You are on page 1of 104

O

4 38

OPIUM- EN ZOUTREGIE

WETTELIJKE BEPALINGEN

BETREFFENDE OPIUM EN

ANDERE VERDOOVENDE

MIDDELEN

DERDE DRUK

BIJGEWERKT T/M ST. 1937 NO. 635

LANDSDRUKKERIJ 1938 BATAVIA


kitlv
bibliotheek

0099 5926
OPIUM- EN ZOUTREGIE

WETTELIJKE BEPALINGEN

BETREFFENDE OPIUM EN

ANDERE VERDOOVENDE

MIDDELEN

DERDE DRUK

BIJGEWERKT T/M ST. 1937 NO. 635

LANDSDRUKKERIJ — 1938 —
BATAVIA

Eenheidsformaat A 5.

-4307 37
INHOUD

Bladz.

Bepalingen betreffende verdoovende middelen in het algemeen.

1. Verdoovende-middelenordonnantie van 12 Mei 1927 (Staats-


blad No. 278; verbeterbladen van 22 Juli 1927 en 3 Februari
1928), gewijzigd bij Staatsblad 1933 No. 368 en 1937 No. 635. 5

2. Regeeringsbesluit van 12 Mei 1927 No. sa, artikelen 2 t/m 8,


o.m. regelende het afgeven van de verschillende certificaten
voor in- en uitvoer van verdoovende middelen (Staatsblad
No. 280; verbeterblad van 22 Juli 1927) 35

Bepalingen betreffende bereid opium.

3. Regie-opiumordonnantie van 12 Mei 1927 (Staatsblad No. 279;


verbeterblad van 22 Juli 1927), gewijzigd bij Staatsblad 1933
No. 23 45

4. Koninklijk besluit van 29 November 1932 No. 38, ter uitvoe-

ring van de op 27 November 1931 te Bangkok geteekende


overeenkomst nopens het gebruik van bereid opium (Staats-
blad 1933 No. 22) 55

5. Opiumverpakkingsbepalingen 1927 (Regeeringsbesluit van

3 November 1927 No. 47, Staatsblad No. 514), gewijzigd bij


Staatsblad 1933 No. 50, 1935 No. 27 en 1937 Nos. 126 en 576. 57

6. Opiumkringenbesluit van 3 Februari 1934 No. 23 (Staatsblad


No. 59; verbeterblad van 13 Maart 1934), gewijzigd bij
Staatsblad 1934 No. 561, 1935 No. 27, 1936 No. 184 en 1937
No. 576 64

7. Opiumpremiebepalingen (Regeeringsbesluit van 26 Mei 1936

No. 17, Staatsblad No. 246), gewijzigd bij Staatsblad 1937


No. 576 89

8. Regeeringsbesluit van 18 November 1933 No. 14 tot instelling


van de Opium- en Zoutregie (Staatsblad No. 441) 93

9. Subsidieregeling voor opiophagenverpleging. Ordonnantie van

7 Mei 1930 (Staatsblad No. 135) 95


VERDOOVENDE-MIDDELEN-

ORDONNANTIE

STAATSBLAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË

1927 No. 278. (!) opium, verdoovende middelen, reglemen-

TEN. Nieuwe bepalingen betreffende verdoovende mid-

delen en eenige planten, waaruit verdoovende middelen

bereid kunnen worden (verdoovende-middelen-ordonnan-

tie).

IN NAAM DER KONINGIN!

DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN

NEDERLANDSCH-INDIË,

Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord:

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Saluut!


doet te weten:

Dat Hü, de bepalingen betreffende opium en andere verdooven-


de middelen welke thans over talrijke ordonnanties zijn verspreid
in één ordonnantie, en afgescheiden van de bepalingen omtrent

het wettig gebruik van rookopium hier te lande, willende veree-

nigen, en tevens deze gelegenheid willende benutten om eerst-

bedoelde bepalingen op enkele punten te wijzigen, willende


herzien:

(*) De tekst is afgedrukt, zooals deze luidt ingevolge de verbeterbladen van

22 Juli 1927 en 3 Februari 1928 en de wijziging en aanvulling bij St. 1933


No. 368 en St. 1937 No. 635. Verder wordt onder de aandacht gebracht dat,
voor zoover toepassing dezer ordonnantie inde Gouvernementslanden
betreft de
van Java en Madoera (de provincies West-, Midden- en Oost-Java), overal in
stede van „het Hoofd van plaatselijk bestuur” moet worden gelezen ~de(n)
assistent-resident” (St. 1931 No. 168, artikel 1, letter B*, punt 28). Ingevolge
St. 1933 No. 441 (hierachter afgedrukt op blz. 93 e.v.) zijnde bevoegdheden
van het Hoofd van den voormaligen Dienst der Opiumregie overgegaan op het
Hoofd der met ingang van 1 Januari 1934 ingestelde Opium- en Zoutregie.
No. 278, 1927 6

Lettende op de 20, 29, 31 en 33 van het Reglement


artikelen

op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië, in verband


met artikel 2 onder V der wet van 23 Juni 1925 (Indisch Staats-
blad No. 415), zoomede het Koninklijk besluit van 11 Juni
op
1923 No. 45 (Indisch Staatsblad No. 394);

Heeft goedgevonden en verstaan:


Met intrekking van:

A. Ie. de ordonnantie van 24 April 1872 (Staatsblad No. 76);


2ie. de ordonnantie van 9 Januari 1897 (Staatsblad No. 17),
zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij die van 20 November

1925 (Staatsblad No. 592);


3e. de ordonnantie van 18 Februari 1898 (Staatsblad No. 77),
zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij § I van die van

1 Juli 1913 (Staatsblad No. 437);


4e. de ordonnantie van 10 Maart 1905 (Staatsblad No. 187),
zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij die van 18 Augustus
1922 (Staatsblad No. 551);
5e. de ordonnantie van 6 Februari 1906 (Staatsblad No. 89),
zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij die van 8 Mei 1926

(Staatsblad No. 180);


6e. de Bali Regie-ordonnantie van 2 Maart 1908 (Staatsblad
No. 199), zooals de tekst van de bij § II daarvan vastgestelde Be-

palingen luidt ingevolge de ordonnantie van 21 December 1920

(Staatsblad No. 899) en sedert is gewijzigd, laatstelijk bij die van

20 November 1925 (Staatsblad No. 592);


7e. de ordonnantie van 12 November 1908 (Staatsblad No. 639),
zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bjj die van 8 October
1926 (Staatsblad No. 446);
8e. de Billiton Regie-ordonnantie van 15 Juli 1909 (Staatsblad
No. 373), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij de ordon-
nantie van 20 November 1925 (Staatsblad No. 592);
9e. de Java Regie-ordonnantie September 1909 (Staats- van 4

blad No. 441), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij de


ordonnantie van 18 Mei 1926 (Staatsblad No. 195);
10e. de ordonnantie van 2 Maart 1911 (Staatsblad No. 188),
zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij artikel 6 ad 187o van

de Invoeringsverordening Strafwetboek (Staatsblad 1917 No. 497);


11e. de Riouw Regie-ordonnantie van 15 Maart 1911 (Staats-
blad No. 225), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij de
ordonnantie van 20 November 1925 (Staatsblad No. 592);
12e. de ordonnantie van 17 Juni 1911 (Staatsblad No. 374),
zooals deze is
gewijzigd bij artikel 6 ad 190o van de Invoerings-
verordening Strafwetboek (Staatsblad 1917 No. 497);
7 1927, No. 278

13e. de ordonnantie van 26 Augustus 1911 (Staatsblad No. 484),


zooals deze is gewijzigd, laatstelijk bij artikel 1 van de ordon-
nantie van 19 Februari 1927 (Staatsblad No. 53);
14e. de morphine-ordonnantie van 26 Augustus 1911 (Staats-
blad No. 485), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij arti-
kel II van de ordonnantie van 19 Februari 1927 (Staatsblad
No. 53);
15e. de ordonnantie van 30 Augustus 1911 (Staatsblad No. 494),
zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij artikel 6 ad 1930

van de Invoeringsverordening Strafwetboek (Staatsblad 1917


No. 497);
16e. de ordonnantie van 8 December 1911 (Staatsblad No. 644);
17e. de Oostkust Regie-ordonnantie van 26 Maart 1912 (Staats-
blad No. 255), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij de
ordonnantie van 20 November 1925 (Staatsblad No. 592);
18e. de ordonnantie van 29 Oetober 1912 (Staatsblad No. 536),
zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij artikel 111 van die
van 19 Februari 1927 (Staatsblad No. 53);
19e. de Atjeh Regie-ordonnantie van 14 Februari 1913 (Staats-
blad No. 219), zooais deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij de
ordonnantie van 20 November 1925 (Staatsblad No. 592);
20e. de Borneo Regie-ordonnantie 1914 van 16 April 1914
(Staatsblad No. 351), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk
bij de ordonnantie van 20 November 1925
(Staatsblad No. 592);
21e. de ordonnantie van 14 Augustus 1914 (Staatsblad No. 562),
zooals deze is gewijzigd bij artikel 6 ad 2340 van de Invoerings-
verordening Strafwetboek (Staatsblad 1917 No. 497);
22e. de Westkust Regie-ordonnantie van 10 Maart 1915 (Staats-
blad No. 245), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij de
ordonnantie van (Staatsblad No. 22);
11 Januari 1926

23e. de Celebes Regie-ordonnantie 1915 van 31 December 1915

(Staatsblad No. 748), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk


bij de ordonnantie van 20 November 1925 (Staatsblad No. 592);
24e. de ordonnantie van 18 Maart 1916 (Staatsblad No. 268),
zooals deze is gewijzigd bij die van 24 Februari 1926 (Staatsblad
No. 74);
25e. de Timor Regie-ordonnantie 1916 van 18 Maart 1916

(Staatsblad No. 281), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk


bij de ordonnantie van 20 November 1925 (Staatsblad No. 592);
26e. de Tapanoeli Regie-ordonnantie 1916 van 28 April 1916

(Staatsblad No. 356), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk


bij de ordonnantie van 19 Januari 1927 (Staatsblad No. 20);
27e. de Bepalingen op Opiumpremiën, vastgesteld bij § II der
ordonnantie van 11 Oetober 1916 (Staatsblad No. 630), zooals deze
No. 278, 1927 8

sedert zijn gewijzigd, laatstelijk bij de ordonnantie van 8 Juni 1926


(Staatsblad No. 223);
28e. de Opiumaanvoerordonnantie van 24 Januari 1918 (Staats-
blad No. 34), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij artikel
IV van de ordonnantie van 19 Februari 1927 (Staatsblad No. 53);
29e. de Ternate-Nieuw-Guinea Regie-ordonnantie van 12 Maart
1920 (Staatsblad No. 139), zooals deze sedert is gewijzigd, laatste-
lijk bij de ordonnantie van 20 November 1925 (Staatsblad No. 592);
30e. de Amboina Regie-ordonnantie van 12 Maart 1920 (Staats-
blad No. 140), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij de
ordonnantie van 20 November 1925 (Staatsblad No. 592);
31e. de ordonnantie van 26 Maart 1920(Staatsblad No. 235),
zooals deze is gewijzigd bij die van 10 Augustus 1925 (Staatsblad
No. 371);
32e. de ordonnantie van 14 Maart 1921 (Staatsblad No. 156) ;
33e. de ordonnantie van 30 Mei 1922 (Staatsblad No. 364), zoo-

als deze sedert is gewijzigd, laatstelijk bij die van 9 October 192'6

(Staatsblad No. 450) ;

34e. de ordonnantie van 13 Juni 1922 (Staatsblad No. 421);


35e. de Aanvullende Opiumregie-ordonnantie Buitengewesten
van 18 Augustus 1922 (Staatsblad No. 551), zooals deze sedert is

gewijzigd, laatstelijk bij de ordonnantie van 20 November 1925


(Staatsblad No. 592);
36e. de Aanvullende Java Regie-ordonnantie van 19 Juli 1923

(Staatsblad No. 370), zooals deze sedert is gewijzigd, laatstelijk


bij de ordonnantie van 1 Juni 1926 (Staatsblad No. 211);
37e. de ordonnantie van 16 Juni 1926 (Staatsblad No. 233);
B. 38e. de Bepalingen voor de Opiumregie op Java en Ma-

doera vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 15 October

1898 (Staatsblad No. 277), zooals deze ingevolge de onder 4e en

5e hiervoren genoemde ordonnanties van toepassing zijn op de


residenties Benkoelen, Palembang en Bangka en Onderhoorighe-
den en sedert zijn gewijzigd, laatstelijk bij de ordonnantie van 20

November 1925 (Staatsblad No. 592);


C. de niet reeds ingetrokken gedeelten van:

39e. de ordonnantie van 2 Juli 1902 (Staatsblad No. 265);


40e. de Celebes Regie-ordonnantie van 12' Februari 1907

(Staatsblad No. 114);


41e. de Borneo Regie-ordonnantie van 2 Maart 1908 (Staats-
blad No. 200);
42e. de ordonnantie van 17 Februari 1909 (Staatsblad No. 142);
43e. de Amboina Regie-ordonnantie van 14 Februari 1910

(Staatsblad No. 147);


9 1927, No. 278

44e. de Timor Regie-ordonnantie van 14 Februari 1910 (Staats-


blad No. 148);
voor geheel Nederlandsch-Indië met inbegrip van de zelfbestu-
rende landschappen voor zooveel laatstbedoelde betreft krach-
tens de door de Inlandsche zelfbestuurders erkende Nederlandsche
opperheerschappij vast te stellen de volgende bepalingen betref-
fende verdoovende middelen en eenige planten, waaruit verdoo-
vende middelen bereid kunnen worden.

Artikel 1.

In deze ordonnantie wordt of worden verstaan onder:


a. „Nederlandsch-Indische wateren”: alle in

Nederlandsch-Indië gelegen havens, kreken en voor zeesche-

pen met 500 of meer kubieke meter (176,36 of meer Register-


ton) bruto inhoud vanuit zee bevaarbare gedeelten van rivie-
ren en kanalen, zoomede het watergebied binnen den afstand
van 3 mijlen (van 60 ineen breedte graad), gerekend van de
lijn van laagsten waterstand der eilanden en bij laagsten wa-

terstand droogvallende rotsen, riffen en banken binnen den

Nederlandsch-Indischen archipel gelegen, benevens binnen de

baaien, zeearmen en riviermondingen tot een afstand van 3

mijlen vanaf de rechte lijn getrokken zooveel mogelijk nabij


de opening dier baaien, zeearmen en riviermondingen op het

punt waar mijlen niet overschrijdt;


die opening 10
b. „N ederlandsch-Indië”: zoowel het landgebied met de
daarin gelegen wateren als de Nederlandsch-Indische wateren;
c. „haven”: ook reede, ligplaats aan los- en laadhoofden,
kaden en steigers;
d. „invoer”: invoer binnen Nederlandsch-Indië uit het bui-
tenland ;
e. „uitvoer”: uitvoer uit plaatsen binnen Nederlandsch-Indië
naar het buitenland;

ƒ. „doorvoer”: het brengen van goederen door Nederlandsch-


Indië, al dan niet gepaard met overlading, bij het vervoer van

die goederen tusschen twee andere landen;


g. „apothekers”: zij, die volgens de ter zake geldende
verordeningen bevoegd zijn tot de uitoefening der artsenijbe-
reidkunst in Nederlandsch-Indië als apotheker en daar be-
heerders zijn van eene apotheek;
h. „geneeskundigen”: zij, die volgens de ter zake gel-
dende voorschriften bevoegd zijn tot de uitoefening der ge-
neeskunst in Nederlandsch-Indië;
i. „tandartsen”: zij, die in Nederlandsch-Indië de tand-
No. 278, 1927 10

heelkunst uitoefenen en daartoe volgens de ter zake geldende


verordeningen bevoegd zijn;
j. „veeartsen”:
le. personen, die in het bezit zjjn vaneen bewijs van in

Nederland met goed gevolg afgelegd examen voor veearts;


2e. personen, die na een afgelegd examen ineen ander land
de bevoegdheid tot uitoefening van de veeartsenijkunde
in haren geheelen omvang hebben verkregen en daarna

of tot die uitoefening in Nederland zijn toegelaten of


benoembaar zijn verklaard tot Gouvernements veearts;
3e. personen, die in het bezit zijn vaneen diploma van met

goed gevolg afgelegd eindexamen van de voormalige In-

landsche veeartsenschool
Buitenzorg te of van de Neder-
landsch-Indische veeartsenschool aldaar;
k. „groothandelaar”: hij, die krachtens eene door het
Hoofd van den dienst der Volksgezondheid verleende machti-
ging, zijn beroep maakt van, den verkoop van verdoovende
middelen aan de onder g, h, i en j genoemde personen;
l. „schip”: elk vervoermiddel te water en elk drijvend werk-

tuig of drjvende inrichting;


m. „gezagvoerder”: elk gezagvoerder vaneen schip of die

dezen vervangt;
n. „opvarende”: een ieder, die zich aan, boord bevindt, met

uitzondering van den gezagvoerder;


o. „opiumregie”: de dienst der Opiumregie in Nederlandsch-
Indië;
p. „deskundige”: eendoor den Gouverneur-Generaal krach-
tens artikel 3 van het Koninklijk besluit van 11 Juni 1923

No. 45 (Indisch Staatsblad No. 394) aangewezen deskun-


dige C 1);
q. „papaver”: het gewas Papaver somniferum L., zoomede
de doosvrucht (slaapbol) van genoemde plant;
r. „ruw opium”: het sap, vanzelf gestremd, verkregen uit
de doosvruchten van het Papaver somniferum L. en
gewas
hetwelk slechts de bewerkingen heeft ondergaan, noodig voor
de verpakking en het vervoer, onverschillig welk het morphi-
negehalte moge zijn;
s. „bereid opium”:
le. „t jandoe”, zjnde het product, verkregen van ruw

opium door eene reeks van bijzondere bewerkingen, in

(1) Als zoodanig werden bij artikel 3 van het Eegeeringsbesluit van 10

Augustus 1925 No. 21 (St. No. 370) aangewezen de Directeur van de Opium-
fabriek en de Scheikundig Ingenieur bij die fabriek.
11 1927, No. 278

het bijzonder door oplossing, opbruising, roostering en


gisting, ten doel hebbende het, al of niet onder toevoeging

van andere stoffen, te vervormen tot een extract, geschikt


om te worden gerookt;
2e. „d jit j i n g”, zijnde de droesem en alle andere afval van

gerookte tjandoe, onverschillig of die tjandoe al dan niet


gemengd was met bladeren of andere stoffen;
3e. „d jitjin g k o ”, zijnde het product, geschikt om te

worden
gerookt, bereid uit djitjing;
t. „regie-opium”: tjandoe, zooals ze door de Opiumregie
wordt verkocht; (!)
14. „regie djitjing”: djitjing afkomstig regie-opium; ( x )
van

'v. „medicinaal opium”: ruw opium, dat de noodige be-


werking heeft ondergaan ten einde het geschikt te maken voor

geneeskundig gebruik, hetzij in poedervorm of in korrelach-


tigen toestand dan wel in anderen vorm, hetzij vermengd met

neutrale stoffen, overeenkomstig de eischen van de pharma-


copee;

w. „morphine”: het voornaamste alcaloïde van opium, met de

scheikundige formule C 47 H l 9 NO3;


x. „diacetylmorphine”: diamorphine, heroïne, met de
scheikundige formule C 2l H 23 N0
5 ;

ij. „cocablad”: het blad, al dan niet gedroogd of in poeder-

vorm, van de Erythroxylon Coca Lamarck, van de Erythroxy-


lon novogranatense (Morris) Hieronymus en van hunne varië-

teiten, van de familie der Erythroxylaceeën, alsmede het blad


al dan niet gedroogd of in poedervorm, van andere soorten

van dit geslacht, waaruit cocaïne rechtstreeks kan worden ge-


trokken of door scheikundige omzetting kan worden verkregen;
z. „ruwe cocaïne”: alle producten, getrokken uit het coca-

blad, welke rechtstreeks of middellijk kunnen dienen voor de

vervaardiging van cocaïne;


aa. „cocaïne”: de methylaether van de links-draaiende ben-

zoylecgonine (a2O 16°4 in oplossing van 20%


= — in chloro-

form), met de scheikundige formule C l7 H 2l N0 4 ;


bb. „ècgonine”: de linksdraaiende ecgonine ( «20 =—4s°6
bepaald ineen oplossing van 5% in water), met de scheikun-
dige formule C 9 H l5 N0 3 H 2 O, en alle derivaten van deze
ecgonine, welke inde industrie gebruikt zouden kunnen wor-
den om opnieuw ecgonine te maken;

(!) Dein deze ordonnantie voorkomende verdoovende middelen betrek-


op
king hebbende bepalingen gelden dus ook (behoudens het bepaalde in artikel 28

onder &) ten aanzien van regie-opium en regie-djitjing.


No. 278, 1927 12

cc. „Indisch en hennep”: zoowel de plant cannabis sativa


L. als de bloeiende of vruchtdragende gedroogde toppen van

de vrouwelijke planten, waaraan de hars nog niet onttrokken


is onverschillig onder welke benaming zjj in den handel wor-

dengebracht;
dd. „hars van Indischen hennep”: de uit Indischen

hennep getrokken hars, alsmede de gebruikelijke praeparaten,


waarvan die hars de grondstof is, zooals hasjisj, bhang,
gandja, esrar, chira, charras en djamba;
ee. „verdoovende middelen”:
le. de hiervoren onder r tot en met dd genoemde zelfstandig-
heden, met uitzondering van cocabladeren en het gewas
Cannabis Sativa L;
2e. alle praeparaten, welke de onder le bedoelde stoffen be-
vatten ;

3e. zouten en andere derivaten van morphine, diacetylmor-


phine en cocaïne;
4e. de galenische praeparaten (extract en tinctuur) van Indi-
schen hennep;
5e. mengsels, welke een of meer der onder le tot en met ten

4e bedoelde zelfstandigheden bevatten;


6e. alle hiervoren niet omschreven door het Hoofd van den

dienst der Volksgezondheid aan te geven stoffen en prae-


paraten alsmede mengsels daarvan, welke als vervangsel
van morphine kunnen worden aangewend en waarvan het
misbruik even schadelijke gevolgen kan hebben als dat
van morphine. ( x )
Artikel 2.

De teelt van papaver en Indischen hennep is verboden.

Artikel 3.

De invoer, het bezit, het in eigendom, in voorraad of in bewa-


ring hebben, het vervoer, de bereiding, de fabricatie, de verwer-
king, de verkoop, het gebruik, de uitvoer van verdoovende
middelen, papaver en Indischen hennep, zoomede de invoer van

cocabladeren zijn behoudens het bepaalde in de volgende artikelen


verboden.

Artikel 4.

Ten behoeve van geneeskundige of wetenschappelijke doeleinden

(!) Zie hiervoor Bijbl. No. 13776.


