You are on page 1of 8

FISCAAL PRAKTIJKBLAD

Vaktijdschrift voor de fiscale praktijk

Fiscaal Praktijkblad is een uitgave van Fiscaal e


up to Date – onderdeel van Rendement 41 jaargang | 25 augustus 2023 | nummer 8
Uitgeverij BV
Conradstraat 38
3013 AP Rotterdam
E-mail: redactie@futd.nl

Hoofdredacteur
J.H.P.M. Raaijmakers
Belastingadviseur, Raaijmakers Belastingadvies
en Educatie

Redactieraad
drs. J. van der Struis
Partner bij Baker Tilly (Netherlands) N.V.

Mr. Peter F.J. de Kock


DeKock DHK Tax & Legal

Abonnementenadministratie
Rendement Uitgeverij BV
Postbus 27020
3003 LA Rotterdam
Telefoon: (010) 243 39 33
E-mail: info@rendement.nl

Abonnementen
Fiscaal Praktijblad verschijnt 12 keer per jaar.
(Proef)abonnementen kunnen ieder moment
ingaan, maar slechts worden beëindigd indien
uiterlijk twee maanden voor het einde
van de abonnements-periode is opgezegd.
Zonder of bij niet-tijdige opzegging wordt het
abonnement automatisch verlengd met een jaar.
Abonnementen worden geacht zakelijk te zijn.
Wilt u een particulier abonnement, dan dient u
dit binnen één maand na het aangaan van het
abonnement aan ons door te geven. Rendement
behoudt zich het recht voor om prijzen en inhoud
van de algemene voorwaarden te wijzigen. U kunt
de volledige algemene voorwaarden nalezen op
www.rendement.nl/av.

ISSN 1569-4151
Niets uit deze uitgave mag, noch geheel,
noch gedeeltelijk, worden overgenomen en/
of vermenigvuldigd zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.

Hoewel aan de totstandkoming van deze


uitgave uiterste zorg is besteed, aanvaarden
de auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen
aansprakelijkheid voor eventuele fouten en
onvolkomenheden, noch voor de gevolgen
hiervan.

© Rendement Uitgeverij BV 2023

www.futd.nl

Follow us: Follow us: Follow us:

®
Nummer 8
Pagina 14 25 augustus 2023

SPECIAL: BEDRIJFSOPVOLGINGSREGELING
Marjolijn de Vries-van der Velden1 en Paul Lavrijsen2

De bedrijfsopvolgingsregeling
en de roep om hervorming 2023-0127

Het maatschappelijke debat over de bedrijfsopvolgingsregelingen in de schenk- en erfbelasting


(BOR) en de doorschuifregeling in de aanmerkelijkbelangregeling van de inkomstenbelasting (DSR)
is uitgemond in concrete actiepunten door de regering. Naar aanleiding van eigen vervolgonder-
zoek3 heeft het – thans demissionaire – kabinet afgelopen juni acht aanpassingen in de regelingen
voorgesteld. De voorstellen komen, samen met de zogenoemde “vastgoedmaatregel”,4 tegemoet aan
het vermeende te ruimhartige karakter van de regelingen, aan uitvoeringsproblematiek, maar ook
aan knelpunten in de zogenoemde bezits- en voorzettingseisen. In dit artikel bespreken wij de voor-
stellen en lichten wij enkele maatregelen uit. De vraag is daarbij of en in welke vorm de voorstellen
uiteindelijk in wet- en regelgeving zullen worden vastgelegd of controversieel worden verklaard,
vanwege de demissionaire status van het kabinet. De kopij voor dit artikel is begin augustus 2023
gesloten.

