You are on page 1of 4

De energietransitie in het Verenigd Koninkrijk: het plan van Labour

Dries Goedertier

Op de 1e mei van 2019 riep het Britse parlement de noodtoestand uit over het klimaat. Het
was niemand minder dan Labour-leider Jeremy Corbyn die de motie op de agenda zette. Met
de noodtoestand wil Labour een draagvlak creëren voor een doortastender klimaatbeleid.
Onder de noemer van een “Groene Industriële Revolutie” wil de socialistische partij inzetten
op een alomvattende economische transformatie die vooral in de meest verkommerde regio’s
talloze industriële banen moet scheppen. Absolute prioriteit daarbij is de hertekening van het
energielandschap, zodat 60 procent van de energievoorziening in het jaar 2030 voortkomt uit
hernieuwbare energiebronnen. Labour heeft dus een plan met hoge ambities.

Groene Industriële Revolutie

Eén van de drijvende krachten achter de transformatieve klimaatagenda is Rebecca Long-


Bailey, Labour parlementslid voor Salford and Eccles. Sinds 2017 is Long-Bailey de “shadow
secretary” voor bedrijfsleven, energie en industrieel beleid. Naast tewerkstelling wil dit
opkomende talent de Groene Industriële Revolutie aangrijpen als een opportuniteit om
leefbare wijken en steden te creëren voor werkende mensen. Het zijn immers mensen met een
lager inkomen die vaak het minst toegang hebben tot schone lucht, zuiver water en goed
geïsoleerde en betaalbare huisvesting. Net daarom is een duurzame leefomgeving een
socialistisch onderwerp bij uitstek. Volgens deze nauwe bondgenoot van Corbyn zal de
overheid “onbeschaamd interventionistisch” moeten zijn om de uitstoot van emissies tegen
2050 naar nul te brengen. Een doortastend industrieel beleid omvat naast grootschalige
publieke investeringen ook planning en coördinatie om de inspanningen in alle sectoren van
de economie op elkaar af te stemmen en een cumulatief effect te ressorteren.

Voor Labour is de rechtvaardige transitie geen loze slogan. Het is de hoeksteen van haar
industriële strategie. De Groene Industriële Revolutie mikt op lagere energiefacturen, goed
betaalde jobs en nieuwe industriële activiteiten. De partij zet niet louter in op herverdeling.
Volgens schaduwkanselier John McDonnell is het nodig om een stevig economisch
fundament uit te bouwen. Enkel zo zal het mogelijk zijn om in het Verenigd Koninkrijk “de
beste openbare diensten van de wereld” te bouwen. Voor de uitwerking van haar industriële
strategie doet Labour beroep op deskundigen uit de energiesector en de industrie. In een
recent rapport argumenteren zij dat 60% hernieuwbare energie tegen 2030 haalbaar is. De
overheid moet inzetten op een verzevenvoudiging van offshore windenergie en een
verdubbeling van onshore windenergie. Daarnaast stellen de deskundigen voor om alle huizen
tegen 2030 energiezuinig te maken en 2,5 miljoen huizen te voorzien van zonnepanelen. Alles
samen zouden deze maatregelen kunnen uitmonden 410.0000 voltijds equivalente jobs.

Energiedemocratie

Labour wil deze structurele veranderingen in de energiehuishouding bewerkstelligen door een


parallelle transformatie van de economische eigendomsverhoudingen. Om redenen die te
maken hebben met sociale gelijkheid en eerlijkheid ligt de beslissingsmacht over de transitie
van de economie beter niet in de handen van een handvol miljardairs. In een vorig Aktief-
nummer gaf ik een overzicht van de alternatieve eigendomsvormen waarmee Labour vorm
wil geven aan een economische democratie voor de 21e eeuw. Ook daarvoor doet de partij
beroep op academici en praktijkdeskundigen. In het Labour-rapport Alternative Models of
Ownership stelden zij drie eigendomsvormen voor om de controle over de economie terug in
de handen van werknemers en het publiek te leggen: 1) nationale of regionale
overheidsbedrijven, 2) stedelijke en lokale bedrijven, en 3) coöperatieven. Volgens John
McDonnell kan Labour zich in de strijd voor meer sociale gelijkheid niet beperken tot grotere
budgetten voor de publieke diensten en sociale zekerheid. Het komt erop aan instituties te
bouwen voor een economie “that works for the many, not the few.” McDonnell was vorig jaar
hoofdredacteur van een boek daarover waaraan talloze economen meewerkten. Het boek
demonstreert dat een socialistisch project nog steeds een grote intellectuele
aantrekkingskracht kan uitoefenen.

