You are on page 1of 4

Toets Code Plus deel 2 hoofdstuk 2

Naam: ………………………………… Klas: ………………………..

1. 1. Wat hoort bij elkaar? Trek een lijn naar het goede antwoord.

1. In deze folder staan a. heel veel post.

2. Hoeveel weegt b. dit pakket?

3. Een visum aanvragen c. een bijzondere gebeurtenis.

4. In de brievenbus zit d. doe je bij de ambassade.

5. Een huwelijk is e. alle tarieven voor het sturen van

post.

2. Wat hoort bij post versturen? Kruis aan.

o postzegel
o het paspoort
o de agenda
o postpakket
o de brievenbus
o de plattegrond
o de telefoon
3. Je vraagt informatie in de bibliotheek. Wat hoort bij elkaar? Vul de goede
letter in.

Wat wil je weten?


1. Wat je moet doen om lid te worden
2. Hoe duur het is om lid te worden.
3. Wat de openingstijden zijn.
4. Hoelang je de boeken mag lenen.

Wat vraag je?


a. Hoeveel kost het om lid te worden?
b. Wanneer is de bibliotheek open?
c. Hoelang mag ik de boeken lenen?
d. Hoe kan ik lid worden?

1-…
2-…
3-…
4-…

4. Schrijf een e-mail naar de gemeente Den Haag.

Je gaat in het nieuwe jaar verhuizen naar Den Haag. Je komt uit
Amsterdam en wilt informatie over wonen in de gemeente Den Haag.
Je geeft informatie over:

 aanhef,
 je voornaam, achternaam,
 je oude e nieuwe adres,
 de datum waarop je gaat verhuizen.

Je vraagt informatie over:

 de openingstijden van het gemeentehuis


 het ophalen van het afval
 scholen voor je kinderen van 5 en 10 jaar
 het openbaar vervoer.
 Afsluiting
Geachte………………………………………,

…………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………….

…………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………….

……………………………………………………………..

…………………………………..

5. Grammatica

Kies het goede verbindingswoord (conjunctie) voor je zin.

Kies uit: en, maar, want, dus en of

1 Ik ga niet met de bus, …maar…….. ik ga met de tram.

2 Ik heb een toets, …dus…… ik moet goed leren.

3 We kunnen gaan voetballen, …of…….. we kunnen gaan basketballen.

4 Ik neem een paraplu mee, …want……… het regent.


5 Ik houd van ijs ……en….. ik houd van aardbeien.

You might also like