You are on page 1of 16

The Days Of Summer

Claudia Pronk

10-2-2011

Deel 1

Shall I compare thee to a summer's day? Thou art more lovely and more temperate. Rough winds do shake the darling buds of May, And summer's lease hath all too short a date. Sometime too hot the eye of heaven shines, And often is his gold complexion dimmed; And every fair from fair sometime declines, By chance, or nature's changing course untrimmed. But thy eternal summer shall not fade Nor lose possession of that fair thou ow'st; Nor shall death brag thou wand'rest in his shade, When in eternal lines to time thou grow'st, So long as men can breathe or eyes can see, So long lives this, and this gives life to thee. -William Shakespeare

Proloog

it was het dan. Er glinsterden tranen in mijn moeders ogen, en de winpers onder haar oog werden vochtig. Ze snikte toen ze mijn gemompel hoorde, ik was gefrustreerd. Niet huilen dat was de deal, anders zou het de hele situatie nog krankzinniger worden, en dan zou het onmogelijk zijn afscheid te nemen van haar. Ik weet het, klaagt ze door haar tranen heen. Niet huilen dat was de afspraak. Ik schiet in de lach, en nu glijd er ook een kleine koude traan langs mijn wang mijn nek in. Ik ril even. Ik moet nu echt gaan mam, ik wil niet in de spits terecht komen. Ik grinnik door de ironie aan de gedachte van iets dat almaar op een spitsuur lijkt hier in Lakeview. Je hebt gelijk, Esmee snift nog even, en dan slaat ze haar warme armen om me heen. Je belt elke dag, anders stuur ik de beveiliging van je vader om je op te halen, en kan je die road trip helemaal vergeten. Ik schiet in de lach om haar plotselinge strengheid. Maar beloof elke dag te zullen bellen, en als het niet mogelijk is te bellen dan wel te smsen met een geldige reden. Je vader had je graag ook uit gezwaaid, dat weet je toch wel? Ik slik even. Ik begrijp de situatie, en werk gaat nu eenmaal voor. Het klinkt vreemd uit mijn oren. Ik geef mijn moeder een kus. Het is echt tijd om te gaan. Ik stap in mijn VW bus, en draai het raampje open. Ik wil niet dat je straks zonder geld komt te zitten, op plekken waar je niet kunt pinnen. Ze duwt me een ijzeren blikje aan waar de thee vroeger in zat. En dan heb je geen smoesjes over te weinig geld, als je straks terug komt zonder souvenirs voor Carm en mij. Onwillekeurig zie ik voor me hoe ik Carmen, mijn op en top verzorgde glamour-zus een souvenir geef. Ik kuch even. Dankje mam, maar het hoeft echt niet. Ik wil haar het blikje terug geven maar ze weigert het weer te pakken. Neem het nou maar! Zuchtend verlaat ik mijn post achter het stuur. Ik pers mijn lange lichaam tussen de stoelen door, en zet het theeblik in de kast met de cornflakes. Zonder ook maar te kijken hoeveel erin zit. Ik was me wel bewust van mijn moeders cadeautjes. Rijd je wel voorzichtig lieverd? Nee, waarschijnlijk rijd ik mezelf al dood voordat ik Lakeview uit ben. Even voel ik een spanning, misschien niet de beste grap om nu te maken. Maar haar strakke mond veranderd in een zuinig lachje. Ik hou van je lieverd! Ik ook van jou mam. We lachen even, dan draai ik de sleutel om en komt de motor brullend tot leven. Er kriebelt iets in mijn buik. Ik zwaai nog even naar Esmee die me ontroerd na kijkt, en dan trap ik het gaspedaal nog wat verder in.

og geen vijf minuten later zie ik de laatste huizen van Lakeview langs me weg schieten, Ook het Kerkhof laat ik achter me. Dag Lakview. Mompel ik zacht. Een beetje melancholisch denk ik terug aan de tijd die ik hier heb doorgebracht, van de basisschool to de middelbare school. Ik denk aan de warme middagen bij het zwembad aan de rand van de stad, en aan de picknicks die jaarlijks in het Mcdonald stads park werden gehouden. Wat heb ik eigenlijk veel meegemaakt op zon klein stukje land, stel je eens voor wat ik allemaal kan beleven, in de nu nog onopgevulde ruimte tussen Lakview en Anchorage, mijn eindbestemming. Carmen had bijna hysterisch gereageerd toen ik haar twee jaar geleden vertelde waarom ik zoveel zomerbaantjes had. Leven in een bus? Voor zo lang, dat kan je niet menen! Had ze hysterisch geschreeuwd, en toen ze erachter kwam dat mijn eindbestemming Anchorage was. Ik zou kunnen zweren ze was bijna dood neergevallen. Alaska? Had ze gekrijst. Wat moet mijn kleine zusje nou tussen de ijsberen? Als het nu nog niet duidelijk is, Carmen is niet bepaald de snuggerste die je je kan bedenken. Ze is lief, meestal tenminste. Lakeview word aan een kant begrenst door bergen. Carmen was vroeger altijd van onderstelling dat deze bergen de Alpen waren. Hoe ze er bij kwam weet ik niet, waarschijnlijk hoorde ze de assistent van mijn vader praten over zijn skivakantie daar en heeft ze het toen opgepikt. Ik rijd over de snelweg, langs de hunters hot springs. Mijn eerste stop is Pineville, het is maar vier uur van huis, maar het leek me tijdens het plannen een goede plek om een tijdje te blijven. Mijn moeder denkt dan misschien dat ik honderden mijlen verderop zit, in werkelijkheid ben ik niet meer dan 250 mijl van haar vandaan. Pineville is ook een goede plek o me te orinteren, ik weet dat ik naar Achorage wil, maar de weg daar naartoe, misschien kan ik eerst wel naar de Hudson Bay, of naar de zee van beaufort. Wie weet. Het was niet geweldig om tegen mijn moeder te liegen, maar als ze wist hoe onstabiel mijn plannen waren, had ze me nooit laten gaan. Je gaat niet door het land zwerven, hoor ik haar nog zeggen. Maar dat ga ik zeker wel doen, natuurlijk vertel ik haar in een van de dagelijkse telefoongesprekken die volgen gaan wel over de verandering van mijn plannen, maar wel als ik zo ver weg ben dat de beveiliging van mijn vader geen zin heeft om me te komen zoeken. Ook is er een andere belofte waarvan ik nu al weet dat ik hem niet kan houden. Het feit dat ik geen lifters mee zal nemen. Op de vakanties van vroeger, kwamen we meer dan vaak lifters tegen, soms waren het zeker ongure types, maar meestal waren het verzorgde mensen, wel met een rugzak om, en het was ook duidelijk dat ze aan het reizen waren, maar er was niets mis met ze. Al die lifters hadden mijn vader en moeder bijna tot waanzin gedreven. Nee ik moet eerlijk zijn, ik had mijn vader en moeder bijna tot waanzin gedreven. Elke lifter die we tegen kwamen moest van me mee, we hadden immers nog vier plekken over in de grote landrover van mijn vader, waarom zouden we die leeg laten, als we er mensen blij mee konden maken. Dat waren de dagen waarop mijn moeder door begon te krijgen dat ik niet was zoals de rest van het gezin, ik was niet als Richard mijn vader, ook niet als zij zelf, en Carmen en ik waren als water en vuur. Ik draai de raampjes van de bus wijd open, en zet de radio aan. Meteen dreunt er een vrolijk liedje door de boxen die mijn beste vriend James door heel de bus heeft geplaatst. Ik lach als ik terug denk

