Professional Documents
Culture Documents
https://manualpost.com/download/cat-forklift-31-8gb-full-collection-new-updated-0
6-2021-manuals-pdf-dvd/
****CAT Forklift 31.8GB MCFA Full Collection New Updated 06.2021 Manuals PDF
DVD Size: 31.8 Gb (PDF Files) Language: EN Format: PDF Brand: CAT
FORKLIFT** **Region: USA Types of Vehicle: FORKLIFT Types of Manuals:
Schematic, Wiring Diagrams, Service Manuals, Operator's & Maintenance
Manuals Quantity of CD: 1 DVD Updated 06.2021 OS: All Window High-Speed link
Download**** **DETAIL CONTENTS:** CAT Forklift 2C7000 Operation &
Maintenance Service Manuals PDF EN CAT Forklift 2CC4000 Schematic
Operation & Maintenance Service Manuals PDF EN CAT Forklift 2EC15 Service
Manuals PDF EN CAT Forklift 2P3000 Schematic Operation & Maintenance
Service Manuals PDF EN CAT Forklift 422S Spare Parts Manuals PDF EN CAT
Forklift 760P Spare Parts Manuals PDF EN CAT Forklift 850S Spare Parts
Manuals PDF EN CAT Forklift 860P Spare Parts Manuals PDF EN CAT Forklift
950S Spare Parts Manuals PDF EN CAT Forklift AH40 Spare Parts Manuals PDF
EN CAT Forklift AM30 GEC01029t_8.5x5.5 Operator's Guide PDF EN CAT Forklift
C3000 Schematic Operation & Maintenance Service Manuals PDF EN CAT Forklift
DP100 Operation & Maintenance Service Manuals PDF EN CAT Forklift DP100N1
Schematic Operation & Maintenance Service Manuals PDF EN CAT Forklift
DP100N2 Schematic Operation & Maintenance Service Manuals PDF EN CAT
Forklift DP100NM1 Schematic Operation & Maintenance Service Manuals PDF EN
PDF EN CAT Forklift V90E Spare Parts Manuals PDF EN CAT Forklift V925 Spare
Parts Manuals PDF EN CAT Forklift VC40D Service Manuals PDF EN CAT Forklift
VC40D Spare Parts Manuals PDF EN CAT Forklift VC60C Spare Parts Manuals
PDF EN CAT Forklift VC60D SA Service Manuals PDF EN CAT Forklift VC60D
Service Manuals PDF EN CAT Forklift VC60D Spare Parts Manuals PDF EN CAT
Forklift VC60E Service Manuals PDF EN CAT Forklift VC60E Spare Parts Manuals
PDF EN CAT Forklift WC27BM WC36BM Operation & Maintenance Service
Manuals PDF EN CAT Forklift WC27M Operation & Maintenance Service Manuals
PDF EN CAT Forklift WC36M Service Manuals PDF EN CAT Forklift WP3000
WP6000 Service Manuals PDF EN CAT Forklift WP4500 Operation & Maintenance
Service Manuals PDF EN CAT Forklift WR27M WR36M Operation & Maintenance
Service Manuals PDF EN CAT Forklift WR30 WR40 Operation & Maintenance
Manual PDF EN CAT Forklift WR6000 8000 Service Manuals PDF EN CAT Forklift
WT45BM Operation & Maintenance Service Manuals PDF EN CAT Forklift WT45M
Service Manuals PDF EN
Download all on: manualpost.com.
Language: Dutch
Getiteld:
En van
J. C. Loman Jr.
1871.
Inhoud.
bladz.
1o. Bedenkingen tegen de leer van Darwin. 3.
2o. Beschouwingen over de oorzaak van het kwaad en over het
doel van het leven. 64.
3o. Beschouwingen over eenige onderwerpen op buitenzinnelijk
gebied. 143.
4o. Beschouwingen over de geestelijke ontwikkeling van den
mensch. 205.
5o. Beschouwingen over de drie algemeene natuurwetten en
eenige andere hiermede in verband zijnde zaken. 231.