13 1927, No. 278

mogen verdoovende middelen, met uitzondering van ruw en bereid

opium, ruwe cocaïne, ecgonine en hars van Indischen hennep, wor-

den ingevoerd door:


ö. apothekers en in artikel 49 van het Reglement op den dienst
der Volksgezondheid in Nederlandsch-Indië bedoelde genees-

kundigen, die eene doktersapotheek beheeren;


b. veeartsen op plaatsen, waar geen apotheek is gevestigd en

groothandelaren in geneesmiddelen, voor zoover zulks aan de

betrokken bij eene daartoe door het Hoofd van den


personen
dienst der Volksgezondheid te verleenen schriftelijke vergun-

ning is toegestaan;
c. fabrikanten van geneesmiddelen, aan wie zulks op de wijze als
bedoeld in het derde lid van artikel 7 is toegestaan.

Artikel 5.

(1) De invoer van verdoovende middelen moet gedekt zijn door


een namens den Gouverneur-Generaal dooreen daartoe bevoegd
persoon afgegeven invoercertificaat, waarvan het model wordt

vastgesteld door den Gouverneur-Generaal (*), met dien verstande,


dat het zal moeten vermelden dein te voeren hoeveelheid, den

naam en het adres van den importeur en van den exporteur, den

tjjd waarbinnen de invoer zal moeten plaats hebben, alsmede dat


de invoer uitsluitend geschiedt ten behoeve van geneeskundige of
wetenschappelijke doeleinden.
(2) Tot afgifte vaneen invoercertificaat wordt niet overgegaan
dan na ontvangst van eene schriftelijke, onder aanbod van eede
afgelegde verklaring van den aanvrager der vergunning, dat de
invoer uitsluitend geschiedt voor geneeskundige of wetenschappe-
lijke doeleinden, in welke verklaring mede de aard en het gewicht
(de hoeveelheid) van elke der in te voeren stoffen moet worden
vermeld.
(3) apotheek of doktersapotheek, eiken groothandel
Voor elke
in geneesmiddelen en elke fabriek van geneesmiddelen en ten
behoeve van eiken veearts wordt een afzonderlijk invoercertificaat
afgegeven waarbij de invoer van verdoovende middelen tot geen
grootere hoeveelheden wordt toegestaan dan waaraan behoefte
bestaat. Deze behoefte wordt vastgesteld door dengene, die het

certificaat afgeeft.

Artikel 6.

(1) Bij den invoer, als bedoeld in het vorige artikel, moet een

(!) Zie hiervoor St. 1927 No. 280, hierachter afgedrukt op blz. 35 e.v.
No. 278, 1927 14

exemplaar van het betrekkelijke invoercertifieaat of een gewaar-


merkt afschrift daarvan worden afgegeven aan het tolkantoor van

invoer of, waar een zoodanig kantoor niet bestaat, aan het Hoofd

van plaatselijk bestuur of de door dezen daarvoor aangewezen

ambtenaar, onder mededeeling welke of hoeveel van dein het


certificaat vermelde stoffen niet zijn verzonden.

(2) Bij den invoer van:

a. medicinaal opium;
b. morphine, diacetylmorphine, cocaïne en hare respectieve
zouten;
c. praeparaten, bevattende meer dan 0.2% morphine of meer dan

0.1% cocaïne;
d. praeparaten, bevattende diacetylmorphine en

e. extract en tinctuur van Indischen hennep,


moeten dein te voeren goederen bovendien vergezeld zijn van

een afschrift van de betrekkelijke machtiging tot uitvoer, afgege-


ven door of namens de Regeering van het land van uitvoer, dan

wel indien bij doorvoer van die goederen dooreen ander land
door of namens de Regeering van dat land bij een afwijkingscer-
tificaat toestemming is verleend om de zending, in afwijking van
hare bestemming, naar Nederlandsch-Indië te vervoeren vaneen
afschrift van dat afwijkingscertificaat.
In deze stukken zullen soortgelijke gegevens moeten zijn vermeld
als zijn voorgeschreven voor de hier te lande afgegeven uitvoer- en

afwjjkingseertificaten in het tweede lid van artikel 14 en het zesde

lid van artikel 16 van deze ordonnantie.


De invoer zal eerst worden toegelaten, nadat door de Regeering
hier te lande afschrift van die certificaten rechtstreeks van de be-
trokken Regeeringen is ontvangen.

(3) Van den aard en het gewicht of de hoeveelheid van de


ingevoerde verdoovende middelen wordt bij het tolkantoor van

invoer of, waar een zoodanig kantoor niet bestaat, door het Hoofd

van plaatselijk bestuur aanteekening gehouden (*) op den achter-

kant van het bij de zending behoorende afschrift van dein het

vorige lid bedoelde machtiging tot uitvoer of het afwijkings-


certificaat, voor zoover die stoffen in die bescheiden zijn
vermeld.

(4) Heeft de invoer plaats gehad of is de tijd, toegestaan voor

den invoer, verstreken, dan wordt het afschrift van de betrekke-


lijke machtiging tot uitvoer of van het afwijkingscertificaat, op
den achterkant waarvan is aangeteekend wat in werkelijkheid is

(!) Dein de oorspronkelijke redactie na het nootteeken volgende woorden


„ineen register, alsmede” zijn vervallen ingevolge St. 1937 No. 635.
15 1927, No. 278

ingevoerd, gezonden aan het Hoofd van den dienst der Opiumregie
ter terugzending aan de Regeering, welke die machtiging of dat
certificaat verleende.

Artikel 7.

(1) Het bezit, het in eigendom of in voorraad hebben, het ver-

voer, de bereiding, de verwerking, en de verkoop van dein artikel


4 bedoelde verdoovende middelen is voor de daar genoemde doel-
einden toegestaan aan de daar onder a en b bedoelde personen, met

dien verstande, dat bereiding of verwerking van die stoffen niet


is toegestaan aan groothandelaren in geneesmiddelen.
(2) Het bezit, het in eigendom of in voorraad hebben en het
vervoer van dein artikel 4 bedoelde verdoovende middelen is

bovendien toegestaan:
a. voor zoover noodig om hen inde gelegenheid te stellen die
persoonlijk toe te dienen of aan te wenden, aan andere genees-

kundigen, dan bedoeld in artikel 4 onder a, aan veeartsen op

plaatsen waar eene apotheek is gevestigd, aan tandartsen en

aan personen, die een voorschrift hebben vaneen veearts om

die stoffen voor veeartsenijkundig gebruik toe te dienen en

b. voor eigen gebruik, aan personen, aan wie die stoffen op de

gebruikelijke wijze dooreen geneeskundige zijn voorgeschre-


ven.

(3) Volgens door den Gouverneur-Generaal te stellen regelen


kan aan fabrikanten van geneesmiddelen vergunning worden
verleend tot de bereiding of de fabricatie vaneen of meerder in
artikel 4 bedoelde verdoovende middelen, bij welke vergunning
mede kan worden toegestaan de invoer, het bezit, het in eigendom
of in voorraad hebben, het vervoer, de verwerking en de verkoop
vaneen of meer van die verdoovende middelen.
(4) Het Hoofd van den dienst der Volksgezondheid kan, in

overleg met het Hoofd van den dienst der Opiumregie, aan per-

sonen van wie vaststaat, dat zjj bepaalde verdoovende middelen


tot zuiver wetenschappelijke of andere gewichtige doeleinden
zullen gebruiken, in afwijking van de bepalingen dezer ordon-

nantie, vergunning verleenen tot het bezit, het in eigendom of in


voorraad hebben, het vervoer, de bereiding, de verwerking, de

toediening en de aanwending van die verdoovende middelen.

(5) De verdoovende middelen, waarvan inde vorige leden van

dit artikel het bezit en het vervoer zijn toegestaan, mogen ook
worden vervoerd door hem, die daartoe opdracht heeft gekregen
van den tot dat bezit of vervoer gerechtigde.
(6) Dein eene apotheek of eene doktersapotheek aanwezige
verdoovende middelen en die, in voorraad bij geneeskundigen,
No. 278, 1927 16

veeartsen, tandartsen en personen, die een vergunning bezitten als

bedoeld in het vierde lid van dit artikel, moeten worden bewaard
in gesloten kasten, waarvan de sleutels berusten bij den beheerder
van de apotheek of doktersapotheek of diens wettigen vervanger

en overigens bij de hiervoren genoemde personen.

(7) Inde vergunningen, bedoeld in artikel 4 onder b en het

derde lid dit artikel worden de gebouwen of lokalen, waarin


van

de betrokken verdoovende middelen mogen worden bewaard, be-


reid of verwerkt, aangewezen en zoo noodig omschreven en worden
voorschriften gegeven omtrent de bewaring van die verdoovende
middelen.

Artikel 8.

(1) Indoor het Hoofd van den dienst der Volksgezondheid


aangewezen particuliere ziekeninrichtingen en inde scheepsapo-
theek aan boord van schepen met 500 of meer kubieke meter

(176,36 of meer Registerton) bruto inhoud, zoomede van andere

schepen, indien en voor zoover zulks krachtens eendoor of namens

den Gouverneur-Generaal gegeven voorschrift is vastgesteld, mo-

gen verdoovende middelen, als bedoeld in artikel 4 onder a in


voorraad zijn voor geneeskundig gebruik in die inrichtingen of
aan boord van die schepen.

(2) Dein het vorige lid bedoelde verdoovende middelen wor-

den geacht in voorraad te zijn, voor zoover betreft ziekeninrichtin-

gen bjj den beheerder daarvan of bij diens vervanger, en voor

zoover betreft schepen bij den scheepsgeneesheer of, indien geen

scheepsgeneesheer aan boord in dienst is, bij den gezagvoerder of


den door dezen met de zorg voor de scheepsapotheek belasten
scheepsofficier. Deze personen zijn verplicht, bedoelde verdoovende
middelen te bewaren in eene behoorlijk afgesloten kast of andere

bergplaats, waarvan de sleutel bij hen berust, en bevoegd deze


persoonlijk toe te dienen aan of aan te wenden bij zieken in die

inrichting of aan boord van het schip, waar de scheepsapotheek


zich bevindt. De gezagvoerder van het betrokken schip is verplicht,
de vereischte kast of bergplaats ter beschikking van den scheeps-
geneesheer of -officier te stellen.

(3) Yan elk verdoovend middel mag in eene ziekeninrichting


niet meer in voorraad zijn dan eene door den betrokken inspecteur
van den dienst der Volksgezondheid aan te geven hoeveelheid
en in eene scheepsapotheek niet meer dan met inachtneming van

de wettelijke bepalingen op het stuk van aan boord van schepen


vereischt wordende geneesmiddelen, door den havenmeester of
als zoodanig dienstdoenden ambtenaar wordt noodig geacht.
17 1927, No. 278

Artikel 9.

(1) Dein artikel 4 genoemde personen mogen de verdoovende


middelen, waarvan hun het bezit is toegestaan, slechts verkoopen
of afleveren aan:

le. elkander, geneeskundigen en veeartsen, als bedoeld in het


tweede lid van artikel 7, tandartsen en personen, die die stoffen
krachtens eene vergunning, als bedoeld in het vierde lid van

artikel 7, mogen bezitten;

2'e. beheerders van particuliere ziekeninrichtingen als bedoeld in


het eerste lid van artikel 8, en ten behoeve
scheepsapothe- van

ken als bedoeld in dat lid, de betrokken gezagvoerders en de


met de zorg voor die scheepsapotheken belaste personen, in-

dien en voor zoover daartoe schriftelijk vergunning is ver-

leend door den betrokken, in het derde lid van artikel 8

bedoelden, ambtenaar;
3e. personen, aan wie die stoffen dooreen geneeskundige op

recept zijn voorgeschreven of die een voorschrift hebben van


een veearts om die stoffen voor veeartsenijkundig gebruik toe

te dienen, met dien verstande dat aan deze personen niet mag
worden verkocht door groothandelaren in geneesmiddelen en

fabrikanten van geneesmiddelen.


(2) Herhaling van de aflevering op eenzelfde recept is slechts

toegestaan, indien en voor zoover daartoe door den betrokken ge-

neeskundige op dat recept vergunning is verleend.


(3) De personen, aan wie op grond van het bepaalde onder 2e
van het eerste lid van dit artikel verdoovende middelen mogen
worden verkocht of afgeleverd, zijn gerechtigd, die verdoovende

middelen te vervoeren of te doen vervoeren naar de inrichting of


het schip, waarvoor ze bestemd zijn.

Artikel 10.

Bij openbaren verkoop van eene apotheek, eene doktersapotheek,


eene scheepsapotheek, een groothandel in geneesmiddelen, eene

fabriek van geneesmiddelen of eene particuliere ziekeninrichting


mogen dein overeenstemming met de bepalingen dezer ordonnan-
tie daarin aanwezige of daartoe behoorende verdoovende middelen
slechts verkocht worden aan dein artikel 4 genoemde personen,
voor zoover deze die stoffen mogen bezitten en aan de personen,
aan wie op grond van het bepaalde onder 2e van het le lid van

artikel 9 verdoovende middelen mogen worden verkocht of

afgeleverd, voor zoover de daarbedoelde schriftelijke vergunning


2 (4307)
No. 278, 1927 18

is verleend en de verdoovende middelen inde betrokken ziekenin-


richtingen en scheepsapotheken in voorraad mogen zijn. Op dezen

verkoop is overigens van toepassing hetgeen in artikel 82 van het


Reglement op den dienst der Volksgezondheid in Nederlandsch-
Indië is bepaald ten aanzien van den verkoop van vergiftige zelf-

standigheden.
Artikel 11.

De personen bedoeld in artikel 4 en de beheerders van particu-


liere ziekeninrichtingen, bedoeld in artikel 8, moeten ineen afzon-
derlek register hetwelk maandelijks door hen moet worden afge-
sloten en waarvan het model voor apothekers, geneeskundigen,
groothandelaren in geneesmiddelen, fabrikanten van geneesmid-
x door
delen en beheerders van particuliere ziekeninrichtingen ( )
het Hoofd van den dienst der Volksgezondheid en voor veeartsen (2 )
door den Directeur van Landbouw, Nijverheid en Handel wordt

vastgesteld, nopens dein het tweede lid van artikel 6 bedoelde,


alsmede andere, door de genoemde diensthoofden aan te wijzen
verdoovende middelen onder afzonderlijke hoofden vermelden:
1. de hoeveelheid, bij den aanvang der maand aanwezig;
2. de hoeveelheid, waarmede die onder 1 bedoeld, is vermeerderd

door invoer of koop;


3. den datum van invoer of verkrijging;
4. van wien het afkomstig is;
5. van waar het afkomstig is;
6. indien de stof door invoer is verkregen, door wien en op
welken datum het betrekkelijke invoercertificaat werd afge-
geven ;
7. de hoeveelheid met welke de voorraad is vermeerderd door

omzetting of bereiding uit andere stoffen;


8. de hoeveelheid met welke de voorraad is verminderd door

omzetting of bereiding van andere stoffen, door vernietiging,


onbruikbaar worden dan wel uitvoer;
9. welke omzetting, als onder 7 en 8 bedoeld, is bewerkstelligd;
10. den datum van omzetting, verkoop, aflevering, verbruik,
vernietiging onbruikbaar worden of uitvoer;
11. de hoeveelheid met welke die onder 1 genoemd is verminderd
door verkoop of aflevering;
12. den naam en de woonplaats van den kooper of den ontvanger;
13. op wiens last de verstrekking heeft plaats gehad;
14. de restant-voorraad (na afloop van elke maand in te vullen).

(!) Zie Bijblad op het Staatsblad No. 12487.

(2 ) Zie Bijblad op het Staatsblad No. 11561.


19 1927, No. 278

Artikel 12.

(1) Het is aan een ieder


verboden, een verdoovend middel toe
te dienen of te verschaffen, of gelegenheid te geven tot het ge-

bruiken vaneen verdoovend middel aan personen, ter plaatse


niet gerechtigd tot het bezit daarvan.
(2) Het verbod in het vorige lid is niet toepassing op
van

geneeskundigen en tandartsen inde uitoefening van hunne


praktijk.

Artikel 13.

Ten behoeve van geneeskundige of wetenschappelijke doel-


einden mogen verdoovende middelen, met uitzondering van ruw en

bereid opium en hars van Indischen hennep, worden uitgevoerd.

Artikel 14.

(1) Dein het vorige artikel bedoelde uitvoer van verdoovende


middelen en de uitvoer van eocabladeren moet gedekt zijn dooreen
namens den Gouverneur-Generaal dooreen daartoe bevoegd per-
soon afgegeven uitvoercertificaat, waarvan het model wordt

vastgesteld door den Gouverneur-Generaal met inachtneming van

het daaromtrent inde leden 2 en 5 van dit artikel bepaalde ( x ).


(2) Het uitvoercertificaat zal moeten vermelden de uitte voe-

ren hoeveelheid, den naam en het adres van den exporteur en van

den importeur, den tjjd waarbinnen de uitvoer zal moeten plaats

hebben, alsmede, indien een invoercertificaat vanwege het land van


invoer is afgegeven, het nummer en den datum van dat certificaat
en de autoriteit die het heeft verleend.

(3) Door het Hoofd van den dienst der Opiumregie wordt een

afschrift van het uitvoercertificaat gezonden aan de Regeering van

het land van invoer.


(4) Elke zending moet dooreen exemplaar of
gewaarmerkt een

afschrift van het betrekkeljjke uitvoercertificaat worden begeleid.


(5) Een certificaat voor den uitvoer van:

a. medicinaal opium,
b. ruwe ecgonine,
cocaïne en

c. morphine, diacetylmorphine, cocaïne en hare


respectieve zouten,
d. praeparaten, bevattende meer dan 0.2% morphine of meer dan
0.1% cocaïne,
e. praeparaten bevattende diacetylmorphine,

(i) Zie hiervoor St. 1927 No. 280, hierachter afgedrukt op blz. 35 e.v.
No. 278, 1927 20

ƒ. extract en tinctuur van Indischen hennep en

g. cocabladeren,
kan slechts worden verleend nadat door den aanvrager is over-

gelegd een invoercertificaat, afgegeven door of namens de Regee-


ring van het land van bestemming, waarbij de invoer in dat land

van de uitte voeren stof wordt goedgekeurd.


Is de uitte voeren stof bestemd om in het land van bestemming
ineen entrepot te worden opgeslagen, dan kan inde plaats van

het invoercertificaat eendoor den bevoegden gezaghebbende van

dat land, afgegeven bijzonder certificaat worden overgelegd, waar-

uit blijkt dat zulks is goedgekeurd. In dit geval zal ook het uit-

voercertificaat moeten vermelden, dat de uitte voeren stof


bestemd is om ineen entrepot te worden opgeslagen.
(6) Overigens kan een uitvoercertifieaat slechts worden ver-

leend na ontvangst van eene verklaring van den aanvrager, waar-

uit blijkt, dat de invoer door de bevoegde Overheid ter plaatse


van bestemming wordt goedgekeurd.
(7) In bijzondere gevallen kan door den Gouverneur-Generaal

machtiging worden verleend om bij een uitvoercertifieaat als be-


doeld in het eerste lid van dit artikel vergunning te verleenen tot
den uitvoer ten behoeve van wetenschappelijke of andere gewich-

tige doeleinden van ruw en bereid opium. Indien die uitvoer betreft
ruw opium, is het bepaalde in het vijfde lid op het verleenen van

het uitvoercertifieaat van toepassing.

Artikel 15.

(1) In geval van uitvoer van verdoovende middelen als bedoeld


in artikel 4 en van cocabladeren wordt door den houder van het
betrekkelijke uitvoercertifieaat aan het tolkantoor, waarlangs de
uitvoer zal geschieden, of, waar zoodanig kantoor niet bestaat, aan

het Hoofd van plaatselijk bestuur van de plaats van inlading of

verzending schriftelijk mededeeling gedaan van den aard en het


gewicht van de uitte voeren stoffen onder overlegging vaneen
exemplaar of gewaarmerkt afschrift van het betrekkelijke uitvoer-
certificaat.
(2) De uitvoer van cocabladeren mag slechts plaats hebben uit
de voor den algemeenen handel opengestelde havens van het eiland

Java en uit de haven van Belawan (Oostkust van Sumatra).


(3) Wordt minder uitgevoerd dan waarvoor vergunning is
verleend, dan wordt by het tolkantoor van uitvoer of, waar een

zoodanig kantoor niet bestaat, inde Gouvernementslanden op

Java en Madoera door den assistent-resident en elders door het


Hoofd van plaatselijk bestuur, op den achterkant van het uitvoer-
21 1927, No. 278

certificaat en op het afschrift .daarvan, hetwelk de zending be-


geleidt, aangeteekend hoeveel in werkelijkheid is uitgevoerd. ( x )

Artikel 16.

(1) Doorvoer van bereid opium is verboden.


(2) Doorvoer van ruw opium mag alleen geschieden na beko-
men machtiging van het Hoofd van den dienst der Opiumregie.
Die machtiging zal slechts kunnen worden verleend indien een

invoercertificaat wordt overgelegd, afgegeven door of namens de


liegeering van het land van bestemming en dat geacht wordt vol-
doende waarborgen te bieden tegen de mogelijkheid van onwettig
gebruik van het opium.
(3) Onverminderd het bepaalde in het vorige lid is de doorvoer
vaneen zending ruw opium, dein het vijfde lid van artikel 14 ge-
noemde stoffen, Indischen hennep en hars van Indischen hennep
slechts toegestaan, indien die zending is vergezeld vaneen afschrift
van de betrekkeljjke machtiging tot uitvoer, afgegeven door of
namens de Eegeering van het land van uitvoer, dan wel, indien bp
eerderen doorvoer dooreen ander land door of namens de Eegee-
ring van dat land machtiging is verleend om de zending te ver-

voeren naar een andere plaats dan als plaats van bestemming was

opgegeven, dooreen afschrift van het betrekkeljjke afwijkings-


certificaat, en die stukken aan het Hoofd van het tolkantoor ter
plaatse of, waar zoodanig kantoor niet bestaat, aan het Hoofd van

plaatselijk bestuur worden vertoond. In deze stukken moeten

soortgelijke gegevens zijn vermeld als voor de hier te lande af-


gegeven uitvoer- en afwijkingscertificaten in het tweede en vijfde
lid van artikel 14 en in het zesde lid van artikel 16 dezer ordon-
nantie is voorgesehreven.
(4) Doorvoer vaneen in het vorige lid bedoelde zending naar

een andere bestemming, dan inde machtiging tot uitvoer of het


afwijkingscertificaat is aangegeven, kan slechts geschieden, indien
tot dien doorvoer machtiging is verleend bij een namens den Gou-

verneur-Generaal dooreen daartoe bevoegd persoon afgegeven af-

wijkingscertificaat, waarvan het model door den Gouverneur-


Generaal wordt vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in
het zesde lid van dit artikel ( 2 ).
(5) Het afwijkingscertificaat wordt niet verleend dan na ont-

vangst vaneen invoercertificaat of een bjjzonder certificaat, soort-

(!) Het derde lid luidt aldus ingevolge St. 1937 No. 635. Vervallen is de

registratie van den uitvoer bij het tolkantoor of het betrokken bestuurskantoor.

