenen aan — zij is de boekhouder
van het Land,
"en zelfs de voedselvoorziening van de goden behoort haar toe !
"Nanse, de grote Dame, aan wiens voeten de heilige vogel waakt,
"is verantwoordelijk voor de opbrengst uit de zee.
420. "Uitgelezen vissen, uitstekend gevogelte,
"brengt zij aan Enlil, haar vader, in Nibru !
"Waarom heb jij alleen mij, een vrouw, anders behandeld?
"Ik ben Inana, de heilige ; waar is mijn officie ?"
Enki antwoordt zijn dochter, Inana de heilige :
42 5 . „Wat werd j ou onthouden ?
"Wat werd jou onthouden, mevrouw ? Wat hadden wij jou nog kunnen
geven ?
"Jongedame Inana, wat werd jou onthouden? Wat hadden wij jou nog
kunnen geven ?
"O vrouw, de orders roep jij ;
"Op dat bevel trekt men uit voor jou.
430. "Jij verstopt het kleed van de jongelingschap ;
"de rechterkant verander jij in de linkerkant ;
"met het kleed van vrouwelijkheid bekleed jij hem ;
"vrouwentaai leg jij hem in de mond ;
"spoel en spinrokken geef jij hem in de hand ;
435. "vrouwelijke aantrekkelijkheid leg jij hem op.
"Jij beheert de kromstaf, de stok en de schep van het herderschap.
"Wat werd jou onthouden, jongedame Inana? Wat zouden wij jou nog
kunnen geven ?
"Van strijd en oorlog geef jij de onbetrouwbare bevelen ;
"al ben je geen raaf, jij spreekt de fatale woorden midden in het gevecht !
440. "Jij maakt krom de rechte draad,
"jonge Inana, en recht de kromme draad !

(103) Eigenlijk is de a-la2 („watertrekker") een soort putemmer.


DE ENKI-ADMINISTRATIE, OF WAAROM DE WERELD ZO IN ELKAAR ZIT 51

"Jij draagt en tooit jezelf in linnen;


"jij weeft het wollen kleed, speelt met het schietspoel ;
"jij vermengt de veelkleurige draden !
445. "Inana, jij hoopt hoofden op als aarde ; jij verstrooit ze als zaad ;
"jij vernielt wat niet mag vernield worden en keert om wat niet gekeerd
mag worden, Inana !
"Jij ontdoet de rouwtrom van haar omhulsel,
"En laat de tigi en de adabwegstoppen, jongedame Inana !
"Jij wordt niet moe van de begerige blikken van jouw vrijers,
450. "jongedame Inana, maar jij zult geen touw te knopen voor een diepe
put!
"Nu vloeit het hart van Enlil over : hij heeft het Land in orde gebracht ;
"het hart van Enlil vloeit over : hij heeft het Land in orde gebracht.
"Nu zijn hart overvloeit voor de mensheid,
"ga nu niet
(455—471: vrijwel geheel verdwenen )
472. Vader Enki, lof zij u !

You might also like