You are on page 1of 4

Epistolae familiares II, 14 (Petrarca)

Aan dezelfde, vanaf de stad Rome.0

Wat kan hij verwachten vanuit de stad Rome, die zoveel over bergen heeft ontvangen? Jij meende
dat ik iets groots zou schrijven, wanneer ik in Rome was aangekomen. Misschien is mij een geweldig
onderwerp om te schrijven aangeboden in de toekomst. Op dit moment is er niets waar ik mee durf
te beginnen, omdat ik overweldigd ben door het wonder van zo grote zaken en de omvang van de
verwondering.

Ik zou niet willen dat dit ene ongezegd blijft: het gebeurde anders dan jij verwachtte. Jij was immers
gewend, ik herinner, om mij te ontraden te komen, met vooral dit voorwendsel, te voorkomen dat
dit mijn enthousiasme zou verminderen, omdat de aanblik van de stad vol ruïnes niet overeen zou
komen met haar reputatie en mijn voorstelling gevormd op basis van boeken. Ik ook, hoewel ik
brandde van verlangen, stelde het niet onvrijwillig uit, vrezend dat mijn ogen de realiteit die altijd
vijandig is aan reputatie, dat wat mijn geest had verzonnen, zouden verminderen.

Dit echter, wonderbaarlijk te zeggen, niets bedreigde, maar allen vermeerderen. In werkelijkheid was
Rome veel groter, en het overgeblevene zijn alleen maar groter dan ik meende. Ik verwonder me niet
meer dat de wereld door deze stad is onderworpen, maar dat zij zo laat onderworpen is. Vaarwel.

Te Rome, Iden van Maart, op het Capitool

Liber Spectaculorum 2 (Martialis)


Hier waar de Colossus aan de zon gewijd van vrij dichtbij de sterren ziet en de hoge podia groeiden
midden in de straat, straalde het gehate paleis van de woeste koning en stond 1 enkel huis in de
gehele stad. Hier waar de eerbiedwaardige constructie van het opvallende Amfitheater zich verheft,
waren de wateren van Nero. Hier waar wij ons verwonderen over de vlug gebouwde geschenken als
thermen, had het opschepperige park de huizen van de arme stakkers weggenomen, waar galerij
Claudia breed zijn schaduw werpt, het uiterste deel van het huis was afgevallen. Rome is aan zichzelf
teruggegeven en onder uw leiding keizer, zijn het vermaak, dat van de meester is geweest, voor het
volk.

Liber Spectaculorum 24 (Martialis)


Als jij als een of andere toeschouwer te laat aanwezig bent vanaf verre streken, voor wie dit de
eerste dag van de Spelen was, laat het scheepsgevecht dan niet jou bedriegen met de schepen en de
golven zijn gelijk aan de zee, hier was pas nog land. Geloof je het niet? Kijk dan, terwijl de zeeën het
gevecht uitputten; er is een kleine vertraging, jij zal zeggen: ‘Hier was pas nog zee.’

Liber Spectaculorum 7 (Martialis)


Zoals Prometheus op een Skytische rots vastgebonden een voortdurende vogel voedt met zijn
overmoedige borst, zo bood Laurentius zijn naakte ingewanden aan een schotse beer hangend aan
een niet nep kruis. De verscheurde ledematen leefden terwijl de lichaamsdelen druipten van het
bloed en in het hele lichaam was nergens meer een lichaam. Maar ja hij droeg zijn verdiende straf
weg: hij had de keel van zijn vader of meester doorgesneden terwijl hij schade toebracht met een
zwaard of hij had in een vlaag waanzin de tempel beroofd van geheim goud of verwoestende fakkels
onder jou geplaatst, Rome. De misdadiger voor wie de straf, die een verhaal was geweest,
werkelijkheid is geworden.
Epistulae morales 7 (Seneca)
SENECA GROET ZIJN DIERBARE LUCILIUS. Vraag je wat je naar mijn mening in de eerste plaats moet
vermijden? De massa. Je kunt je daar nog niet veilig aan toevertrouwen. Ik wil in elk geval wel mijn
zwakheid bekennen: nooit breng ik de geestelijke gesteldheid, die ik mee naar buiten heb genomen,
weer mee terug. Iets van wat ik geordend heb, wordt door de massa in verwarring gebracht, iets van
alles wat ik uitgebannen heb, komt terug. Wat zieken overkomt, die door langdurige zwakheid zo
aangetast zijn, dat zijn naar geen enkele plaats vervoerd kunnen worden zonder schade, dat gebeurt
ook ons, omdat onze geest bezig is zich van een langdurige ziekte te herstellen. Omgang met de grote
menigte heeft een kwaadaardige werking: iedereen beveelt ons wel iets verkeerds aan, dringt het ons
op of smeert het op ons zonder dat wij het beseffen. En in elk geval: hoe groter de volksmenigte is
waartussen wij ons begeven, des te meer gevaar is er.