aan hoe behendig hij allen boxen had geplaatst. James bezoeken, dat moest ik zeker niet vergeten! James zat bij zijn overgrootoma in Yakima. Het feit dat hij al een overgrootoma heeft bewonderd me, allebei mijn omas zijn overleden voordat ik in staat was zelf te plassen, en hij heeft de moeder van zijn oma gewoon nog. Het feit dat ze in Yakima woont is een heel erg handig toeval! Ik kan makkelijk langs hen gaan, volgens James heeft zijn overgrootoma me zelfs officieel uitgenodigd. Ik schrik als ik mijn telefoon voel trillen in mijn broekzak, en frummel hem er snel uit. Een sms, ik ben dan een vrouw, nou bijna dan. Maar er is niets dat ik slechter kan dan multitasken. Behalve op hakken lopen misschien. Als ik op een groot bord langs de weg zie dat ik op de goede weg naar Prineville ben, hoef ik niet echt meer op te letten. Wel op de andere autos en op hoe hard ik rij, maar niet meer op vreemde borden en afslagen die ik geheid ga missen. Het is de bedoeling dat ik deze weg voor zon 120 mijl volg, dan moet ik een afslag in, en rijd ik door La Pine, naar Bend, door Redmond naar Prineville, een makkie zou je zeggen. De kilometers weg schoten onder me vandaan. Ik reed langs Summer Lake, een groot meer waar we op de basisschool nog wel eens heen gingen om te zwemmen, het water was altijd veel te koud, dat heb je in Oregon, maar toch was het een van mijn favoriete schooluitjes: zwemmen in het te koude Summer Lake. Het is nog steeds rustig op de weg, hier aan daar zie ik een verdwaald buitenlands gezin dat onrustig naar de dreigende bergen aan de andere kant van de weg kijkt, ook zijn er inheemse families, die in een volgepropte auto langs me heen scheuren. ik was alleen, heerlijk. Het feit dat ik het ontzettend rustgevend en plezierig vond om alleen te zijn was ook iets wat Carmen niet aanstond. Zij zelf stond altijd in de aandacht, vooral op school was dat duidelijk. En ik, haar kleinere zusje was een freak. Gelukkig wel samen met James, maar we waren de freaks. Dat was een goede rede voor Carmen om de nodige afstand van me te houden, zeker op school. Nooit zei ze iets tegen me, niets vriendelijks ion elk geval, zelfs een glimlach kon er niet vanaf. Als het een film was geweest, zou Carm de hoofd cheerleader zijn, en ik zou het meisje met de beugel, het rare haar en de spijkerbroeken in plaats van rokjes zijn. Zo was ik nu eenmaal. Ik hield van spijkerbroeken, en van blousejes, nog een punt waar Carmen niet erg van gecharmeerd was. Vintage is zou ouderwets! Mopperde ze altijd als ik de hotpants die ooit van mijn moeder was aanheb. Ook met mijn all stars en Vans is ze het niet eens. Nu ik er zo over nadenk we zijn echt als water en vuur. Zij heeft meer van Esmee, ik meer van Richard. Tenminste dat denk ik, want de afgelopen jaren heb ik mijn vader niet vaker gezien dan nodig. Eens in de week dus. Hij is te druk met zijn werk, campagne voeren, overleggen lijden. Wie weet wat hij allemaal doet als hij niet bij ons is. Had Esmee vaak gezegd, maar door iets in haar ogen geloofde ik geen woord van die dingen. Als hij echt had gewild, had hij best vaker vrij kunnen krijgen, en het feit dat hij er bij zoveel belangrijke dagen voor Carmen en mij er niet bij was, geeft me het gevoel dat ik niet meer waard voor hem ben dan zijn werk. Zelfs een heel erg stuk minder. We blijven in contact, was het laatste wat hij had gezegd voor ik was vertrokken. Door de Blackberry van mijn moeder. Dat betekende twee dingen: Ik was niet belangrijk genoeg om uit te komen zwaaien Mijn eigen telefoon bellen zou iets te persoonlijk worden.

Ik knijp hard in het stuur, en even heb ik zin om hier meteen om te draaien, terug te racen en hem even de waarheid te vertellen. Maar dan begint er net een leuk opgewekt liedje en kalmeer ik weer een beetje. James

geloofd er niet in, Esmee en Carmen ook niet. Maar mijn busje is een beetje magisch, de zenderknop van de radio is niet meer wat hij zou moeten zijn, en toch, zonder dat ik er iets voor moet doen, schakelt de radio over naar de leukste liedjes. Waarschijnlijk is het gewoon een storing, en is het feit dat ik leuke liedjes krijg alleen puur toeval, maar ik vind het toch leuk om er in te geloven. Zo heeft een dood gewone bus toch iets heel magisch. Ik grinnik als ik aan James gezicht denk toen ik het hem vertelde. Jij wilt altijd van alles en iedereen iets magisch zichtbaar maken, zelfs als dat magische er niet is. Had hij gelachen. Ik pak mijn telefoon, nog iets wat ik aan mijn moeder beloofd had niet te doen, en sms James snel: JAMES! Hoe bevalt Yakima? En hoe gaat het met je oma? Ik ben net anderhalf uur onderweg. Zie je over twee weken denk ik. Xx s. Ik denk aan de lijst met dingen die ik niet mag doen, mijn moeder en Carmen hebben hem samen bedacht, en hij hangt aan het dashboardkastje. Mijn ogen glijden snel over de zinnen. Niet bellen in de auto Geen lifters mee nemen, hoe leuk ze ook zijn Hou je aan de verkeersregels Niet eten achter het stuur Niet overnachten in vreemde hotels Niet afspreken met vreemde types Niet smsen in de auto Niet over gevaarlijke wegen rijden Elke dag minstens 1 keer bellen Vertrouw geen vreemde jongens Vertrouw ook geen vreemde meisjes Niet in de nacht rijden (24:00 en later) Vergeet de souvenirs niet