(2 ) Zie hiervoor St. 1927 No. 280, hierachter afgedrukt op blz. 35 e.v.
No. 278, 1927 22

gelijk als dat, bedoeld in het vijfde lid van artikel 14 dezer
ordonnantie.

(6) Het afwijkingscertificaat zal moeten vermelden het oor-

spronkelijke land van uitvoer en voorts soortgelijke gegevens als


in het tweede lid van artikel 14 dezer ordonnantie voor een uit-
voercertificaat zijn voorgeschreven. Het derde lid van artikel 14 is

mede op het afwijkingscertificaat van toepassing.


(7) Het afschrift van de
oorspronkelijke machtiging tot uit-
voer of van het afwijkingscertificaat, dat de zending begeleidde bij
aankomst in Nederlandsch-Indië wordt door de autoriteit die het
Nederlandsch-Indische afwijkingscertificaat voor de nieuwe bestem-
ming verleende, aangehouden en teruggezonden aan de Regee-
ring, welke het stuk heeft verleend, onder mededeeling van den
naam van het land van nieuwe bestemming.
(8) Het bepaalde inde vorige leden van dit artikel heeft geen
betrekking op zendingen per post.
(9) Tijdens den doorvoer of tijdens den opslag ineen douane-

entrepöt van dein het derde lid van dit artikel bedoelde stoffen,

mogen deze geen bewerking ondergaan, waardoor zij van aard of

samenstelling kunnen veranderen. Inde verpakking mag alleen

na bekomen vergunning van het Hoofd van den dienst der Opium-
regie verandering worden gebracht.

Artikel 17.

(1) Invoer, uitvoer en doorvoer van verdoovende middelen,


uit- en doorvoer van cocabladeren en doorvoer van Indischen

hennep, overeenkomstig de bepalingen dezer ordonnantie, anders


dan per post, mogen alleen geschieden met schepen met 500 of

meer kubieke meter (176,36 of meer Registerton) bruto inhoud.


Het vervoer te water in havens van vorenbedoelde stoffen van

en naar de schepen, waarmede die stoffen z\jn of zullen worden


in-, uit- of doorgevoerd, wordt beschouwd als in-, uit- of doorvoer
met die schepen.
(2) Met uitzondering van de verdoovende middelen inde

scheepsapotheek of voor eigen gebruik in het bezit van daartoe

gerechtigde personen, worden alle in het vorige lid bedoelde stof-


fen geacht te zjjn lading van het schip en moet de gezagvoerder
deze als lading behandelen.

Artikel 18.

Het is den gezagvoerder verboden met zijn schip, anders dan bij
zeeramp of nood, dan wel in gevallen van noodzakelijkheid, ter
23 1927, No. 278

opvolging van voorschriften betreffende de veiligheid aan boord


of van de scheepvaart en der gelijke, inde Nederlandsch-Indische
wateren buiten eene haven ten anker of ten handel te komen,
indien hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden, dat zich aan

boord andere dan dein het tweede lid van artikel 17 uitgezonderde
verdoovende middelen, dan wel papaver, Indische hennep of
cocabladeren bevinden.

Artikel 19.

(1) Indien een schip verdoovende


middelen, papaver, Indischen
hennep of cocabladeren als lading of inde scheepsapotheek aan
boord heeft, is de gezagvoerder verplicht bij aankomst in eene
haven daarvan zoo spoedig mogelijk mededeeling (aangifte) te
doen aan den dienst der In- en Uitvoerrechten en Accijnzen of
aan de Politie ter plaatse, onder opgave van den aard en het
gewicht der bedoelde stoffen.
(2) Voor zooveel betreft verdoovende middelen, welke over-

eenkomstig de bepalingen dezer ordonnantie inde scheepsapotheek


aanwezig zijn of welke in behoorlijk verzegelde verpakking zijn
verzonden door en aan personen, die krachtens de betrekkelijke

bepalingen tot het bezit daarvan in Nederlandsch-Indië gerechtigd

zijn, kan dein het eerste lid van dit artikel bedoelde aangifte
achterwege blijven, indien van de aanwezigheid van die stoffen
reeds is melding gemaakt inden door den gezagvoerder afgegeven

praaibrief.
Artikel 20.

schip, die andere verdoovende mid-


(1) Opvarenden vaneen

delen dan die welke hun op de gebruikelijke wijze dooreen

geneesheer zijn voorgeschreven, papaver, Indischen hennep of


cocabladeren in hebben, zijn verplicht zulks
hun bezit mede te
1
deelen aan den gezagvoerder ( ).
Het verbergen verdoovende middelen, Indi-
(2) van papaver,
schen hennep en cocabladeren aan boord vaneen schip is ver-

boden onder verbergen wordt mede verstaan het buiten boord


;

aan het schip bevestigen.


(3) leder opvarende, die weet dat aan boord vaneen schip

(i) Hieruit vloeit echter niet voort, dat de opvarende, die deze mededeeling
doch niet het bezit der stoffen gerechtigd is, vrij uit zou
doet, tot aangegeven

gaan. Onder gebracht, dat aan de bemanning het bezit enz.


de aandacht wordt
van ruw opium en van niet van de Regie afkomstig bereid opium niet geoor-

loofd is, ook al zijn deze stoffen bestemd voor eigen gebruik.
No. 278, 1927 24

stoffen, als in het vorige lid bedoeld, zijn verborgen, is verplicht


zulks zoo spoedig mogelijk mede te deelen aan den gezagvoerder,
(4) De gezagvoerder is bevoegd de aan boord van zijn schip
aangetroffen stoffen, als bedoeld in het eerste lid, voor zoover deze
naar zijne meening in strijd met'de bepalingen dezer ordonnantie
aanwezig zijn, in bewaring te nemen en verplicht van het aan-
treffen dier stoffen en de getroffen maatregelen zoo spoedig mo-

gelijk kennis te geven aan den dienst der In- en Uitvoerrechten en

Accjjnzen of aan de Politie (*).

Artikel 21.

Indien een schip bij aankomst in eene Nederlandsch-Indische


haven verdoovende middelen, papaver, Indischen hennep of coca-

bladeren in strijd met de bepalingen dezer ordonnantie als lading


aan boord heeft en de gezagvoerder daarvan behoorlijk aangifte
heeft gedaan, als in artikel 19 bedoeld, kan die lading aan boord
blijven en worden beschouwd als niet in strijd met de bepalingen
dezer ordonnantie aan boord te zijn, indien het schip dadelijk
na aanzegging door den havenmeester der Nederlandsch-Indische
wateren verlaat en intusschen geen opvarenden is ontscheept
der

of lading is gelost en geen nieuwe opvarenden zjjn ingescheept of


goederen, levensmiddelen, water dan wel brandstof zjjn ingeladen.
Bjj de toepassing van de bepalingen in dit artikel worden de
landsdienaren, die zich ter plaatse aan boord begeven tot het aldaar
uitoefenen hunner functiën, niet geacht te behooren tot de op-
varenden.
Artikel 22.

(1) Ten aanzien van verdoovende middelen, papaver, Indischen

hennep en cocabladeren, welke zich in strijd met de bepalingen


dezer ordonnantie bevinden aan boord vaneen schip dat door zee-

ramp of nood gedwongen is in eene Nederlandsch-Indische haven


binnen te loopen, wordt door den ter plaatse eerstaanwezend amb-
tenaar van den dienst der In- en Uitvoerrechten en Accijnzen of,
waar geen personeel van dien dienst werkzaam is door den haven-
meester of dienstdoenden havenmeester of, waar ook zulk een

(!) Dit lid heeft geen andere bedoeling dan de strafbaarheid van den gezag-
voerder wegens het in bewaring hebben van verboden zelfstandigheden uitdruk-

kelijk op te heffen. bepaling valt evenmin als uit het eerste lid van
Uit deze
hetzelfde artikel af te leiden, dat de schepeling, wiens vrijwillig aangegeven,
doch onwettig opium door den gezagvoerder in bewaring wordt genomen, vrij
uit zou gaan.
25 1927, No. 278

ambtenaar niet bescheiden is, door het Hoofd van plaatselijk be-
stuur of eendoor dezen aan te wijzen ambtenaar beslist of die
stoffen aan boord zullen blijven en daar moeten worden bewaakt
of aan den gezagvoerder in bewaring worden gegeven, dan wel
aan wal moeten worden gebracht en in het entrepot of eene

andere door hem aan te wijzen bewaarplaats moeten worden op-


geborgen, of die stoffen daarna weder mogen worden ingeladen
in hetzelfde of een ander schip en daarmede mogen worden door-

gevoerd, dan wel behooren te worden aangehouden en afgegeven


aan de Politie.
(2) Indien wordt beslist dat dein het vorig lid bedoelde stoffen
aan boord zullen blijven of na lossing weder mogen worden inge-
laden, worden ze door den in dat lid bedoelden ambtenaar of door
een persoon, aan wien dit door hem is opgedragen, verzegeld, na

voor zooveel noodig zijn verpakt. Een exemplaar van het proces-
te

verbaal van verzegeling wordt aan den gezagvoerder uitgereikt.


(3) De gezagvoerder is verplicht er voor te zorgen dat de ver-

zegelde stoffen aan boord blijven en dat dein het vorige lid be-
doelde verzegeling niet wordt verbroken, zoolang het schip zich
bevindt inde Nederlandsch-Indische wateren of op reis is tusschen
twee havens in Nederlandsch-Indië. De gezagvoerder is van deze

verplichting ontheven, indien zoolang tijdens de aanwe-


en voor

zigheid van het schip inde haven, de stoffen in gevolge beslissing


van den krachtens het eerste lid van dit artikel bevoegden
ambtenaar niet bij hem in bewaring zijn geweest.
(4) Op dezelfde wjjze als aangegeven inde vorige drie leden

wordt gehandeld met hetgeen van de verdoovende middelen, welke


inde scheepsapotheek vaneen schip aanwezig mogen zijn, meer
wordt aangetroffen, dan op grond van het derde lid van artikel 8
geoorloofd is. Indien dein het eerste lid bedoelde ambtenaar reden

heeft om te veronderstellen, dat die apotheek verdoovende midde-


len bevat, niet bestemd voor geneeskundig gebruik aan boord van

het schip, worden deze in beslag genomen.

Artikel 23.

(1) Dadelijk na aanhaling van verdoovende middelen worden

deze, ook indien de eigenaren niet bekend zjjn of uit anderen

hoofde geen strafvervolging kan worden ingesteld, onder het


ambtszegel van het Hoofd van plaatselijk bestuur en met een af-
schrift van het proces-verbaal der aanhaling, toegezonden aan

den Directeur van de fabriek der Opiumregie. Deze, dan wel een
andere deskundige, onderzoekt het aangehaalde en geeft betref-
fende dat onderzoek eene schriftelijke verklaring af, opgemaakt
No. 278, 1927 26

op den eed (de belofte) bij den aanvang zijner bediening


gedaan (*).
(2) Inde verklaring, bedoeld in het
vorige lid, wordt vermeld
of bij het onderzoek verdoovende middelen zijn aangetroffen en
zoo ja welke.
(3) Indien het onderzochte is
gebleken geheel of gedeeltelijk
te bestaan uit bereid opium, wordt inde verklaring tevens vermeld
of het geheel of gedeeltelijk bestaat uit tjandoe, djitjing of
djitjingko en of het, bljjkens het onderzoek, ook naar de aanwezig-

heid der kenmerken, welke aan bereid opium van of afkomstig


van de Opiumregie niet kunnen ontbreken, al dan niet, dan wel

slechts ten deele van de Opiumregie afkomstig kan zijn.


(4) Verder wordt inde verklaring vermeld, ten aanzien van

rUw en bereid opium met hoeveel tjandoe van goede hoedanigheid,


uitgedrukt in metriek gewicht, de aanwezig bevonden hoeveelheid
wordt gelijkgesteld en ten aanzien van de overige verdoovende
middelen, welke hoeveelheid, eveneens uitgedrukt in metriek ge-

wicht, aanwezig is bevonden ( 2 ).


(5) Bij het onderzoek van andere verdoovende middelen dan

ruw en bereid opium wordt de ter zake door het Hoofd van den

dienst der Volksgezondheid vast te stellen methode gevolgd.


(6) Zoo spoedig mogelyk na afloop van het onderzoek wordt
het aangehaalde met de betrekkelijke verklaring verzegeld terug-

gezonden aan het Hoofd van plaatselyk bestuur. Indien deze van
oordeel is, dat volstaan kan worden met terugzending van slechts
een gedeelte van het aangehaalde, dan wordt slechts teruggezon-

den wat door hem wordt terugverzocht. Is reeds uitgemaakt dat

geen strafvervolging kan worden ingesteld dan wordt alleen de

verklaring toegezonden.
(7) De verklaring wordt bij de gedingstukken gevoegd.
(8) Indien het Hoofd van plaatselpk bestuur van oordeel is,
dat als vaststaand kan worden aangenomen, dat het aangehaalde
bestaat uit regie-opium inde ongeopende verpakking der Opium-
regie of uit ruw opium en de verdachte ontkent zulks niet, 'dan
kan voorafgaande onderzoek, als bedoeld inde vorige leden
het

achterwege worden gelaten en heeft opzending van het aangehaal-

(!) Een dergelijke verklaring heeft, krachtens artikel 3 van het Koninklijk
besluit van 11 Juni 1923 No. 45 (Indisch Staatsblad No. 394), bewijskracht
aanzien door den deskundige het onderzoek
ten van hetgeen aan voorwerp van

is waargenomen.

( 2) Het vierde lid luidt ingevolge St. 1937 No. 635. De oorspronkelijke
aldus
redactie schreef voor, dat de hoeveelheid tjandoe van goede hoedanigheid, waar-

aan aangehaald ruw of bereid opium wordt gelijkgesteld, wordt uitgedrukt in

thailgewicht.
27 1927, No. 278

de aan den Directeur van de fabriek der Opiumregie plaats, zoodra


het voor stuk van overtuiging niet meer noodig wordt geacht. In
dit geval zendt het Hoofd van plaatselijk bestuur een afschrift
van het proces-verbaal der aanhaling aan het Hoofd van den dienst
der Opiumregie en wordt, indien zulks voor de toepassing der
strafbepalingen noodig is, het gewicht van het regie-opium vast-
gesteld op dat, hetwelk inde verpakking aanwezig moet zijn
blijkens de daarop voorkomende getallen, letters of merken en
het gewicht van het ruwe opium op dat, hetwelk bjj weging wordt

verkregen of hetwelk uit beschikbare gegevens bekend is. De


hoeveelheid tjandoe van goede hoedanigheid, waarmede het aan-

gehaalde in dit geval wordt gelijkgesteld, wordt voor regie-opium


vastgesteld op het gewicht daarvan en voor ruw opium op drie
vijfden van het
gewicht daarvan.
(9) Vooa* zoover aangehaald ruw of bereid opium niet aan de

eigenaren of andere rechthebbenden wordt teruggegeven, doch door

verbeurdverklaring of op andere wijze ten bate van den Lande


komt, wordt de geldswaarde daarvan uitgekeerd en verdeeld over-

eenkomstig de daaromtrent door den Gouverneur-Generaal vast te

stellen bepalingen (!).


(10) De bedragen der boeten, verbeurd en voldaan ter zake

van overtreding van de bepalingen dezer ordonnantie of van krach-

tens deze ordonnantie vastgestelde bepalingen, zoomede de bedra-

gen der boeten, ter zake van vorenbedoelde overtreding vrijwillig


voldaan, overeenkomstig artikel 82 van het Wetboek van Straf-

recht, worden eveneens uitgekeerd en verdeeld overeenkomstig


de door den Gouverneur-Generaal vast te stellen bepalingen (*),
voor zoover zulks in die bepalingen wordt voorgeschreven.

Artikel 24.

(1) Alle verdoovende middelen, welke op grond van deze or-

donnantie worden verbeurd verklaard, worden onder het ambts-

zegel van het Hoofd van plaatselijk bestuur opgezonden naar de


fabriek der Opiumregie voor zoover daar niet reeds aanwezig.
Wat voor ’s Lands dienst bruikbaar wordt bevonden, wordt inge-
nomen bij de boeken van die inrichting; Ihet overige wordt ver-

nietigd.
(2) Aangehaalde stoffen, welke niet zjjn verbeurd verklaard
en waarvan niet door de 'bevoegde macht de teruggave aan recht-
hebbenden is gelast, worden, voorzoover zij niet in het belang der

(!) Zie hiervoor St. 1936 No. 246, hierachter afgedrukt op blz. 89 e.v.
No. 278, 1927 28

openbare orde worden vernietigd, bjj de fabriek der Opiumregie


bewaard, tot dat na den dag der inbeslagneming drie jaren zijn
verstreken. Daarna wordt er mede gehandeld als in het vorige lid
ten aanzien van verbeurd verklaarde verdoovende middelen is be-

paald. Is de bewaring te kostbaar of zijn, de aangehaalde stoffen


aan spoedige waarde-vermindering of bederf onderhevig, dan
worden voorzoover vernietiging plaats heeft in het
ze, geen
belang der openbare orde, bij de boeken der fabriek ingenomen
en blijft de marktwaarde van het ingenomene ter beschikking van
rechthebbenden totdat na den dag der inbeslagneming drie jaren
zijn verstreken.
(3) Verbeurd verklaarde papaver en Indische hennep worden
plaatselijk vernietigd; met verbeurd verklaarde cocabladeren
wordt gehandeld zooals in elk geval door den Directeur van Land-

bouw, Nijverheid en Handel zal worden bepaald.

Artikel 25.

(1) a. Met geldboete van ten hoogste honderd gulden wordt

gestraft het niet naleven van de voorschriften in het zesde lid van

artikel 7 of het tweede lid van artikel 8 en het niet aanhouden of


niet overeenkomstig de betrekkelijke voorschriften bijhouden van

het register, bedoeld in artikel 11.


b. Indien tijdens het plegen van het feit nog geen twee jaren
zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schul-
dige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan
geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden worden opgelegd.
(2) a. Met geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt
gestraft:
le. overtreding van artikel 2; de geteelde of aangeplante papaver
of Indische hennep wordt op kosten van den veroordeelde
uitgeroeid;
2e. de gezagvoerder, die papaver, bestemd voor in- of uitvoer, als

lading aan boord heeft;


3e. de gezagvoerder die verdoovende middelen, Indischen hennep
of cocabladeren als heeft, zonder dat die
lading aan boord
stoffen worden begeleid door de betrekkelijke machtigingen
tot uitvoer, uitvoercertificaten of afwijkingscertificaten, als
bedoeld inde artikelen 6,14 en 16;
4e. de gezagvoerder vaneen schip met minder dan 500 kubieke

meter (176,36 Registerton) bruto inhoud, die verdoovende


middelen, Indischen hennep of cocabladeren met bestemming
tot invoer, uitvoer of doorvoer als lading aan boord heeft;
se. de gezagvoerder, die artikel 18 overtreedt, dan wel de ver-
29 1927, No. 278

plichtingen, vermeld in artikel 19, het vierde lid van artikel


20 en het derde lid van artikel 22 niet nakomt;
6e. de gezagvoerder vaneen schip, aan boord waarvan verdooven-
de middelen, papaver, Indische hennep of cocabladeren in
strijd met de bepalingen dezer ordannantie worden aange-

troffen, tenzij aannemelijk is dat hij het redelijke heeft gedaan


om de aanwezigheid dier stoffen aan boord van zijn schip te

voorkomen (!);
7e. degene, voor wiens rekening een schip tot de vaart ter zee

wordt gebruikt, indien aan boord van dat schip verdoovende


middelen, papaver, Indische hennep of cocabladeren in strijd
met de bepalingen dezer ordonnantie worden aangetroffen,
tenzij aannemelijk is, dat geen der leden van de bemanning
van dat schip daarbij betrokken is, dan wel dat degene, voor

wiens rekening het schip tot de vaart ter zee wordt gebruikt,
hetredelijke heeft gedaan om door het doen houden vaneen

nauwkeurig onderzoek te voorkomen dat door leden der be-


manning van dat schip stoffen als evenbedoeld aan boord

worden gebracht ( 2 ).
b. Indien tijdens het plegen vaneen feit als onder a bedoeld

nog geen twee jaar zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordee-

ling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk


is geworden, kan in plaats van de geldboete hechtenis van ten

hoogste zes maanden worden opgelegd.


c. Indien de strafbare feiten, bedoeld onder a se, opzet-
ten

telijk worden gepleegd, kan hechtenis van ten hoogste een jaar
en geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden worden opgelegd.
(3) Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete
van ten hoogste honderd gulden wordt gestraft:
a. invoer, uitvoer, bezit, het in eigendom, in voorraad of in bewa-
ring hebben, vervoer, gebruik, bereiding, fabricatie, verwerking,
verkoop en aflevering van verdoovende middelen, papaver en

Indischen hennep, zoomede invoer en uitvoer van cocabladeren,

C 1) Punt 6 luidt aldus ingevolge St. 1933 No. 368.

( 2 Punt 7 St.
) toegevoegd bij 1933 No.
Overeenkomstig een bij de 368.

behandeling dezer aanvulling in het College van Gedelegeerden gedane toezeg-


ging heeft met de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, de Stoomvaart Maat-
schappij Nederland, den Rotterdamschen Lloyd en de Java-China-Japan Lijn
overlegplaats gehad betreffende nadere preciseering van hetgeen ten deze van
de reederijen wordt verwacht. Dit overleg heeft geleid tot een omschrijving der
te nemen maatregelen, welke, door het Hoofd der Opium- en Zoutregie te Batavia

op aanvraag ter beschikking wordt gesteld van belanghebbenden. Door den


Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof is toegezegd, dat
tegen reederijen,
die deze maatregelen toepassen,
geen vervolging op grond van deze strafbepaling
zal worden ingesteld.
No. 278, 1927 30

in strijd met de bepalingen dezer ordonnantie, gepleegd met:


le. ruw of bereid opium tot eene hoeveelheid, op de wijze als
bedoeld in het vierde of achtste lid van artikel 23 gelijk-
gesteld met niet meer dan 120 gram tjandoe van goede
hoedanigheid (f);
2e. andere verdoovende middelen dan onder le bedoeld, tot

eene hoeveelheid van niet meer dan 10 gram ( 2 );


3e. papaver, Indischen hennep en cocabladeren tot eene hoe-
veelheid van niet meer dan 10 kilogram;
b. overtreding van artikel 12 of van het negende lid van artikel 16;
c. het niet naleven van het voorschrift in het eerste en het derde
lid van artikel 20 en overtreding door andere personen dan
den gezagvoerder van het tweede lid van dat artikel.
(4) a. Met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geld-
boete van ten hoogste duizend gulden of met deze beide straffen
tezamen worden gestraft dein het vorige lid onder a bedoelde
strafbare feiten, indien zjj worden gepleegd met grootere hoeveel-
heden dan daar vermeld.
b. Indien
tijdens het plegen van het feit nog geen twee jaren
zijn verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schul-
dige wegens een dergelijk feit onherroepelijk is geworden, kan
hechtenis van hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste
ten

twee duizend gulden of kunnen deze beide straffen tezamen wor-


den opgelegd.