1. De maatregelen maar wel aan te passen, om misbruik te voorkomen


en de regeling doelmatiger en efficiënter te maken. Het
1.1. Achtergrond ondersteunen van familiebedrijven blijft een belangrijke
De maatregelen die het kabinet aan de Tweede Kamer waarde. 10 In de Voorjaarsnota van dit jaar zijn in dat
heeft voorgesteld, komen niet uit de lucht vallen. Deze kader ook al aanpassingen voorgesteld, hierop sluiten
passen in een maatschappelijke discussie over de BOR de maatregelen die nu worden voorgesteld dan ook
die al langer aan de gang is. Concreet vloeien de voor- aardig aan. 11 De uitkomsten van het onderzoek naar de
stellen voort uit tien onderzoeksvragen uit het lang- fiscale behandeling van bedrijfsoverdrachten zijn in de
verwachte vervolgonderzoek van het kabinet naar de Kamerbrief van 29 juni 2023 terug te lezen.
BOR en DSR, dat deze zomer verscheen. De voorstellen
kunnen echter niet los worden gezien van – onder 1.2. De acht maatregelen
meer – het CPB-rapport “Evaluatie fiscale regeling Het kabinet heeft de volgende acht maatregelen voor-
gericht op bedrijfsoverdracht”, 5 dat in april 2022 is gesteld, die ook allemaal in de Voorjaarsnota zijn
verschenen en van het ambtelijke rapport “Bouwstenen genoemd.
voor een beter belastingstelsel” uit mei 2020. 6 Het CPB- 1. De vrijstelling in de BOR wordt aangepast, zodat
rapport concludeert dat de BOR en DSR de bedrijfs- vanaf 2025 100% van de goingconcern-waarde tot
continuïteit bevorderen en daarmee doeltreffend zijn, € 1,5 miljoen wordt vrijgesteld, en 70% van het
maar niet per se doelmatig. In veel gevallen zouden meerdere.
voldoende liquiditeiten aanwezig zijn om schenk- en 2. De 5% doelmatigheidsmarge voor de BOR en DSR
erfbelasting te voldoen. Ook benoemt het CPB de hoge wordt afgeschaft.
uitvoeringskosten, mede opgeroepen door complexiteit 3. Bedrijfsmiddelen in gemengd gebruik, kwalificeren
van de BOR, en het gebrek aan registratie van de DSR. slechts voor de BOR en DSR voor zover deze
De omvang van de doorgeschoven aanmerkelijkbelang- voor bedrijfsdoeleinden in de onderneming worden
claims is niet inzichtelijk, waardoor de DSR niet op doel- gebruikt.
matigheid kan worden getoetst. Het Bouwstenenrap- 4. Toegang tot de BOR en DSR wordt beperkt tot regu-
port bestempelde de BOR ook als te ruimhartig 7 en liere aandelen met een minimaal belang van 5% in
bevatte al de gedachte om kleine aanmerkelijkbelang- het geplaatste kapitaal.
pakketten van soortaandelen, opties en winstbewijzen 5. De dienstbetrekkingseis in de DSR vervalt.
uit te sluiten van de BOR, 8 een “problematiek” waarop 6. De BOR en DSR kunnen bij schenking slechts
ook het CPB-rapport wijst. Ook opperen zowel het CPB- worden toegepast als de verkrijger minimaal 21 jaar
rapport als het Bouwstenenrapport om verhuurd vast- is.
goed categorisch uit te sluiten van de BOR. 9 Het kabinet 7. De bezits-en voortzettingseis in de BOR worden
besloot vervolgens om de BOR niet af te schaffen, versoepeld.
Nummer 8
25 augustus 2023 Pagina 15

8. Constructies (“rollatorinvesteringen” en “dubbel- van de 5%-doelmatigheidsmarge in de DSR vooralsnog


BOR”) in de BOR worden aangepakt. later is voorzien dan in de BOR. Een toelichting hier-
voor ontbreekt. Voor alle acht maatregelen geldt dat
Deze voorstellen adresseren de vermeende te grote het kabinet heeft aangegeven de definitieve ingangs-
ruimhartigheid van de BOR en DSR, moeten een vereen- data in de augustusbesluitvorming vast te stellen. Van
voudigingsslag maken én bewerkstelligen dat zoveel nog groter belang is de vraag of (enkele) maatregelen
mogelijk alleen reële opvolgingen facilitering moeten wellicht controversieel worden verklaard, vanwege de
krijgen en moeten misbruik tegengaan. demissionaire status van het kabinet. Dat laatste zal pas
in september duidelijk worden. 12
De voorlopige ingangsdata van de maatregelen staan
in de tabel hieronder. Opmerkelijk is dat de afschaffing

Maatregel Datum invoering Pakket

Aan derden verhuurd vastgoed 1 januari 2024 BP24


standaard aanmerken als beleg-
gingsvermogen

Afschaffen dienstbetrekkingseis 1 januari 2025 BP24


(DSR ab) en invoeren minimum-
leeftijd verkrijger schenking (DSR
ab en BOR)

Afschaffen doelmatigheidsmarge 1 januari 2025 (voor DSR ab later) BP24


BOR en DSR ab)

Aanpassen keuzevermogen 1 januari 2025 BP24


DSR ab en BOR

Aanpassing vrijstelling BOR 1 januari 2025 BP24

Versoepelen bezits- en voortzet- 1 januari 2026 BP25


tingseis

Aanpak rollatorinvesteringen 1 januari 2026 BP25

Aanpak dubbelBOR 1 januari 2026 BP25

Uitsluiten niet-regulieren 1 januari 2026 BP25


aandelen van BOR en DSR ab

beslag te verkleinen dat grote overdrachten op de


Wij gaan nader in op de vastgoedmaatregel in para- BOR leggen, ten gunste van kleinere overdrachten.
graaf 3, de reguliere-aandelenmaatregel bespreken wij ‐ Afschaffing van de 5% doelmatigheidsmarge (2025);
in paragraaf 4 en ten slotte wordt de versoepeling van de niet langer zal beleggingsvermogen ter grootte van
bezits- en voortzettingseis in paragraaf 5 beschouwd. 5% van het ondernemingsvermogen, in het kielzog
De overige maatregelen lichten wij hierna kort toe. onder de BOR en DSR meekunnen in de vrijstelling.
In combinatie met de verhoging van het ab-tarief per
1.3. Korte toelichting van de acht maatregelen 2024, maakt dit overgang van beleggingsvermogen
‐ Aanpassing vrijstelling (2025): voor ondernemingen kostbaarder.
met een waarde 13 boven de € 1,9 mio zal een over- ‐ Bedrijfsmiddelen in gemengd gebruik (2025) kwalifi-
dracht kostbaarder worden. Bij een waarde tussen ceren slechts voor de BOR en DSR voor zover deze
de € 1,2 mio en € 1,9 mio zal effectief meer zijn vrij- voor bedrijfsdoeleinden in de onderneming worden
gesteld dan nu, vanwege de hogere 100%-vrijstel- gebruikt. 14 Dit zal gelden voor bedrijfsmiddelen die
ling. Dit moet de doelmatigheid vergroten door het bij aanschaf minimaal € 100.000 waard zijn. Indien
Nummer 8
Pagina 16 25 augustus 2023