Esmee en Carmen zijn niet de creatiefste mensen die ik ken, maar voor hun doen zag het er leuk uit, ze hadden het voor elkaar gekregen de lijst op felgroen papier af te drukken, en hadden een vreemd lettertype gebruikt dat het bijna onmogelijk maakt om te lezen, ook had Carmen er wat bloemen op geplakt. Dat vond ze wel passen bij de Hippie bus waar ik in rijd. Nu ik er zo over nadenk is mijn gevoel van anders zijn niet beperkt tot mijn familie, heel mijn leven al ben ik anders dan andere, en als je op de Lakeview middelbare school anders was, dan was je een freak. De wind waait door de raampjes, en mijn lange bruine haren kriebelen in mijn oor. Wat heb ik toch een geluk met het weer. De lucht is helderblauw met geen enkele wolk, en de zon schuint warm. Ik pak meteen de zonnebril uit het dashboardkastje, dat dat niet op de lijst staat: Met mooi weer niet rijden zonder zonnebril. Ik zet mijn rode ray-bann op. Weer iets waar Carmen een hekel aan heeft. Wat haat Carmen veel dingen.

rineville is een stad, een niet al te grote, maar het is een stad, mijn hotel ligt aan het Stryker park. Een steenworp afstand van de hoofdstraat. De vrouw achter de balie ziet er aardig uit, ondanks haar strakke knot en haar strenge mondje. Haar ogen zijn vriendelijk. Goedemiddag zegt ze vrolijk. Ik begroet haar met een lach. Goede middag. Kan ik iets voor je doen lieverd? Vraagt ze bijna nog vriendelijker dan net. Ik wil graag een kamer, voor een week als dat kan. Ze knikt en pakt een groot boek. Natuurlijk kan dat, het is twaalf doller per nacht, ontbijt inbegrepen. Ik verbaas me over de prijs. En ja dame, dan heb je stromend water. Zegt ze als ze mijn gezicht ziet. Kamer 16 is echt iets voor jou, hij is en beetje groot misschien, voor in je eentje, maar het is de mooiste kamer die vrij is. Ik zal je even helpen met je tassen zegt ze, en ze komt achter de toonbank vandaan. Ik ben mevrouw Miller trouwens, zegt ze, en ze geeft me een stevige hand. Summer. Zeg ik als ik haar hand aanpak. Wat een beeldige naam lacht mevrouw Miller. Ik bloos van alle aardigheid. Dank u wel. De vrouw pakt een van mijn twee rugzakken en gaat me voor naar de lift. Het is op de vierde verdieping, je hebt mooi uitzicht over het park! Zegt ze als ze op het knopje drukt. Het hotel is een smal, hoog gebouw, met minstens vier verdiepingen, op elke verdieping zijn vier kamers. Het hotel is zeker oud, minstens zo oud als mevrouw Miller, de kleden zijn een beetje vaal, en het houd ziet er eeuwenoud uit. Ik loop achter haar aan de gang in, en bij de laatste deur, waar in sierlijke cijfers een zwarte nummer 16 op staat blijven we staan. Hier is je sleutel, dan kun je kijken of alles je bevalt, is dat zo, kan je naar beneden komen om je in te schrijven. Ze lacht even schel. Bevalt het niet kom dan ook maar naar beneden, dan zoeken we een andere kamer, ze heeft zich al omgedraaid, en loopt bijna huppelend weg. Ik blijf een beetje verward achter, dan steek ik de sleutel in de deur, die zonder moeite open gaat. Ik laat mijn tas op de grond vallen. De kamer waar ik in ben gekomen is ruim, en licht, hij heeft grote hoge ramen met witte gordijnen die glanzen door de zon die naar binnen valt. Er staan twee grote rode banken, op een kleed, er hangen verschillende schilderijen aan de meuren, en in de hoek van de kamer staat een openhaard, met houtblokken ervoor. De kamer naast de woonkamer is de slaapkamer, waar een groot tweepersoons bed staat, met witte lakens. Ook deze kamer heeft hoge ramen. Ik kijk naar buiten, en heb inderdaad prachtig uitzicht over het park, waar wat kinderen spelen, en honden rondrennen. Aan de slaapkamer zit een kleine badkamer, helemaal van marmer, met een grote douche, jammer genoeg geen bad, maar daar kan ik best mee leven, ze moest niet te veel eisend zijn, dat ik hier voor 12 euro per nacht kan overnachten is al een wonder, en dat mijn kamer er zo uitziet als dit, er moest iets niet goed zijn, maar daar kom ik later wel achter. Zonder nog te twijfelen ren ik bijna naar beneden, de trappen bevallen me iets meer dan de krakkemikkige lift. Mevrouw Miller is bezig met andere klanten, een gezin zo te zien, een vader en moeder met twee kinderen, allebei jongetjes met spier wit haar, blauwe ogen en een stralende lach die aanstekelijk is. De mensen lachen vriendelijk naar me als ze me passeren. En beviel het? Mevrouw Miller lacht zacht. Ja zeker. Antwoord ik meteen, ze pakt tevreden een groot leren boek. Ok, vul hier je gegevens maar in, zodat ik je kan vinden als je er vandoor gaat zonder te betalen. Ik vul mijn gegevens snel in. Moet ik nog borg