(5) a. Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren en eene

geldboete van ten hoogste tien duizend gulden worden gestraft


dein het vorige lid onder a bedoelde strafbare feiten, indien zij
opzettelijk worden gepleegd.
b. hoeveelheid, waarmede de overtreding wordt gepleegd,
Is de

gelijkgesteld aan meer dan 40 kilogram tjandoe van goede hoeda-


nigheid, of grooter dan 3 kilogram voor zoover betreft andere ver-

doovende middelen dan ruw of bereid opium, dan wel grooter dan

3000 kilogram voor zoover betreft papaver, Indischen hennep of


cocabladeren, dan kan de boete worden verhoogd met ten hoogste
tweehonderd vijftig gulden voor elke kilogram tjandoe, elke 75

gram andere
verdoovende middelen dan ruw en bereid opium en
elke 75 kilogram papaver, Indischen hennep of cocabladeren bo-
ven eerstbedoelde hoeveelheden ( 3 ).
(6) Dein het vorige lid en dein het tweede lid onder c van

De woorden „3 thail” gewijzigd in „120 gram” bij St. 1937 No. 635.
(1)
(2) De woorden „0,075 kilogram” (zie verbeterblad van 22 Juli 1927 op
St. 1927 No. 278) gewijzigd in „10 gram” bij St. 1937 No. 635.

(3) Het vijfde lid onder b luidt aldus ingevolge St. 1937 No. 635.
31 1927, No. 278

dit artikel strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als opium-

misdrjjven (i); de overige in dit artikel strafbaar gestelde feiten


worden beschouwd als opiumovertredingen.
(7) Indien een in dit artikel strafbaar gesteld feit gepleegd
wordt dooreen rechtspersoon, wordt de strafvervolging ingesteld
en de straf uitgesproken tegen dein Nederlandsch-Indië gevestig-
de bestuurders en commissarissen en bij ontstentenis van deze

personen tegen den vertegenwoordiger van den rechtspersoon in


Nederlandsch-Indië.
Deze bepaling is mede van toepassing in alle gevallen, waarin
een rechtspersoon optreedt als bestuurder, commissaris of verte-
genwoordiger vaneen anderen rechtspersoon ( 2 ).
(8) Bij invoer, uitvoer, bezit, vervoer, bereiding of verwerking
van meer verdoovende middelen of cocabladeren, dan is toegestaan,

mag de geheele hoeveelheid in beslag worden genomen, doch wordt


als de hoeveelheid, waarmede het strafbare feit gepleegd is, slechts
beschouwd die, waarmede de toegestane hoeveelheid is overschre-
den.

(9) De verdoovende middelen, papaver, Indische hennep en

cocabladeren, waarmede de overtredingen van de bepalingen dezer


ordonnantie worden gepleegd, worden verbeurd verklaard, voor-

zoover den veroordeelde toebehoorende.

(10) Indien tegen een in deze ordonnantie strafbaar gesteld


feit mede verbeurdverklaring is bedreigd, moet de rechter, ook
inde gevallen waarop artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht
niet van toepassing is, bij een opiummisdrijf of eene opiumover-
treding, gepleegd dooreen persoon beneden den leeftjjd van zes-

tien jaren, ook indien de schuldige zonder toepassing van eenige


straf aan zgne ouders, zijn voogd of zjjn verzorger wordt terug-

gegeven, die verbeurdverklaring uitspreken ingeval zij dwingend


is voorgeschreven en kan hij haar uitspreken inde gevallen, waar-

in zij niet dwingend is voorgeschreven.


(11) Dein het Reglement op de Strafvordering, het Inlandsch
Reglement en de reglementen tot regeling van het rechtswezen in
de bezittingen buiten Java en Madoera voorkomende bepalingen
omtrent het verhaal van boete of verbeurte van bepaalde voorwer-

pen in zaken van overtreding op het stuk van ’s Lands middelen


en pachten in gevallen, waarin de dader overleden is, zjjn wat die

(!) Krachtens artikel 71 het


Strafvordering, artikel
van Reglement op de
77 van het Inlandsch Reglement en artikel 498 van het Rechtsreglement Bui-

tengewesten kunnen vaneen opiummisdrijf dan wel van medeplichtigheid daar-


aan of poging daartoe verdachte personen in voorloopige hechtenis worde»,
gesteld.
2
( ) Het zevende lid luidt aldus ingevolge St. 1933 No. 368.
No. 278, 1927 32

verbeurte betreft van toepassing op dein dit artikel strafbaar


gestelde opiummisdrijven en opiumovertredingen, waartegen ook
verbeurdverklaring is bedreigd, en wat het verhaal van boete
betreft op de boeten van twee honderd gulden of meer opgelegd
terzake van dein dit artikel strafbaar gestelde opiummisdrijven
en opiumovertredingen.
(12) Bij gelijktijdige veroordeeling tot vrijheidsstraf en eene

geldboete van meer dan duizend gulden wegens een in deze ordon-
nantie strafbaar gesteld feit, blijft het bepaalde bij artikel 30,
tweede lid (*), van het Wetboek van Strafrecht buiten toepassing
en worden de vonnissen, houdende veroordeeling tot geldboete,
ten uitvoer gelegd op de goederen van den veroordeelde op de
wijze vastgesteld bij artikel 1 onder 2o van het Koninklijk besluit
van 11 Juni 1923 No. 45
(Indisch Staatsblad No. 394).
(13) Voer- of vaartuigen en bespanningen, door middel van
welke in overtreding van de bepalingen dezer ordonnantie is ge-

handeld, kunnen, indien de rechter daartoe termen vindt, verbon-


den en executabel worden verklaard voor de betaling van de
kosten der gerechteljjke vervolging.

Artikel 26.

(1) Poging tot eene opiumovertreding wordt, wanneer het

voornemen van den dader zich dooreen begin van uitvoering heeft
geopenbaard en de uitvoering alleen tengevolge omstandig-
van

heden, van zijnen wil onafhankelijk, niet is voltooid, gestraft met


ten hoogste twee derden van het maximum der hoofdstraffen,
tegen de overtreding zelf bedreigd, terwijl ten aanzien van ver-

beurdverklaring voor eene dergelijke poging hetzelfde geldt als


voor de overtreding zelf.

(2) Het opzettelijk behulpzaam zijn bij, of het opzettelijk


gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het begaan
van eene opiumovertreding wordt gestraft met ten hoogste twee

derden van het maximum der hoofdstraffen, tegen de overtreding


zelf bedreigd en met verbeurd verklaring, voor zooveel deze tegen
de overtreding zelf bedreigd is.

Artikel 27.

Zoowel inde Inlandsche zelfbesturende landschappen in Neder-

C 1) Dit luidt na de wijziging bij het Koninklijk besluit van 4 Mei 1926
No. 18 (Indisch Staatsblad 1926 No. 251): „Bij veroordeeling tot geldboete
wordt die boete,
bij gebreke van betaling, vervangen door hechtenis”. Hierin
is wijziging gekomen (nagegaan t/m St. 1934 No.
geen 609).
33 1927, No. 278

landsch-Indië als inde gedeelten van het rechtstreeks bestuurd


gebied van Nederlandsch-Indië, waar de bevolking is gelaten in

het genot van hare eigen rechtspleging, met uitzondering van de


residenties Palembang en Djambi, alsmede van de onderafdeeling
West-Nieuw-Guinee der afdeeling Ternate en de afdeeling Am-
boina, buiten de onderafdeeling Kisar, van het Gouvernement der
Molukken, bljjft de berechting van de bij deze ordonnantie straf-
baar gestelde feiten onttrokken aan den inheemschen rechter ( 1 ).

Artikel 28.

De voorschriften dezer ordonnantie gelden niet ten aanzien van:

a. den invoer, het bezit, het in eigendom, in voorraad, in bewaring


of in lading hebben, het vervoer, de bereiding, de verwerking
en den verkoop van verdoovende middelen, papaver en Indi-
schen hennep, en den teelt van papaver en Indischen hennep
door, ten behoeve van of vanwege het Gouvernement;
b. het bezit, het vervoer en het gebruik van regie-opium en regie-
djitjing, zoomede den verkoop van regiedjitjing aan de Opium-
regie een en ander overeenkomstig de daaromtrent geldende
bepalingen ( 2 ).

Artikel 29.

(1) Deze ordonnantie kan worden aangehaald onder den naam



van „verdoovende-middelenordonnantie
(2) Zij treedt in werking met ingang vaneen nader door den
Gouverneur-Generaal te bepalen tijdstip ( 3 ).

En, opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, zal deze in


het Staatsblad van Nederlandsch-Indië geplaatst en, voor zooveel
noodig, inde Inlandsche en Chineesche talen aangeplakt worden.
Gelast en beveelt voorts, dat alle hooge en lage Colleges en

Ambtenaren, Officieren en Justicieren, ieder voor zooveel hem

(*) Zie ook St. 1932 No. 80, tabel A, punt 166.

(2) Ten aanzien van het bezit, het


gebruik van regie-opium
vervoer en het
en regie-djitjing ins t rij d met de daaromtrent geldende bepalingen, welke zijn

opgenomen inde Eegie-opiumordonnantie en het zoogenaamde Kringenbesluit


(St. 1927 No. 279 en 1934 No. 59, hierachter afgedrukt op blz. 45 e.v. en
blz. 64 e.v.) blijven dus de voorschriften der Verdoovende-middelenordonnantie

gelden.
(3 ) 1 Januari 1928; zie St. 1927 No. 536.

3 (4307)
No. 278, 1927 34

aangaat, aan de stipte naleving dezer de hand zullen houden


zonder oogluiking of aanzien des persoons.

Gedaan te Batavia, den 12den Mei 1927.

DE GRAEFF.

De Algemeene Secretaris,
G. R. ERDBRINK.

Uitgegeven den veertienden Mei 1927.

De Algemeene Secretaris,
G. R. ERDBRINK.

(Besluit van den Gouverneur-Generaal van

12 Mei 1927 No. SA).


35

STAATSBLAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË

1927 No. 280. (1) OPIUM. VEBDOOVENDE MIDDELEN. Maatregelen


ter uitvoering van de ordonnanties in Staatsblad 1927

Nos. 278 en 279.

Besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië


van 12 Mei 1927 No. sa.

Gelezen, enz.;

De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord;


Is goedgevonden en verstaan:

Eerstelijk: enz.

Ten tweede: In te trekken de artikelen 2,4, 5 en 6 van het


besluit van 19 Februari 1927 No. la (Staatsblad No. 54).
Ten derde: Te bepalen, dat ook voor den invoer door, ten

behoeve van, of vanwege het Land van verdoovende middelen,


vooraf namens den Gouverneur-Generaal bij een invoercertifieaat
van het model, als is vastgesteld bij artikel 4 onder a van dit be-
sluit, toestemming moet worden verleend.
Ten vierde: (1) Vast te stellen het aan dit besluit gehechte:
a. model I voor het invoercertifieaat, bedoeld in het eerste lid van

artikel 5 der verdoovende-middelenordonnantie van heden

(Staatsblad* No. 278) en mede bedoeld in artikel 3 van dit


besluit;
b. model II voor het uitvoereertificaat, bedoeld in het eerste lid
van artikel 14 der verdoovende-middelenordonnantie van heden

(Staatsblad No. 278);


c. model 111 voor het afwijkingseertificaat, bedoeld in het vierde
lid van artikel 16 der verdoovende-middelenordonnantie van

heden (Staatsblad No. 278).


(2) Te bepalen, dat de certificaten, bedoeld in het eerste lid
van dit artikel, naar verkiezing van den aanvrager gesteld inde
Nederlandsche, Framsche of Engelsche taal, ten minste in drievoud

aan dien aanvrager zullen worden afgegeven.


Ten vijfde: Te bepalen, dat tot het afgeven namens den Gou-
verneur-Generaal van dein artikel 4 bedoelde certificaten, be-
houdens de daartoe bij uitvoer als voorzien in het zevende lid
van artikel 14 der verdoovende-middelenordonnantie van heden

(!) De tekst is af gedrukt zooals deze moet worden gelezen in verband met
het dit Staatsblad uitgegeven verbeterblad van 22 Juli 1927.
op
No. 280, 1927 36

(Staatsblad No. 278) te verleenen bijzondere machtiging bevoegd


zijn:
a. voor invoer van ruw opium ten behoeve van de fabriek der
Opiumregie: het Hoofd van den dienst der Opiumregie;
b. voor invoer en uitvoer voor geneeskundige of wetenschappe-
lijke doeleinden
1. door, ten behoeve van of vanwege het Land: de Inspecteur
van den Militair Geneeskundigen Dienst;
2. in andere gevallen: het Hoofd van den dienst der Volks-
gezondheid ;
c. voor invoer en uitvoer, niet vermeld onder a en b, alsmede
voor doorvoer als bedoeld in het vierde lid van artikel 16 der
verdoovende-middelenordonnantie van heden (Staatsblad No.
278) het Hoofd van den dienst der Opiumregie;
d. voor uitvoer van cocabladeren: de Directeur van Landbouw,
Nijverheid en Handel.
Ten zesde: Te bepalen, dat zij, die krachtens artikel 5 onder
b en d bevoegd zijn tot het afgeven van certificaten, als in dat
artikel bedoeld, telkens na afgifte vaneen invoercertificaat één
afschrift daarvan en na afgifte vaneen uitvoercertificaat twee

afschriften daarvan aan het Hoofd van den dienst der Opiumregie
zullen zenden.
Ten zevende: Te bepalen, dat de artikelen 2en volgende van

dit besluit in werking treden gelijktijdig met de verdoovende-


middelenordonnantie (Staatsblad 1927 No. 278).
Ten achtste: In te trekken de besluiten van:

a. 11 September 1898 No. 12 (Staatsblad No. 255);


b. 21 Juli 1900 No. 15 (Staatsblad No. 204a);
c. 12 Juni 1901 No. 19 (Staatsblad No. 299 (*));
d. 2 Juli 1902 No. 3 (Staatsblad No. 267);
e. 29 September 1902 No. 26 (Staatsblad No. 358) ;

ƒ. 22 Juli 1903 No. 19 (Staatsblad No. 272) ;

g. 4 September 1926 No. lx (Staatsblad No. 385).


Afschrift, enz.

Ter ordonnantie van den Gouverneur-Generaal

van Nederlandsch-Indie:

De Algemeene Secretaris,
G. R. ERDBRINK.

Uitgegeven den veertienden Mei 1927.

De Algemeene Secretaris,
G. R. ERDBRINK.

(1) Ten rechte Staatsblad No. 229.


37 1927, No. 280

MODELLEN.
Model I.
No. No. No.

Ambtelijk invoercertificaat. Certifieat offieiel d’importation. Certificate of official approval of

Ondergeteekende verklaart hierbij dat Nous eertifions


par la présente que
import.
No.
door Z. E. den Gouverneur-Generaal van S. E. Ie Gouverneur-Général des Indes I hereby certify that H. E. the Go-

Nederlandsch-Indië, belast met de


verordenin-
uit-
Néerlandaises, chargé de 1’exécution des vernor-General of the Duteli East- 280,
voering van de algemeene lois et règlements sur les stupéfiants Indies, charged with the administration
betreffende de verdoovende mid- visés par la Convention Internationale of the laws relating to the dangerous
gen
delen, bedoeld in het Internationale de 1'Opium, a approuvé 1’importation: drugs to which the International Opium 1927
Opiumverdrag, wordt goedgekeurd de Convention applies, has approved the
invoer: importation:

door

par
~

-(«)
by

van

de
(6) 38

afkomstig van

en provenence de

from

en zulks onder de volgende voorwaar- sous réserve des conditions suivantes: subject to the following conditions:
den:
de invoer moet hebben plaats gehad 1’importation devra être effectuée the importation must be effected be-
vóór den avant le (d) fore
(d) (d)
(e) (e) (e)
en dat de in te voeren bezending noodig et déclarons que 1’envoi destiné a 1’im- and is satisfied that the consignment
is (ƒ) portation est nécessaire (ƒ) proposed to be imported is required (ƒ)
Namens en op last van den Gouverneur-Generaal

Pour le Gouverneur-Général et Son ordre


par

Signed on behalf of the Governor-General

(0)
a. Naam, adres enberoep van den invoerder.
b. Nauwkeurige omschrijving van het in te voeren verdoovende middel en van de hoeveelheid daarvan.

c. Naam en adres van den leverancier in het land van uitvoer.


d. Tijdstip vóór hetwelk de invoer moet hebben plaats gehad.
e. Alle overige in acht te nemen bijzonderheden vermelden, bijvoorbeeld dat de invoer in verschillende zendingen
in te voeren
mag plaats hebben; dat de goederen per post alleen mogen worden verzonden als postpakket of
als doosje met aangegeven waarde (1’importation est admise en plusieurs envois; le stupéfiant ne doit pas être

expédié par la poste autrement que sous forme de collis postal ou de boite avec valeur déclarée; the
importation is allowed in more than consignment; the drug not to be' imported through the post other
one than
as parcel or as box wdth declared value).

ƒ. 1. in geval van invoer van ruw opium, anders dan voor geneeskundig gebruik of wetenschappelijke doeleinden:
voor wettige doeleinden en bestemd voor de fabricatie van bereid opium, dat de schuivers onderworpen zijn
aan beperkende Regeeringsmaatregelen in afwachting van de algeheels afschaffing van het opiumgebruik en
dat het ingevoerde opium niet weder zal worden uitgevoerd (pour des besoins légitimes et destiné h la
fabrication de 1’opium préparé, que les fumeurs sont soumis aux restrictions gouvernementales, en atten-
dant la suppression compléte de 1’opium et que 1’opium importé 11e sera pas réexporté; for legitimate
of
purposes and required for the purpose manufacturing prepared opium for use under Government
restrictions pending complete suppression, and that it will not be reëxported).
2. in geval van invoer van verdoovende middelen met bestemming tot geneeskundig gebruik of wetenschap-
39
pelijke doeleinden:
uitsluitend voor geneeskundige of wetenschappelijke doeleinden; (pour des besoins médieaux ou seienti-
fiques exclusivement; solely for medieinal or scientific purposes).
g. Handteekening.
h. Ambt van den onderteekenaar.
i. Dagteekening.

Behoort bij artikel 4 van het besluit van 12 Mei 1927 No. 5A (Staatsblad
No. 280).
Mij bekend:

De Algemeene Secretaris,
G. R. ERDBRINK.
1927,
No.
280
Model II.
No No
No. - -

Certificat officiel d’exportation. Certificate of official approval of


Ambtelijk uitvoercertificaat.

Ondergeteekende verklaart hierbij dat Nous certifions


par la
présente que
export.
No.
door Z. E. den Gouverneur-Generaal S. E. Ie Gouverneur-Général des Indes I that H. E. the Go-
van hereby certify
Nederlandsch-Indië, belast met de uit- Néerlandaises, chargé de 1’exécution des vernor-General of the Dutch East- 280,
voering van de algemeene verordenin- lois et règlements sur les stupéfiants Indies, charged with the administration
betreffende de verdoovende mid- visés par la Convention Internationale of the laws relating to the dangerous
gen
delen, bedoeld in het Internationale de 1'Opium, a approuvé 1’exportation: drugs to which the International Opium 1927
Opiumverdrag, wordt goedgekeurd de Convention applies, has approved the
uitvoer: exportation:

door

par
£ («)

aan het adres van

a 1 ’adresse de
(6)
to the address of
40
van

de

(C)

waarvan de invoer in ( d) dont 1’importation dans ( d) the importation of which into (d)
is goedgekeurd bij invoercertificaat a été approuvée certificat d ’impor- has been approved by import certificate
par
No. (e) van (ƒ) tation No. (e) du (ƒ) No. (e) of (f)

afgegeven door ( g) delivré par (g) issued by (g)

en zulks onder de volgende voorwaar- sous réserve des conditions suivantes: subject to the following conditions:
den:
de uitvoer moet hebben plaats gehad 1’exportation devra être effectuée the exportation must be effected be-
vóór den ( h) avant le ( h ) fore ( h)
(*) (•) (*)
Namens en
op last van den Gouverneur-Generaal

Pour le Gouverneur-Général et par Son ordre

Signed on behalf of the Governor-General

...
O)
а. Naam, adres en beroep van den uitvoerder.
б. Naam adres den invoerder in het land
en van van bestemming.
c. Nauwkeurige omschrijving van de uit te voeren goederen en van de hoeveelheid daarvan.
d. Naam van het land van bestemming.

e. Nummer van het


betrekkelijke invoercertificaat.
ƒ. Dagteekening van het betrekkelijke invoercertificaat.
g. Ambt of hoedanigheid van dengene, die het betrekkelijke invoercertificaat heeft afgegeven.
h. Tijdstip vóór hetwelk de uitvoer moet hebben plaats gehad.
■i. Alle overige in acht te nemen bijzonderheden vermelden, bijvoorbeeld dat de uit te voeren goederen per post alleen
doit pas être expédié
mogen worden verzonden als postpakket of als doosje met aangegeven waarde (1’envoi, ne
the consignment not to
par la poste autrement que sous forme de collis postal ou de boite avec valeur déclarée;
be exported
through the post other than as parcel or as box with declared value).
j. Handteekening.
k. Ambt van den onderteekenaar.
l. Dagteekening.

Behoort bij artikel 4 van het besluit van 12 Mei 1927 No. 5A (Staatsblad
No. 280). 41
Mij bekend:

De Algemeene Secretaris,

(1. E. ERDBRINK.

1927,
No.
280
Model HL
No. No. No.

Afwijkingscertificaat. Certificat de déroutement. Diversion certificate.