privégebruik beperkt is tot 10%, kan het bedrijfs- financiering aan te gaan om de inkomstenbelasting en
middel volledig kwalificeren. Te denken valt aan erf- en schenkbelasting te betalen. Het vervreemden
vliegtuigen, vaartuigen en onroerende zaken en dure van aan derden verhuurde onroerende zaken ziet het
personenwagens. kabinet voor die gevallen als minder bezwaarlijk. 17
‐ Vervallen dienstbetrekkingseis en instellen leeftijds-
grens van 21 jaar bij schenken (2025): de dienstbe- Van de maatregel zijn onroerende zaken in kortlopende
trekkingseis bleek niet doelmatig, maar leidt wel tot verhuur in de dienstensector uitgezonderd, zoals hotel-
uitvoeringslasten. De leeftijdsgrens van 21 jaar bij kamers, cafés, restaurants, tennishallen, bowlingbanen
schenken moet oneigenlijk gebruik in de vorm van en squashbanen, en kortlopende teeltpachtcontracten
overdrachten aan zeer jonge kinderen, die (nog) geen voor gewasrotatie.18
reële opvolgers zijn, tegengaan.
Vastgoed in gebruik bij een “kwalificerend verbonden
‐ Tegengaan rollatorinvesteringen en dubbel BOR
lichaam” is volgens de maatregel in eigen gebruik en
(2026): om oneigenlijk gebruik tegen te gaan, over-
blijft dus kwalificeren voor de BOR en DSR. Het lijkt
weegt het kabinet een langere bezitstermijn te eisen
logisch dat met een kwalificerend verbonden lichaam
voor erflaters/schenkers die de AOW-gerechtigde
wordt bedoeld: een lichaam waarvan de bezittingen en
leeftijd hebben bereikt. 15 Ook constructies waarbij
schulden op grond van de toerekeningsregels van de
de onderneming wordt gebruikt om in feite beleg-
BOR en DSR19 worden toegerekend aan het lichaam
gingsvermogen onbelast aan een verkrijger over te
waarin schenker of erflater een direct aanmerkelijk
dragen, wil het kabinet bestrijden. Bijvoorbeeld door
belang heeft. 20 Van vastgoed in eigen gebruik is door-
geen BOR toe te staan voor zover de onderneming al
gaans sprake indien de onroerende zaak bijdraagt
eerder is overgedragen aan de verkrijger.
aan de bedrijfsvoering van de (materiële) onderneming
of binnen een groep aan een werkmaatschappij ter
2. Vastgoedmaatregel (2024)
beschikking wordt gesteld. 21

2.1. Achtergrond en samenvatting 2.2. Fiscaal kader


De vastgoedmaatregel moet een grote vereenvoudiging We spreken van een vastgoedonderneming als sprake
gaan betekenen en langlopende discussies voorkomen. is van een duurzame organisatie die zich richt op het
Over exploitatie van onroerend goed, vooral wanneer genereren van meerwaarde boven het nettorendement
dit wordt verhuurd aan derden, is regelmatig verschil dat voortkomt uit alleen de verhuur of het beheer van
van inzicht tussen belastingplichtigen en de inspecteur, vastgoed.22 In de praktijk rijst vaak de vraag of activi-
of en in hoeverre verhuurd vastgoed beleggingsver- teiten die mogelijk incidenteel zijn, zoals het (her)ont-
mogen vormt (dus zonder facilitering door de BOR en wikkelen van objecten binnen een vastgoedbeleggings-
DSR) of ondernemingsvermogen. Dit leidt regelmatig portefeuille, als een onderneming voor die specifieke
tot langdurige discussies. Louter verhuur van onroe- activiteiten kunnen worden beschouwd. Daarnaast is
rend goed, wordt meestal niet als materiële onder- het beleggingsbegrip in de inkomstenbelasting moeilijk
neming gezien. 16 Het vermogen van deze vastgoedon- eenduidig af te bakenen. 23
dernemingen vormt dan geen ondernemingsvermogen
voor de BOR en DSR. Deze kwestie wordt complexer bij Om te bepalen of er bij een schenking of vererving van
gemengde activiteiten, zoals verhuur in combinatie met aandelen sprake is van ondernemingsvermogen dan
projectontwikkeling. Deze discussies vragen niet alleen wel beleggingsvermogen, moeten achtereenvolgens de
veel van de belastingplichtige (zoals lange onzekerheid volgende stappen worden uitgevoerd:
over de fiscale positie en het maken van advieskosten), I. Eventueel toepassen van de toerekeningsbepa-
maar vereisen ook inzet van de hoogwaardige capaciteit lingen van artikel 35c lid 5 SW 1956 en artikel
van de Belastingdienst, die dan niet voor andere zaken 4.17a lid 5 Wet IB 2001. Dit betreft kortgezegd
inzetbaar is. het toerekenen van de bezittingen en schulden van
lichamen waarin de schenker/erflater een (kwali-
Daarom heeft het kabinet aangekondigd dat onroerend ficerend) indirect aanmerkelijk belang heeft, aan
goed dat aan derden wordt verhuurd, standaard als het lichaam waarin het (kwalificerende) directe
beleggingsvermogen zal worden beschouwd voor de aanmerkelijk belang aanwezig is.
BOR en DSR. Een tweede argument is ondoelmatigheid: II. Vaststellen of de vennootschap een onderneming
de BOR en DSR zouden vanuit het beleidsdoel niet of drijft (activiteitentoets).
minder nodig zijn voor aan derden verhuurde onroe- III. Etiketteren van vermogensbestanddelen (vermo-
rende zaken, aangezien een belastingclaim meestal genstoets).
niet leidt tot het staken van een materiële onderneming,
ook vanwege de optie om op de onroerende zaken een
Nummer 8
25 augustus 2023 Pagina 17