betalen? Vraag ik, maar het vrouwtje schud snel nee. Nee, ik heb het volste vertrouwen in je. In mijn hoofd vergelijk ik die woorden met wat ze eerder zij, mag ik je gegevens voor het geval dat je weg gaat zonder te betalen. Bijna schiet ik in de lach, maar ik houd me in. Weer op mijn kamer pak ik meteen mijn telefoon. Even Esmee bellen, en James straks ook. Ik heb ze nu al dingen te vertellen. Met Esmee. Zegt de vrolijke stem van mijn moeder. H mam! Hoe gaat het? Ze verhoogd haar stem Summer! Wat leuk nu al iets van je te horen. Ik grinnik. ik dacht ik bel nu even, voor het geval dat ik het aders vergeet. Dat was slim van je. Je weet altijd toch weer onder mijn regels uit te glippen. Maar hoe is het met jou? Moeten we je al op komen halen? Mijn moeder klinkt dramatisch. Het gaat super mam, ik vind het heerlijk. Ben je niet een beetje eenzaam? Alleen, in die bus? Ik lach. Je weet dat ik ervan houd om alleen te zijn, net als Richard. Esmee zucht. Waarom noem je hem niet gewoon papa Sum? Omdat ik hem niet beschouw als mijn vader, aangezien hij er de laatste paar jaar nooit echt voor me geweest is, aangezien hij me niet heeft uitgezwaaid. Dat vind ik gewoon leuker Esmee. Zeg ik op een beetje een plagerige toon, en ze zucht gergerd. Maar ik ga nu weer hangen mam, ik moet James ook nog even bellen, dat heb ik hem beloofd. Esmee klakt met haar tong. Sms nog even voor je gaat slapen wil je? Ik zucht diep. Ik zal het doen mam, jij betaald de rekeningen, dus jij moet het weten mompel ik er nog achteraan, maar ik heb al opgehangen. Met James bellen is anders, anders dan met wie dan ook bellen, ik heb altijd het gevoel dat hij gewoon naast me zit, ik heb het gevoel dat ik kan zien hoe hij kijkt, wat voor vreemde bewegingen hij maakt, volgens hem komt dat omdat ik een beeld heb van hoe hij is, maar voor mijn gevoel heb ik ook een aardig beeld van hoe mijn moeder is, en als ik met haar bel is er niets, geen vreemde gezichten die ik voor me zie, en al helemaal geen vreemde bewegingen. Summer! James roept hard in de telefoon, en de stroom van beelden begint meteen. James! Roep ik hard terug en ik zie voor me hoe hij in elkaar krimpt door mijn schelle stem. Hoe gaat het? Hij klinkt vrolijk. Het gaat geweldig! Ik zit nu een Prineville in een hotel, je zou het moeten zien, het is echt prachtig, en het kost maar 12 euro per nacht, met een ontbijt. Dat klink lekker! James klakt met zijn tong, iets was mijn moeder ook doet. En hoe is het bij jou? Al helemaal gesetteld? James grinnikt en het beeld van hem knikt heftig. Het is hier super Sum! Wacht maar af tot je het ziet! Mijn overgrootmoeder is zo aardig, ik was even vergeten hoe leuk het in Yakima is. Het lukt me niet om een lach binnen te houden. Dat klinkt lekker sarcastisch. Hij grinnikt nu ook. Dat over overgrootmoedertje niet, maar dat over Yakima wel. Jakkes. Ik schiet weer in de lach als ik zijn gefronste gezicht voor me zie. Je zit me toch niet weer te bespieden met dat vreemde gedoe h? Ik schiet nog harden in de lach. Nee hoor, ik zou niet durven. Ik moet morgen beginnen met werken, mompelt James dan ineens, bij een of ander koffiehuis, ze kennen overgrootmoedertje, dus daar kon ik zo aan de slag. Een koffiehuis. Dat klinkt leuk, maak je dan een perfecte espresso voor me als ik langs kom. Hij grinnikt laag. Dan heb ik wel genoeg oefen tijd gehad om een te drinken kopje koffie te zetten denk je? Ja, ik ben ervan overtuigd dat dat zo is. Ik moet nu hangen, maar we smsen wel ok? En doe je overgrootmoedertje de groeten van me! James lacht. Wat word er veel gelachen. Dat zal ik doen. We spreken elkaar. Ik knik, terwijl ik weet dat hij me niet kan zien, nou is het tijd om de stad maar eens te gaan verkennen, ik trek mijn veters strak aan, en pak mijn zonnebril die op mijn bed ligt. Mijn telefoon in mijn zak, en ik neem mijn camera mee, hij is zwaar, en hangt om mijn nek. Maar ik

weet nu al dat ik spijt zou krijgen als ik heb niet mee zou nemen, ik heb altijd spijt als ik mijn camera niet bij me heb, alles wat er gebeurt om me heen wil ik vastleggen, vooral de mensen die ik zie wil ik vastleggen, eigenlijk gewoon om te bewijzen dat ze er echt zijn, het klinkt misschien raar, maar soms heb ik het idee dat niet alle mensen die ik zie er echt zijn, een foto maken is dan een handige oplossing. Tot nu toe ben ik gewoon nogal paranode, want er zijn geen vreemde verdwijningen op de fotos geweest. Weer neem ik de trappen in plaats van de lift, in de lobby van het hotel is het niet erg druk, er zitten een man en een vrouw te praten, en een andere oudere man met grijs haar leest de krant terwijl hij een kopje koffie drinkt dat zwarter is dan de nacht. Ga je de stad verkenen Dame? Vraagt mevrouw Miller van achter haar toonbank. Ik knik, en loop glimlachend het hotel uit. Veel plezier hoor ik haar nog kirren. Prineville is een leuk stadje, ik loop langs winkels met kleren, bloemen, chocolade, snoep, alles lijkt er te zijn, op de hoek van de hoofdstraat zit een grote supermarkt met daarnaast een slager en een groenteboer, ik maak meerdere fotos , van het landschap, en heel erg af en toe ook van de mensen, alleen om het beeld wat levendigheid te geven. Het is druk buiten, en dan valt mijn oog op een klein ijswinkeltje, op het raam is een bordje geplakt waarin met blokletters MEDEWERKER GEZOCHT staat. Even twijfel ik, is het niet een beetje onbeschoft om zomaar binnen te wandelen, en te zeggen dat ik een baan nodig heb? Maar dan bedenk ik me, waarom ook niet, als ik bij een ijswinkel de hele dag ijs kan gaan scheppen is het oke voor mij, het lijkt me zelfs leuk, vooral met dit weer. Het is aardig druk in de ijswinkel, ik wacht netjes op mijn beurt. En ik wacht. En ik wacht. Dan vraagt een man met donkerbruin haar wat ik wil. Ik denk even, ik wil de baan. Zeg ik dan vastberaden. De ogen van de man glinsteren even. Dat is heel erg mooi. Wanneer kan je beginnen? Vraagt hij direct. Nu zeg ik lachend terug. Nou, dat is mooi, hoe oud ben je? Als ik niet meteen antwoord waait hij er overheen, ach wat maakt het ook uit, je krijgt 7.50 per uur, net zoveel als Melissa, dat wordt je nieuwe collega. Je moet dinsdag, zaterdag en maandag werken, vormt dat een probleem? Ik schud snel van nee, van mij part werkte ik elke dag, heel erg veel anders had ik toch niet te doen. Je zei dat je nu kunt beginnen toch? Ik knik. Fijn. Melissa is te laat, en vandaag zijn we tot half acht open. Kan je tot dan blijven? Ik betaal je aan het eind van de dag zwart. Ik ben een beetje verbaasd door de snelle en makkelijke manier waarop ik een baantje heb, en het dringt pas tot me door als ik een schort voor krijg, en als ik zie dat de man het bordje dat voor de etalage hing weg haalt. Ik heet Enrico trouwens. Ik lach. Summer. Antwoord ik als ik klaar ben met een ijsje met vier bolletjes voor een meisje met kristalblauwe ogen. Ik lach en geef het aan haar, ze knikt netjes en verschuilt zich dan weer achter het been van haar moeder. Gave naam. Lacht een jongen van ongeveer dertien met rode haren die wild heen en weer pieken. Dankjewel zeg ik vrolijk. Wat wil je? Vraag ik dan. De jongen denkt lang na, en komt dan met een bestelling die zo groot is, dat Enrico me te hulp schiet. Hartelijk bedankt Enrico zegt de jongen, en dan grijnst hij breed naar mij. Jij ook Summer, ik denk dat je er maar je beroep van moet maken. Mompelt hij dan. Ik begrijp niet helemaal wat hij bedoeld, maar het klonk aardig, dus lang denk ik er niet meer over na.