Ondergeteekende verklaart
door Z. E. den Gouverneur-Generaal
hierbij dat
van 8.
Nous
E. Ie
certifions par
Gouverneur-Général
la présente
des Indes
que I hereby certify
vernor-General of
that
the
H. E.
Dutch
the Go-
East-
1927,
Nederlandsch-Indië, belast met de uit- Néerlandaises, chargé de 1’exécution des Indies, charged with the administration
voering van de algemeene verordenin- lois et règlements sur les stupéfiants of the laws relating to the dangerous No.
gen betreffende de verdoovende mid- visés par la Convention Internationale drugs to which the International Opium
delen, bedoeld in het Internationale de 1’Opium, a approuvé que 1’envoi de Convention applies, has approved that 280
Opiumverdrag, wordt goedgekeurd dat (a) the consignment of (a)
de zending van (a)

welke, volgens de daarbij behoorende qui, selon 1’autorisation d’exportation which according to the accompanying
machtiging tot uitvoer (afwijkingscer- (certificat de déroutement) annexe du export authorisation (diversion certifi-

tificaat) van (6) (&) delivré(e) par (c) cate) of (6) ,


issued
,

afgegeven door (c) by (c) ,


,

oorspronkelijk is uitgevoerd uit (d) a été primitivement exporté de (d) has originally been exported from (d)

en waarvan de invoer in (e) et dont 1’importation dans (e) and the importation of which into (e)
42
is goedgekeurd bij invoereertificaat a été
approuvée par certificat d ’impor- has been approved by import certificate
No. (ƒ) van (g) tation No. (ƒ) du ( g) No. (ƒ) of (g) ,

,
afgegeven door (ft) delivré
, par (ft) issued by (ft)

zal worden verzonden aan het adres sera expédié a 1’adresse de (t) will be transmitted to the address of (i)
van (t)

en zulks onder de volgende voorwaar- sous réserve des conditions suivantes: subject to the following restrictions:

den:

de verzending moet hebben plaats ge- 1


’expédition devra être effectuée avant the despatch must be effected be-
had vóór den ( j) le (j) fore (j)
(fc) (fc) (fc)

Namens en
op last van den Gouverneur-Generaal

Pour le Gouverneur-Général et par Son ordre

Signed on behalf of the Governor-General

(*)
(■*0 Cm)
а. Nauwkeurige omschrijving van de goederen, waaruit de zending bestaat.
б. Dagteekening van de machtiging tot uitvoer of het afwijkingscertifieaat, behoorende bij de zending.
c. Ambt of hoedanigheid van dengene, die de machtiging of het afwijkingscertifieaat, onder (6) bedoeld, heeft

afgegeven.
d. Naam van het land, van waar de goederen oorspronkelijk zijn uitgevoerd.
e. Naam van het land van nieuwe bestemming.

ƒ. Nummer van het nieuwe invoercertificaat.

g. Dagteekening van het nieuwe invoercertificaat.


h. Ambt of hoedanigheid van dengene, die het nieuwe invoercertificaat heeft afgegeven.
i. Naam en adres van den invoerder in het land van nieuwe
bestemming.
j. Tijdstip vóór hetwelkde verzending hebbenmoet
plaats gehad.
k. Alle overige in acht te nemen bijzonderheden vermelden, bijvoorbeeld dat de goederen per post alleen mogen worden
verzonden als postpakket of als doosje met aangegeven waarde (1’envoi ne doit pas être expédié par la poste
autrement que sous forme de collis postal ou de boite avee valeur déclarée; the eonsignment not to be exported

through the post other than as parcel or as box with declared value).
l. Handteekening.
m. Ambt van den onderteekenaar.

n. Dagteekening.
43
Behoort bij artikel 4 van het besluit van 12 Mei 1927 No. 5A (Staatsblad
No. 280).

Mij bekend:

De Algemeene Secretaris,

G. R. ERDBRINK.

1927,
No.
280
REGIE-OPIUM ORDONNANTIE.

STAATSBLAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË

1927 No. 279. (1) OPIUM. VERDOOVENDE MIDDELEN. Bepalingen


regelende liet gebruik van regie-opium en van hetgeen
daarmede samenhangt (Regie-opium ordonnantie).

IN NAAM DER KONINGIN!

DE GOÜVERNEÜR-GENERAAL VAN

NEDERLANDSCH-INDIË,

Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord:

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Saluut!

doet te weten:

Dat Hij, voor zoover de vaststelling der bepalingen betreffende


het wettig gebruik van regie-opium hier te lande, welke bij de
verdoovende middelen ordonnantie van heden (Staatsblad No. 278)

zijn ingetrokken, bij ordonnantie dient te geschieden, deze zooveel


mogelijk in één ordonnantie vereenigd opnieuw willende vaststel-
len en tevens deze gelegenheid willende benutten om de bedoelde
bepalingen op enkele punten te wijzigen;
Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Reglement op
het beleid der Regeering van Nederlandseh-Indië, in verband met
artikel 2 onder V der wet van 23 Juni 1925 (Indisch Staatsblad
No. 415);

( x
) De tekst is afgedrukt, zooals deze luidt ingevolge het verbeterblad van

22 Juli 1927 en de wijziging en aanvulling bij St. 1933 No. 23. Ingevolge
St. 1933 No. 441 (hierachter afgedrukt op blz. 93 zijnde bevoegdheden
e.v.)
van het Hoofd van den voormaligen Dienst der Opiumregie overgegaan op het
Hoofd der met ingang van 1 Januari 1934 ingestelde Opium- en Zoutregie.
Ingevolge St. 1934
zijnde No. 672 door de Regie-opiumordonnantie aan de

voormalige Residenten-afdeelingshoofd inde Vorstenlanden opgedragen bevoegd-


heden overgegaan op de assistent-residenten, belast met het bestuur overeen

afdeeling. Zie ook de noot op artikel 16.


No. 279, 1927 46

Heeft goedgevonden en verstaan:

Vast te stellen de volgende bepalingen regelende het gebruik


van regie-opium, en vanhetgeen daarmede samenhangt in Neder-
landsch-Indië met inbegrip van de zelfbesturende landschappen.

Artikel 1.

In deze ordonnantie wordt verstaan onder;


a. „Nederlandsch-Indië”, „Opiumregie”, „bereid opium”, „tjan-
doe”, „djitjing”, „djitjingko”, „regie-opium”, „regiedjitjing”,
„verdoovende middelen” en „deskundige” hetzelfde als daar-
onder wordt verstaan inde verdoovende middelen ordonnantie
(Staatsblad 1927 No. 278);
b. „bezit”: ook het in eigendom of in voorraad hebben;
c. „opiumkit” (bp verkorting: „kit”) : elke plaats waar, anders

dan in besloten gezelschap, gelegenheid wordt gegeven tot het

gebruiken van tjandoe.


Artikel 2.

(1) In Nederlandsch-Indië geschiedt de verkoop van tjandoe


by uitsluiting door de Opiumregie en alleen aan of ten behoeve
van personen, die overeenkomstig de bepalingen dezer ordonnantie
tot het gebruik van regie-opium gerechtigd zijn. De verkoop heeft
slechts plaats tegen contante betaling (f).
(2) De Gouverneur-Generaal stelt bepalingen vast omtrent de
bereiding, de verpakking en de wyze van den verkoop regie-
van

opium en omtrent den inkoop van djitjing door de Opiumregie ( 2 ).

Artikel 3.

Yoor de aanwyzing in hoeverre het gebruik van regie-opium is


toegestaan, wordt het gebied van Nederlandsch-Indië door den
Gouverneur-Generaal verdeeld in kringen”, „gemengde
„open
3
kringen”, „licentiekringen” en „gesloten kringen” ( ).

Artikel 4.

Het gebruik van regie-opium is in:


a. geheel Nederlandsch-Indië:
le. verboden aan militairen der Landmacht, officieren, onder-

(l) Deze zin is toegevoegd bij St. 1933 No. 23.

(2) Zie hiervoor de „Opiumverpakkingsbepalingen 1927” (St. No. 514,


hierachter afgedrukt op blz. 57 e.v.).
(3 ) Zie hiervoor staat A, behoorende bij het zoogenaamde Kringenbesluit
(St. 1934 No. 59, hierachter afgedrukt blz. 64 e.v.).
op
47 1927, No. 279

officieren en minderen der Korpsen Barisan van Madoera,


personeel der Koninklijke en der Gouvernements Marine
en der in ’s Lands dienst zijnde Politie, zoomede aan per-
sonen, van wie men niet met genoegzame zekerheid weet,
dat zjj den leeftijd vaneen en twintig (!) jaren hebben
bereikt;
2e. behoudens het bepaalde onder le, anders dan krachtens
eene gebruikslicentie verboden aan hen, die onderworpen
zjjn aan de bepalingen Europeanen;
voor

b. gesloten kringen verboden aan een ieder;

c. licentiekringen anders dan krachtens eene gebruikslicentie, be-


houdens het bepaalde onder a, verboden;
d. gemengde kringen, behoudens het bepaalde onder a, toegestaan
aan bepaalde personen, eene bepaalde groep of bepaalde groe-

pen der bevolking, en overigens anders dan krachtens eene

gebruikslicentie verboden;
e. open kringen, behoudens het bepaalde onder a, toegestaan aan

een ieder.

Artikel 5.

De Gouverneur-Generaal bepaalt voor eiken gemengden kring,


aan welke personen, groep of groepen der bevolking het gebruik
van regie-opium is toegestaan zonder gebruikslicentie ( 2 ) en zoo'
noodig ook aan welke personen, groep of groepen der bevolking
dat gebruik krachtens eene gebruikslicentie kan worden toege-
staan en voor eiken licentiekring, aan welke personen, groep of

groepen der bevolking eene gebruikslicentie mag worden verleend.

Artikel 6.

(1) Aan hen, aan wie in eenig gedeelte van Nederlandsch-Indië


het gebruik van regie-opium is toegestaan, is ter plaatse eveneens

toegestaan het bezit, het vervoer en het doen vervoeren van regie-
opium en regiedjitjing.
Vervoer, anders dan krachtens eene gebruikslicentie, van
(2)
regie-opium en regiedjitjing door ter plaatse niet tot het gebruik
van regie-opium gerechtigde personen of tot eene grootere hoe-
veelheid dan ter plaatse voor één persoon is toegestaan op grond
van het eerste lid van artikel 9, is echter alleen geoorloofd krach-
tens eene vervoerslicentie.

(!) Het woord „achttien” gewijzigd inde woorden „een en twintig” bij
St. 1933 No. 23.

(2) Zie hiervoor staat B, behoorende bij het zoogenaamde Kringenbesluit


(St. 1934 No. 59, hierachter af gedrukt op blz. 88 e.v.).
No. 279, 1927 48

(3) Vervoer van regie-opium en regiedjitjing door personen,


van wie men niet met genoegzame zekerheid weet dat zij den
leeftijd vaneen en twintig (*) jaren hebben bereikt, is verboden.

Artikel 7.

(1) De gebruiks- en vervoerslicenties worden verleend door het


Hoofd van gewestelijk bestuur of, in provincies en andere gewes-
ten, ingesteld op den voet van artikel 119 der Indische Staats-
regeling, door den Resident-afdeelingshoofd, dan wel door de
daartoe door genoemde bestuurshoofden bevoegd verklaarde
ambtenaren ( 2
). Een tot het verleenen van vergunningen be-

voegd ambtenaar kan eene vergunning verleenen, welke mede


geldig zal zijn op een of meer plaatsen buiten zijn ambtsgebied
indien daaromtrent overeenstemming bestaat met de aldaar tot

het verleenen vergunningen bevoegde ambtenaren.


van

(2) De modellen van de vergunningsbewijzen worden vast-

gesteld door het Hoofd van den dienst der Opiumregie met inacht-

neming van het daaromtrent in deze ordonnantie bepaalde.


(3) Gebruiks- en vervoerslicenties kunnen te allen tijde worden

ingetrokken door dengene, die tot het verleenen ervan bevoegd is


■en zijn in geen geval langer dan een jaar geldig.

Artikel 8.

(1) In eene gebruikslicentie en in eene vervoerslicentie moeten


worden vermeld:
a. de naam, de landaard en de woonplaats van dengene, voor

wien, en de hoeveelheid regie-opium en regiedjitjing, voor

welke de vergunning geldt;


b. de plaats of plaatsen waarheen dat regie-opium en die regie-
djitjing mogen worden vervoerd;
c. de plaats of plaatsen, waar dat regie-opium gekocht en die

regiedjitjing ingeleverd mag worden;


d. de overige voorwaarden, waaronder de vergunning wordt ver-

leend.

(2) In eene gebruikslicentie moet bovendien worden vermeld

waar het regie-opium, bedoeld in het vorige lid, mag worden ge-

t 1
) Het woord „achttien” gewijzigd inde woorden „een en twintig” bij
St. 1933 No. 23.

( 2
) Voor verzoekschriften ter verkrijging gebruiks- of vervoers-
vaneen

licentie, alsmede voor deze licenties zelve, is geen zegelrecht verschuldigd. Zie

punt 8 van artikel 31 der „Zegelverordening 1921” (St. 1921 No. 498).
49 1927, No. 279

bruikt en in eene vervoerslicentie bovendien ten behoeve van wie


het vervoer geschiedt en zoo noodig waar het regie-opium en de

regiedjitjing door den vervoerder tijdelijk mogen worden bezeten.


(3) De onder d van het eerste lid bedoelde voorwaarden wor-

den vastgesteld door dengene, die de vergunning verleent in over-

leg met het Hoofd van den dienst der Opiumregie.

Artikel 9.

(1) De Gouverneur-Generaal bepaalt voor eiken gemengden en

voor eiken open kring de grootste hoeveelheid regie-opium en de

grootste hoeveelheid regiedjitjing, welke iemand, aan wien het ge-


bruik van regie-opium zonder gebruikslicentie is toegestaan, in dien

kring eveneens zonder vergunning mag bezitten en vervoeren (f).


(2) Voor bezit en vervoer van grootere hoeveelheden, dan in
het eerste lid bedoeld, kan vergunning worden verleend door
middel van eene gebruikslicentie.

Artikel 10.

(1) Aan een ieder is verboden:


a. regie-opium te bezitten of te vervoeren in eene andere verpak-

king dan die der Opiumregie, welke voor de betrokken plaats


of streek is vastgesteld;
b. regiedjitjing te vervreemden anders dan door verkoop aan de

Opiumregie;
c. gereedschappen, welke inden regel uitsluitend gebezigd worden
tot of het kenmerk dragen van te zijn gebezigd voor het berei-
den van tjandoe, te bezitten of te vervoeren;

d. djitjingko te bereiden uit regiedjitjing en dergelijke djitjingko


te gebruiken, te bezitten of te vervoeren; (2 )

(!) Zie hiervoor artikel 4 van het zoogenaamde Kringenbesluit (St. 1934

Ko. 59, hierachter afgedrukt op blz. 64 e.v.).

(2) De bereiding, het gebruik, het bezit en het vervoer van verdoovende
middelen (waaronder djitjingko) zijn in het algemeen verboden in artikel 3

der Yerdoovende-middelenordonnantie, doch het verbod voor djitjingko, bereid

uit regiedjitjing, is inde Regie-opiumordonnantie duidelijkheidshalve herhaald,


o.m. omdat het opkoken van regiedjitjing bijv. met koffie niet verboden is

(althans voor hem die ter


plaatse gerechtigd is tot het gebruik en het bezit

van regie-opium).
Inde practijk komt het wel voor dat bij veroordeeling wegens overtreding
der onderwerpelijke verbodsbepaling dein beslaggenomen djitjingko niet wordt
verbeurd verklaard, doch aan den veroordeelde wordt teruggegeven. Dit is even-

wel juist. Wel wordt in artikel 22 der Regie-opiumordonnantie verbeurd-


niet

verklaring beperkt tot regie-opium en regie-djitjing, doch de onderwerpelijke


4 (4307)
No. 279, 1927 50

e. regie-opium kosteloos verkrijgbaar te stellen of als prijs uitte


loven ter gelegenheid van in het openbaar aangelegde feeste-
lijkheden en volksspelen of in het openbaar gehouden optochten;
ƒ. een persoon van wien men niet met genoegzame zekerheid
weet dat hij den leeftijd vaneen en twintig jaren heeft bereikt,
aan te zetten om bereid opium te gebruiken, een opiumkit
binnen te gaan of zich bereid opium te verschaffen of het
begaan vaneen dergelijke handeling door zulk een persoon te
1
begunstigen. ( )
(2) Het door den houder van eene vervoerslicentie afgeven
van regie-opium inde verpakking der Opiumregie, tegen den

prijs, vastgesteld voor de opiumverkoopplaats, waar het is gekocht,


aan een persoon, ten behoeve van wien het opium is vervoerd,
wordt niet als verkoop beschouwd. A

Artikel 11.

Het is verboden verpakkingen, welke, zjj het


tubes of andere
ook met geringe afwijkingen, gelijken op tubes of andere verpak-
kingen van de Opiumregie, te vervaardigen, koopen, te verkoo l
te

pen of op andere wijze te vervreemden, dan wel te bezitten, tenzij

een en ander niet geschiedt met het oogmerk ze te doen doorgaan


voor verpakkingen der Opiumregie.

Artikel 12.

(1) Het is verboden eene opiumkit te houden anders dan krach-

tens eene kitvergunning.


(2) Het is vet'boden als plaatsvervanger van den kithouder of
als bediende werkzaam te zijn in eene kit, waarvoor geen kitver-
gunning is verleend.

(vervolg noot 2 van blz. 49).

is in die ordonnantie niet strafbaar gesteld (zie het voorbehoud


overtreding
in artikel 21). De strafbaarheid berust op de artt. 3 en 25 der Verdoovende-

middelenordonnantie en het negende schrijft


lid van laatstaangehaald artikel

verbeurdverklaring van alle verdoovende middelen dus ook van dj'itj'ingkoi


uit djitjing,
voor. Dat ook bij veroordeeling wegens bereiding van djitjingko

afkomstig van ander dan Eegie-opium e.q. het gebruik enz. van dergelijke
toe-
djitjingko, deze behoort te worden verbeurdverklaard, behoeft wel geen
lichting.
(!) Punt ƒ toegevoegd bij St. 1933 No. 23.
51 1927, No. 279

Artikel 13.

(1) De kitvergunningen worden verleend door het Hoofd van

gewestelijk bestuur of, in provincies of andere gewesten, ingesteld

op den voet van artikel 119 der Indische Staatsregeling, door den

resident-afdeelingshoofd, dan wel door de daartoe door genoemde


bestuurshoofden bevoegd verklaarde ambtenaren.
(2) Vergunningen voor het houden vaneen opiumkit op eene

plaats, waar nog geen kit wordt gehouden, of door het verleenen

waarvan het bestaande aantal kitten ter plaatse zou vermeerderen,


mogen slechts worden verleend in overleg met het Hoofd van den

dienst der Opiumregie.


(3) Eene kitvergunning kan te allen tijde worden ingetrok-
ken door dengene, die bevoegd is ze te verleenen.

Artikel 14.

De kithouder is verplicht dein de kitvergunning bedoelde kit

als zoodanig kenbaar te maken dooreen aan het gebouw, waarin


de kit is gevestigd, op eene duidelijk van de straat af zichtbare

plaats bevestigd bord, waarop het woord „Opiumkit” inde Ne-

derlandsche, de plaatselijke Inlandsche en de Chineesche taal

duideljjk te lezen is.

Artikel 15.

(1) Inde kitvergunning wordt vermeld:

a. de naam van den kithouder;


b. welk gebouw of gedeelte vaneen gebouw tot opiumkit mag
worden ingericht;

c. of de kit toegankelijk zal zijn voor alle ter plaatse tot het ge-

gebruik van regie-opium gerechtigde niet aan de bepalingen


voor Europeanen onderworpen mannen, dan wel slechts voor

bepaalde, inde vergunning aan te duiden, groepen daarvan;


d. de grootste hoeveelheid djitjing, welke inde kit, anders dan in
de opiumpijpen aanwezig mag zijn;
e. wanneer de kit gesloten moet zijn;

ƒ. door wien vergunning moet worden verleend tot het aanstellen

van plaatsvervangers of bedienden van den kithouder;


g. de verdere voorwaarden, waaronder de vergunning wordt

verleend.

(2) De onder g van het vorige lid bedoelde voorwaarden wor-


den vastgesteld door dengene, die de kitvergunning verleent, in

overleg met het Hoofd van den dienst der Opiumregie.


No. 279, 1927 52

Artikel 16. (f)

(1) De toegang tot eene opiumkit is verboden aan een ieder,


met uitzondering van:

a. den kithouder, zijne plaatsvervangers of bedienden;


b. hen, voor wie op grond van de kitvergunning de kit toeganke-
lijk is;
c. hen, die eene sehriftel ijke vergunning hebben van het Hoofd
van plaatselijk bestuur of van of namens het Hoofd van den
dienst der Opiumregie tot het bezoeken van de kit.

(2) De toegang tot eene opiumkit is mede verboden aan:

o. personen, als in het vorige lid onder b bedoeld, die geen regie-
opium bjj zich hebben;
b. personen als in het vorige lid onder a, b en c bedoeld, indien zij
gewapend of beschonken zijn.

Artikel 17.

Het is den kithouder, zijnen plaatsvervangers of bedienden ver-

boden een bezoeker van de kit op eenigerlei wijze van regie-opium


te voorzien, ook al draagt deze handeling niet het karakter van
verkoop.
Artikel 18.

(1) Dobbel- of andere spelen, hoe ook genaamd, zijn in de

opiumkit verboden.
(2) Het is verboden in eene opiumkit goederen tegen gereed
geld in pand te nemen of te koopen.

Artikel 19.

De houders van eene gebruikslicentie, vervoerslicentie of kitver-


gunning zijn verplicht deze te vertoonen op eerste aanvrage van

een tot het opsporen of onderzoeken van opiummisdrijven of


opiumovertredingen bevoegd of met het toezicht op de naleving
van de bepalingen dezer ordonnantie of van de verdoovende mid-
delen ordonnantie belast persoon.

(!) Ingevolge St. 1931 No. 168 (artikel 1, letter B, punt 29) wordt, voor

zoover betreft de der


Regie-opiumordonnantie in de Gouvernements-
toepassing
landen van Java en Madoera (de provincies West-, Midden- en Oost-Java)
in dit artikel in stede van „het Hoofd van plaatselijk bestuur” gelezen „den

assistent-resident ’.
53 1927, No. 279

Artikel 20 (i).

Met geldboete van ten hoogste honderd gulden wordt gestraft:


a. de kithouder, die het voorschrift in artikel 14 niet naleeft, of
plaatsvervangers of bedienden aanstelt zonder vergunning van

den in artikel 15 onder ƒ bedoelden persoon;


b. de kithouder, zijn plaatsvervanger of bediende, die overtreding
van de verbodsbepalingen in de artikelen 16 of 18 toelaat;
c. overtreding van de verbodsbepalingen in de artikelen 16 en 18;
d. overtreding van of het handelen in strijd met de voorwaarden,
waaronder eene gebruikslicentie, eene vervoerslicentie of eene

kitvergunning verleend, voor zoover deze feiten niet strafbaar


is

zijn als verkoop, gebruik, bezit of vervoer van verdoovende


middelen in strijd met de ter zake geldende bepalingen.

Artikel 21.

Voor zoover niet strafbaar ingevolge de verdoovende midde-


len ordonnantie, wordt gestraft met hechtenis van hoogste drie
ten

maanden of geldboete van ten hoogste honderd gulden overtreding


van de verbodsbepalingen in het eerste lid van artikel 10, in ar-

tikel 11, artikel 12 en artikel 17 f 1


).

Artikel 22.

(1) De in de vorige artikelen strafbaar gestelde feiten worden


beschouwd als opiumovertredingen.
(2) Het regie-opium en de regiedjitjing, zoomede de gereed-
schappen, waarmede zij zijn gepleegd, worden verbeurd verklaard.

Artikel 23.