Zinstorende drukfouten.
Bladz. 6 regel 2 v. staat 22n. lees 22n.
o.
Bladz. 9 regel 6 v. lees hunne eigen lees de meest op hen gelijkende.
b.
Bladz. 22 regel 7 v. lees omheden lees omstandigheden.
o.
Bladz. 45 regel 11 v. lees deze lees dezer.
o.
Bladz. 61 regel 15 v. lees achter wanneer te lezen zulk.
o.
Bladz. 61 regel 13 v. lees achter verarmen te lezen onder steeds
o. toenemende druk.
Bladz. 162 regel 11 v. lees achter perihelium te lezen digt bij het oppervlak
b. van den uitgezetten bol b.
Bladz. 176 regel 11 v. lees staat tot lees dit.
o.
Bladz. 264 regel 5 v. lees achter eindigen te lezen tijd.
b.
Bedenkingen tegen de leer van
Darwin.
Onze bedenkingen tegen de thans bij het beschaafde publiek vrij bekende
leer van Darwin zijn de volgende:
1o. Dat de splitsing van diersoorten in andere soorten, van deze weder in
nieuwe enz. slechts bij uitzondering kan plaats hebben; namelijk, wanneer
de natuur aan eenige diersoort een grooter aantal wijzen van bestaan
aanbiedt dan vroeger en anders belet wordt, door dat de voortplanting door
paring van mannetjes en wijfjes van diezelfde soort geschiedt.
2o. Dat het uitsterven van diersoorten slechts bij uitzondering kan plaats
hebben, omdat, naarmate van zulk eene soort, binnen dezelfde
uitgestrektheid grond, het aantal exemplaren vermindert, elk dezer onder
levensomstandigheden komt, waarin het beter dan vroeger aan de oorzaken,
deszelfs soort trachtende te vernietigen, kan wederstaan.
3o. Dat het geschikter worden der organisatie van diersoorten, voor de
omstandigheden waarin zij verkeeren, onmogelijk door de natuurkeus
(anders gezegd door de werking van het toeval) kan geschieden.
Een wel is waar niet volledig, maar desniettemin vrij voldoend antwoord op
die vraag wordt toch slechts gegeven, wanneer men kan aantoonen, dat al
de thans bestaande diersoorten ontsproten zijn uit een aantal anderen, elk op
den allerlaagsten trap van dierlijke organisatie staande.
Deze hypothese heeft reeds, voordat de onderzoekingen der versteeningen,
binnen de sedimentaire lagen bevat hare waarschijnlijkheid aangetoond
hadden, den bijval van denkers genoten. Ten allen tijden hebben deze toch
aangenomen, dat het bijzondere, uit het meer algemeene, het zamengestelde
(mits die zamengesteldheid in eene meer kunstige inrigting bestond), uit het
meer eenvoudige en het hoogere uit het lagere (zoo dit een even bijzonder
karakter als dit hoogere bezat), moest voortspruiten.
Men kan gemakkelijk opmerken dat het hoogere, mits dit een even sterk
karakter van bijzonderheid als het lagere bezit, dit laatste noodig heeft om
te bestaan; terwijl het omgekeerde niet doorgaat.
Ook op maatschappelijk gebied dient het lagere het hoogere, als onmisbaar
hiervoor, vooraf te gaan. Een leger bijv. zonder hoofd vormt wel een
ordeloozen troep, maar kan niettemin bestaan, terwijl een officier zonder
soldaten onmogelijk zijne functiën kan uitoefenen. Kinderen kunnen des
noods van zelf leeren, maar een onderwijzer zonder scholieren onmogelijk
als schoolmeester werkzaam zijn.
