You are on page 1of 5

17e-eeuwse Beerput ten Delft

Mauro Plak
S4472918
16-05-2022

Inleiding
In het kader van de collegereeks betreffende het vak archeobotanie II is er onderzoek gedaan
naar de inhoud van een beerput (V.16) in Delft, gedateerd tot eind 17 e eeuw. Tijdens een
omvangrijke bodemsanering tussen het voormalige Asepta-terrein en het Zuideinde konden dankzij
de medewerking van de firma Van Eyk uit Leiden (grondverzet) en het bureau Geo-logic uit Alphen
aan den Rijn (sanering) archeologische waarnemingen worden verricht. De gevonden sporen kunnen
globaal in vier groepen worden verdeeld: 1. Romeinse tijd, 2. Middeleeuwen, gebouwsporen, 3.
Postmiddeleeuwse gebouwsporen, 4. Middeleeuwen, afvalkuilen (Bult 1993, 83). Het behandelde
monster is afkomstig uit een beerput uit de periode postmiddeleeuwse gebouwsporen.
De focus lag met name op de planten met een economische waarde, echter werd er ook
voldoende aandacht gegeven aan de ecologische planten. Bij de economische planten moet gedacht
worden aan planten die geheel of deels geconsumeerd werden of verder verwerkt werden voor een
eindproduct. Enkele voorbeelden zijn de pruim (Prunus domestica), de zoete kers (Prunus avium), de
vijg (Ficus carica) en paradijskorrel (Aframomum melegueta). Met name deze laatste plant is erg
interessant gezien zijn oorsprong. Het verslag zal met name hierdoor gefocust zijn op de
paradijskorrel. De vraagstelling die hieruit volgt is dan ook hoe deze plant hier terecht is gekomen en
wat zijn functie zowel had kunnen zijn.

Materiaal en methode
Het botanische monster met vondstnummer 16 uit Zuideinde in Delft bestaat uit 5 liter en is
gezeefd door 5 verschillende fracties (5.0 mm, 2.0 mm, 1.0 mm, 0.5 mm en 0.2 mm). Deze fracties
werden geobserveerd, gesorteerd en bestudeerd door een stereomicroscoop met opvallend licht. De
grotere fracties zijn helemaal bekeken. De 5.0 mm fractie besloeg 320 ml, de 2.0 mm fractie 340 ml
en de 1.0 mm fractie 290 ml. Alle drie zijn volledig uitgezocht. Van de overige twee fracties is van elk
520 en 150 ml respectievelijk uitgezocht, wat tevens ook steekproefsgewijs was gedaan. De soorten
die uit de verscheidene fracties naar boven kwamen werden gedetermineerd aan de hand van de
Digitale Zadenatlas van Nederland, geschreven door R.T.J. Cappers. Dit boek fungeerde als onderdeel
van het botanische referentiekader dat beschikbaar werd gesteld. Het andere deel hiervan zijn de
moderne botanische resten die verzameld zijn en opgeslagen liggen in het botanisch laboratorium.
Verder was de dataset van een beerput uit Coevorden met soortgelijke inhoud beschikbaar gesteld,
welke onder andere voor vergelijkingsmateriaal gebruikt kon worden.