orgen verwacht ik hier om half elf, dan gaan we open, melissa zal er dan ook zijn, ik niet, ik werk nooit op dinsdagen. Ik knik, en neem de dertig euro aan die ik net verdiend heb. Ik bedank Enrico netjes en loop dan met een gevoel van overwinning naar huis, mijn camera hangt om mijn nek, en ik maak nog meer fotos dan op de weg naar de ijssalon toe. Er zijn minder mensen op straat maar nog steeds is het niet stil, ik hoor het gelach van kinderen in het park als ik het hotel weer binnenga, en dat maakt me vrolijk. Ik begroet Mevrouw Miller, en vertel dat ik een baantje heb, ze is enthousiast, maar zegt dan dat ik maar eens moet gaan eten in het caf om de hoek. Ik begrijp niet helemaal wat ze daar mee wil zeggen, maar ik heb toch behoorlijke honger gekregen, en volg haar advies op. Het eetcaf zit op de hoek van de straat, en het is er gezellig druk. Ik wil net naar binnen stappen als de telefoon gaat: James. Wat zou er zijn. Ik neem vrolijk op. O god zij dank! Schreeuwt James de telefoon door. Je moeder heeft me zon dertig keer gebeld, en ze kon jou niet bereiken. Nu pas zie ik het tekentje van gemiste oproepen op het scherm. Mijn god Summer, ze was hysterisch. Wat is er gebeurt? Vraag ik, en ik voel een zenuwachtige scheut door mijn buik glijden. Weet je dat nog niet? Iedereen heeft het erover, hier in Yakima tenminste, en in Lakeview blijkbaar ook, anders had je moeder niet gebeld. James, kalm, wat is er aan de hand? Vraag ik. Het gevoel van zenuwen is weer een beetje verdwenen. Er zijn gisternacht drie gevangenen ontsnapt. Ik frons diep. Waar, in Engeland? Vraag ik. Wat wist mijn moeder alles toch weer op te blazen, en wat wist James toch goed mee te gaan in mijn moeders hysterie. Nee Summer, niet in Engeland. In de buurt van waar jij nu bent. Ze zijn ontsnapt uit Two Rivers. Dat is noordelijker dan waar jij nu zit, maar niet verder dan vijftig kilometer van je vandaan! Volgens de mensen op het nieuws zijn ze naar het zuiden gevlucht, dus je begrijpt wel dat je moeder hysterisch is. Ik knik, daar heb je een punt. Wacht, ik bel haar even, en dan bel ik je weer terug ok? James knikt, dat weet ik zelfs zonder het vreemde beeld dat ik normaal van hem zie. Ik spreek je zo. Ik druk James weg, en snel toets ik het nummer van Esmee in. Nog steeds vind ik het een tikkeltje overdreven. Maar als ik mijn moeders hoge stemmetje hoor krijg ik medelijden met haar. Mam. Wat is er aan de hand? O god zij dank lieverd, je leeft nog. Ik fronste diep. Mam, je denkt toch niet dat drie net ontsnapte gevangenen naar hier komen en het eerste de beste meisje dat ze tegen komen afmaken? Ik zucht diep als ik haar zacht hoor snikken. Lieverd, ik moet je iets vertellen. Ik leun tegen de stenen muur van het eetcaf wat krijgen we nu weer. Denk ik. Je bent niet het eerste de beste lieverd. Twee van de mannen die ontsnapt zijn. Ze zegt niets meer. Jij bent zijn dochter. Dan barst ze in tranen uit. Ik begrijp er helemaal niets meer van. Mam, doe eens even rustig, geef me Carmen even, die kan het vast wel even aan me uitleggen. Ik hoor even wat gestommel, en dan krijg ik Carmen. Leg uit. Zeg ik op een dwingende toon. Papa heeft een paar jaar geleden twee mannen de gevangenis in gekregen, vraag me niet waarom en al helemaal niet hoe, nu zijn die twee mannen ontsnapt uit Two Rivers, en er is een kans dat ze jou gaan zoeken. Hoe weten ze berhaupt dat ik niet gewoon thuis ben met jullie? Zeg ik, want dit begint iets te onwerkelijk te klinken. Een van hun medewerkers heeft een tijdje bij paps op het kantoor gewerkt, en hij heeft

