Professional Documents
Culture Documents
We kunnen dit ook met een deling schrijven: we delen 1 door 2 en schreven dit
vroeger als 1:2 of 1÷2.
In de nieuwe manier van schrijven gebruiken we een horizontale streep, met het
eerste getal bovenaan en het tweede getal onderaan: .
Zo'n getal noemen we een breuk, het bovenste getal heet de teller, het
onderste de noemer.
De noemer noemt het aantal gelijke stukken waarin één hele taart is verdeeld, de
teller telt hoeveel van die stukken er ook werkelijk zijn.
Let op! Het moeten gelijke stukken zijn, als de stukken niet even groot zijn, klopt
het verhaal niet meer!
Algemeen: als a en b getallen zijn, dan noteren we de breuk met teller a en noemer
b als .
Andere manier van schrijven voor dezelfde breuk, die hierna nog gebruikt zal
worden: a/b
Zo een breuk stelt een verhouding voor van de twee getallen a en b.
Let op! Je mag niet delen door 0, dus mag de noemer (b) nooit gelijk zijn aan 0.
2) Gelijke breuken
We gaan terug naar onze vier taarten, maar nu zijn er andere stukken grijs
aangeduid.
De eerste taart blijft 1, of als breuk: 1/1. De tweede is nog steeds een halve taart,
genoteerd 1/2.
Bij de derde zijn nu 2 van de 4 stukken grijs, als breuk: 2/4. Maar, dit is natuurlijk
ook een halve taart!
Bij de vierde zijn nu 4 van de 4 stukken grijs, als breuk: 4/4. Dit is nu hetzelfde als
de eerste taart: een hele taart!
Dit is ook logisch: een breuk was een deling van twee getallen en stelde hun
verhouding voor.
Als die verhoudingen gelijk zijn, dan zijn ook de breuken gelijk.
Of je nu 12 van de 24 knikkers neemt, 3 van de 6 stukken taart, 50 van de 100
muntjes; het is telkens precies de helft:
Natuurlijk hoeft dit niet altijd de helft te zijn, als de verhoudingen maar gelijk zijn.
Zo is 1/4 ook gelijk aan 2/8, want als je een taart in 8 stukken verdeelt en je neemt
er 2, dan heb je één vierde van de taart.
3) Optellen en aftrekken
Optellen
We nemen twee taarten, duiden enkele stukken aan en tellen dit op:
Het is duidelijk dat een halve taart samen met één vierde, een totaal van drie vierde
stukken geeft:
Om te zien waarom dit zo is, verdelen we ook de eerste taart in vier stukken:
In taart 1 zijn nu 2 van de 4 stukken grijs, zoals we weten is 1/2 hetzelfde als 2/4,
een halve taart.
Nu alle taarten in evenveel stukken verdeeld zijn (namelijk 4), kunnen we de grijze
stukken (2 en 1) gewoon optellen.
Voorbeeld
Je wil een ideaal voetbalteam samenstellen uit de verschillende voetbalploegen in de
competitie.
Je wil één keeper, drie verdedigers, vijf middenvelders en twee aanvallers.
De verdedigers haal je uit een elftal met de beste verdediging, de aanvallers uit een
ander elftal met de sterkste aanval enz.
Zo zit je met:
- een keeper: 1/11 van een heel elftal
- drie verdedigers: 3/11 van een heel elftal
- vijf middenvelders: 5/11 van een heel elftal
- twee aanvallers: 2/11 van een heel elftal
Aftrekken
Om het verschil van twee breuken te maken, doe je precies hetzelfde, dus:
In feite is aftrekken dan ook niets aparts, de tellers mogen ook negatieve getallen
zijn:
Het minteken dat nu voor de hele teller staat, mag ook voor de volledige breuk
geplaatst worden.
Algemener: een minteken voor een hele breuk, mag ook naar de teller of noemer
verhuizen, en omgekeerd:
Voorbeeld
Verschillende noemers
Als we breuken met verschillende noemers willen optellen, moeten we eerst de
noemers gelijk maken.
Regel: een breuk blijft gelijk als je teller en noemer met hetzelfde getal (maar niet
0) vermenigvuldigt.