Resultaat
De paradijskorrel (Aframomum melegueta) werd in de monsters uit de beerput van Delft in
de 2.0 mm fractie gevonden. Het is een belangrijk lid van de Zingiberaceae-familie en is endemisch
aan het tropisch regenwoud van West Afrika, waar het voorkomt in de bosgebieden aan de kust van
Senegal tot aan Kameroen (Amponsah et al. 2013, 1). De zaden hebben een rijk aroma, maar zijn
tevens ook rijk in voedingsstoffen als calcium, kalium, ijzer en verscheidene vitamines (op. cit., 2). In
de velen gemeenschappen in West Afrika worden ze nog steeds regelmatig medicinaal gebruikt
tegen onder andere dysenterie, koorts, mazelen en lepra (loc. cit.), maar ook tegen een hoge
bloeddruk (Gbolade 2012, 5). In de Late-Middeleeuwen werden (goede kwaliteit) paradijskorrels
voornamelijk door de rijken gegeten. Dit veranderde in de 16 e eeuw toen het gebruik van deze
specerij in de sociale bovenlagen van de bevolking uit de mode raakte (Van Haaster 2010, 18).
Zoals eerder genoemd is de paradijskorrel endemisch aan de tropische wouden van de
Afrikaanse westkust. Hemelsbreed is de afstand tussen Delft en de Afrikaanse westkust circa 5.000
km. Dit is een afstand die niet op een simpele wijze afgelegd kon worden. Hier heeft dus een
complexe handelsroute achter moeten zitten. Antwerpen wordt in meerdere opgravingsverslagen en
andere literatuur genoemd als het verdeelcentrum van Europa op het gebied van handel (Hänninen
2015; van Haaster 2010, van Uytfen 1992), met name tijdens de Gouden Eeuw (Menschaert 2012,
21). Na de afsluiting van de Schelde in 1585 verloor Antwerpen een groot deel van haar machtige
status als handelscentrum, wat verder verviel door de Tachtigjarige Oorlog die bleef naslepen (op.
cit., 20). In het begin van de 17 e eeuw werd de handel echter nog wel in handen gehouden, ook al
waren buitenlandse naties minder prominent geworden. Portugal hield nog stand tot en met het
einde van de 17e eeuw (loc. cit.). Luxe goederen als diamanten, kunst, zijde, boeken (op. cit., 21),
maar mogelijk ook specerijen werden hier nog steeds verhandeld. De handelaren van deze steeds
minder prominente wordende wereldmacht zorgden er in de Late-Middeleeuwen voor dat de
paradijskorrel op de Europese markt kwam, waarin Antwerpen dus een belangrijk knooppunt was
voor de handel en verspreiding van dit product (Van Haaster 2010, 17). De exacte handelsroute is
niet bekend, echter is het reconstrueren hiervan wel mogelijk aan de hand van de kennis die
beschikbaar is.
Portugal had in de 17e eeuw nog steeds vele kolonies langs de westkust van Afrika. Enkele
landen en gebieden waar Portugal gestationeerd was, waren Goudkust, Angola, Benguela, São Tomé
en Príncipe. Verder heerste eigenlijk in het hele westkust gebied een Portugese onderdrukking
(Boxer 1977, 112). De start van de handelsroute ligt dus mogelijk bij één van deze locaties. Gezien
het mensonvriendelijke klimaat dat met name in de streek ten noorden van deze locaties heerste en
de aanwezigheid van forten en buitenposten langs de westkust van Afrika, is een zeeroute het meest
waarschijnlijke handelstraject geweest vanuit Afrika (zie figuur 1). Andere redenen hiervoor zijn dat
zeevaart vaak sneller was dan landroutes (door aanlandige wind) en dat vele handelscentra ook een

Figuur 1. Kaart van Oost- en West-Afrika met gebieden die gekoloniseerd of beïnvloed werden
door Portugal (Boxer 1977, 141).
aansluiting aan zee hadden, zoals Lissabon, Brugge en Antwerpen. Vlamingen had bijvoorbeeld een
natie in Lissabon, te danken aan de eeuwenoude relaties tussen Portugal en de Zuidelijke
Nederlanden. Gedurende bijna twee eeuwen hebben de commerciële uitwisseling en de maritieme
linken tussen beide landen een directe as tussen Lissabon en de Vlaamse metropolen – Brugge,
Antwerpen en hun voorhavens – gecreëerd (Menschaert 2012, 78). In de loop van de 17 e eeuw
verviel de natie, waardoor alleen oude en grote Vlaamse onderhandelaars die zich hadden
gespecialiseerd in Lissabon bleven (op. cit., 85).
Een exacte handelsroute is niet teruggevonden, echter is deze wel te reconstrueren op basis
van de verkregen informatie, al is hij wel hypothetisch opgesteld (figuur 2). De route begint in een
van de Portugese kolonies, in dit geval Goudkust (vanwege de betere ligging in het gebied waar
paradijskorrel voorkomt). Vanaf Goudkust is er een zeeroute langs de westkust van Afrika afgevaren
richting Lissabon. Hier werd het door de Vlaamse natie verhandeld aan Antwerpen en/of Brugge.
Meest waarschijnlijk werd dit ook via zeeroutes gedaan, gezien de vaak aanlandige zeewinden van de
Noordelijke Atlantische Oceaan (en de Noordzee). Ze voerden langs de westkust van Frankrijk, door
het Kanaal naar Brugge en/of Antwerpen. Vanaf daar werd het vermoedelijk via zee/kanaalroutes
naar Delft vervoerd, gezien deze een vaste verbinding met de zee had en tevens nog steeds heeft.
Daar werd het dan hoogstwaarschijnlijk op de (stapel)markten verkocht aan de bevolking.