Activiteitentoets indien de verhuuractiviteiten op zichzelf geen onderne-


De rechtsregel om activiteiten die voor de inkomstenbe- mingsactiviteiten vormen, maar er in de vennootschap
lasting in box 1 zijn belast, af te bakenen van de beleg- of binnen het concern wel een ondernemingsactiviteit
gingsactiviteiten in box 3 is duidelijk. Als sprake is van te onderscheiden is, zoals bijvoorbeeld projectontwik-
meer dan normaal (actief) vermogensbeheer, wordt de keling.26 Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de
belastingplichtige belast in box 1. Zo niet, dan valt de opbrengsten die behaald zijn met de beleggingsactivi-
activiteit in box 3. teit worden aangewend binnen de ondernemingsacti-
viteit. De activiteitentoets én de vermogensetikettering
De vraag die tot veel discussie leidt, is wanneer er leiden tot langdurige discussies in procedures over de
sprake is van meer dan normaal (actief) vermogens- toepasselijkheid van de BOR en DSR op vastgoed.
beheer. In de literatuur zijn de meningen hierover
verdeeld, mede omdat voor de inkomstenbelasting het 2.3. Verwacht effect
verrichten van het onderhoud door de eigenaar van De vastgoedmaatregel heeft als hoofddoel het vermin-
de onroerende zaak zelf met het oog op het behalen deren van discussies en procedures over het onder-
van meer rendement dan bij normaal vermogensbeheer scheid ondernemings- en beleggingsvermogen. Het
kan worden gehaald, in bepaalde gevallen tot winst uit categorisch uitsluiten van extern verhuurde onroe-
onderneming heeft geleid. Uit de feiten en omstandig- rende zaken zal zeker zorgen voor snellere duidelijk-
heden moet dan blijken dat “(…) het rendabel maken heid voor belastingbetalers of sprake is van onder-
van de onroerende zaken mede geschiedt door middel van nemingsvermogen of niet. Zo zullen veel langlopende
arbeid welke de eigenaar van de onroerende zaak verricht, discussies en/of juridische procedures worden voor-
en deze arbeid naar zijn aard en omvang onmiskenbaar komen. We kunnen ons echter voorstellen dat dit ook
ten doel heeft het behalen van voordelen uit de onroerende nieuwe vragen oproept. Indien bijvoorbeeld een project-
zaak, welke het bij normaal vermogensbeheer opkomende ontwikkelaar een onroerende zaak na aankoop tijde-
rendement te boven gaat”.24 lijk verhuurt, maar van plan is het te ontwikkelen. Is
er dan sprake van niet-kwalificerend ondernemingsver-
Over de vraag of in het geval van verhuur van onroe- mogen en zo ja, wanneer vinden transities plaats van
rende zaken sprake is van een materiële onderneming niet-kwalificerend naar kwalificerend ondernemings-
of van beleggen, is inmiddels aardig wat jurisprudentie vermogen? En zodra een onroerende zaak (her)ontwik-
verschenen. De uitspraken zijn wisselend, maar wel keld is, wanneer vindt dan een transitie van onder-
allemaal sterk afhankelijk van feiten en omstandig- nemingsvermogen naar beleggingsvermogen plaats?
heden.25 Is dat het moment waarop het huurcontract ingaat
of al eerder zodra de ontwikkelingswerkzaamheden
Vermogenstoets
zijn voltooid? De maatregel kan wellicht onverwachte
Indien een onderneming aanwezig wordt geacht,
discussies oproepen, die ook weer tijd en energie
bepaalt de vermogenstoets vervolgens welke vermo-
kosten.
gensbestanddelen als ondernemingsvermogen gelden.
De vermogensetiketteringsregels uit de inkomstenbe- 2.4. Korte evaluatie
lasting zijn hiervoor leidend. De drie mogelijke catego- Een kanttekening kan worden geplaatst als we de maat-
rieën van vermogen zijn: regel afzetten tegen doel en strekking van de bedrijfs-
1. Verplicht ondernemingsvermogen: vermogensbe- opvolgingsregeling en de aannames van het kabinet. Als
standdelen die vanwege hun aard of gebruik onder- verhuurde onroerende zaken op basis van de huidige
nemingsvermogen vormen. belastingwetgeving en jurisprudentie ondernemings-
2. Verplicht privévermogen: vermogensbestanddelen vermogen vormen, dan sluit dit aan bij de intenties
die vanwege hun aard of gebrek aan verband met de van de BOR. Waarom is het precies minder bezwaar-
bedrijfsuitoefening privévermogen vormen. lijk om extern verhuurde onroerende zaken te moeten
3. Keuzevermogen: vermogensbestanddelen die verkopen dan een deel van bijvoorbeeld een vervoers-
enigszins verbonden zijn met de bedrijfsuitoefe- bedrijf, om belasting te moeten betalen? Onroerende
ning, zonder dat ze exclusief voor de bedrijfsuit- zaken vormen activa met veel waarde, waardoor deze
oefening worden gebruikt. Deze kunnen worden maatregel zeer belastend zal uitpakken voor onder-
beschouwd als zowel ondernemingsvermogen als nemers. Of bedoelt het kabinet dat het gemakkelijker
privévermogen, afhankelijk van de keuze van de is om onroerende zaken te verkopen en maakt zij
belastingplichtige. daarom onderscheid tussen typen ondernemingen? Dat
zou misschien opgaan in economisch gunstige tijden.
Ten aanzien van vastgoed heeft de Hoge Raad expli- Een noodzakelijke verkoop of financiering in econo-
ciet geoordeeld dat verhuurde onroerende zaken toch misch neergaand tij daarentegen, levert ondernemers
als ondernemingsvermogen kunnen kwalificeren, ook
Nummer 8
Pagina 18 25 augustus 2023

