You are on page 1of 5

Onderdelenpakket S-meter en A VC-versterker-

eenheid

NL 2935

Met deze eenheid kan een indicatie worden verkregen van de sterkte van het
ontvangen signaal.
De ingang moet worden verbonden met de S-meter uitgang van middenfrequent-
versterkereenheid NL 2925.
De schakeling is tevens voorzien van twee AVC-versterkers waarvan de ene
toenemend (0 - 12 V) en de andere afnemend (12 - 0 V).
Het stroomverbruik bedraagt 18 mA. Een draaispoelmeter wordt bijgeleverd.
Door toepassing van insteekprint ("module") en een printconnector op een ver-
loopplaatje gemakkelijk in een kast in te bouwen.

Ie PHILIPS

NL2935-1
HET SCHEMA R 13: 2,7 kfl- rood, violet, rood
R 14: 10 kfl- bruin, zwart, oranje
De ingang van de schakeling (punt 2) is verbon- R 15: 22 kfl- rood, rood, oranje
den met twee FET's, een voor de meterschake- R 16: 1 kfl- bruin, zwart, rood
ling en een voor de AVC-voorziening. R 17: 2,7 kfl- rood, violet, rood
De meterschakeling is verbonden met de drain R 18: 22 kfl- rood, rood, oranje
(d) van de eerste transistor. De meteruitslag is R 19: 10 kfl- bruin, zwart, oranje
instelbaar met de !wee instelpotentiometers R6 R 20: 1 kfl- bruin, zwart, rood
en R 8. Diode D is opgenomen om de meteruit- 1 kfl = 1.000 fl
slag bij grote ingangssignalen te beperken. De 1 Mfl = 1.000 kfl
eerste A VC-schakeling wordt gevormd door de
transistors TR 2, TR 5 en TR 6. De AVC-span- Condensatoren:
ning is stijgend (0 - 12 V) en kan worden afge- C 1: 220 nF - rood, rood, geel')
nomen op punt 9 (hoogohmig) en punt 8 (Iaag- C 2: 47 f.LF
ohmig). Deze spanning kan worden ingesteld C 3: 220 nF - rood, rood, geel')
met behulp van R 11. C 4: 3,3 f.LF - voor horizontale montage
De tweede A VC-schakeling wordt gevormd door C 5: 3,3 f.LF - voor horizontale montage
de transistors TR 2, TR 3 en TR 4. C 6: 10 nF -10n
Deze afnemende AVC-spanning (12 - 0 V) kan C 7: 33 f.LF
worden afgenomen van punt 5 (hoogohmig) of C 8: 100 nF - bruin, zwart, geel
punt 7 (Iaagohmig) en worden ingesteld met be- C 9: 47 f.LF
hulpvaninstelpotentiometerR12. C10: 10 nF-10n
De uitgangen 5, 8 en 9 worden in toepassingen C 11: 3,3 f.LF- voor verticale montage
die zijn aangegeven in "Algemene Aanwijzin- C 12: 100 nF - bruin, zwart, geel
gen"nognietgebruiktenbehoevendaaromnog C13: 47 f.LF
niet te worden aangesloten. 1 nF = 1.000 pF
1 f.LF = 1.000 nF

ONDERDELENLlJST ..
1) De twee rode band en zlJn samengevoegd tot
Montageplaat met gedrukte bedrading 2935 PC een brede rode band.

Transistors: Afstemmeter.
TR 1 : BF 245A Ve~loopplaatje 4503 PC
TR 2: BF 245A Strip met 10.stekerpennen
TR 3: BC 549B Contactblokje,10-pollg
TR 4: BC 549B Soldeerogen
TR 5: BC 558B Afstandsbussen (2x)
TR 6: BC 549B Bout M 3 x 6 (4x)