Niets is echter zo schadelijk voor het juiste gedrag als het plaatsnemen bij een of ander schouwspel;
dan sluipen gemakkelijk door genot fouten binnen. Wat meen je dat ik bedoel? Ik keer terug
eerzuchtiger, hebberiger, verwender, ja zelfs wreder en onmenselijker, omdat ik tussen de mensen
ben geweest. Door toeval ben ik terechtgekomen in een middagvoorstelling, verwachtend spel en
humor en iets van ontspanning waardoor de ogen van de mensen tot rust komen na het zien van
menselijk bloed. Integendeel: al wat in de ochtend aan gevechten gevochten was, was
barmhartigheid; nadat al het onzin achterwege gelaten zijn, zijn het nu slechts doodgeslagen. Ze
hebben niets waarmee ze zich bedekken; zij halen nooit tevergeefs uit, omdat zij blootgesteld zijn
met hun hele lichamen aan de slag.

De meesten verkiezen dit boven de gewone gladiatorenparen en de gladiatorenparen die alleen op


verzoek vechten. Waarom zouden ze dat ook niet verkiezen? Het zwaard wordt niet tegengehouden
door de helm, noch door het schild. Waartoe bescherming? Waartoe vaardigheden? Al deze dingen
zijn manieren van uitstel van de dood. ’s Morgens worden mensen geworpen voor de leeuwen en
beren, ’s middags voor hun eigen toeschouwers. Zij bevelen dat de moordenaars geworpen worden
voor de toekomstige moordenaars en ze houden de winnaar vast voor een andere moordpartij; het
einde van de vechtenden is de dood. De dood wordt volbracht door ijzer en vuur. Deze dingen
gebeuren terwijl de arena leeg is. ‘Maar iemand heeft een roofoverval gepleegd, een mens gedood.’
Maar wat dan nog? Omdat hij heeft gedood, heeft hij verdiend dit te ondergaan: waarom heb jij
ongelukkige het verdiend dat je dit moet bekijken? ‘Dood, slaan, brand! Waarom rent hij zo timide
op het zwaard af? Waarom sterft hij te weinig moedig? Waarom sterf jij zo weinig enthousiast? Laat
hij aangespoord worden met zweepslagen tot wonden en laten zij ontvangen met hun naakte en
naar elkaar toegemaakte borstkassen.’ De voorstelling is onderbroken: ‘Ondertussen moeten
mensen gewurgd worden, opdat er niet niets gebeurd.’ Kom toch, begrijpen jullie zelfs dit niet, dat
slechte voorbeelden terugslag hebben op hen, die ze stellen?

Confessiones 6,8,13 (Augustinus)


Hij verliet in ieder geval niet de aardse weg die hem door zijn ouders met nadruk was
voorgehouden, en nadat hij eerder dan ik naar Rome was vertrokken om recht te studeren,
heeft hij zich daar op een onbegrijpelijke manier laten meesleuren door een onbegrijpelijke
bevlieging voor de gladiatorenspelen. Hij was namelijk afkerig van dat soort dingen en
verfoeide ze diep, maar toen hij toevallig eens enige vrienden en medestudenten ontmoette, die van
hun middagmaal terugkwamen, hebben die hem, ondanks zijn heftige weigering en tegenstand,
met vriendschappelijk geweld meegenomen naar het amfitheater, in de dagen dat daar de wrede
moordspelen plaatsvonden. Alypius zei: ‘Ook al slepen jullie mijn lichaam naar die plaats toe en
zetten jullie het daar neer, mijn geest en mijn ogen kunnen jullie daarmee toch niet op die spelen
vestigen! Ik zal er dus afwezig bij aanwezig zijn en daarmee zowel jullie als die spelen de baas zijn!’
De vrienden hoorden dat wel, maar namen hem er toch mee naar toe, misschien waren ze juist wel
eens benieuwd om te kijken of hij dat klaar kon spelen. Ze kwamen aan en gingen zitten op
plaatsen die nog vrij waren. Het hele amfitheater stond laaiend van gruwelijk genot. Alypius hield
de deuren van zijn ogen dicht en verbood zijn geest naar buiten te komen en zoiets verkeerds te
ontmoeten. Had hij nu ook zijn oren dichtgestopt! Want bij de een of andere wending in het gevecht,
toen een enorm geschreeuw van het hele publiek hem heftig schokte, liet hij zich door de
nieuwsgierigheid overwinnen en menende dat hij er wel op voorbereid was om wat daar ook
gebeurde aan te zien en het toch met hooghartige verachting de baas te blijven, deed hij zijn
ogen open en werd hij door een zwaardere stoot in zijn ziel getroffen dan die man die hij begeerde
te zien in zijn lichaam opliep, en viel hij deerlijker neer dan de gladiator om wiens val dat
geschreeuw was opgegaan; het was door zijn oren naar binnen gedrongen en had toen zijn ogen
ontgrendeld: zo kwam er een plek bloot waar hij geraakt kon worden en aldus kon zijn geest ten val
worden gebracht, die alsnog meer vermetel was dan sterk en die deste zwakker was, omdat hij op
zichzelf in plaats van op u -zoals hij had moeten doen –zijn vertrouwen had gesteld. Want mét
dat hij daar bloed zag, dronk hij meteen een diepe teug onmenselijkheid in; hij wendde zich niet af,
maar bleef kijken en die wilde razernij inzwelgen zonder het te weten, en verlustigde zich in
het misdadig gevecht en bedronk zich aan bloedige wellust. En hij was al niet meer de man die daar
was gekomen, maar één uit de massa bij wie hij was gekomen en voluit de metgezel van
degenen door wie hij daar gebracht was. Waarom zou ik nog meer zeggen? Hij keek, hij schreeuwde,
hij kwam in vuur en vlam en bij het weggaan droeg hij de verdwazing met zich mee, die hem zou
prikkelen om terug te komen, niet alleen maar samen met degenen door wie hij eerst was
meegetrokken, maar zelfs voor hen uit en anderen meetrekkend. Niettemin hebt gij hem met uw
krachtige en barmhartige hand daar weer uit losgetrokken en hebt gij hem geleerd niet op zichzelf,
maar op u zijn vertrouwen te stellen. Dat is echter pas veel later gebeurd.