Ook het energievraagstuk kan rekenen op voldoende intellectuele onderbouwing. Volgens het
Labour Energy Forum – een denktank binnen de partij die ijvert voor democratische controle
over de energiesector – behoort de wind ons allen toe. Net daarom is het belangrijk om de
windmolens ook in publiek eigendom te hebben. Zo kunnen de brede voordelen en vruchten
ervan ook het brede publiek ten goede komen. Ook deze groep hamert erop dat het publiek
eigendom van de 21e eeuw diverse vormen moet omvatten zoals stadsbedrijven,
coöperatieven en samenwerkingen tussen lokale besturen. De voorkeur lijkt uit te gaan naar
een gedecentraliseerd model waarbij lokale besturen zelf de eigendomsvorm bepalen van
entiteiten voor de productie van hernieuwbare stroom. Voor de industriële reconversie kan
een publiek windenergiebedrijf van groot belang zijn. Deze kunnen publieke aanbestedingen
gebruiken als hefboom voor de ontwikkeling van een toeleverindustrie met goede loon- en
arbeidsvoorwaarden. De publieke sector zou de windenergiesector ook van binnenuit leren
kennen en daardoor de capaciteiten verwerven om de energietransitie te sturen. Inkomsten
kunnen door (lokale) besturen gebruikt worden om te investeren in openbare diensten.

Bringing Energy Home

De grootschalige opwekking van hernieuwbare stroom vergt een aanzienlijke


moderniseringsoperatie van het transmissie- en distributienetwerk. Deze infrastructuur is
momenteel in handen van buitenlandse investeringsbanken en -fondsen. In totaal zes
regionaal actieve distributienetbedrijven rekenen consumenten hoge tarieven aan.
Monopoliewinsten vloeien naar de aandeelhouders onder de vorm van aanzienlijke
dividenden. Ondertussen zijn de investeringen in de uitbreiding en modernisering van de
infrastructuur ontoereikend. Daardoor moeten lokale producenten van hernieuwbare energie
vaak erg lang wachten op hun netaansluiting. Opslagtechnologieën (zoals waterstof) en
“smart grids” zullen bovendien nodig zijn om het variabele karakter van het hernieuwbare
energie-aanbod op te vangen. Vraag en aanbod moeten altijd in evenwicht zijn om
stroompannes te voorkomen. Labour wil deze publieke investeringen financieren door een
einde te maken aan de private dividendenstroom. De partij heeft met Bringing Energy Home
een gelaagd plan in stelling gebracht om de netbedrijven in publiek eigendom te nemen.

Een op te richten Nationaal Energie Agentschap (NEA) zal eigenaar-beheerder zijn van het
transmissienetwerk. Daarbovenop zal het NEA een “strategisch kompas” zijn voor de
energietransitie en publieke, coöperatieve en private energiebedrijven hierin begeleiden. Het
NEA zal decarbonisatie-doelstellingen bepalen voor de Regionale Energie-agentschappen
(REA). Deze zijn verantwoordelijk voor de distributienetten. REA’s zullen met hun openbare
aanbestedingspolitiek een belangrijke rol kunnen spelen in het regionale industriële beleid.
Het is ook aan hen om zogenaamde “just transition pathways” voor werknemers aan te
leggen. In al deze taken worden zij ondersteund door de NEA. De REA’s zullen op hun beurt
samenwerken met Municipale Energie-agentschappen (MEA). Lokale besturen kunnen een
MEA oprichten als ze sneller willen vooruit gaan met de energietransitie. Een MEA wordt
dan de eigenaar-beheerder van het lokale net. Het moet een vlottere connectie van de lokale
energieproducenten in de hand werken. Tot slot zullen buurtbewoners ook lokale energie-
gemeenschappen kunnen oprichten om stroom te genereren, distribueren en/of leveren.