Tusschen dieren van dezelfde soort en die van naburige soorten bestaat,
naar ons inzien, dit onderscheid, dat mannetjes en wijfjes van naburige
soorten geene en die van dezelfde soort wel neiging tot geslachtparing
bezitten. Hierdoor ontstaan er scherpe kloven tusschen de soorten, omdat
bijv. mannetjes, zekere afwijkingen vertoonende van die, welke het beste de
eigenaardigheden hunner soort vertoonen en alsware in het midden dier
soort staan, in de meeste gevallen met wijfjes, gelijksoortige afwijkingen
dier eigenaardigheden niet vertoonende, zullen paren, maar door de
organisatie der jongen alsware naar die der exemplaren, zoo als zoo even
gezegd is, in het midden der soort staande, teruggebragt zullen worden.
Dit kan vergeleken worden met het rollen van voorwerpen naar de eene of
andere teen van een dijk, zoo deze geene kruin bezit en men er die
voorwerpen boven laat vallen. De klove tusschen de naburige diersoorten
wordt dan bij die vergelijking voorgesteld door de breedte van den
grondslag van den dijk.
Bestaat de helft der bevolking van een eiland uit blanken en de andere helft
uit negers en is het voor elk hunner onverschillig, of zij al dan niet met
kleurgenooten huwen, zoo zal de eerstvolgende generatie gemiddeld
bestaan uit een kwart blanken, de helft mulatten en een kwart negers. Dit
aantal mulatten bij die generatie kan, wel is waar, minder, maar even goed
meer dan die helft bedragen, en bij die generatie is voor elken blanken de
kans, om met een kleurgenoot te huwen ¼. Klaarblijkelijk zal dus bij de
daarop volgende generatie het aantal zuiver blanken gemiddeld maar ¼ × ¼
= 1/16 van het geheel bedragen. Dezelfde redenering, door ons voor de
eerste generatie gedaan, voor de tweede doende, zoo zal men bevinden, dat
bij de derde generatie het aantal zuiver blanken maar gemiddeld 1/16 × 1/16
= 1/256 van het geheel zal bedragen.
Zoo men aanneemt, dat voor een mannetje eener diersoort, hoe weinig ook,
de mogelijkheid bestaat, om neiging tot paring met een wijfje eener
naburige soort te bezitten, en om bij dit wijfje vruchtbare jongen te
verkrijgen, zullen de bastaarden, ofschoon zeer langzaam, in aantal
toenemen, en eindelijk, al is het ook na zeer langen tijd, alleen bestaan. Elk
dier beide soorten bezit echter nog andere naburen, waarmede iets
dergelijks geschieden kan, zoodat bijv. n diersoorten in n - 1
tusschensoorten zullen veranderen. Deze zullen op dergelijke wijze in n - 2
nieuwe tusschensoorten omgezet worden, en zoo voortgaande, er na een
uiterst langen, maar eindigen tijd, slechts eene resulterende diersoort
bestaan, hoe ver ook de beide uiterste soorten der primitieve reeks van
elkander stonden.
Deze werking (de tegengestelde van die door Darwin aangenomen) wordt
echter tegengewerkt, doordat er eene constante oorzaak bestaat, deels door
tusschenkomst van den wil der dieren (de stelling van Lamarck), doch
grootendeels buiten die tusschenkomst, gedurende het leven de organisatie
der dieren, voor de omstandigheden waarin deze verkeeren, geschikt
trachtende te doen worden.
Gesteld bijv. dat bij het op blz. 6 aangegeven voorbeeld de kinderen steeds
de levenswijze hunner vaders volgen en dat hierdoor gedurende hun leven
hunne kleur, trekken enz. tot die dier vaders naderen (hetgeen overeenkomt
met de nadering der bastaarden gedurende hun leven tot die der twee
stamdiersoorten wier levenswijze zij kiezen), zoo zal bij de eerstvolgende
generatie de helft der mulatten, gedurende den tijd tusschen hunne eigen
geboorte en die hunner kinderen verloopen, de blanke en de andere helft de
negertype wat naderen. Hetzelfde bij de volgende generatie plaats
hebbende, zoo zal er eindelijk eene generatie ontstaan, waarvan de beide
helften in uitzigt zoo weinig van elkander verschillen, dat de zoo even
gemelde neiging der kinderen om gedurende hun leven tot den type hunner
vaders te naderen, even sterk is als die om, (door voor hunne geboorte wat
van de type hunner moeders over te nemen), alsdan van die hunner vaders
af te wijken.