Epistula IX,6 (Plinius)


Gaius Plinius zegt een groet aan zijn Calvisius.

Ik heb al deze tijd doorgebracht tussen schrijftafeltjes en boekjes in zeer aangename stilte. ‘Op welke
manier’, zeg jij ‘kon jij dat in de stad?’ Er waren spelen in de circus, soort van schouwspel waardoor ik
zelfs in de geringste mate niet wordt aangetrokken. Niets nieuws, niets gevarieerd, niet wat niet
voldoende is het een keer gezien te hebben.

Destemeer verwonder ik mij dat zoveel duizenden mannen verlangen op zo kinderachtige wijze
telkens weer rennende paarden te zien en mensen op wagens. Als zij echter zouden komen door
snelheid van de paarden en de mannen op wagens, zou er niet geen reden zijn, nu zijn ze supporter
van het tenue, ze houden van het tenue, en als in volle draf en in het midden van de wedstrijd, deze
kleur naar voren en die kleur naar achteren verplaatst, dan zal de gunst en de sympathie overgaan en
plotseling zullen zij deze wagenmenners en deze paarden, die zij van ver herkennen, van wie ze de
naam schreeuwden verlaten.

Zoveel charme zoveel gezag is in deze goedkope tuniek en dan bedoel ik niet bij het volk, dat nog
goedkoper is dan het tuniek, maar bij bepaalde mannen. Wanneer ik eraan denk dat zij in een zaak zo
nutteloos gaan zitten, dan schep ik plezier uit het feit dat ik niet gegrepen wordt door het plezier.
Gedurende deze dagen, die anderen verliezen aan nutteloze bezigheden, breng ik mijn tijd door met
de literatuur. Gegroet.
Epistulae morales 56, 1-5 (Seneca)
Ik mag hangen als stilte zo noodzakelijk is als het schijnt voor iemand die zich heeft teruggetrokken
voor de studie. Kijk, rondom mij heen klinkt gevarieerd geluid: ik woon namelijk precies boven een
badhuis. Stel je nu voor alle soorten van stemmen die jouw oren tot haat kunnen brengen: wanneer
nogal sterke mensen trainen en hun handen zwaaien verzwaard met lood heeen en weer zwaaien,
wanneer zij of zich inspannen of iemand die zich inspant nadoen, hoor ik gekreun, zo vaak als zij hun
ingehouden adem laten gaan, sissende en snerpende ademhalingen; wanneer ik iemand lui en
tevreden met deze ordinaire insmering ben tegengekomen, hoor ik lawaai van een hand geslagen op
schouders, die naargelang hij vlak of hol neerkomt het geluid verandert. Als er echter een balspeler
bijkomt en de ballen begint te tellen, is de maat vol. Voeg nu een schreeuwer en een gearresteerde
dief toe en voeg hen toe aan wie zijn eigen stem in een bad bevalt, en voeg hen toe, die met een
enorm geluid van het opspattende water in het water springen. Behalve diegene, van wie, als er
verder niets aan de hand is, de stemmen normaal zijn, denk aan een zwakke epileur en een schrille
stem, waardoor hij opvallender is, die vervolgens uitkraamt en nooit schreeuwt, behalve wanneer hij
oksels plukt en een ander dwingt voor gem te schreeuwen; stel je voor de verschillende uitroepen
van de drankverkoper en de worstenmakers en koekjesmakers en alle eetwaarverkopers, die met
opvallende lokroepen hun eetwaar verkopen. Jij zegt: ‘Oh jij, gemaakt van ijzer of doof, aan wie zijn
geest tussen zoveel, verschillend, lelijk geschreeuw standhoudt, hoewel het voortdurende bezoek
onze Chrysippus tot de dood zou brengen.’ Maar bij Hercules, ik maak me om dat lawaai niet meer
druk dan om de vloed of het vallen van water, hoewel ik hoor dat dit voor een zeker volk de enige
reden is geweest om hun stad te verplaatsen, omdat het het geraas van de vallende Nijl niet kon
verdragen.

You might also like