You are on page 1of 2

Groep 5/6 - MIME

Les 1
Benodigdheden: Papier en potloden/pennen

Voorstelkring: We staan in een kring, noemen je naam met een allitererend bijvoeglijke naamwoord
(Razende Roelof) en een beweging. De hele kring doet het na.

Cijferspel: 1 lopen 2 staan 3 zitten 4 liggen 5 rennen

Cadeaukring: Je geeft steeds een denkbeeldig cadeautje aan iemand uit de kring. Die pakt het uit en
gebruikt het vervolgens. Let op textuur, gewicht, grootte en houdt dat constant.

Mime tekening: De kinderen mogen een fantasievoorwerp tekenen. Daarna een mime presentatie
met het voorwerp. Wat kun je er allemaal mee?

Evt. Scenes met elkaars voorwerp. Wat kunnen anderen ermee?

Les 2

Voorstelkring/Superhelden: We staan in een kring, noem je naam met een allitererend bijvoeglijke
naamwoord (Razende Roelof) en een beweging. De hele kring doet het na. Verzin een
superheldennaam op dezelfde manier.

Cijferspel: 1 lopen 2 staan 3 zitten 4 liggen 5 rennen

Cadeaukring 2 (Cassieflap): Je geeft steeds een denkbeeldig cadeautje (de cassieflap) aan iemand uit
de kring. Die neemt jouw gewicht, textuur, grootte, vorm etc over. Maar omdat de Cassieflap een
heel bijzonder cadeau is verandert het elke keer een klein beetje (van gewicht, van vorm, etc)

Fysiek imiteren. 1 leerling loopt op zijn eigen manier door de ruimte, de volgende leerling mag een
fysieke eigenschap vergroten (bijvoorbeeld: holle rug, hoge schouders), de volgende leerling vergroot
dat weer totdat we een personage hebben met een extreem fysiek. Dit personage geven we met de
groep een naam. Dit wordt 4 x herhaald zodat we 4 verschillende personages hebben. De leerlingen
gaan deze personages spelen en voeren 1 voor 1 een gesprek met de docent. De antwoorden die
gegeven worden komen voort uit het fysiek van het personage.

Evt zip zap boing

Les 3:
Lichaam uitschudden: in 8, 4, 2, 1 pose

Doedit/doe dat: De leerlingen doen de meester na. Die zegt of doe dit (dan moeten ze volgen) of
doe dat( dan niet)

Spiegelen: De leerlingen worden verdeeld in duo’s en spreken af wie van de 2 de aangever is. De
ander gaat heel precies volgen. Er mag na een tijdje onderscheid gemaakt worden in grote en kleine
bewegingen. Nadat allebei aangever geweest mag er geëxperimenteerd gaan worden met
hoogtelagen, het vloer vlak, het tafel vlak en het luchtvlak.
Fysiek imiteren. 1 leerling loopt op zijn eigen manier door de ruimte, de volgende leerling mag een
fysieke eigenschap vergroten (bijvoorbeeld: holle rug, hoge schouders), de volgende leerling vergroot
dat weer totdat we een personage hebben met een extreem fysiek. Dit personage geven we met de
groep een naam. Dit wordt 4 x herhaald zodat we 4 verschillende personages hebben. De leerlingen
gaan deze personages spelen en voeren 1 voor 1 een gesprek met de docent. De antwoorden die
gegeven worden komen voort uit het fysiek van het personage.

Cluedo: Er zijn 4 spelers, 3 gaan de gang op. De speler die achterblijft krijgt een beroep, een locatie
en een voorwerp. Dan komt de tweede speler binnen. De eerste speler moet dmv mime het beroep,
de locatie en het voorwerp uitbeelden. Als de tweede speler het begrijp schudden ze elkaars handen.
Dan komt de derde speler binnen en dan de vierde. De laatste mag zeggen wat hij denkt dat het is.

Les 4:
Doedit /doe dat: De leerlingen doen de meester na. Die zegt of doe dit (dan moeten ze volgen) of
doe dat( dan niet)

Vakantieuitbeelden: 1 voor 1 mogen de leerlingen uitbeelden wat ze in de vakantie gedaan hebben.


De anderen raden wat er wordt uitgebeeld. Als het snel geraden wordt, mogen ze ook nog
uitbeelden met wie ze dat gedaan hebben, waar ze dat gedaan hebben etc.

Cluedo: Er zijn 4 spelers, 3 gaan de gang op. De speler die achterblijft krijgt een beroep, een locatie
en een voorwerp. Dan komt de tweede speler binnen. De eerste speler moet dmv mime het beroep,
de locatie en het voorwerp uitbeelden. Als de tweede speler het begrijp schudden ze elkaars handen.
Dan komt de derde speler binnen en dan de vierde. De laatste mag zeggen wat hij denkt dat het is.

You might also like