reële zorgen op. Ongetwijfeld zullen de andere doelen komt nog dat de staatssecretaris heeft opgemerkt dat
die het kabinet bij deze maatregel heeft geformuleerd, bij vereenzelviging sprake is van onmiddellijk aandeel-
namelijk de beperking van discussies en procedures en houderschap van een certificaathouder.31 Certificaten
de daarmee gepaard gaande inzet van hoogkwalitatief van aandelen zouden daarom niet uitgesloten mogen
personeel van de Belastingdienst, behaald worden. Dit worden van de BOR en DSR, het gaat er dus om dat de
kan overigens wel een verschuiving betekenen naar de onderliggende aandelen zullen moeten voldoen aan het
invorderaars van de Belastingdienst, indien onderne- nieuw te formuleren kader.
mers een op maat gesneden betalingsregeling nodig
blijken te hebben. 3.3. Korte evaluatie
Hoe begrijpelijk de wens kan zijn om te kleine belangen
3. Reguliere aandelen - maatregel (2026) uit te sluiten, bij het uitsluiten van soortaandelen dreigt
van enige mate van overkill sprake te zijn. Indien er
3.1. Samenvatting en duiding maatregel meerdere aandeelhouders zijn, zouden deze niet langer
De BOR en DSR dienen om reële bedrijfsopvolgingen te met letteraandelen een eigen dividendpolitiek kunnen
faciliteren. Op dit moment geeft nagenoeg elk aande- voeren. Hun letteraandelen kwalificeren als soortaan-
lenbelang dat een aanmerkelijk belang vormt – uitge- delen in de toekomst mogelijk niet langer voor de
zonderd het meegetrokken aanmerkelijk belang 27 – BOR en DSR. Dit wringt, omdat van oneigenlijk gebruik
toegang tot de regelingen. Het faciliteren van belangen geen sprake is. We zijn zeer benieuwd naar de uitein-
met een zeer beperkte kapitaaldeelname sluit naar delijke wettelijke formulering van deze beperkingen.
zeggen van het kabinet niet aan bij de doelstelling van Hoe zal een onderscheid worden gemaakt tussen
de BOR en DSR, omdat de continuïteit van de onderne- een fictief aanmerkelijk belang (kwalificeert niet) en
ming niet in gevaar wordt gebracht indien overgang van een verwaterd aanmerkelijk belang (kwalificeert wel),
dergelijke kleine belangen leidt tot belastingheffing. indien deze op dezelfde gronden kunnen ontstaan?
Stel dat een erflater een belang heeft van 4% in een
3.2. Fiscaal kader houdstervennootschap, die alle aandelen houdt in een
Niet langer zal ieder aanmerkelijk belang kwalificeren, ondernemende vennootschap. De 4% vererft naar de
maar alleen “daadwerkelijk risicodragend ab”. Voor- kinderen. Eerder had de erflater 16% aan zijn kinderen
gesteld is om alleen reguliere aandelen die volledig geschonken, onder gebruikmaking van de DSR. De 4%
meedelen in de winstgerechtigdheid en liquidatieop- vormt voor de erflater een fictief aanmerkelijk belang,
brengst met een belang van minimaal 5% te laten maar valt ook onder de verwateringsregelingen van
kwalificeren tot de BOR en DSR. Soortaandelen, opties, de DSR en BOR. De kinderen zijn reële bedrijfsopvol-
winstbewijzen en tracking stocks wenst het kabinet uit gers. Aan doel en strekking van de BOR en DSR wordt
te sluiten, net als alle belangen die minder dan 5% voldaan. Hoe zal hiermee worden omgegaan?
van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen. Een
fictief aanmerkelijk belang lijkt daarmee ook onder deze 4. Bezits- en voortzettingseis
uitsluiting te vallen, aangezien dit per definitie een te
klein belang is. Echter, de verwateringsregeling blijft 4.1. Samenvatting maatregel
toegang tot BOR en DSR geven: een indirect aanmerke- Het kabinet heeft aangegeven de bezits- en voort-
lijk belang dat door schenking, vererving of huwelijks- zettingseisen te willen versoepelen, zodat deze posi-
vermogensrecht is gedaald tot onder de 5%, maar niet tiever uitpakken voor de flexibiliteit van ondernemingen,
beneden de 0,5%, zou ook na 2026 nog moeten kwali- zowel voor wat betreft activiteiten als herstructure-
ficeren voor de BOR en DSR. 28 Ook wordt een uitzon- ringen. Ook het verkorten van de termijnen is hierbij
dering gemaakt voor preferente aandelen die zijn uitge- een optie. Concrete aanpassingen zijn echter nog niet
geven in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvol- genoemd.
ging.29 Voldoen de preferente aandelen aan de nieuw
op te nemen eigen definitie voor de bedrijfsopvolgings- 4.2. Fiscaal kader
regeling, dan kwalificeren deze (nog steeds) voor de De bezits- en voortzettingseisen 32 in de BOR dienen
BOR en DSR. Over houders van certificaten van reguliere om misbruik te voorkomen en te verzekeren dat alleen
aandelen zwijgt het voorstel. Voor hen zal de beper- reële opvolgingen worden gefaciliteerd. Voorkomen
king ons inziens ook geen gevolgen mogen hebben, moet namelijk worden dat beleggingsvermogen kort
mits voldaan wordt aan de eisen dat er gerechtigd- voor een schenking of in het zicht van overlijden wordt
heid moet zijn tot daadwerkelijk risicodragend kapi- omgezet in laag- of onbelast vermogen dat kwalifi-
taal. Doorgaans zullen de certificaten kunnen worden ceert voor de BOR (bezitseis), waarbij de verkrijger de
vereenzelvigd met de onderliggende aandelen, 30 waar- verkregen onderneming vervolgens niet voortzet, maar
door de certificaathouder als ab-houder geldt. Daarbij bijvoorbeeld verkoopt (voortzettingseis). De schenker/
erflater moet in dit verband de aandelen één jaar
Nummer 8
25 augustus 2023 Pagina 19