Figuur 2. Reconstructie van mogelijk handelstraject van de paradijskorrel (Google maps, 2022).

Wellicht is een medicinaal gebruik van de Aframomum melegueta hier mogelijk. In de streken
aan de westkust van Afrika wordt het nog steeds medicinaal gebruikt (Amponsah et al. 2013, 2).
Mogelijkerwijs werden deze gebruiken opgemerkt en later toegepast door eerst Portugezen en later
de mensen bij wie het uiteindelijke product terecht kwam (de gebruikers van de beerput uit Delft).
Hedendaags worden het zaad en de bladeren gebruikt voor verscheidene vormen van medicatie. De
zaden kunnen hierbij vermalen worden, maar bij enkele recepten worden deze ook in hun geheel
(zonder fragmentatie) in de medicijnen gedaan (Gbolade 2012, 5). Echter wordt de kans dat in Delft
de plant medicinaal werd gebruikt als klein geacht. Oorzaak hiervan is dat in de vele traditionele
medicijnen die bekend zijn, er altijd andere exotische planten bij vermengd zijn (loc. cit.). Deze zijn
niet aangetroffen in de beerput. Een waarschijnlijker scenario voor de paradijskorrel is als specerij.
Archeologische vondsten van de paradijskorrel in Nederland zijn bekend vanaf de 15 e eeuw
(Van Haaster 2010, 17). Schriftelijke bronnen over de paradijskorrel bevestigen het gebruik van dit
specerij in de 14e en 15e eeuw, echter werd het toen ook wel cardimomum genoemd (Van Uytfen
1992, 83). In de 15e en 16e eeuw werden paradijskorrels officieel Grana paradisi genoemd (Van
Haaster 2010, 17). In receptenverzamelingen komen ze ook wel voor als Greyn. Greyn werd veel
gebruikt in allerlei vlees- en visgerechten, sauzen, wijn, geleien, taarten en roffiolen (op. cit., 18). De
bewerking van de paradijskorrel staat echter in geen één van de recepten (Mortier 2016, 114-181),
maar gezien deze gerechten, wordt er vermoed dat deze zowel in zijn geheel werd geconsumeerd als
wel vermalen werd. Paradijskorrel raakte in de 16 e eeuw uit de mode bij de bovenlaag van de
maatschappij (loc. cit.), echter betekent dit niet dat het niet meer gebruikt werd, waarvan de inhoud
van deze beerput het bewijs is. Nadeel is dat door het verval van gebruik door de bovenste laag in de
samenleving (door prijsverlaging), de paradijskorrel geen duidelijke indicator meer is van de sociale
status van de gebruikers van de beerput. Om hier mogelijk achter te komen, zouden de vele
botanische resten, maar ook de materiële cultuur zoals vijzels, potten, pannen en servies
geanalyseerd en vergeleken moeten worden. Door deze bronnen aan informatie te combineren
kunnen we ook de bereiding van de gerechten waarin paradijskorrel voorkwam mogelijk achterhalen.