Volken ontstaan, doordat niet ieder mensch zijne afzonderlijke wetten kan
bezitten en, zonder aansluiting aan anderen, voor zijne veiligheid kan
zorgen; godsdienstige gezindheden, wegens de behoefte om
gemeenschappelijk de eerdienst te verrigten; diersoorten, doordat de
neiging tot paring niet reeds door de minste verschillen in organisatie (de
sexuele niet in aanmerking genomen), uitgedoofd wordt en, doordat de
voortplanting niet door hermaphroditen plaats heeft; doch, terwijl tot eene
natie, of eene religie menschen kunnen behooren van zeer verschillende
geestelijke, ontwikkeling en overigens onder verschillende
levensomstandigheden verkeerende, is zoo iets bij de dieren eener zelfde
soort veel minder mogelijk.
Gaan echter die kortelings ontstane diersoorten later weder onder dezelfde
omstandigheden verkeeren, en met elkander vermengd leven, zoo zal
noodwendig het omgekeerde van zooeven moeten plaats hebben.
Noodigt de aardoppervlakte de dieren steeds tot evenveel verschillende
wijzen van bestaan uit, zoo zullen wel is waar accidentele oorzaken
splitsing van soorten teweeg kunnen brengen, doch zamensmelting hier van
gemiddeld even menigvuldig plaats hebben, doch, wanneer die mogelijke
wijze van bestaan menigvuldiger worden, de soorten dit insgelijks doen.
Dit laatste schijnt nu het geval geweest te zijn. Primitief was toch de
aardbodem overal met water van even groote diepte en even hooge
temperatuur bedekt en hield de met dikke vochtblaasjes vervulde lucht de
aarde in de schaduw gedompeld. Later ontstonden droog land, stranden,
moerassen, bosschen en meer of minder diep en heet water, nog later de
bloemen ontluikende zonneschijn, groote hoogten, diepe valleijen,
uitgestrekte landen, groot verschil in gewassen en in temperatuur enz.
Men denke voorts niet, dat enkele exemplaren eener diersoort, in een ander
land en klimaat overgebragt, zich aldaar steeds sterk vermenigvuldigen. Dit
is somtijds het geval geweest, zoo als bijv. met de paarden en runderen in Z.
Amerika, omdat deze dieren aldaar in zeer gunstige omstandigheden
verkeerden en de beschermende hand van den mensch zich niet terstond van
hen aftrok, doch in veel andere gevallen zijn de per scheepsgelegenheid
naar vreemde gewesten overgebragte tamme dieren aldaar uitgestorven.
Terwijl geheel gemis aan neiging tot paring maakt, dat, ofschoon op
verschillende wijze levende dieren van verschillende soorten, met elkander
vermengd, dezelfde landstreek kunnen bewonen, zonder dat die soorten te
zamen smelten, is dit niet zoo goed mogelijk bij dieren van aangrenzende
rassen, omdat tusschen deze er nog eenige neiging tot paring bestaat.
Bij die rassen zal dan iets plaats hebben overeenkomende met hetgeen op
blz. 8 aangevoerd is, namelijk, er zal na een aantal generatiën twee
verscheidenheden, minder dan de twee rassen, toen deze met elkander
vermengd gingen leven, van elkander verschillende, ontstaan.
Zoo men het aantal der tusschen die beide verscheidenheden gelegen
kruislingen vermenigvuldigt met derzelver afwijkingen van de eene of
andere verscheidenheid, zal eenmaal dit product niet meer vergrooten, door
het geboren worden van nieuwe kruislingen, als verminderen, doordat
gedurende hun leven al die kruislingen, deels tot de type der eene, deels tot
die der andere verscheidenheid naderen.