(erven) of vijf jaar (schenken) in bezit hebben én de ming doorgaat en de opvolgers gerechtigd blijven tot
vennootschap moet gedurende deze periode de onder- ondernemingsvermogen.
neming hebben gedreven. Na de overdracht moet de
voorzetter vervolgens de aandelen minimaal vijf jaar in De bezits- en voortzettingseis zijn dan ook veelvuldig
bezit houden en de vennootschap moet de onderneming onderwerp in afstemmingsverzoeken van bedrijfsopvol-
zoals deze in de bezitsperiode te identificeren is, voort- gingen. Dit legt een beslag op de ondernemer, maar
zetten. ook op de capaciteit bij de Belastingdienst. Dat het
kabinet deze eisen wenst te versoepelen, zal bij de
Deze eisen zijn echter strikt geformuleerd, de uitzon- ondernemers, de adviespraktijk én de Belastingdienst
deringen gedetailleerd beschreven 33 en de Belasting- in goede aarde vallen. De vraag is natuurlijk of de
dienst past deze dermate rigide toe, 34 dat ze de facto een versoepelingen alle knelpunten die de praktijk ervaart,
onderneming tien jaar op slot kunnen zetten. Herstruc- voldoende zullen adresseren.
tureringen waarbij geen belangen overgaan op een
ander, worden onnodig bemoeilijkt. 35 Het vervreem- 5. Tot besluit
dingsbegrip uit de aanmerkelijkbelangregeling bepaalt Een grondige hervorming van de BOR en de DSR,
of sprake is van een vervreemding en dus strijdigheid zoals een verschuiving van een belastingvrijstelling
met bezits- of voortzettingstermijn. Dit betekent dat ook naar een invorderingsvrijstelling, hoeft de praktijk op
fictieve vervreemdingen strijdig zijn met de bezits- en korte termijn niet te verwachten. Het kabinet heeft
voortzettingsvereisten, zoals een juridische fusie, split- ervoor gekozen de bestaande BOR en DSR aan te
sing, inkoop en overgang onder algemene titel. Alleen passen binnen de huidige regelgeving. De vastgoed-
gefaciliteerde herstructureringen zijn mogelijk in de maatregel zal naar verwachting de discussies over
bezits- en voortzettingsperiode, 36 waarbij de eis dat de wat wel en wat geen ondernemingsvermogen vormt
verkrijger “enig aandeelhouder moet zijn” (voortzet- aanzienlijk verminderen. Een toekomstige versoepe-
tingseis) ook extra beperkend uitwerkt. ling van bezits- en voortzettingstermijnen zal hope-
lijk ondernemingen minder belemmeren in strategi-
Enkele opmerkelijke knelpunten en onduidelijkheden: sche wendingen en herstructureringen vergemakke-
‐ Een verlettering van direct gehouden aandelen lijken. Het voornemen om alleen ‘daadwerkelijk risico-
(“statutaire splitsing”) doet een nieuwe bezitster- dragende’, reguliere aandelenbelangen te laten kwali-
mijn lopen, maar bij een juridische splitsing waarbij ficeren en te kleine belangen uit te sluiten, eist precisie
een beroep wordt gedaan op de fiscale faciliteiten, van de wetgever, ook om overkill en ongelijkheid te
worden de bezitsperioden van de oude en nieuwe voorkomen. Hoe dan ook, familiebedrijven die een over-
aandelen samengeteld. Een ongelijke behandeling dracht overwegen, doen er goed aan de (mogelijke)
van vergelijkbare gevallen, waarbij geen sprake is wijzigingen in hun besluitvorming te betrekken. De
van misbruik. timing van een overdracht kan een groot verschil in
‐ Een verlettering op indirect niveau echter, gaat belastingheffing betekenen.
volgens de Belastingdienst wél weer goed.
‐ Het creëren van een persoonlijke houdsterstructuur Noten:
bij meerdere verkrijgers, heeft een specifieke goed- 1. Belastingadviseur/estate planner bij RSM Netherlands Belastingadviseurs
N.V., lid van het adviesteam Familiebedrijven.
keuring nodig op basis van de hardheidsclausule, 2. Belastingadviseur bij RSM Netherlands Belastingadviseurs N.V.
terwijl overduidelijk geen sprake is van misbruik. 37 3. Brief Staatssecretaris van Financiën van 29 juni 2023, 2023-0000145249.