Conclusie en discussie
Aframomum melegueta is een exotische plant, waarvan de zaden vaak gebruikt worden als
specerij. Het is inheems aan de tropische wouden van de westkust van Afrika. Handelaren in de 17 e
eeuw moeten deze producten dus ver hebben moeten vervoeren voordat ze hier in Nederland
aankwamen. Dit werd gedaan door onder andere de Portugezen in de kolonies aan de westkust van
Afrika, waarna het vervoerd werd per zee naar grote handelscentra en stapelmarkten, zoals Brugge
en Antwerpen. Hierna werd het vermoedelijk voor een laatste keer over zee vervoerd naar Delft,
waarbij het bij de handelaren terechtkwam. De paradijskorrel werd vervolgens, als laatste stap in het
handelstraject, door de mensen uit de hogere sociale klasse opgekocht (14 e-15e eeuw), maar later
ook door mensen uit de middenklasse (16e eeuw).
Er waren verscheidene gerechten waarin de paradijskorrel werd gebruikt, echter was de
functie van de vruchten van de plant vermoedelijk altijd dat van een smaakmaker. Gezien de
gerechten waarin de paradijskorrel in gebruikt werd, wordt er vermoed dat deze zowel in zijn geheel
werd geconsumeerd als wel vermalen werd. Hiervoor werd waarschijnlijk een vijzel gebruikt, net als
bij de zwarte peper – een specerij met een soortgelijke hardheid als de paradijskorrel.
Waarom wilde men graag paradijskorrel in hun bezit hebben? Enerzijds is het een zeer
effectieve smaakmaker dankzij het sterke aroma. Vele gerechten konden met deze smaak verrijkt
worden en in sommige gevallen was het zelfs een essentieel ingrediënt. Anderzijds waren specerijen
als Spaanse peper, zwarte peper en ook de paradijskorrel luxegoederen (Van Haaster 2010, 19).
Redenen hiervoor zijn de afstand waarvandaan de producten geleverd moeten worden, maar ook
dat het relatief gezien vrij recent pas in de Nederlanden beschikbaar was. Op deze manier kon het
gebruik hiervan (tot en met de 16e eeuw) dus de status van de consument uitten, gezien het toen nog
niet een product was dat breed beschikbaar werd gesteld.
Dat de paradijskorrel in zijn geheel wordt teruggevonden in de beerput in Delft kan een
aantal scenario’s indiceren. Eén van die scenario’s is als keukenafval. Het is mogelijk dat er enkele
korrels tussen ander keukenafval was gekomen en dat het afval en de paradijskorrels samen
weggegooid waren in de beerput. Een andere mogelijkheid is dat wanneer de paradijskorrel in zijn
geheel werd geconsumeerd, hij ook in zijn geheel in de ontlasting terecht kwam. Vermoedelijk
verteert het slecht, wat dus de oorzaak van dit scenario is.
Echter kan er niet buitengesloten worden dat in de beerput alleen hele paradijskorrels
waren. De paradijskorrel kan ook vermalen zijn voor een gerecht of er kan op gekauwd zijn geweest,
waardoor in beide gevallen het zaad fragmenteert. Deze fragmenten zullen dusdanig klein zijn
geweest, dat deze niet te determineren zijn.
Bibliografie
- Amponsah, J., Adamtey, N., Elegba, W., Danso, K., 2013. In situ morphometric
characterization of Aframomum melegueta accessions in Ghana. AoB PLANTS 5
- Boxer, C., 1977. The Portuguese Seaborne Empire 1415-1825. 2nd ed. Hutchinson & Co.,
London.
- Bult, J.E., 1993. Archeologische kroniek van Delft september 1992-juni 1993. In: Delfia
Batavorum, Jaarboek 1993.
- Cappers, R., Bekker, R., Jans, J., 2012. Digitale zadenatlas van Nederland. 2nd edn, Barkhuis
Publishing & Groningen University Library, Groningen.
- Gbolade, A., 2012. Ethnobotanical study of plants used in treating hypertension in Edo State
of Nigeria, Journal of Ethnopharmacology 144, pp. 1-10
- Google Maps, 2022. Kaart Noordwest Europa en Noord-Afrika, 1:1000. Available from:
<https://www.google.com/maps/@38.1969052,5.3876171,3.21z>
- Haaster, H. van, 2010. BIAXiaal 486: Een archeobotanisch kijkje in de keuken van het pand
“Mijnsherenherberg” in Dordrecht (1350-1500). Zaandam, BIAX Consult
- Hänninen, K., van der Linden, M., 2015. BIAXiaal 832: 17e-eeuwse macroresten en pollen uit
Ravenstein-Kasteelseplaats 7. Zaandam, BIAX Consult.
- Menschaert, A., 2012. De Vlaamse handelaar te Lissabon in woelige tijden: de handelsfamilie
Clarisse (1568 – 1631). Master Thesis. Universiteit Gent.
- Mortier, R., 2016. Wat eten we vandaag?: Een analyse van de laatmiddeleeuwse
voedingsgeschiedenis van de stedelijke burgerij en de stedelijke abdijen op basis van
kookboeken en rekeningen. Master Thesis. Universiteit Gent.
- Oudelandkaarten.nl. 2022. Antwerpen 1740 Matthias Seutter. [online] Available at:
<https://www.oudelandkaarten.nl/europa/item/antwerpen-1740-matthias-seutter>
[Accessed 7 May 2022].
- Uytven, R. van, 1992: Specerijen en kruiden in de Zuidnederlandse steden, in: E. Collet (red.),
Specerijkelijk, Brussel, 74-89

You might also like