alles zo doorgespeeld. Carmen sist de woorden meer dan dat ze ze zegt. En sinds je zo in de buurt ben. O hier heb je mama weer. Weer wat gekraak en dan hoor ik de gesmoorde stem van mijn overbezorgde moeder. Mam, ik heb een idee, er is een school hier dicht bij, een universiteit geloof ik, ik hang een blaadje op, met strookjes voor meerijders, ik weet dat je niet houd van meelifters, maar dan ben ik in elk geval niet alleen. Lijkt je dat geen goed idee? Ik hang dat blaadje zo op, ik ben er nu toch om de hoek, ik maak het wel in het hotel, en dan ga ik weg als er meer dan twee mensen mee willen. Is dat goed? Ik probeer zo mild en sussent mogelijk te praten. Mam, ik beloof je, vanaf nu aan neem ik mijn telefoon altijd op, en als er iets gebeurt wat me niet aanstaat bel ik je meteen op ok? Eindelijk is ze een beetje rustiger. Wel echt doen met die strookjes Summer! Echt doen. Ik knik, een slechte eigenschap, knikken tijdens het bellen. Mensen kijken je altijd zo raar aan. Mam, ik ga nu alles regelen, ik bel je als ik het gedaan heb, en dan kunnen we nog even praten is dat ok? Ze snik en ik neem aan dat dat een ja was. Ik hang op. Wat houd ik toch van mijn vader. Hij is er nooit, en zijn vijanden komen mij zogenaamd halen om zich op hem te wreken. Ik vind het vreemd dat ik niet doodsbang ben, maar het dringt allemaal niet echt tot me door. In het eetcaf vraag ik een papier en een pen. En zo mooi mogelijk maak een de poster. Aan de onderkant scheur ik strookjes van het papier en teken ik stippellijntjes, op het papier zet ik mijn nummer, mijn naam zet ik er niet bij, maar een heel erg groot probleem zullen mensen dat niet vinden. Alle mensen die ik niet ken zijn opeens verdacht, alle vreemde mannen die ik tegenkom op weg naar de universiteit lijken me te achtervolgen, en lijken me te willen vermoorden, terwijl ik natuurlijk dondersgoed weet dat dat nergens op slaat. Ik voel me opgelucht als ik de poster op het prikbord van de universiteit heb geplakt, en nu maar hopen dat er iemand reageert, anders zit ik hier nog wel even. Ik heb helemaal geen trek meer, eerst bel ik mijn moeder weer op, die een beetje gerustgesteld lijkt te zijn door Carmen, die poeslief tegen me doet. Dan bel ik James. Zo dat duurde wel even! Moppert hij. Ik heb je zoveel te vertellen, ik plof neer op het zachte bed, en kijk naar buiten. Zo snel als mijn mond het toestaat vertel ik het verhaal dat Carmen me net heeft verteld, eerst denk ik dat hij in lachen uit barst, maar James reageert heel erg serieus. Ik heb het gevoel dat je je tv nog steeds niet aan heb gezet om te kijken hoe die mannen eruit zien, en ook dat je de zaak helemaal niet serieus neemt, kan dat kloppen. Ik mompel, en druk de tv aan, maar er gebeurt niets, aha de tv doet het niet. Nou, dan zal ik het je maar vertellen. Het zijn gevaarlijke mannen, die twee zitten er niet voor niets, er word niet duidelijk gezegd waarom ze ooit zijn opgesloten, maar de derde, die het meesterbrein achter de hele ontsnapping is geweest, dat is een moordenaar. Nou, fijn dat hij niet achter me aanzit dan. Zeg ik grijnzend. Als James naast me had gezeten had hij me een harde klap verkocht. Neem het nu alsjeblieft serieus Summer.

ames was boos geweest, en niet zon beetje, hij had nog nijdig wat gemompeld toe ik had gezegd dat alles wel mee viel. En dat hij zich niet net als mijn moeder moest laten meeslepen. Dat laatste was niet goed gevallen. Maar ik zei het voor zijn bestwil, toch? Ik moest eerlijk blijven, en vooral niet meedoen aan al dat drama. Ik spring op het zachte bed en kijk een beetje uit het raam, veel interessants is er niet te zien, er lopen bijna geen mensen meer buiten, en de mensen die nog wel buiten zijn lopen saai te wezen. Al weet ik dat ik me zorgen zou moeten maken, want iedereen maakt zich zorgen, maar de situatie gaf me een aangename zenuwkriebel. Toch vraag ik me wel af wat mijn vader heeft gedaan. Wat hij dagelijks doet, en waarom hij die twee mannen ooit achter slot en grendel heeft gezet. Eigenlijk hadden we het nooit meer over het vroegere werk van mijn vader, we hadden het achter ons gelaten. Het enige wat er achter was gebleven was zijn pistool, dat als hij thuis was in het kastje naast zijn bed lag, en als hij weg was ook nergens te bekennen was. Het kastje zat dan altijd op slot, en volgens mijn moeder zaten er niet eens kogels in. Ik vertrouw de zaak nog steeds niet. Als je niet meer bij de politie zit, waarom zou je dan een pistool nodig hebben. Misschien klinkt dat vreselijk naef denk ik bij mezelf, en ik weet dat ik dat goed heb gedacht. Hoe hysterisch James ook is, hij heeft wel gelijk. Ik ken mijn vader niet. Met die gedachte val ik in een diepe slaap. Het is donker, mijn warme hotelbed is nergens te bekennen, en ik sta op mijn blote voeten in het gras. De maan is verscholen achter een paar dreigende wolken, en er glijd een dauwdruppel over mijn voet. Waar ben ik? Ik kijk om me heen, ik sta niet in een bos, wat ik eerst dacht, maar op een klein rond grasveldje. Het is niet veel groter dan vier meter bij vier meter, en als mijn ogen beter gewend zijn aan het donker zie ik dat er overal om me heen water is, ook zie ik de bloemen die om me heen staan, ze zijn spierwit, en het zijn geen zomerbloemen dat zie ik meteen. Vind je ze mooi? Ik draai me met een ruk om, en bots bijna tegen een lange jongen aan. Hij heeft een wittige huid, en donkere haren. Hij kijkt me recht aan, zonder een enkele keer te knipperen. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Is dit een droom? Vraag ik opeens. Ik weet niet waarom, maar alles wijst naar het onmogelijke. Hij lacht, zijn gezicht is een beetje asymmetrisch, en hij trekt een mondhoek net iets hoger dan de andere. Kan je je herinneren hoe je hier bent gekomen? Ik peins even. Ik heb geen idee. ja, ik was ik probeer me te herinneren hoe ik hier in vredesnaam gekomen ben. Ik weet het niet. Wat gebeurt er? Dan droom je. De jongen staat nog steeds dicht bij me en ik moet lichtelijk omhoog kijken om zijn ogen te zien. Hoe weet je dat zo zeker? Vraag ik gefrustreerd over het feit dat hij wel lijkt te weten wat er gebeurt en ik niet. Hij lacht. Mensen die dromen weten nooit hoe ze op een bepaalde plek zijn gekomen, dat is nu eenmaal zo. De ene lach die ik van hem heb gezien is waarschijnlijk ook de enige die ik ooit ga zijn, want hij kijkt boos, zijn wenkbrauwen zijn zwaar en donker, en als de maan weer even achter de wolken vandaan komt zie ik wat stoppels om zijn mond. Hij heeft een brede kaak, die puntig afloopt naar zijn kin, maar niet te puntig, zijn neus is perfect, net als zijn mond. Als dit een droom is, waarom droom ik dan over jou? Vraag ik na een korte stilte. Hij grinnikt