‐ Uitbreidingen in de bezitsperiode: een uitbreidings- 4. Het per 1 januari 2024 uitsluiten van aan derden ter beschikking gesteld
vastgoed van de BOR en DSR staat los van deze voorstellen. Deze maatregel
investering die als zelfstandig gedeelte herkenbaar was reeds opgenomen in de Miljoenennota 2023.
5. CPB-notitie 25 mei 2022.
is, laat een nieuwe bezitstermijn starten. Voor een 6. Bouwstenenrapport: rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 18
uitbreiding die opgaat in de onderneming en niet mei 2020, kenmerk 2020-0000094149. Dit rapport bevatte 169 beleidsopties
om het belastingsysteem te verbeteren en vereenvoudigen.
meer als zelfstandig deel te herkennen is, geldt dat 7. Volgens het Bouwstenenrapport kost de BOR € 400 miljoen per jaar,
weer niet. 38 39 waarvan 40% terechtkomt bij de 2% grootste overdrachten (ongeveer 300

‐ Het verleggen van de ondernemingsactiviteiten kan 8.


verkrijgers). Zie p. 62 van onderdeel ‘Belasten van vermogen’.
Bouwstenenrapport: p. 69 van onderdeel “Belasten van vermogen”.
een staking impliceren 40 en daarmee tot terugname 9. Bouwstenenrapport: p. 64 van onderdeel “Belasten van aanmerkelijk
belang”.
van de BOR leiden. Bijvoorbeeld een onderneming in 10. Motie SGP-CDA, Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 32 140, nr. 16.
e-bikes die omschakelt naar verkoop van zonnepa- 11. Kamerstuk 36 350, Vergaderjaar 2022-2023.
12. De Tweede Kamer besluit na het zomerreces, dat loopt tot en met 4
nelen. september 2023, welke onderwerpen zij niet kan behandelen.
‐ Een ruziesplitsing is in de voortzettingsperiode in 13. Bij 100% ondernemingsvermogen.
14. Dit zal geen vereenvoudiging inhouden, maar juist discussie oproepen,
onze ervaring niet mogelijk, omdat deze figuur een verwachten wij. Het doel is dan ook de BOR rechtvaardiger te maken en onei-
(partiële) staking impliceert, ook als de onderne- genlijk gebruik tegen te gaan.
15. Rollatorinvestering: het komt voor dat personen op hoge leeftijd beleggings-
vermogen aanwenden om bijvoorbeeld landbouwgrond aan te kopen in een
VOF of maatschap, om zo het vermogen onder de BOR over te dragen. De
Nummer 8
Pagina 20 25 augustus 2023