Valkuilen en lessen

Labour tracht centrale coördinatie en planning te combineren met lokale participatie en een
hoofdzakelijk gedecentraliseerde productie. Beide hoeven elkaar inderdaad niet uit te sluiten.
De voorgestelde koers houdt ook rekening met het Brexit-standpunt van de partij. Labour wil
dat het Verenigd Koninkrijk na de Brexit toegang blijft behouden tot de Europese interne
markt. Daardoor houdt Labour rekening met de regels van de geliberaliseerde EU
energiemarkt. In het gekende verkiezingsmanifest For the Many, not the Few stelt Labour dat
stadsbedrijven en coöperatieven moeten rivaliseren met de private energiebedrijven. In deze
bijdrage is het niet mogelijk om dieper in te gaan op het EU-raamwerk en de mogelijkheden
(en beperkingen) die het biedt voor een verdieping en verbreding van de overheidscontrole
over de energiesector. De meningen hierover lopen sterk uiteen. Los daarvan vindt in het
internationale vakbondsnetwerk Trade Unions for Energy Democracy een kritische discussie
plaats over de aanpak van Labour. Onlangs convenieerde TUED een vergadering te
Manchester met de Britse vakbonden om de energievoorstellen te bespreken. Coördinator
Sean Sweeney pleitte ervoor om de hele energiesector in publiek eigendom te nemen.

Aldus zou Labour een horizontale integratie van alle energiefuncties kunnen bewerkstelligen.
Een dergelijke “alomvattende” benadering zou de planning van de energietransitie en de
decarbonisatie van de economie aanzienlijk faciliteren. De meer “partiële” benadering van
Labour daarentegen zou botsen op de lage prijzen voor elektriciteit op de
groothandelsmarkten. Het maakt het voor energiebedrijven moeilijk om kosten te recupereren
en winsten te boeken waardoor investeringen in hernieuwbare energie uitblijven. Een
uitbreiding van publieke steunmechanismen zou volgens sommigen soelaas kunnen brengen.
Deze publieke steun (zoals een teruglevertarief) droeg echter zelf bij tot de lagere
energieprijzen door het verhogen van het stroomaanbod en dreigde ook de grote
energiebedrijven (die effectief marktaandeel verloren aan de energie-coöperatieven) bankroet
te maken. Overheden konden dit laatste niet laten gebeuren. Ter verzekering van de
stroombevoorrading gingen vele lidstaten (zoals het Verenigd Koninkrijk) over tot een
verstrenging van hun steun aan hernieuwbare energie. Het leidde tot een grote terugval van
het aantal energie-coöperatieven. De grote energiebedrijven laten het echter nog steeds na om
meer te investeren in hernieuwbare energie. Het is deze impasse die TUED wil doorbreken
door de energiemarkt uit te schakelen en de volledige energiesector terug in het publieke
domein te brengen.

Labour kan deze bedenkingen over de huidige toestand van de energiemarkt maar beter
meenemen in haar strategiebepaling. Het debat over het juiste energiebeleid ligt nog helemaal
open. Met haar agenda voor een Groene Industriële Revolutie toont Labour zich echter nu
reeds als een partij die bakens durft uit te zetten voor een maatschappelijke transformatie. Het
is geen partij die zich uitsluitend profileert als de verdediger van de sociale zekerheid en de
zorgsector. Zeer zeker zijn dit belangrijke thema’s. Een socialistische partij moet deze echter
inbedden in een bredere strategie die ook oog heeft voor de economische fundamenten. Wij
dienen te bouwen aan de eigendomsvormen en instituties die het mogelijk moeten maken om
de economie op een sociaal rechtvaardige en ecologische duurzame koers te brengen. Wij
moeten democratische hefbomen voortbrengen zodat de economische beslissingsmacht
eerlijker verspreid is. Als we daarin slagen, dan zal een eerlijkere verdeling van de
geproduceerde rijkdom daar als vanzelf uit voortvloeien. Dát is het verhaal waar ook de
Vlaamse sociaaldemocratie moet aan schrijven.

You might also like