Ten aanzien van regiedjitjing, vermengd met andere stoffen,


wordt, ten einde vast te stellen of de toegestane hoeveelheid al
dan niet is overschreden, aangenomen dat de hoeveelheid aange-
haalde djitjing gelijk is aan twee maal die van de hoeveelheid

C1) InRegie-opiumordonnantie komen geen strafbepalingen voor betref-


de
fende het onwettig gebruik, bezit en vervoer van regie-opium en regie-djitjing

omdat, zooals reeds werd opgemerkt in de noot op artikel 28 der Verdoovende-


ten aanzien daarvan de voorschriften van laatstbedoelde
middelenordonnantie,
ordonnantie onverminderd gelden. Onwettig gebruik,
blijven bezit en vervoer

van regie-opium en regie-djitjing zijn strafbaar ingevolge de voor alle verdoo-

vende middelen in het algemeen geldende artikelen 3 en 25 der Verdoovende-


middelenordonnantie.
No. 279, 1927 54

tjandoe van goede hoedanigheid, waarmede zij bij onderzoek door


een deskundige wordt gelijkgesteld.

Artikel 24.

(1) Deze ordonnantie kan worden aangehaald onder den naam

van „Regie-opiumordonnantie”.
(2) Zij treedt in werking met ingang vaneen nader door den
x
Gouverneur-Generaal te bepalen tijdstip ( ).
En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, zal deze in

het Staatsblad van Nederlandsch-Indië geplaatst en, voor zooveel

noodig, inde Inlandsche en Chineesche talen aangeplakt worden.


Gelast en beveelt voorts, dat alle hooge en lage Colleges en

Ambtenaren, Officieren en Justicieren, ieder voor zooveel hem

aangaat, aan de stipte naleving dezer de hand zullen hbuden,


zonder oogluiking of aanzien des persoons.

Gedaan te Batavia, den 12den Mei 1927.

DE GRAEFF.

De Algemeene Secretaris,
G. R. ERDBRINK.

Uitgegeven den veertienden Mei 1927.

De Algemeene Secretaris,

G. R. ERDBRINK.

(Besluit van den Gouverneur-Generaal van

12 Mei 1927 No. SA).

C 1) 1 Januari 1928; zie St. 1927 No. 536.


55

STAATSBLAD VAN NED ER LAN DSCH-1 ND I Ë

1933 No. 22. OPIUM. VEEDOOVENDE MIDDELEN. Koninklijk


besluit van 29 November 1932 No. 38, ter uitvoering van

de 27 November 1931 te
op Bangkok geteekende overeen-

komst het gebruik van bereid opium.


nopens

No. 38. Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods,


Koningin der Nederlanden, Prinses

van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter uitvoering


van de op 27 November 1931 te Bangkok geteekende Overeenkomst
nopens het gebruik van bereid opium noodig is dein Nederlandsch-
Indië op het gebied van bereid opium geldende voorschriften met de

bepalingen van die overeenkomst in overeenstemming te brengen;


Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën van 3 Novem-

ber 1932, 2e Afdeeling en AD No. 7;


Den Raad van State gehoord (advies van 22 November 1932,
No. 45);
Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Koloniën van

24 November 1932, 2e Afdeeling No. 8;


Den Volksraad gehoord;
Gelet op de artikelen 70 en 91 van de Indische Staatsregeling;
Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1.

De verkoop van regie-opium heeft slechts plaats tegen contante

betaling.
Artikel 2.

(1) Het gebruik, het bezit en het vervoer van regie-opium als-
mede het binnengaan vaneen opiumkit kunnen niet worden toegestaan

aan personen, van wie men niet met genoegzame zekerheid weet dat
zij den leeftijd vaneen en twintig jaren hebben bereikt.
(2) Het is verboden personen, als in het eerste lid bedoeld, aan
te zetten om bereid opium te gebruiken, een opiumkit binnen te
gaan
of zich bereid opium te verschaffen of het begaan vaneen dergelijke
handeling door zulk een persoon te begunstigen.
No. 22, 1933 56

Artikel 3.

Bij ordonnantie (!) worden de strafbepalingen vastgesteld, noodig


om de nakoming van de bepalingen van dit besluit te verzekeren.
Voorschriften tot uitvoering der artikelen 1 en 2 worden mede bij
ordonnantie (!) gegeven.

Artikel 4.

Dit besluit treedt in werking met ingang vaneen nader door den
Gouverneur-Generaal te bepalen dag ( 2 ).

Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit

besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van

State.

’s-Gravenhage, den 29 Novembpr 1932.

WILHELMINA.

De Minister van Koloniën,


De Graaff.

En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, beveelt de


Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, dat deze in het Staats-

blad van Nederlandsch-Indië wordt geplaatst.

Gedaan te Buitenzorg, den lOden Januari 1933.

DE JONGE.

De Algemeene Secretaris,
P. J. GERKE.

Uitgegeven den zeventienden Januari 1933.

De Algemeene Secretaris,
P. J. GERKE.

(Besluit van den Gouverneur-Generaal van

10 Januari 1933 No. 14).

(1) Zie St. 1933 No. 23.

(2) 1 Mei 1933; St. 1933 No. 50.


OPIUMVERPAKKINGSBEPALINGEN

1927

STAATSBLAD VAN NED ERLAN DSCH-1 ND I Ë

1927 No. 514. (i) OPIUM. Nieuwe bepalingen betreffende de bereiding, de

verpakking, de wijze van verkoop van regie-opium en den

inkoop van djitjing door de Opiumregie („Opiumverpak-


kingsbepalingen 1927”).

Besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië


van 3 November 192'7 No. 47.

Gelezen, enz.;

Gelet op het tweede lid van artikel 2 der Regie-opiumordon-


nantie (Staatsblad 1927 No. 279);
De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord;
Is goedgevonden en verstaan:

Eerstelpk: Met intrekking van artikel 1 van het besluit van

14 Maart 1921 No. 20 (Staatsblad No. 155) zooals dit is gewijzigd


bij artikel 2 onder 111 van het besluit van 27 Augustus 1925 No.
lx (Staatsblad No. 426) vast te stellen de volgende:

BEPALINGEN betreffende de bereiding, de verpakking, de wijze


van verkoop van regie-opium en den inkoop van

djitjing door de Opiumregie.

Artikel 1.

In deze bepalingen wordt onder opiumregie, „regie-opium”,


„tjandoe”, „djitjing” en „regie-djitjing” hetzelfde verstaan als

inde Regie-opiumordonnantie (Staatsblad 1927 No. 279).

(!) De tekst is afgedrukt zooals deze luidt ingevolge St. 1933 No. 50, St.
1935 No. 27 en St. 1937 Nos. 126 en 576. Ingevolge St. 1933 No. 441 (zie
blz. 93) zijnde bevoegdheden van het Hoofd van den voormaligen Dienst der

Opiumregie overgegaan op het Hoofd der met ingang van 1 Januari 1934
ingestelde Opium- en Zoutregie. Verder wordt onder de aandacht gebracht,
dat ingevolge St. 1934 No. 673 de door de Opiumverpakkingsbepalingen aan
de voormalige Besidenten-afdeelingshoofd inde Vorstenlanden opgedragen
bevoegdheden zijn overgegaan op de assistent-residenten, belast met het bestuur
overeen afdeeling.
No. 514, 1927 58

Artikel 2.

Het regie-opium wordt van Landswege bereid en verpakt inde


fabriek der Opiumregie.
Artikel 3.

(1) Het
regie-opium wordt verpakt in metalen tubes van ver-
schillende grootten. Het bovengedeelte van elke tube blijft onge-
vuld. De tube wordt gesloten door het ledig blijvende boven-
gedeelte plat te drukken en tweemaal om te vouwen, het aldus

verkregen zesvoudige blad stevig aaneen te persen en door middel


vaneen metalen oogje, dan wel op andere wijze, te sluiten. Op
het platgedrukte bovengedeelte der tube worden teekens aange-

bracht, waardoor wordt aangegeven in welk jaar en in welke


maand of welk tijdvak de vulling heeft plaats gehad terwijl
daarop mede andere opschriften kunnen worden gestéld. Inden
bodem van elke tube is een getal, merk of ander teeken gestem-
peld, waardoor wordt aangegeven hoeveel regie-opium de tube
bevat.

(2) Er worden hoogstens vijf grootten van tubes gebezigd,


bestemd om onderscheidenlijk:
0,2 gram

0,4 „

0,8 „

2
5

regie-opium te bevatten. (*)

Artikel 4.

(1) Het Hoofd van den dienst der Opiumregie bepaalt voor

(D Dit lid luidt aldus ingevolge St. 1937 No. 576. De oorspronkelijke
redactie luidde:

Er worden hoogstens tubes bestemd onder-


zes grootten van gebezigd, om

scheidenlijk :

193 milligram ( % mata)


386 „ (1 „
)
772 „ ( 2 „ )
1 gram 930
(5 „ )

4 825 (12%
„ „ „ )
9 650 (25
„ „ „ )

regie-opium te bevatten.
59 1927, No. 514

de gedeelten van Nederlandsch-Indië, waar regie-opium wordt


verkocht:
■a. welke der in het 2e lid van artikel 3 bedoelde tubesoorten
verkrijgbaar zullen worden gesteld;
b. op welke
wijze de tubes gesloten zullen worden, zulks met

inachtneming van het terzake in artikel 3 bepaalde;


•c. welke teekens of andere opschriften op het bovengedeelte van

de tubes zullen worden geplaatst;


d. door welke getallen, merken of andere teekens de inhoud der
tubes zal worden aangegeven (!).
(2) Na daartoe door den Gouverneur-Generaal gemachtigd te

zijn, kan het in het vorige lid bedoelde diensthoofd bjj wijze
van tijdeljjken maatregel bepalen, dat het regie-opium elders of

op andere wpze zal worden verpakt dan inde artikelen 2 en 3


is aangegeven en waar het in die andere verpakking zal worden

verkrijgbaar gesteld ( T ).
(3) Het Hoofd van gewestelijk bestuur of, in provinciën of
andere gewesten, ingesteld op den voet van artikel 119 der Indi-
sche Staatsregeling, de resident-afdeelingshoofd, kan bepalen, dat

bij bepaalde verkoopplaatsen of op plaatsen, aangewezen over-

eenkomstig het bepaalde in het derde lid van artikel 5, een of


meerder onder a van het eerste lid hiervoren bedoelde tubesoorten
niet verkrijgbaar zullen worden gesteld.

Artikel 5.

(1) Het Hoofd van gewestelpk bestuur of, in provinciën of

andere gewesten, ingesteld op den voet van artikel 119 der Indi-

sche Staatsregeling, de resident-afdeelingshoofd, bepaalt in over-

eenstemming met het Hoofd van den dienst der Opiumregie waar

verkoopplaatsen der Opiumregie zullen zijn en wjjst de gebouwen


•of gedeelten van gebouwen aan, waarin de verkoopplaatsen zullen

zijn gevestigd.
(2) Zonder machtiging van den Gouverneur-Generaal mag
het aantal verkoopplaatsen in Nederlandsch-Indië niet meer be-

dragen dan elf honderd.

(3) Indien zulks noodig is, kan door het Hoofd van gewestelijk
bestuur of, in provinciën of andere gewesten, ingesteld op den

voet van artikel 119 der Indische Staatsregeling, door den resi-
•dent-afdeelingshoofd, in overeenstemming met het Hoofd van den
dienst der Opiumregie, worden bepaald waar regie-opium buiten
de verkoopplaatsen door de Opiumregie zal worden verkocht.

(!) Zie hiervoor Bijbl. No. 13926.


No. 514, 1927 60

(4) Elke verkoopplaats wordt op eene van buiten af duidelijk


zichtbare plaats kenbaar gemaakt door het opschrift „opiumver-
koopplaats” inde Nederlandsche, de plaatselijke Inlandsche of
eene andere ter plaatse verstaan wordende Inlandsche en de Chi-

neesche taal.

Artikel 6.

(1) De verkoop van regie-opium geschiedt inde ongeopende


verpakking tegen contante betaling (*) en tegen de prijzen voor

het betrokken gewest of gedeelte van het gewest vastgesteld door

het Hoofd van gewestelijk bestuur in overeenstemming met het

Hoofd van den dienst der Opiumregie.


(2) Inde geldende prjjzen wordt zonder machtiging van den
Gouverneur-Generaal geen wijziging aangebracht.
(3) Door den Resident van Riouw en Onderhorigheden kan,
in overeenstemming met het Hoofd van den dienst der Opium-
regie worden bepaald in welke van de niet op den vasten wal van
Sumatra gelegen gedeelten van genoemd gewest de prijs van het

regie-opium desverkiezende mag worden voldaan indoor hem aan


te wijzen, inde Straits Settlements wettig gangbare munten,
bank- en muntbiljetten, tegen welken koers of welke waarde die
munten of biljetten zullen worden aangenomen en op welke wijze
de ontvangen munten en biljetten zullen worden ingewisseld
tegen Nederlandsch-Indische wettige munt.

(4) Bij elke verkoopplaats hangt het tarief der prijzen op eene

voor de koopers duidelijk zichtbare plaats.

(5) Inde in het derde lid van dit artikel bedoelde gedeelten
van Riouw en Onderhoorigheden worden op het tarief mede ver-

meld de prijzen uitgedrukt in Straits-dollar-centen. Voor wijzi-


ging van deze prijzen is dein het tweede lid van dit artikel be-
doelde machtiging niet noodig.

Artikel 7.

(1) Regie-opium mag niet worden verkocht:


a. aan personen, van wie de verkooper niet met genoegzame
zekerheid weet, dat zij den leeftijd vaneen en twintig ( 2 ) jaren
bereikt hebben;

’ ’
(t) De woorden „tegen contante betaling zijn ingelascht bij St. 1933
No. 50.

(2 ) Het woord „achttien” gewijzigd inde woorden „een en twintig” bij


St. 1933 No. 50.
61 1927, No. 514

b. aan personen, die


plaatse niet tot
ter het gebruik of het ver-

voer van regie-opium gerechtigd zijn.


(2) Het Hoofd van gewestelijk bestuur, of in provinciën of

andere gewesten, ingesteld op den voet van artikel 119 der Indi-

sche Staatsregeling, de resident-afdeelingshoofd, is bevoegd in

overeenstemming met het Hoofd van den dienst der Opiumregie:


a. eene hoeveelheid regie-opium vast te stellen, welke bij ver-

koop aan één persoon ineen aan te geven tijdvak niet mag
worden overschreden;
b. bepaalde plaatsen of streken aan te wijzen, waar alleen regie-
opium mag worden verkocht aan personen, in het bezit van

eene van bestuurswege afgegeven aanduidingskaart;


c. bepalingen te treffen waardoor de verkoop vaneen te groot
aantal tubes van gelijken inhoud aan een persoon kan worden
belemmerd.
Artikel 8.

Het Hoofd van gewestelijk bestuur, of, in provinciën of andere


gewesten, ingesteld op den voet van artikel 119 der Indische

Staatsregeling, de resident-afdeelingshoofd, bepaalt in overeen-

stemming met het Hoofd van den dienst der Opiumregie, voor

elke verkoopplaats op welke dagen en gedurende welke uren de


verkoop van regie-opium zal plaats hebben en op welke dagen en

gedurende welke uren elders, overeenkomstig het bepaalde in het


derde lid van artikel 5 regie-opium zal worden verkocht.

Artikel 9.

(1) Het Hoofd van gewestelijk bestuur, of, in provinciën of


andere gewesten, ingesteld op den voet van artikel 119 der Indi-
sche Staatsregeling, de resident-afdeelingshoofd, wijst in overeen-
stemming met het Hoofd van den dienst der Opiumregie de ver-
koopplaatsen aan waar regie-djitjing kan worden ingeleverd ten

verkoop aan de Opiumregie. De inlevering en de inkoop geschie-


den op de volgende voorwaarden:
a. de ingeleverde stof wordt door den inleveraar verpakt op de
wijze, voor elke verkoopplaats door genoemd diensthoofd vast-

gesteld; voor elke


ingeleverde verpakkingseenheid wordt een

bewijs van inlevering uitgereikt;


o. het ingeleverde wordt overeenkomstig de daarvoor doordat
diensthoofd vast te stellen regelen ter onderzoek opgezonden
naar de fabriek der Opiumregie;
c. indien bjj dit onderzoek blijkt, dat de ingeleverde stof bestaat
uit goede djitjing, waaronder wordt verstaan djitjing, welke
No. 514, 1927 62

geschikt is voor de bereiding van tjandoe, wordt deze bij de


boeken in verantwoording genomen overeenkomstig het inde
fabriek tot op halve grammen nauwkeurig vastgestelde metrie-
ke gewicht ( x) en wordt aan den inleveraar uitbetaald de
waarde van de ingeleverde djitjing volgens dat gewicht en

overeenkomstig den prijs, voor de plaats van inlevering vast-

gesteld ;
d. blijkt bij het onder c bedoelde onderzoek, dat de ingeleverde
stof niet geheel uit goede djitjing bestaat of blijkt inde geval-
len, dat het gewenscht wordt geacht mede een onderzoek in te

stellen naar de kenmerken, welke aan de overblijfselen van

gerookt regie-opium niet kunnen ontbreken, dat de ingeleverde


stof niet geheel van regie-opium afkomstig kan zijn dan wordt
zjj inde fabriek vernietigd en ontvangt de inleveraar geen

vergoeding ( 2 );
e. gaat de ingeleverde stof, vóór dat het onder c bedoelde onder-
zoek heeft plaats gehad, verloren of te niet, of wordt zij vóór
dat onderzoek onbruikbaar, dan wordt voor elke ingeleverde
verpakkingseenheid aan den inleveraar in geen geval meer

vergoed dan de overeenkomstig den onder c bedoelden prijs


3
berekende waarde van 20 gram ( ) goede djitjing.
(2) De prijs ingeleverde djitjing wordt door het Hoofd
voor de

van gewestelijk bestuur vastgesteld in overeenstemming met het


Hoofd van den dienst der Opiumregie.
(3) Inde geldende prijzen wordt zonder machtiging van den

Gouverneur-Generaal geen wijziging aangebracht.


Door het Hoofd den dienst der Opiumregie worden
(4) van

Amorschriften vastgesteld, regelende de wijze, waarop de onder c

van het eerste lid van dit artikel bedoelde uitbetaling zal ge-
schieden.

(5) Het Hoofd van gewestelyk bestuur, of, in provinciën of


andere gewesten, ingesteld op den voet van artikel 119 der Indi-
sche Staatsregeling, de resident-afdeelingshoofd, bepaalt, in over-
eenstemming met het meerbedoelde diensthoofd, voor elke der in
het eerste lid van dit artikel bedoelde verkoopplaatsen, op welke

(!) De oorspronkelijke woorden „vastgestelde gewicht in mata’s” werden


woorden halve
bij St. 1935 No. 27 vervangen door de „tot op grammen nauw-

keurig vastgestelde metrieke gewicht.”

( 2) De woorden „of blijkt inde gevallen, dat het gewenscht wordt geacht
mede een onderzoek in te stellen naar de kenmerken, welke aan overblijfselen
de

van gerookt regie-opium niet kunnen ontbreken, dat de ingeleverde stof niet
kan zijn” werden ingelascht bij St. 1937
geheel van regie-opium afkomstig
No. 126.

(3) „50 mata” gewijzigd in „20 St. 1935 No. 27.


gram” bij
63 1927, No. 514

dagen en gedurende welke uren zij voor de djitjinginlevering zal


zijn opengesteld.
(6) Bij elke der in het eerste lid van dit artikel bedoelde ver-

koopplaatsen hangen op eene voor de inleveraars duidelijk zicht-


bare plaats de voorwaarden waarop en het tarief waartegen de
djitjinginlevering en -inkoop plaats hebben.

Artikel 10.

Wanneer, inde gevallen, waarin overeenstemming met het


Hoofd van den dienst der Opiumregie is voorgeschreven, zoodanige

overeenstemming niet wordt verkregen, beslist de Gouverneur-


Generaal.
Artikel 11.

(1) Van de beschikkingen genomen krachtens het eerste lid


en het tweede lid van artikel 4 en het tweede lid van artikel 7
worden afschriften gezonden aan den Directeur van Financiën
en de Algemeene Rekenkamer.

(2) Door het betrokken bestuurshoofd wordt van:

a. elke verandering van prijzen,


b, elke opening, intrekking of verlegging van eene verkoopplaats
mededeeling gedaan aan den Directeur van Financiën en de

Algemeene Rekenkamer, en voor zooveel b betreft ook aan

den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken.

Artikel 12.

Deze bepalingen kunnen worden aangehaald als „Opiumver-


pakkingsbepalingen 1927”.
Ten tweede: Dit besluit treedt in werking op hetzelfde tijdstip
als de Regie-opium ordonnantie (Staatsblad 1927 No. ‘279). (!)

Afschrift, enz.

Ter ordonnantie van den Gouverneur-Generaal


van Nederlandsch-Indië

De Algemeene Secretaris,
G. R. ERDBRINK.

Uitgegeven den twee en twintigsten November 1927.

De Algemeene Secretaris,
G. R. ERDBRINK.

(!) 1 Januari 1928; zie St. 1927 No. 536.


64

STAATSBLAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË

1934 No. 59. (!) OPIUM. VERDOOVENDE MIDDELEN. YEEBODEN

KRINGEN. Nieuwe regelen voor de verdeeling van het

gebied van Nederlandsch-Indië in kringen voor de aan-

wijzing in hoeverre het gebruik van regie-opium is toe-

gestaan.

Besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië


van 3 Februari 1934 No. 23. -

Gelezen, enz. -

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Regie-opium ordonnantie


>
(Staatsblad 1927 No. 279);
De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord;
Is goedgevonden en verstaan:

Met intrekking van het besluit van 9 November 1927 No. 34


(Staatsblad No. 518), zooals dit is gewijzigd en aangevuld,
laatstelijk bij het besluit van 4 Februari 1933 No. 36 (Staatsblad
No. 50), te bepalen als volgt:

Artikel 1.

Voor de aanwijzing in hoeverre het gebruik van regie-opium


is toegestaan wordt het gebied van Nederlandsch-Indië verdeeld
in kringen”,
„open „gemengde kringen”, „licentiekringen” en

„gesloten kringen”, zooals aangegeven inden aan dit besluit

gehechten staat A. (2 )
Artikel 2.

Inde gemengde kringen is het gebruik van regie-opium zonder

(!) De tekst is af gedrukt zooals deze luidt ingevolge het verbeterblad van

13 Maart 1934 en de wijzigingen bij St. 1934 No. 561, St. 1935 No. 27, St.
1936 No. 184 en St. 1937 No. 576. Verder gebracht
wordt onder de aandacht

dat ingevolge St. 1934 No. 673 de door het Kringenbesluit aan de voormalige

Residenten-afdeelingshoofd inde Vorstenlanden opgedragen bevoegdheid is


overgegaan op de assistent-residenten, belast met het bestuur overeen afdeeling.
(2) Het gebied van Nederlandsch-Indië omvat ook de territoriale zee. In
den staat A wordt weliswaar alleen landgebied genoemd, doch aangenomen moet

worden, dat de aangeduide kringen ook de aangrenzende territoriale zee


omvatten. Ten aanzien van regie-opium gelden dus inde territoriale wateren
dezelfde bepalingen als in het aangrenzend kustgebied.
65 1934, No. 59

gebruikslicentie toegestaan aan de personen, groep of groepen der


bevolking, voor elk dier kringen aangegeven inden mede aan dit
besluit gehechten staat B.