verkrijger staakt vervolgens na het verstrijken van de voortzettingstermijn 26. Zie o.a. HR 29 augustus 1984, ECLI:NL:HR:1984:ZW8456, BNB 1985/15;
de onderneming. Een voorbeeld van dubbel BOR is het terugkopen door HR 1 februari 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA3038,BNB 1995/79; HR 29
de schenker van de geschonken onderneming en deze vervolgens weer augustus 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA2251, BNB 1997/347 en HR 29 juni
schenken aan dezelfde verkrijger. De bezits- en voortzettingseisen bewerk- 2012,ECLI:NL:HR:2012:BV8959, FutD 2012-1727, BNB 2012/244.
stelligen dat dit een ruime tijdshorizon in beslag neemt, maar desalniettemin 27. Artikel 4.10 Wet IB 2001.
komen deze constructies kennelijk dermate regelmatig voor dat de wetgever 28. Artikel 4.17a lid 5 letter b Wet IB 2001 en artikel 35c lid 5 letter b SW 1956.
deze wenst te bestrijden. De techniek is dat de vermogensbestanddelen van het lichaam waarin dit
16. Dat wil zeggen: een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, gericht op indirecte belang wordt gehouden, worden toegerekend aan het lichaam
het deelnemen aan het maatschappelijke productieproces, met het oogmerk waarin schenker/erflater een direct aanmerkelijk belang heeft.
om winst te behalen – welke winst ook redelijkerwijs te verwachten valt. Bij 29. Aannemelijk lijkt ons dat zal worden aangesloten bij de huidige eisen in
de exploitatie van onroerende zaken geldt dat deze activiteiten slechts als het artikel 4.17a lid 3 en lid 5 Wet IB 2001 en artikel 35c lid 4 en lid 5 SW 1956 en
drijven van een onderneming kunnen worden aangemerkt indien de arbeid artikel 8 URSE, en/of dat in overgangsrecht wordt voorzien.
naar aard en omvang meer omvat dan gebruikelijk is bij normaal vermo- 30. Om te voorkomen dat het certificeren van de aandelen een vervreemding van
gensbeheer en deze arbeid naar aard en omvang onmiskenbaar het behalen het aanmerkelijk belang inhoudt, dient immers te worden voldaan aan de
van een rendement ten doel heeft dat het bij normaal vermogensbeheer eisen gesteld in par. 4 van het verzamelbesluit aanmerkelijk belang (Besluit
opkomende rendement te boven gaat. Vakstudie Successiewet, artikel 35c 9 maart 2018: 2018-27139).
SW 1956, aant. 16.2. 31. Kamerstukken II, 1995/96, 24 761, nr. 3, p. 45.
17. Kamerbrief uitkomsten vervolgonderzoek bedrijfsopvolgingsregeling, p. 7. 32. Artikel 35d en 35e Successiewet 1956.
18. Pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:396 lid 1 BW. 33. Zie artikel 9 en 10 URSE.
19. Artikel 35c lid 5 SW 1956 en artikel 4.17a lid 5 Wet IB 2001. 34. Besluit Wob-verzoek bedrijfsopvolgingsregeling, 23 juli 2018, kenmerk
20. Wij hebben nog geen nadere uitwerking aangetroffen van het begrip “kwalifi- 2018-0000119906.
cerend verbonden lichaam” in relatie tot de vastgoedmaatregel. 35. In de wetsgeschiedenis is expliciet vermeld dat “doorschuiven naar zichzelf”
21. Vanwege de toerekeningsbepalingen van artikel 4.17a lid 5 Wet IB 2001, geen enkel probleem vormt.
respectievelijk artikel 35c lid 5 SW 1956. 36. Zie artikel 9 en 10 URSE.
22. J.E.A.M. van Dijck, ‘Vermogensbeheer’, WFR 1976/5258, p. 148 en 149. 37. Onderdeel 6.8. “Aandelenfusie met meerdere verkrijgers” uit Besluit Schenk-
23. H.A.J.P. te Niet, ‘Het beleggingsbegrip in de directe belastingen’, Fiscale en erfbelasting, bedrijfsopvolgingsregeling BLKB2012/1221M.
monografieën, Kluwer, Deventer, 2007. p. 2, 4 en 70. Hij acht een afbakening 38. HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:867, HR 29 mei 2020,
gebaseerd op de norm “normaal vermogensbeheer” verder moeilijk hanteer- ECLI:NR:HR:2020:993 en HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:990, FutD
baar. p. 118. 2020-1604.
24. HR 17 augustus 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC5731, FutD 1994-1399, BNB 39. Een sprekend voorbeeld vormt het “Horen en zien”-arrest. Leidt de ruzies-
1994/319 m nt. Van Dijck. plitsing van een concern dat optieken en hoorcentra exploiteert, waarbij de
25. HR 18 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:951, FutD 2021-1887, BNB 2021/164 en subjectieve gerechtigdheid tot de hooractiviteiten toeneemt, onder afname
BNB 2021/165, m.nt. P.H.J. Essers, V-N 2021/27.12 (geen onderneming), van gerechtigdheid tot de optieken, tot het starten van een nieuwe bezitspe-
HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:633, FutD 2016-0959, BNB 2016/166, riode voor de toegenomen subjectieve gerechtigdheid tot de hooractiviteiten?
m.nt. Van Vijfeijken; FED 2016/80, m.nt. Mol-Verver, V-N 2016/24.12 (wel een De Hoge Raad heeft zich er (nog) niet over uitgesproken.
onderneming), HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:396 , FutD 2017-0594, 40. Het stakingsbegrip in de inkomstenbelasting is relevant voor (materieel)
BNB 2017/114, m.nt. Albert; V-N 2017/14.21 (wel een onderneming) en voortzetten.
Hof 's-Hertogenbosch 25 maart 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1157, FutD
2016-1773, V-N 2016/41.17 (geen onderneming).

You might also like