Diode: DE MONTAGE
D: BZX79/C4V7
1. Lees eerst de algemene soldeer- en
Weerstanden: montage-aanwijzingen goad door en
R 1: 1 Mfl- bruin, zwart, groan volg ze stipt op.
R 2: 100 kfl- bruin, zwart, gee I 2. Breng dan aan de onderdelenzijde van de
R 3: 470 kfl- instelpotentiometer montageplaat (2935 PC) lien stekerpen-
R 4: 1,5 kfl- bruin, groen, rood nen aan; zie afb. 2. Deze pennen zijn ge-
R 5: 220 fl -rood, rood, bruin vat in een plastic stripje dat pas na de
R 6: 47 kfl- instelpotentiometer montage verwijderd dient te worden.
R 7: 1 kfl- bruin, zwart, rood Druk aile bevestigingsnokjes, !wee aan
R 8: 1 kfl- instelpotentiometer elke stekerpen, door de gaatjes, knijp ze
R 9: 1 kfl- bruin, zwart, rood aan de koperzijde met een tangetje naar
R 10: 1 Mfl- bruin, zwart, groan elkaar toe, en soldeer ze goad vast aan
R 11: 1 kfl- instelpotentiometer de verschillende kopersporen. Zorg er-
R 12: 1 kfl- instelpotentiometer voor dat ze goad tegen de montageplaat
aan liggen en dat ze goad recht zitten; zie
2 - NL 2935 afb. 3.
3. Verwijder het plastic stripje en controleer 12. Breng vervolgens 12 soldeerogen aan in
of de reeks stekerpennen goed in het bij- het verloopplaatje 4503 PC; zie afb. 3.
geleverde contactblokje ("printconnec- De soldeerogen moeten worden aange-
tor") past; zie afb. 3. bracht in de gaatjes 1 tot en met 10 en in
4. Monteer vervolgens aile weerstanden. de uiterste gaatjes gemerkt met -1-(mas-
De onderdelenlijst geeft de waarde en de sa); rechts in afb. 3 (aan de zijde van het
kleurcodering
tegen aan. Zorg
de montageplaat aandat ze goed
liggen. nummer
. vanaf de4503
niet PC). Druk dezijde
verkoperde soldeerogen
door de
De instelpo~entiometers R 3, R 6, R 8, gaatjes, zodat ze aan de koperzijde dui-
R 11 en R 12 worden later gemonteerd. delijk uitsteken, en soldeer ze goed vast
5. Let bij de diode 0 op de zwarte band die aan het koper.
de katode (k) aangeeft. Deze moet naar 13. Voorzie het verloopplaatje 4503 PC van
TR 1 zijn gericht. het 10:polige contactblokje volgens
6. Bij de elektrolytische condensatoren C 4 afb. 3. Het blokje bevindt zich bij juiste
en C 5 is de juiste stand belangrijk. Mon- montage in het midden van het plaatje.
leer ze met de insnoering in het conden- Soldeer aile pennen goed vast aan het
satorhuis (de pluszijde) naar rechts vol- koper.
gens afb. 2. 14. Steek de pennen aan montageplaat
Opmerking: Gebruik voor deze conden- 2935 PC in het contactblokje op
satoren de axiale uitvoering (met !wee 4503 PC; zie voor de juiste stand afb. 3.
even lange aansluitdraden). Er is oak nag De onderdelenzijde van 2935 PC moet
. een condensator van dezelfde waarde naar de soldeerogen in 4503 PC zijn ge-
(3,3 ,uF) bijgevoegd voor verticale mon- riGht.
tage (deze is herkenbaar aan een kleine-
re plus-aansluitdraad).
7. De kleine condensatoren C 6 en C 10 zijn DE VOEDINGSSPANNING
herkenbaar aan de opdruk volgens de
onderdelenlijst. De voedingsspanning dient 12 V te bedragen.
8. Bij de condensatoren C 1, C 3, C 8 en Het stroomverbruik bedraagt ca 18 mA. Verbind
C 12 is de waarde met een kleurcodering de plus van de voedingsspanning met behulp
aangegeven; zie de onderdelenlijst. van een rood (-2-) snoertje met het punt 6 op
Door de speciale vorm van de aansluit- 4503/2935 PC.
draden blijven deze condensatoren jets De aansluiting van de min van de voedings-
boven de montageplaat. spanning vindt plaats via de metalen bodem-
9. Let bij de transistors TR 1 tot en met TR 6 plaat waarop aile eenheden bevestigd dienen te
op de juiste stand kenbaar aan de afge- worden en de metalen afstandsbu'ssen tussen
platte zijde. Steek de aansluitdraden in de verloopplaatjes (hier 4503 PC) en die bo-
volgorde, zander ze te kruisen, door de demplaat. Uiteraard dient de minaansluiting van
aangegeven gaatjes. Houd de transistors de voedingseenheid (of batterij) ergens even-
ca 5 mm boven de montageplaat. Let eens met de metalen bodemplaat verbonden te
erop dat verschillende typen zijn toege- zijn. Een goed punt daarvoor is het massapunt
past; verwissel ze niet. van de eindversterker (b.v. NL 3401); zie
10. Monteer de elektrolytische condensato- afb. A 6 in "Algemene Aanwijzingen". Op het
ren voor verticale montage C 11 en de verloopplaatje zeit dienen dan nag doorverbin-
jets dikkere typen C 2, C 7, C 9 en C 13. dingen te worden aangebracht tussen de mas-
Zorg dat de aansjuitdraad die langs het sapunten. (-1-) nabij de uiteinden van het ver-
huis is gebogen (de min-aansluitdraad) loopplaatje en de punten 1 en 10.
zich bevindt op de plaats die in afb. 2 is
aangegeven.
11. De instelpotentiometers R 3, R 6, R 8, DE INGANG
R 11 en R 12 worden rechtop gemon- .
teerd. De beweegbare contacten van De Ingang van deze meterschakeling (punt 2)
R 11 en R 12 moeten naar boven zijn moet worden aangesloten op de S-meter uit-
gericht (volgens arb. 2) en die van R 3, gang van de middenfrequentversterker NL 2925
R 6 en R 8 naar beneden. Let erop dat (punt 11). De maximale spanning die op de in-
verschillende waarden zijn gebruikt; ver- gang mag worden aangesloten bedraagt 10 V.
wissel ze niet. NL 2935 - 3
DE METER Zorg dat bij een sterk signaal op de ingang de
uitslag van de meter niet hoger wordt dan
De bij deze eenheid gevoegde meter moet wor- 1,5 V (instellen met R 3). Verwijder dan weer
den aangesloten op de punten 3 en 4 op het de meter.
verloopplaatje. Sluit de plus van de meter aan op Ais 1,5 V niet haalbaar is moet R 3 op
punt 4 en de min op punt 3. De meter kan des- maximum worden .ingesteld (beweegbaar
gewenst in de voorplaat worden gemonteerd. contact naar R 1 gerlcht).
Maak daartoe een rechthoekig gat in de voor- 2. Sluit de ingang (punt 2) kart met massa.
plaat van ca 50 x 28 mm. Het schaaltje van de Regel dan met R 8 de bij dit ~~kket gev.oegde
meter kan dan van achteren door het gat worden meter zodanig af dat deze jUlst met ultslaat.
gestoken. Zet de meter vast met behulp van een Verwijder de kortsluiting op de in gang en
beugeltje of met wat lijm. regel met R .6 de me~er zoda~lg af dat deze
maximaal Ultslaat blJ een slgnaal van ca
100 mV op de antenne-ingang (of een sterke
DE AVC-UITGANGEN zender).
3. Het instellen van R 11 en R 12 dient in een
Een AVC-spanning (12 - 0 V) kan worden af- compleet gemonteerde ontvanger te ge-
genom en van de punten.5 (hoogohmig) .en 7 schieden (aangesloten dug op NL 2925). Er
(Iaagohmig). Deze spanmng kan worden Inge- mag geen antenne aangesloten zijn. Sluit de
steld met behulp van R 12; zie "He! Instellen" gelijkspanningsmeter aan tussen punt 7 en
massa (1-) (meetbereik 10 V). Regel R 12
De tweede A VC-spanning (0 - 12 V) kan.worden zodanig af dat de meter 10 Vaangeeft.
afgenomen van de punten 9 (hoogohmlg) en 8 Oak is het mogelijk om bij een signaal van ca
(Iaagohmig). Deze spanning is instelbaar met 100 mV op de antenne-ingang van de com-
behulp van R 11; zie "Het Instellen". plete ontvanger (of een sterke zender) R 12
Indien deze eenheid volgens een van de aa.~~e- zodanig in te stellen dat de meter 0 V aan-
geven schakelingen in "Algemene Aanwljzln- geeft.
gen" wordt toegepast kan punt 7 op 45031 4. Sluit de gelijkspanningsmeter vervolgens
2935 PC worden verbonden met punt 2 op aan tussen punt 8 en -1- (meetbereik 1 V).
4506/2929 PC. Regel R 11 zodanig af dat de meter 1 Vaan-
De eventueel aanwezige verbinding tussen geeft.
punt 2 op 4506/2929 PC en punt 5 op 45071 Oak is het mogelijk om bij een signaal van ca
2925 PC dient dan echter te vervallen. 100 mV op de antenne-ingang van de com-
De andere AVC-uitgangen (punten .5, 8 en .9) plete ontvanger (of een sterke zender) R 11
worden in deze toepassingen nag met gebrulkt zodanig in te stellen dat de meter 10 V aan-
en dienen nergens mee te worden verbonden. geeft.