Artikel 3.

(1) bepaalde in het volgende lid kan het ge-


Behoudens het
bruik van regie-opium ingemengde kringen, voor zoover daar niet
zonder gebruikslicentie geoorloofd, zoomede in licentiekringen,
krachtens eene gebruikslicentie worden toegestaan aan:
a. personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit
besluit op de plaats of inde streek, waarvoor de vergunning
zal gelden, reeds gerechtigd zijn tot het gebruik van regie-
opium, zoomede aan hen, die binnen twee jaren nadat de laatste
hun verleende gebruikslicentie is vervallen of ingetrokken,
eene nieuwe aanvragen voor dezelfde plaats of streek, waar-

voor de vroegere vergunning gold;


b. andere personen, dan onder a bedoeld, indien omtrent de

wenschelijkheid daarvan overeenstemming bestaat tusschen

het Hoofd van gewestelijk bestuur of, in provinciën en andere

gewesten, ingesteld op den voet van artikel 119 der Indische

Staatsregeling, den resident-afdeelingshoofd en het Hoofd van

den dienst der Opium- en Zoutregie.


(2) Gebruikslicenties mogen niet worden verleend:
le. aan niet tot de Chineesche bevolking behoorende personen in:
a. de licentiekringen inde residenties Bantam en Priangan;
de plaatsen Leuwiliang, Tjampea, Tjibaroesa, Tjileungsi,
Soekaboemi en Tjiandjoer inde residentie Buitenzorg,
en Poerwakarta inde residentie Batavia van de provincie

West-Java;
b. de plaats Poerwokerto inde residentie Banjoemas van de

provincie Midden-Java;
c. ■ het onderdistrict Kota Baroe Sialang van het district
Pajakoemboeh en de onderafdeeling Bangkinang van de

afdeeling L. Koto van de residentie Sumatra’s Westkust;


d. de licentiekringen inde afdeeling Nias der residentie

Tapanoeli, met uitzondering van die inde onderafdeeling


Batoeeilanden;
e. de onderdistricten Tapoeng-kanan en Tapoeng-kiri, het
landschap Tanahpoetih en de onderafdeelingen Kampar-kiri
en Rokan der
afdeeling Bengkalis van het gouvernement
Oostkust van Sumat.ra;

ƒ. de onderafdeeling Koeantan-districten der afdeeling Inde-


ragiri van de residentie Riouw en Onderhoorigheden;
5 (4307)
No. 59, 1934 66

2e. aan tot de inheemsche bevolking van het gewest (!) behoorende
personen in:
a. het gebied der als licentiekringen aangewezen onder-

nemingen van nijverheid, land- of mijnbouw of exploraties


inde residentie Tapanoeli;
b. de licentiekringen inde residentie Djambi;
c. de licentiekringen inde residentie Bangka en Onder-

hoorigheden;
d. de licentiekringen inde onderafdeelingen Banda en

Boeroe der afdeeling Amboina van het gouvernement der


Molukken, buiten de plaatsen Kajeli, Namlea en Djikoe-
merasa;

e. de afdeelingen Timor en Eilanden, Soemba en Flores der


residentie Timor en Onderhoorigheden;
3e. aan tot Dajaksche bevolking behoorende personeji inde
de
residenties Westerafdeeling van Borneo en Zuider- en Ooster-

afdeeling van Borneo;


4e. aan Minahassers inde licentiekringen inde afdeeling Manado
en aan Gorontaleezen inde licentiekringen inde onderaf-

deeling Gorontalo der gelijknamige afdeeling van de residentie

Manado;
se. aan tot de Alfoersche bevolking behoorende personen in het

gouvernement der Molukken;


6e. inde afdeeling Lombok van de residentie Bali en Lombok:
a. aan personen van Sasakschen landaard;
b. aan personen van Balineeschen landaard, voor zoover zij
niet behooren tot de van Bali naar Lombok verbannen en

te Tjakranegara gevestigde vorstelijke personen;


7e. inde onderafdeeling Takengön der afdeeling Noordkust van

Atjeh en inde onderafdeelingen Alaslanden en Gajo Loeös


der afdeeling Oostkust van Atjeh met Alaslanden, Gajo Loeös
en Serbödjadi ( 2 ) van het gouvernement Atjeh en Onder-
hoorigheden aan tot de Bataksche bevolking behoorende
personen, die vóór hunne komst in genoemd gewest ter plaatse
hunner inwoning niet gerechtigd waren tot het gebruik van

regie-opium.

(!) Voor de
toepassing van het Kringenbesluit wordt onder het begrip
„inheemsche bevolking van het gewest” verstaan:
а. de geheele van oudsher van geslacht op geslacht in het gewest gevestigde
Inlandsche bevolking (op Borneo bijv. dus ook de Maleiers) ;
б. van elders afkomstige Inlanders en hun afstammelingen, die geacht kunnen
worden inde groep sub a te zijn opgegaan.

(2) Punt 7 wordt tot aan het nootteeken aldus gelezen ingevolge St. 1936
No. 184.
67 1934, No. 59

(3) Vervoerslicenties mogen alleen worden verleend aan per-

sonen,, die den leeftijd van één en twintig jaar hebben bereikt.

Artikel 4.

De grootste hoeveelheid regie-opium en de grootste hoeveelheid


regie-djitjing, welke iemand, aan wien het gebruik van regie-opium
zonder gebruikslicentie is toegestaan, inden betrokken kring mag
bezitten en vervoeren, bedraagt:
a. 40 gram regie-opium en 20 gram regie-djitjing voor de open

en gemengde kringen inde gewesten Oostkust van Sumatra,


Atjeh en Onderhoorigheden, Riouw en Onderhoorigheden,
Westerafdeeling van Borneo, Zuider- en Oosterafdeeling van

Borneo en Celebes en Onderhoorigheden buiten de gewesteljjke


hoofdplaats;
b. 20 gram regie-opium en 20 gram regie-djitjing voor den

gemengden kring in het gewest Bangka en Onderhoorigheden;


c. 10 regie-opium en 20 regie-djitjing de niet
gram gram voor

onder a en b bedoelde open en gemengde kringen, (i)

Artikel 5.

Inde gevallen, waarin is voorgeschreven te handelen in over-

eenstemming met het Hoofd van den dienst der Opium- en Zout-

regie en geen overeenstemming kan worden verkregen, beslist de


Gouverneur-Generaal.

Afschrift, enz. -

Ter ordonnantie van den Gouverneur-Generaal

van Nederlandsch-Indië:

De Algemeene Secretaris.

P. J. GERKE.

Uitgegeven den zestienden Februari 1934.

De Algemeene Secretaris,

P. J. GERKE.

(!) Artikel 4 luidt aldus ingevolge St. 1937 No. 576. De huidige hoeveel-
1
heden 40 gram, 20 gram en 10 gram zijn inde plaats gekomen van resp.
thail, % thail en % thail.
69 1934, No. 59

STAAT A,

behoorende bij het besluit van 3 Februari 1934 No. 23 (Staatsblad


No. 59) aangevende de verdeeling van Nederlandsch-Indië voor de

aanwijzing in hoeverre het gebruik van regie-opium is toegestaan.

Mij bekend:

De Algemeene Secretaris,
P. J. GERKE.
No. 59, 1934 70

Naam van het


OMSCHI

gewest

(de provincie) Open kringen Gemengde kringen


1 23

West-Java. 1. inde residentie Ba-


tavia de plaatsen
Batavia en Meester-
Cornelis.

Midden-Java. 1. inde residentie Sema-

rang de plaats Sema-

rang.
71 1934, No. 59

re VAN DE

Licentie'kringen Gesloten kringen


45

. inde residentie Bantam: dein de overige kolom-


de plaatsen Serang, Tjilegon, Rangkasbitoeng, men niet genoemde ge-
Pandeglang, Menes en Laboean. deelten van de provincie.

!. inde residentie Batavia:

а. de regentschappen Batavia en Meester-


Cornelis buiten de plaatsen Batavia en

Meester-Cornelis;
б. de districtenTjikampek en Rengasdengklok;
c. de onderdistricten Krawang en Klari van
het district Krawang;
d. de plaats Poerwakarta.

3. inde residentie Buitenzorg:


a. de districten Buitenzorg, Tjiawi, Tjibinong
en
Paroeng;
b. de plaatsen Leuwiliang, Tjampea, Tjibaroesa,
Tjileungsi, Soekaboemi en Tjiandjoer.

4. inde residentie Priangan:


de plaatsen Bandoeng, Tjimahi, Garoet en

Tasikmalaja.

5. inde residentie Cheribon:

a. het regentschap Indramajoe met uitzondering


van het onderdistrict Bangodoea van het
districtDjatibarang;
b. de districten Sindanglaoet, Tjiledoeg en

Palimanan;
c. de onderdistricten Koord-, West- en Zuid-
Cheribon van het district Cheribon; Ploembon
en Weroe van het district Ploembon.

1. inde residentie
Pekalongan: dein de overige kolom-
a. van het regentschap Pekalongan de districten men niet omschreven ge-
Pekalongan, Wiradesa, Kedoengwoeni, deelten van de provincie.
Kadjen, Batang en Soebah en de ondetf-
districten Doro en Taloen van het district

Doro, Bandar en Wonotoenggal van het


district Bandar Bawang en
en Tersono van

het district Bawang;


b. van het regentschap Pemalang de districten

Pemalang en Tjomal en het onderdistrict

Randoedongkal van het gelijknamige


district;
No. 59, 1934 72

Naam h6t
Van
' OMSCHE
gewest

(de provincie)
Open kringen Gemengde kringen
1 23

Oost-Java. 1. inde residentie Soera-

baja de plaats Soera-

baja.
73 1934, No. 59

NG VAN DE

Lieentiekringen Gesloten kringen

45

o. van het regentschap Tegal de districten

Tegal, Adiwerna, Slawi en Balapoelang en


de onderdistricten Pangkah en Kedoengban-
teng van het district Pangkah;
d. van het regentschap Brebes de districten

Brebes, Tandjoeng, Bandjarardja en Boemi-

ajoe;

2. de residentie Semarang met uitzondering van

de plaats Semarang;

3. de residentie Japara—Rembang;

4. inde residentie Banjoemas:


а. van het regentschap Banjoemas de districten

Banjoemas en Soempioeh en de plaats


Poerwoker.to;
б. van het regentschap Poerbolinggo de onder-
districten Poerbolinggo, Koetosari, Kali-
manah en Kemangkon van het district

Poerbolinggo en de onderdistricten Bobotsari


en Mrebet van het district Bobotsari;
c. van het regentschap Tjilatjap het district
Kroja en de onderdistricten Tjilatjap,
Kesoegihan en Djeroeklegi van het district
Tjilatjap;
d. van het regentschap Bandjarnegara, de on-
derdistricten Bandjarnegara en Bawang van
het district Bandjarnegara, het onderdistrict
Batoer van het district van dien naam en

de onderdistricten Poerworedjo en Soesoekan

van het district Poerworedjo;

5. inde residentie Kedoe:

o. het geheele regentschap Magelang;


6. in het regentschap Wonosobo de onder-
districten Wonosobo, Kerteg en Krasag van
het district Wonosobo en Garoeng, Kedja-
djar en Modjo-tengah van het district

Garoeng;
o. het geheele regentschap Temanggoeng;
d. in het regentschap Poerworedjo de districten

Poerworedjo, Koetoardjo en Poerwodadi.

1' de residentie dein de kolom-


Soerabaja met uitzondering van overige
de plaats Soerabaja en het district Bawean. niet omschreven
men ge-
deelten van de provincie.
No. 59, 1934 74

Naam van het


OMSCHI
gewest
___

(de provincie)
Open kringen Gemengde kringen
1
23

Jogjakarta.

Soerakarta.
75 1934, No. 59

NG VAN DE

Licentiekringen Gesloten kringen


45

2. de residentie Bodjonegoro.

3. de residentie Madioen.

4. de residentie Kediri.

o. inde residentie Malang:


a. ket geheele regentschap Malang;
b. van het regentschap Pasoeroean het district

Pasoeroean, de onderdistricten Gratitoenon,


Ngoeling, Lekok en Winongan van het
district Grati, het onderdistrict Gondang-
wetan van het district Kebontjandi en de
districten Bangil, Poerworedjo en Pandakan;

c. van het regentschap Probolinggo de distric-


ten Probolinggo (met uitzondering van het
eiland Ketapang) en Tongas, de onder-
districten Kraksaan, Besoek en Padjaralcan
van het district Kraksaan zoomede de
districten Paiton en Gending;
d. van het
regentschap Loemadjang de onder-
districten Loemadjang en Soekodono van het
district Loemadjang, zoomede de districten
Klakah, Pasirian en Josowilangoen.

8. inde residentie Besoeki:

a. van het regentschap Bondowoso het onder-


distriet Bondowoso van het district Bondo-

woso, de onderdistricten Tamanan, Maesan


en Groedjoegan van het district Tamanan,
zoomede het district Pradjekan;
b. van het regentschap Panaroekan de distric-
ten Sitoebondo, Panaroekan en Soember-
waroe en de onderdistricten Besoeki en

Soeboh van het district Besoeki;


c. het geheele regentschap Djember;
d. het geheele regentschap Banjoewangi.

1
■ de residentie Madoera.

b het geheele gewest.

!• het geheele gewest.


No. 59, 1934 76

Naam van het


OMSCHEI
gewest

(de provincie)
open k r jn g en
Gemengde kringen
1
23

Sumatra’s West-
kust.

Tapanoeli.
77 1934, No. 59

ING VAN DE

Licentiekringen Gesloten kringen

45

I
1. inde afdeeling Zuid Benedenlanden: dein de overige kolom-
a. deplaats Padang; men niet genoemde ge-
b. het havengebied te Emmahaven; deelten van het gewest.
c. de onderafdeeling Painan;
d. het zelfstandige onderdistrict Indrapoera.

2. inde afdeeling Tanah Datar:

o. de
plaatsen Padangpandjang en Port van der

Capellen;
b. het district Pariaman;
c. het onderdistrict Loeboek Aloeng van het
district Loeboek Aloeng.

3. inde afdeeling Agam de plaats Fort de Koek.

4. inde afdeeling L Kota:

a. de onderaf deeling Bangkinang;


b. de onderdistricten Pajakoemboeh, Tandjoeng
Pati en Kota Baroe-Sialang van het district
Pajakoemboeh.

5. inde afdeeling Solok de plaatsen Sawahloento

en Solok.

1. de afdeeling Sibolga Ommelanden. dein de


en
overige kolom-
'
men niet genoemde ge-
2. inde afdeeling Nias: het
deelten van gewest.
a. de onderafdeelingen Noord Nias en Zuid

Nias;
b. de eilanden Telo, Sigata en Sinoek.

3. inde afdeeling Padangsidempoean:


a. de onderafdeeling Angkola en Sipirok;
b. de plaats Natal.

4. inde afdeeling Batak-landen de onderafdee-

lingen Baroes, Samosir en Dairilanden.

5. de door het gewestelijk bestuur in


Hoofd van

overleg met het Hoofd van de Opium- en Zout-


regie aan te wijzen ondernemingen van nijver-
heid, land- of mijnbouw of exploratiën gelegen
inde als gesloten kring aangewezen gedeelten
van het gewest.
No. 59, 1934 78

Naam van het


OMSCHI

gewest
(de provincie) Open kringen Gemengde kringen
1 23

Benkoelen.

Lampongsehe
Districten.

Palembang. 1. inde afdeeling Palembang


sche Benede'nlanden de plaat
Palembang, met uitzondi

ring van het gedeelte, het


welk ten Zuiden begrens
wordt door de zuidelijk
grens der plaats en veïde
door de Oganrivier, d

Moesirivier en de Kramasai
rivier.
2. de door het Hoofd van ge
westelijk bestuur in overle
met het Hoofd van d

Opium- en Zoutregie aan t


wijzen ondernemingen va

nijverheid, land- of mijl


bouw of exploratiën ge’lege
inde als lieentiekring aai

gewezen gedeelten van he


gewest.

Djambi.

Oostkust van 1. de afdeelingen Deli 1. van de afdeeling Bengkali


Sumatra. en Serdang, Langkat a. de onderafdeelingen Ben?
en Asahan. kalis en Selatpandjang;
2. inde afdeeling Sime- b. de onderafdeeling Siak
4
loengoen en de Karo- met uitzondering van

landen de landschappen onderdistricten Tapoesg


Tanahdjawa, Siantar, kiri en Tapoengkanan;
Panai en Baja en het c. de onderafdeeling Baga»
gebied der landbouw- siapiapi, met uitzonden»!
onderneming Bandar- van het landschap Tanak

negeri en Silaudoenia poetih;


79 1934, No. 59

[NG VAN DE

Licentie'kringen Gesloten kringen


45

1. het geheele gewest.

1. het geheele gewest.

dein de overige kolommen niet genoemde


gedeelten van het gewest.

1. inde afdeeling Djambi: dein de overige kolom-


men niet genoemde ge-
a. deonderafdeeling Djambi;
b. de deelte'n van het gewest.
plaatsen Moearatembesi, Moearatebo,
Bangko, Moearaboengo en Sarolangoen;
c. de door het Hoofd van gewestelijk bestuur
in overleg met het Hoofd van de Opium- en

Zoutregie aan te wijzen ondernemingen


van nijverheid, land- of mijnbouw of explo-
ratiën gelegen inde als gesloten kring aan-

gewezen gedeelten van het gewest.

dein de overige kolommen niet genoemde


gedeelten van het gewest.
No. 59, 1934 80

Naam van het


OMSCHB
gewest

(de provincie) Open kringen Gemengde kringen


1 23

in het landschap Do- d. het onderdistrict Senapela


lok-Silau met uitzon- van de onderafdeelii

dering van de kust- Kamparkiri.


strook van het Toba-

meer tot de water-

scheiding van de

stroomgebieden van de
in dat meer uitmon-
dende en overige
rivieren der onderaf-

deeling Simeloengoen.

Atjeh en Onder- 1. de afdeeling Groot At jet.


hoorigheden. 2. de afdeeling Noordkust vi

Atjeh met uitzondering va


de onderafdeeling Takengö
3. inde afdeeling Oostkust vi

Atjeh met Alaslanden, Ga


Loe'ös en Serbödjadi:
de onderafdeeling Idi;
de landschappen Peureal

Soengoë Raja en Lang!


behoorende tot de ondera

deeling Langsa;
de onderafdeeling Temiëng.
4. de afdeeling Westkust vl
Atjeh.

Riouw en Onder- 1. deafdeeling Tandjoeng- 1. inde afdeeling Inderagtó


hoorigheden. pinang. a. het district Pranap;
2. inde afdeeling Indera- b. het (zelfstandige) ondf
giri: district Kelajang.

а. de onderafdeeling In-
deragirische Beneden-
landen;
б. de districten Rengat
en Sebrida.

Bangka en Onder- 1. het eiland Billiton.

hoorigheden.
81 1934, No. 59

NG VAN DE

Licentiukringen | Gesloten kringen


45

1. inde afdeeling Noordkust Atjeh de onder- 1. inde


van
afdeeling Oost-
afdeeling Takengön. kust van Atjeh met
2. inde afdeeling Oostkust Atjeh met
van
Alaslanden, Gajo Loe-
Alaslanden, Gajo Loeös en Serbödjadi de ös en Serbödjadi, het
onderafdeelingen Alaslanden en Gajo Loeös. landschap Serbödjadi
(Kedjoeron Aboq) met
de onderhoorigheden
Semboeang (Kedjoe-
ron Tandèl), Bonen

(Penghoeloe Penaron)
en Djernèh (Peng-
hoeloe Djernèh) en

het to.t het landschap

Gajo Loeös (Kedjoe-


ron Petiambang) be-
hoorenüe samenstel

van gampongs, gelegen


aan de samenvloeiing
der Poenti met de

Tampörrivier.

1. inde Inderagiri de onderafdeeling


afdeeling
Koeantan-districten.

1. de dein de overige kolom-


afdeeling Bangka.
men niet genoemde ge-
deelten van het gewest.

6 (4307)
No. 59, 1934 82

Naam van het OMSCHI

gewest
(de provincie) Open kringen Gemengde kringen

123

Westerafdeeling 1. inde afdeeling Pontianaki


Borneo.
van
onderafdeeling Pontianak.
2. de afdeeling Singkawang.
3. de door het Hoofd van gi
westelijk bestuur in overli
met het Hoofd van de Opiui
en Zoutregie aan te wijzt
ondernemingen van nijve
heid, land- of mijnbouw i
exploratiën gelegen inde a
licentiekringen aangewezt
gedeelten van het gewest.

Zuider- Ooster-
en
j. inde afdeeling Samarinda:
afdeeling van a . de onderafdeeling Ooi
Borneo. met uitzonden!
Koetai,
van de plaats Samarinl
en van het bovenstrooa

van die plaats gelegt


deel der onderafdeeling;
6. de onderafdeeling Balil

papan.
2. inde afdeeling Boe'loengi
de eilanden Tarakan, Boenji
en Mandoel.
3. de door het Hoofd van ff

westelijk bestuur in overll


met het Hoofd van de Opiui
en Zoutregie aan te wijzf
ondernemingen van nijve
heid, land- of mijnbouw
exploratiën gelegen inde •
licentiekringen aangeweü
gedeelten van het gewest.

Manado.
83 1934, No. 59

ING YAN DE

Licentiekringen Gesloten kringen


45

dein de overige kolommen niet genoemde gedeelten


van het gewest.

dein de overige kolommen niet genoemde gedeelten


van het gewest.

1. inde afdeeling Manado de onderafdeeling dein de overige kolom-


Minahassa. men niet genoemde deelen

„ . van het gerwest.



4 inde afdeeling Gorontalo de districten Goron-

talo, Bone en Limbotto.

3. inde afdeeling Donggala:


а. de onderafdeelingen Donggala en Paloe;
б. het landschap Parigi.

1 inde afdeeling Posso de onderafdeelingen


Kolonedale en Banggai.
No. 59, 1934 84

Naam van het


OMSCHEI INi

gewest
(de provincie) Open kringen j Gemengde kringen

1 2 I 3

Celebes en Onder- 1. inde afdeeling Ma- de

hoorigheden. kassar de plaats va

Makassar.
2. inde afdeeling Boe-

toeng en Laiwoei de

onderafdeelingen Boe-

toeng, Moena en Toe-

kangbesi-eilanden.

Molukken. 1.

2.

3.

Timor en Onder- 1.

hoorigheden.

Bali en Lombok. 1,

2.

i
85 1934, No. 59

ING VAN DE

Licentiekringen I Gesloten kringen


45

dein de overige kolommen niet genoemde gedeelten


van het gewest.