even, maar zijn gezichtsuitdrukking blijft boos en donker. Wie zegt dat je over mij droomt? De zon schijnt fel in mijn gezicht. Verward word ik wakker. Mijn gordijnen zijn dan misschien mooi en erg chique maar heel erg veel licht houden ze niet tegen. Meteen denk ik aan het vreemde grasveld, en de nog vreemdere jongen. Het was een droom. Net zoals hij had gezegd. En ik had wel over hem gedroomd, in tegenstelling tot zijn laatste woorden. Het kwam zeker door alle verwardheid van de laatste dagen. Mijn oud lerares Biologie vertelde eens dat je niet alleen slaapt voor je rust, in je slaap verwerk je ook dingen, die je in het wakkere leven niet kan verwerken. Ze zei ook dat slapen je helpt met keuzes maken, en dingen op een redelijke manier bekijken. Persoonlijk heb ik daar nooit heel erg veel van gemerkt. Meestal maakt mijn dromen me nog verwarder dan ik van mezelf al ben. Net als vandaag dus. Het is pas half zeven, wat moet ik de hele dag gaan doen. Misschien kan ik een stukje gaan rijden, om de verdere omgeving te bekijken, of ik ga zwemmen, in de buurt zal vast wel ergens een zwembad zijn. Als ik in de lobby een klein kaartje heb gevonden, met leuke activiteiten in Prineville kies ik toch maar voor het ritje, dan kan ik meteen langs de universiteit rijden om te zien of er al strookjes af zijn gescheurd. Ik begroet mevrouw Miller met een knikje, en loop snel door, ze wilde waarschijnlijk een gezellig gesprekje met me voeren, maar erg veel zin heb ik daar vandaag niet in. Ze vergeeft het me hopelijk wel. Het busje is warm. Ik weet niet of het nog lekker warm is of of het al te benauwend is. Ik draai de raampjes van de bus wijd open. Er blaast een warme wind langs me heen. Binnen drie minuten ben ik bij de universiteit, ik rij langzaam langs het prikbord,maar ik zie mijn poster nergens. Misschien heeft iemand hem eraf gehaald. Langzaam rij ik achteruit, en dat zie ik nog een klein hoekje van mijn felblauwe poster achter een punaise hangen. Hij is eraf gehaald. Als ik binnen drie dagen niet wordt gebeld maak ik wel een nieuw poster. Prineville blijkt niet de beste plek om vast te zitten. De dagen gaan langzaam voorbij, ik werk in de ijswinkel, bel elke dag met mijn moeder en met James, en het normale simpele leven dat hier wordt geleid begint me te verstikken. Als er morgen nog niet gereageerd is, vertrek ik alleen. Mijn moeder hoeft het niet te weten, en James ook niet, die zal er weer veel te hysterisch over doen. Het begint net te schemeren als ik terug loop naar het hotel. Dat ijsscheppen zoveel verdiend is het enige nieuwe wat ik hier heb geleerd. Dan gaat mijn telefoon over. Het zal mijn moeder wel weer zijn, met haar hysterische gedrag. De afgelopen dagen heb ik haar meerdere keren weg geklikt, iets waar ze niet heel erg blij mee is. Met Summer. Zeg ik een beetje gefrustreerd. Ik hoor een kuchje aan de andere kant van de lijn. Hallo met Ashton. Zegt een hese stem, die me vaag bekend voor komt. Dit is niet mijn moeder. Hallo. Zeg ik met een klein stemmetje terug. Ben jij de persoon van het poster? Mijn hart springt over, eindelijk weg uit Prineville. Ja dat ben ik. Zeg ik met een kleine lach. Mooi. Hij kucht weer even. Kan ik met je mee rijden? Hij heeft het nog niet helemaal gevraagd of ik zeg al ja. Wanneer wil je vertrekken? Zo snel mogelijk. Morgen ochtend snel genoeg? Ik voel de spanning in mijn lichaam, heerlijk de weg weer op, weg van hier. Dat klinkt goed. Moet ik ergens naar toe komen? Zijn stem klinkt laag, en serieus. Gewoon bij het prikbord van de universiteit? Dat lijkt me goed. Negen uur? Ik slik even, negen uur is iets