Voorbeelden
Stel dat we 1/2 en 2/3 willen optellen, helaas hebben deze nog een verschillende
noemer.
We moeten ze eerst op gelijke noemer zetten en kunnen hiervoor gebruik maken van
de laatste regel.
Soms krijg je zo grote getallen, je kan dan op zoek gaan naar het kleinst gemeen
veelvoud (kgv) van de noemers.
Als we dit toepassen op ons voorbeeld van 1/2 en 2/3 door over te gaan op noemer
6, dan krijgen we:
Voorbeelden
4) Vermenigvuldigen
Je kan een breuk vermenigvuldigen met een geheel getal, of met een andere breuk.
Regel: om een breuk te vermenigvuldigen met een geheel getal, moet je de teller
met dat getal vermenigvuldigen
Voorbeelden
Gevolg: een geheel getal x kan je ook schrijven als breuk, namelijk: .
Als we een taart in acht stukken verdelen en er eerst drie nemen, dat is 3/8.
Stel, we nemen het dubbel, dat is vermenigvuldigen we met 2. Dit kennen we:
Maar we hebben net gezien dat we 2 ook kunnen schrijven als 2/1, dus:
We zien dat ook de nieuwe teller, het product is van de twee oude tellers, want
De noemer, die 8 bleef, is ook het product van beide noemers, namelijk .
Voorbeelden
5) Delen
Het delen van breuken lijkt erg veel op de vermenigvuldiging, er is niets moeilijks
aan.
Voordat we de regel voor het delen van breuken gaan leren, zien we eerst iets
nieuws.
Voorbeelden
Regel: om een breuk te delen door een andere breuk, moet je de eerste breuk
vermenigvuldigen met het omgekeerde van de tweede breuk
De breuk waardoor je wil delen moet je dus eerst omkeren, dan gebruik je gewoon
de regel voor het vermenigvuldigen.
Voorbeelden
Let op! Zoals we eerder gezien hebben, maar de plaats van het minteken niet uit:
voor de breuk, in de teller of in de noemer.
Herinner je nog dat je elk getal kan schrijven als een breuk, zo kunnen we de vorige
regel weer toepassen!
Voorbeeld
Op dezelfde manier kunnen we ook een geheel getal delen door een breuk:
Voorbeeld
Zoals je ziet is delen eigenlijk (bijna) hetzelfde als vermenigvuldigen, je moet alleen
denken aan het omkeren.
6) Vereenvoudigen
In het stukje over gelijke breuken hebben we gezien dat de volgende breuken
hetzelfde zijn:
Een breuk vereenvoudigen is deze vervangen door een gelijke breuk, met
kleinere getallen in teller en noemer.
Voorbeeld
We gebruiken de regel om de breuk 2/2 apart te zetten, maar 2/2 is gelijk aan 1 en
vermenigvuldigen met 1 verandert de andere breuk niet.
Gewoonlijk zullen we deze tussenstap niet meer doen, maar de 2 die in teller en
noemer voorkomt direct schrappen:
Regel: als teller en noemer geschreven zijn als een product van getallen, dan mogen
gelijke getallen geschrapt worden.
Voorbeelden
Opmerking: in dit laatste voorbeeld zie je dat we breuken waarin teller en noemer
eindigen op een aantal nullen, gemakkelijk kunnen vereenvoudigen.
In plaats van te schrijven als een product met 10, 100, 1000 of nog groter, kan je
een gelijk aantal nullen in teller en noemer direct schrappen.
Voorbeeld
7) Samenvatting rekenregels
Ter herhaling zetten we hier de rekenregels nog eens op een rijtje, elk met een
voorbeeld.
Regel: om twee breuken met gelijke noemers op te tellen, moet je de tellers
optellen en de noemer behouden.
Regel: een breuk blijft gelijk als je teller en noemer met hetzelfde getal (maar niet
0) vermenigvuldigt.
Regel: om een breuk te vermenigvuldigen met een geheel getal, moet je de teller
met dat getal vermenigvuldigen
Regel: om een breuk te delen door een andere breuk, moet je de eerste breuk
vermenigvuldigen met het omgekeerde van de tweede breuk
Regel: als teller en noemer geschreven zijn als een product van getallen, dan mogen
gelijke getallen geschrapt worden.