1. inde afdeeling Amboina: dein de overige kolom-

de men niet omschreven ge-


a. hoofdplaats Amboina;
b. het oostelijke gedeelte van het eiland deelten van het gewest,
Boeroe,
hetwelk deel heeft
uitgemaakt van voor- de

malige onderafdeeling Kajeli;


c. de onderafdeeling Banda met uitzondering
van de eilanden Teoen, Nila en Seroea;
d. de onderafdeeling Oost-Ceram, Ceram-Laoet
en Ceram.

2. inde afdeeling Toeal de onderafdeeling


Aroe-eilanden.

B. inde afdeeling Ternate het eiland Ternate.

1. het geheele gewest.

1. de afdeelingen Singaradja en Zuid-Bali. dein de overige kolom-


men niet genoemde ge-
2. inde afdeeling Lombok de plaatsen Ampenan, deelten van het gewest.
Laboehanhadji en Tjakranegara.
87 1934, No. 59

STAAT B,

behoorende bij het besluit van 3 Februari 1934 No. 23 (Staatsblad


No. 59), aangevende voor de
gemengde kringen aan welke per-
sonen, groep of groepen der bevolking in elk dier kringen behou-
dens het bepaalde in artikel 4 onder a der
Regie-opium ordonnantie
(Staatsblad 1927 No. 279) het gebruik van regie-opium zonder
gebruikslicentie is toegestaan.

M\j bekend:

De Algemeene Secretaris,
P. J. GERKE.
No. 59, 1934 88

STAAT B behoorende bij het besluit van 3 Februari 1934 No. 23

(Staatsblad No. 59), aangevende voor de gemengde


kringen aan welke personen, groep of groepen der be-
volking het gebruik van regie-opium zonder gebruiks-
licentie is toegestaan.

Inde gemengde „ , . . , , , . .
Omschreven in is het gebruik van regie-opium
krin en inde ro
tü™ kolom 3 van staat A toegestaan zonder gebruiks-
onder nummer licentie aan
gewest

Palembang. 1. niet tot de inheemsche bevol-

king van het gewest i) behoo-


rende personen.
2. niet tot de inheemsche bevol-
king van het gewest l) behoo-
rende werklieden.

Oostkust van 1. Chineezen.


Sumatra.

Atjeh en Onder- 1. (alleen het eiland niet .tot de inheemsche bevol-

hoorigheden. Weh). king van het gewest 1) behoo-


rende personen.
1. (uitgezonderd hét Chineezen.
eiland Weh), 2,3
en 4.
Eiouw en Onder- 1. werklieden op de door het Hoofd
hoorigheden. van gewestelijk bestuur in over-

leg met het Hoofd van de

Opium- en Zoutregie aangewezen


ondernemingen van nijverheid,
land- of mijnbouw of explo-
ratiën.

Bangka en Onder- 1. niet tot de Inlandsche bevolking


hoorigheden. behoorende personen.
1 2. inheemsche bevol-
Westerafdeeling en niet to,t de
Borneo. het gewest i) behoo-
king van

rende personen.
3. niet tot de inheemsche bevol-

het i) behoo-
king van gewest
rende werklieden.

Zuider- en Ooster- len 2. niet tot de inheemsche bevol-

afdeeling van king van het gewest 1) behoo-

Borneo. rende personen.


3. niet .tot de inheemsche bevol-
het gewest 1) behoo-
king van

rende werklieden.

(x ) Zie voor het begrip inheemsche bevolking van het gewest de definitie op
blz. 66.
89

STAATSBLAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË

1936 No. 246. (1) OPIUM. PBEMIËN. BELOONINGEN. Vaststelling van

„Bepalingen betreffende de uitkeering van


opiumpremiën
en de toekenning van belooningen aan hen, die zieh bij
de bestrijding van den opiumsluikhandel bijzonder ver-

dienstelijk hebben gemaakt”.

Besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië


van 26 Mei 1936 No. 17. ■

Gelezen, enz.;

Gelet op de leden 9 en 10 van artikel 23 der verdoovende


middelen ordonnantie (Staatsblad 1927 No. 278);
De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord;
Is goedgevonden en verstaan:

Met intrekking van het besluit van 9 November 1927 No. 40

(Staatsblad No. 519) vast te stellen de volgende:

BEPALINGEN

betreffende de opiumpremiën en de toekenning


uitkeering van

van belooningen aan hen, die zich bij de bestrijding van den

opiumsluikhandel bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt.

Artikel 1.

In deze bepalingen wordt verstaan:

a. onder „deskundige”, „ruw opium”, „bereid opium” en

„tjandoe” hetzelfde als inde verdoovende middelen ordonnan-


tie (Staatsblad 1927 No. 278);
b. onder „opiumpremie” zoowel de geldswaarde van aangehaald
ruw of bereid opium, als het bedrag vaneen boete, welke op

grond van het negende en tiende lid van artikel 23 der onder

ia genoemde ordonnantie en van deze bepalingen wordt uit-

gekeerd.
Artikel 2.

(1)- De als opiumpremie uitte keeren geldswaarde van aange-


haald ruw of bereid opium wordt vastgesteld op ƒ 25. (vyf en

(!) De tekst is afgedrukt zooals deze luidt ingevolge St. 1937 No. 576.
No. 246, 1936 90

twintig gulden) per kilogram (x) tjandoe van goede hoedanig-


heid, waarmede het aangehaalde bij onderzoek dooreen deskundige
is gelijkgesteld, of, indien overeenkomstig het achtste lid van
artikel 23 van de verdoovende middelen ordonnantie (Staatsblad
1927 No. 278) geen opzending ten onderzoek heeft plaats gehad,
waarmede het door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur,
of, in gewesten ingesteld op den voet van artikel 119 der Indische
Staatsregeling, den Assistent-Resident, wordt gelijkgesteld, zulks
overeenkomstig dat lid.
(2) Geen uitkeering vaneen opiumpremie heeft plaats, indien
het uitte keeren bedrag minder dan ƒ I. zou bedragen.

(3) Het bedrag eener boete kan slechts als premie worden

uitgekeerd, indien in dezelfde zaak ook premie wordt uitgekeerd


voor aangehaald ruw of bereid opium.

Artikel 3.

(1) bepaalde in artikel 4 kunnen opiumpremiën


Behoudens het
tot een maximum van de gezamenlijke geldswaarden en boeten,
als bedoeld in artikel 1 sub b worden toegekend aan allen, die
rechtstreeks of zijdelings hun medewerking hebben verleend bij
een aanhaling van ruw of bereid opium.
(2) Het bedrag, dat aan één persoon kan worden toegekend,
mag terzake van één en dezelfde aanhaling ƒ 5 000.— (vijf dui-
zend gulden) niet overschrijden.

Artikel 4.

Opiumpremiën kunnen niet worden genoten door:


a. Europeesche en Inlandsche ambtenaren b\j het Binnenlandsch

Bestuur,
b. de Inspecteurs en fungeerende Inspecteurs van den Dienst der

Volksgezondheid, de Inspecteurs Pharmaceut bij dien Dienst en

de gewestelijke Gouvernementsartsen,
c. de deskundigen, bedoeld in artikel 1 van dit besluit,
d. ambtenaren en beambten der Opium- en Zoutregie en van den

Dienst der In- en Uitvoerrechten en Accijnzen,


e. ambtenaren en beambten der Algemeene Politie.

Artikel 5.

Opiumpremiën worden toegekend door het Hoofd der Opium- en

inde woorden
(i) De woorden „ƒ I.(één gulden) per thail” gewijzigd
No. 576.
„ƒ 25. —

(vijf en twintig gulden) per kilogram” bij St. 1937


91 1936, No. 246

Zoutregie na advies van het betrokken Hoofd van plaatselijk


bestuur, of, in gewesten ingesteld op den voet van artikel 119 der
Indische Staatsregeling, van den betrokken Assistent-Resident.

Artikel 6.

(1) De uitkeering van de


toegekende opiumpremiën geschiedt
door de zorg van het Hoofd der Opium- en Zoutregie.

(2) De uitkeering van de geldswaarde van aangehaald ruw of

bereid opium geschiedt zoodra naar het oordeel van dein lid 1 aan-

gewezen autoriteit kan worden aangenomen, dat het aangehaalde


niet aan de eigenaren of andere rechthebbenden zal worden terug-

gegeven, doch voor verbeurdverklaring of op andere wijze ten bate


van het Land zal komen, met dien verstande evenwel, dat indien
het aangehaalde reeds bij rechterlijk vonnis is verbeurd verklaard
vóórdat de uitkeering heeft plaats gehad, de uitkeering eerst zal

mogen geschieden nadat dat vonnis kracht van gewijsde heeft

gekregen.
(3) De uitkeering vaneen als straf opgelegde boete geschiedt
zoo spoedig mogelijk nadat de veroordeeling in kracht van gewijsde
is gegaan en die boete is voldaan.
(4) De uitkeering vaneen overeenkomstig het eerste lid van
artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht vrijwillig voldane boete

geschiedt in geval van bedreigde verbeurdverklaring van voor-

werpen of stoffen, zoo spoedig mogelijk nadat de boete is voldaan


en die voorwerpen of stoffen, voorzoover bestaande in ruw- of
bereid opium, overeenkomstig het tweede lid van genoemd wets-

artikel zijn af gegeven.


Artikel 7.

(1) Indien niet het maximum van de gezamenlijke geldswaarde


en boeten, als bedoeld in artikel 3, als opiumpremie wordt
uitgekeerd, zulks ter beoordeeling van het Hoofd der Opium- en

Zoutregie, wordt niettemin het geheele bedrag betaalbaar gesteld,


doch het onverbruikt gedeelte ingehouden.
(2) Dit gedeelte blijftin ’s Lands kas ter beschikking voor

het toekennen van belooningen aan dein het volgend artikel

genoemde categorieën van personen, die zich bij de bestrijding


van den opiumsluikhandel bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt.

Artikel 8.

(1) Dein het vorig artikel bedoelde belooningen worden door

het Hoofd der Opium- en Zoutregie toegekend:


No. 246, 1936 92

a. in overleg met het betrokken Afdeelingshoofd van den Dienst


der In- en Uitvoerrechten en Accijnzen aan ambtenaren beneden
den rang van hoofdcontroleur en aan beambten van dien Dienst,
b. in overleg met den Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof
van Nederlandsch-Indië aan ambtenaren en beambten bedoeld
in artikel' 4 lid e van dit besluit, waarvan uitgezonderd zjjn
de Hoofdcommissarissen en Adjunct-Hoofdcommissarissen van

Politie,
c. in overleg met het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur,
of in gewesten ingesteld op den voet van artikel 119 der
Indische Staatsregeling, met den betrokken Assistent-Resident,
aan de Inlandsdhe ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur
beneden den rang van Patih, voor zooveel Java en Madoera,
en beneden den daarmede overeenkomenden rang bij het
Inlandsche bestuurseorps, voor zoover de Buitengewesten betreft.
(2) De toekenning van deze belooningen geschiedt zoo spoedig
mogelijk nadat bedoeld overleg heeft plaats gehad.


Artikel 9.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 September 1936.


Afschrift, enz. -

Ter ordonnantie van den Gouverneur-Generaal


van Nederlandsch-Indië:

De Algemeene Secretaris,
J. M. KIVERON.

Uitgegeven den negenden Juni 1936.

De Algemeene Secretaris,

J. M. KIVBRON.
93

STAATSBLAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË

1933 No. 441. DEPARTEMENT VAN FINANCIËN. OPIUM. ZOUT,

Instelling van de Opium- en Zoutregie.

Besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië


van 18 November 1933 No. 14. -

Gelezen, enz.;

De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord;

Is goedgevonden en verstaan:

Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van alle daarmede strijdige


bepalingen in te stellen:

I. een tot het Departement van Financiën behoorenden dienst,


onder den naam van „Opium- en Zoutregie”, tot taak hebbende

de voorziening inde behoefte aan regie-opium en regie-zout in


Nederlandsch-Indië;
11. een tot de Opium- en Zoutregie behoorend bedrijf, onder den
naam van „Zoutwinning”, tot taak hebbende de winning en

bereiding van regie-zout.


Ten tweede:

I. De bemoeienis der Opium- en Zoutregie omvat:

a. de bescherming van het opiummonopolie en de handhaving


van de wetteljjke regelingen omtrent verdoovende middelen,
papaver, Indische hennep en cocabladeren, benevens de

bestrijding van inbreuken daarop;


b. de bescherming van het zoutmonopolie en de bestrijding van

onwettige handelingen daartegen;


c. de verstrekking van zout voor de verduurzaming van visch en

voor industrieele doeleinden;


d. het Pontianak-Riviervervoer;
e. het toezicht op de naleving der bepalingen betreffende den
aanmaak van zout uit zoutwaterwellen inde regentschappen
Grobogan en Bojolali;
f. het toezicht op de Zoutwinning.

11. De bemoeienis van de Zoutwinning omvat:

a. den aanmaak en aankoop van ruw zout;


b. de fabriekmatige bewerking en verpakking van zout;
c. het Oost-Java Zeevervoer.
No. 441, 1933 94

Ten derde: Met de leiding te belasten:

I. van de Opium- en Zoutregie een hoofdambtenaar met den titel


van Hoofd der Opium- en Zoutregie, met standplaats Batavia;
11. van de Zoutwinning, een hoofdambtenaar met den titel van

Hoofd der Zoutwinning, over wiens standplaats nader zal worden


beslist. (!)
De Gouverneur-Generaal stelt voor het Hoofd der Opium- en

Zoutregie en het Hoofd der Zoutwinning instructies vast. (2 )


Ten vierde: Het personeel bjj de Opium- en Zoutregie en de

Zoutwinning wordt op dezelfde wijze bezoldigd als het personeel deï


afzonderlijke diensten vóór de samenvoeging.
Ten vijfde: De thans voor de diensten der Opiumregie en Zout-
regie bestaande en met het in dit besluit bepaalde niet strijdige
regelingen en voorschriften blijven van kracht zoolang niet anders
wordt bepaald.
De bevoegdheden thans toegekend aan den Hoofdinspecteur,
Hoofd van den dienst der Opiumregie en aan het Hoofd van den
dienst der Zoutregie, gaan over op het Hoofd der Opium- en

Zoutregie.
Ten zesde: Dit besluit treedt in werking met ingang van 1

Januari 1934.

Afschrift, enz.

Ter ordonnantie van den Gouverneur-Generaal


van Nederlandsch-Indië:

De Algemeene Secretaris,
P. J. GERKE.

Uitgegeven den acht en twintigsten November 1933,

De Algemeene Secretaris,

P. J. GERKE.

C 1) Door den Directeur van Financiën werd sedert als zoodanig aangewezen
de plaats Kalianget op Madoera.
(2) Instructie Hoofd der Zoutwinning: zie Brjbl. Nos. 13396 en 13799.
95

STAATSBLAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË

1930 No. 135. OPIUM. DIENST DER VOLKSGEZONDHEID. ZIEKEN-

INRICHTINGEN. DECENTRALISATIE. SUBSIDIËN.

Regeling voor de toekenning van bijdragen uit ’s Lands kas

aan zelfstandige gemeenschappen en andere, rechtsper-


sonen, die de verpleging van opiophagen ter
genezing van

de opiumzucht als eene bijzondere taak op zich nemen

(„Subsidieregeling voor opiophagenverpleging ”).

IN NAAM DER KONINGIN!

DE GOUVEENEUR-GENERAAL VAN
NEDERLANDSCH-INDIË,

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut!


doet te weten:

Dat Hp, ter bestrijding van het opiummisbruik een regeling


willende treffen voor de toekenning van bijdragen uit ’s Lands kas

aan zelfstandige gemeenschappen en andere rechtspersonen, die de


verpleging van opiophagen ter genezing van de opiumzucht als

eene bijzondere taak op zich te nemen;


Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord en in overeenstem-

ming met den Volksraad;


Heeft goedgevonden en verstaan:

Eerstelijk: Vast te stellen de volgende:

Regeling voor de toekenning van bijdragen uit ’s Lands kas aan

zelfstandige gemeenschappen en andere rechtspersonen, die de ver-

pleging van opiophagen ter genezing van de opiumzucht als eene

bijzondere taak op zich nemen.

Artikel 1.

Binnen de grenzen der jaarlijks bij de begrooting daarvoor toe-

gestane fondsen, kunnen aan zelfstandige gemeenschappen en

andere rechtspersonen, die de verpleging van opiophagen ter

genezing van de opiumzucht of ter afwenning van het opiummis-


bruik als eene bijzondere taak op zich nemen, op den in deze Rege-
ling omschreven voet van Landswege tegemoetkomingen worden
verleend.
No. 135, 1930 96

Artikel 2.

De tegemoetkomingen worden onderscheiden in:

I. tegemoetkomingen ineens;
11. periodieke tegemoetkomingen in geld;
111. tegemoetkomingen, bestaande uit de kostelooze verstrekking
uit ’s Lands voorraad van geneesmiddelen.

Artikel 3.

(1) De Gouverneur-Generaal beslist in het algemeen over het

al of niet verleenen van tegemoetkomingen aan dein artikel 1

bedoelde rechtspersonen en stelt de bedragen vast der toe te kennen

tegemoetkomingen ineens.
(2) Voor het overige is het Hoofd van den Dienst der Volks-

gezondheid belast met de uitvoering van deze Regeling.

Artikel 4.

(1) Voor de verpleging van opiophagen ter genezing van de

opiumzucht ter afwenning van het opiummisbruik in daartoe door


den Gouverneur-Generaal geschikt geachte ziekenhuizen, erlangen
de betrokken rechtspersonen de volgende tegemoetkomingen:
le. kostelooze verstrekking van de voor de onthoudingskuren
noodige geneesmiddelen;
2e. volledige vergoeding van de kosten voor den bouw met in-

begrip vaar de terreinkosten en van de inrichting van eene af-

zonderlijke afdeeling bestemd voor de behandeling en de

verpleging van de opiophagen;


3e. volledige vergoeding van het tekort der beheersuitkomsten
van de onder 2e. bedoelde afdeeling, voor zoover is aange-
toond dat het beheer deugdelijk en zuinig is geweest.
(2) Voor het genot van de bij dit artikel bedoelde tegemoet-
komingen gelden de volgende voorwaarden:
le. dat de betrokken rechtspersoon niet het behalen van winst
ten doel heeft, en dat de behoefte aan eene afzonderlijke af-
deeling als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is erkend;
2e. dat bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de door den
Gouverneur-Generaal daarvoor vooraf goedgekeurde ont-

werpen worden gevolgd en gepaste zuinigheid wordt betracht;


3e. dat de daartoe van Regeeringswege aangewezen ambtenaren
ten allen tijde, Zondagen en algemeen erkende feestdagen uit-
gezonderd, toegang tot het bouwwerk zullen hebben voor
97 1930, No. 135

het uitoefenen van toezicht en tot het verkregen van de


noodig geachte inlichtingen;
4e. dat de afdeeling voor opiophagen binnen den bij de subsidie-
verlening voor te schrijven termijn overeenkomstig het door
den Gouverneur-Generaal goedgekeurd ontwerp wordt afge-
bouwd geopend; deze termijn
en kan op verzoek van de be-

langhebbende vereeniging door den Gouverneur-Generaal


worden verlengd;
se. dat een geneeskundige, bevoegd tot de uitoefening van prak-
tijk in Nederlandsch-Indië, aan het hoofd van het zieken-
huis staat;
6e. dat de betrokken rechtspersoon onder voldoende zekerheid-

stelling zich verbindt om, ingeval de afdeeling voor opiopha-


gen binnen 20 jaren na de opening wordt gesloten, tot andere
doeleinden wordt gebezigd dan waarvoor de subsidie werd
verleend tenzij die verandering van bestemming door den
Gouverneur-Generaal mocht worden goedgekeurd of hare
exploitatie grovelijk wordt verwaarloosd, dan wel die af-
deeling binnen den voorgeschreven tijd niet wordt afgebouwd
en geopend, de voor de oprichting verleende tegemoetkoming,
eventueel verminderd met 5% voor elk der na de opening
verloopen jaren, terug te betalen, dan wel ter keuze van

den Gouverneur-Generaal de bedoelde afdeeling van het

ziekenhuis, voorzoover afgebouwd, c.q. met bjjbehoorenden


grond, onbezwaard in vollen eigendom aan het Land over te

dragen;
7e. dat de tegemoetkomingen uitsluitend worden aangewend ten
behoeve van de afdeeling voor opiophagen en voor de speci-
fieke behandeling der opiumschuivers;
Be. dat dein die afdeeling opgenomen opiumschuivers behoorlijk
worden behandeld, verpleegd en verzorgd, ter beoordeeling
van het Hoofd van den Dienst der Volksgezondheid, en dat

de dagelijksche leiding van het ziekenhuis bij voortduring in


handen blijft vaneen geneeskundige als onder ten 5e van dit
artikel bedoeld;
9e. dat de inspecteerende ambtenaren van den Dienst der Volks-

gezondheid dagelijks, met uitzondering van Zondagen en al-


gemeen erkende feestdagen, toegang hebben tot het zieken-
huis en dat hun door het hoofd daarvan alle verlangde in-
lichtingen zullen worden verstrekt nopens de geneeskundige
behandeling, verpleging en verzorging der opiumschuivers en
nopens de aanwending van de tegemoetkomingen;
10e. dat het hoofd van het ziekenhuis jaarlijks inde maand
Januari door tusschenkomst van de Hoofden van plaatselijk-
No. 135, 1930 98

en gewestelijk bestuur (!) en den betrokken Inspecteur van

den Dienst der Volksgezondheid aan het Hoofd van genoem-


den Dienst een verslag over de afdeeling voor opiophagen
over het laatstverloopen jaar zal indienen.

Artikel 5.

(1) De periodieke tegemoetkomingen worden


uitgekeerd in het
begin van het jaar, volgende op het jaar, waarvoor zij worden aan-
gevraagd.
(2) Op de in het vorig lid bedoelde tegemoetkomingen kunnen
op verzoek der betrokken rechtspersoon in den loop van het be-
drijfsjaar door het Hoofd van den Dienst der Volksgezondheid
voorschotten worden verleend.

Artikel 6.

Deze regeling kan worden aangehaald onder den naam van

„Subsidieregeling voor opiophagenverpleging”.

Ten tweede: Deze ordonnantie treedt in werking met ingang


van den dag na dien van hare afkondiging.

En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, zal deze


in het Staatsblad van Nederlandsch-Indië worden geplaatst.

Gedaan te Buitenzorg, den 7den Mei 1930.

DE GRAEFF.

De Algemeene Secretaris,
P. J. GERKE.

Uitgegeven den twintigsten Mei 1930.

De Algemeene Secretaris,
P. J. GERKE.

(Besluit van den Gouverneur-Generaal


van 7 Mei 1930 No. 21).

artikel tweede lid onder 10e, wordt, betreft de toe-


(!) In 4, voor zoover

passing dezer ordonnantie in de Gouvernementslanden van Java en Madoera

(de provincies West-, Midden- plaats van „de Hoofden


en Oost-Java), in van

plaatselijk en gewestelijk bestuur” gelezen: „de residenten-afdeelingshoofd en

de gouverneurs” (St. 1931 No. 618, art. 1 Letter D, punt 13).

You might also like