HETINSTELLEN

BEVESTIGING
De instelpotentiometers R 3, R 6, R 8, R 11 en
R 12 dienen als voigt te worden ingesteld: Bevestig het verloopplaatje 4503 PC, waarop

..' . . het contactblokje ("printconnector") is gemon-


1. Zet instelpotentlometer R 3 In de mldden- teerd, met behulp van de eveneens bijgeleverde
stand als oak mlddenfrequent-versterker- metal en afstandsbussen op een metalen 00-
eenh~id NL 2925.wordt toegepast. demplaat waarop oak de andere eenheden
Ais met de eenheld NL 2925 wordt toeg~past worden bevestigd. Deze massa- (de min-) aan-
moet R 3 als voigt worden Ingesteld: slurt een sluiting komI tot stand via deze bodemplaat en
goede gelijksp~nningsmeter (mlnstens de afstandsbussen.
20.000 ohm per volt) aan tussen het knoop-
punt R 2/R 3 en massa (meetbereik 3 V).

Bijlage' . 21 Tekeningenbladen
Blad Aigemene Aanwijzigingen Auteursrechten voorbehouden

4 - NL 2935
6
+12'

,
0 0":;;'
.

'5 0
J
1 10
J. J..

Afb.1

,;'!If;{? 7Zd'11?!?!f ~Jjjjf"


V//,(Z//,(//~ X
~ -"!-'7//"/
~z/'4:1://fi/":?}tf i!u t1"
77I:Ji o-i'i]:;
_"V - %
~ %

IN -M +M I +12V I AVC

A/b. 2 'AVC12-0V' 0-12V

Afb. 3 .1

NL2935-a

You might also like