vroeger dan ik in gedachte had, maar blijkbaar wil hij ook zo snel mogelijk weg. Goed, dan zie ik je daar. Afgesproken. Voor ik nog iets kan zeggen wordt de telefoon opgehangen. De laatste paar honderd meters naar het hotel huppel ik bijna. Ik lach vrolijk naar mevrouw Miller die me verbaasd na kijkt. En in mijn kamer pak ik snel mijn koffers in. Het duurt even voordat ik al mijn spullen heb gevonden, maar als het eenmaal zover is, besef ik dat ik veel liever in mijn bus slaap, dan in deze muffe kamer. Elke dag die ik hier heb doorgebracht maakte het duidelijker waarom ik maar twaalf euro moet betalen per nacht. Vanavond kan ik alvast wennen aan slapen in de bus, wat waarschijnlijk nog wel voor gaat komen. Ik zeul mijn twee tassen naar beneden. Ga je weg? Mevrouw Miller kijkt een beetje beteuterd en verbaasd naar mijn tassen. Ik knik. Hoeveel moet ik betalen ? vraag ik, ik weet dat ik niet erg aardig doe, maar ik wil hier geen minuut langer zijn dan nodig. Ik ga eindelijk weg. Je hebt hi9er vier nachten geslapen, dat is dan achtenveertig euro alsjeblieft. Ik geef haar vijftig euro, twee euro fooi is misschien niet het gewenste bedrag, maar ze bedankt me met een lachje. Het was heel erg leuk om met u te praten mevrouw, succes met uw hotel. Ze lacht nu hartelijk, en geeft me een stevige warme hand. Het was ook erg leuk om jou te leren kennen Summer. Succes met je reis. Ik bedank haar met een knikje, en dan loop ik het hotel uit, naar mijn bus. Het is gelukkig wat afgekoeld buiten, anders was in de bus slapen nooit gelukt. Ik pak mijn tassen een beetje uit, en stop de driehonderd euro die ik de afgelopen dagen heb verdiend in het tinnen theeblikje bij het geld van mijn moeder. Ik rij naar de parkeerplaats van de universiteit, en parkeer recht voor het prikbord, dan val ik tenminste nog een beetje op, en kan de jongen zien wie ik ben. Ik klap het bed uit, en plof neer tussen de dekens die mijn moeder voor me heeft gewassen. Nog geen week geleden stond ze gefrustreerd toe te kijken naar mijn was technieken, en had ze een beetje zuchtend de lakens overgenomen en ze wel op de goede manier gewassen. Even lig ik in de bus, maar al snel wordt het me duidelijk dat het te warm is om hier te slapen, dan krijg ik een idee, ik pak een dekentje, en stap de bus uit. Aan de achterkant van de bus zit een klein trappetje dat naar het dak lijd, met wat moeite klim ik erop, en ik ga boven op het dak zitten met de deken licht om me heen geslagen. Het is helder, en er zijn al drie sterren te zien, terwijl de zon pas net onder is. Het word een mooie avond. Ik ga nog even terug de bus in om thee te zetten, en mijn fototoestel te pakken, en dan nestel ik me diep in mijn deken met een dampend kopje thee. En ik kijk naar de wereld om me heen die langzaam steeds donkerder wordt. Als het eenmaal donker is, begint het aardig af te koelen, dus uiteindelijk klim ik weer naar beneden, en ga ik in mijn bus bed liggen, lekker warm en knus. De wekker staat om acht uur, dan kan ik me nog een beetje klaar maken voor mijn nieuwe reisgenoot. Ashton. Iets aan zijn stem klonk zo bekend, dat ik zou moeten weten waarvan, maar ik kan er gewoon niet opkomen. Het is laat, te laat, ik kijk op mijn wekker, en het is al kwart voor negen, ik schiet omhoog, en knal met mijn hoofd tegen de plank die ik boven mijn bus bed heb hangen. Au. Toch niet de beste plek voor een boekenplankje. Struikelend kom ik uit mijn bed, en ik bekijk mezelf in de spiegel. Tot mijn verbazing zit mijn haar nog aardig gewoon, en zijn de donkere kringen die ik elke ochtend onder mijn ogen vind minder dan normaal. Douchen. De douche die een vriend van mijn vader in de bus heeft gemaakt is te laag voor me, en eigenlijk ook te klein, ik heb hem nog geprobeerd uit te leggen dat je van een volkswagen hippie busje geen camper moet willen maken, maar helaas mijn moeder stond aan zijn kant, hoe moest

ik me anders wassen? Persoonlijke hygine is altijd al belangrijk geweest voor haar. Ik sta nog geen drie minuten onder de douche of het water wordt ijskoud, dan maar geen haren wassen, ik vlecht het zo wel. Na wat geworstel met mijn shorts bretels en schoenen duurt het nog minstens vijf minuten voor ik mijn leuke beatles shirt gevonden heb. Ik heb net mijn haren vast als ik zie dat het negen uur is. Dan stap ik uit de bus. Mijn ogen moeten even wennen aan het zonlicht, maar dan zie ik hoe druk het is. Overal lopen studenten rond, waar haalt Prineville ze allemaal vandaan? Ik leun tegen het busje. Wie o wie wordt mijn nieuwe reisgenoot? Af en toe komt er iemand op me af lopen, maar voordat ze ook maar drie meter van me af zijn draaien ze zich half om en lopen straal langs me heen. Summer? Ik draai me om. De hese herkend bare stem van de jongen aan de telefoon zei mijn naam. Ik kijk naar Ashton, en mijn mond valt bijna open van verbazing. Hij is lang en breed, heeft wild donkerbruin haar en donkerbruine ogen. Zijn wenkbrauwen zijn zwaar en hij kijkt serieus, alsof hij boos is, of gekwetst. Het duurt maar drie seconde en dan weet ik het weer. Waarom staat de jongen uit mijn vreemde droom van een paar dagen geleden tegenover me? Goede morgen. Zeg ik na een te lange stilte. Hij kijkt nog steeds serieus. Goede morgen zegt hij een beetje twijfelend. Zullen we maar gaan? Vraag ik als er weer een ongemakkelijke stilte aankomt. Hij knikt langzaam, en stapt aan de passagiers kant van de bus in. Ik ga achter het stuur zitten. Ik ben Ashton, hij geeft me een hand als we binnen zitten en als de deuren dicht zijn. Ik glimlach even en neem zijn grote hand aan. Summer. Waar moet je naar toe? Vraag ik, zodat ik weet waar ik heen moet rijden. Zo ver mogelijk weg van hier, eerst denk ik dat hij een grapje maakt, maar als ik zijn serieuze blik zie weet ik dat hij het meent. Ik ben op weg naar Anchorage. Hoor ik mezelf zeggen. Is dat ver genoeg? Hij kijkt verbaasd, voor het eerst zie ik een beetje uitdrukking in zijn mooie asymmetrische gezicht. Dat lijkt me goed ja. Maar zit je wel te wachten op een reisgenoot? Zegt hij er snel achterna. Ik heb niet erg veel keus. Mompel ik nors. Of ik neem jou mee naar waar ik ook heen wil, of ik moet hier blijven in Prineville. Als ik dat zeg besef ik me dat ik helemaal geen ontslag heb genomen. Dan is de keuze makkelijk gemaakt? Hij kijkt me doordringend aan met zijn donkere ogen en ik krijg de kriebels in mijn buik. Dan is de keuze erg makkelijk te maken ja. Ik blijf hier geen minuut langer. Terwijl ik dat zeg draai ik de sleutel om, en komt de motor brommend tot leven, eigenlijk zou ik nog even langs de ijssalon moeten rijden, maar ik doe het niet. Als de laatste huizen van Prineville achter ons liggen, heb ik een beetje spijt, maar nu is er niets meer aan te doen. Ashton zegt niets, hij meld wel dat als ik moe ben hij wel kan rijden, maar voor de rest houd hij zijn lippen stijf op elkaar. Af en toe werp ik een snelle blik op hem, en op zijn kleren. Hij heeft een donkere broek aan, met een donkerblauw shirt erop, aan zijn broekrand bevinden zich kleine glinsterende uiteindes van bretels. Deze jongen is de mooi om waar te zijn. Ik rijd

You might also like