You are on page 1of 41

0 0

1 1
2 Woordenboek 2
3 3

Latijn/Nederlands
4 4
5 5
6 6
7 7
8 8
9 Hoofdredacteur 9
10 10
11
12
prof. dr Harm Pinkster 11
12
13 13
14 hoogleraar aan de 14
15 15
16 Universiteit van Amsterdam 16
17 17
18 18
19 19
20 20
21 21
22 22
23 23
24 24
25 25
26 26
27 27
28 28
29 Tweede herziene druk 29
30 30
31 31
32 32
33 33
34 34
35 35
36 36
37 37
38 38
39 39
40 40
41 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 amsterdam university press 52
53 53

Bestand: m:/share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00a-Voorw.3d Pagina: III Datum: 17-12-02


0 0
1 ¢Het redactieteam van het Woordenboek 1
2 2
Latijn/Nederlands bestond uit de
3 3
4 volgende personen, met vermelding van 4
5 een ^ vereenvoudigde ^ aanduiding van 5
6 hun inbreng : 6
7 Ronald Blankenborg, Së Lenssen, Emilie 7
8 van Opstall, Marijke Ottink, Mischa 8
9 Veldman (eerstelijn vertalers), 9
10 Machtelt Bolkestein, Wichert Claassen, 10
11 Daan den Hengst, Jan de Jong, Së Lenssen, 11
12 12
Rodie Risselada (redacteuren),
13 13
14 Ronald Blankenborg, Ineke Blijleven, 14
15 Jan de Jong, Jan Vonk (eindredactie en 15
16 computerondersteuning) en 16
17 Harm Pinkster (hoofdredacteur). 17
18 18
19 19
20 20
21 21
22 22
23 23
24 24
25 25
26 26
27 27
28 28
29 29
30 30
31 31
32 Dit woordenboek is gebaseerd op het pons Global- Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave 32
33 wo« rterbuch Lateinisch-Deutsch, uitgegeven door Ernst mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een ge- 33
34 Klett Verlag fu«r Wissen und Bildung gmbh. automatiseerd gegevensbestand, of openbaar ge- 34
Dit woordenboek kwam mede tot stand dankzij een maakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elek-
35 subsidie van het ministerie van oc en w. tronisch, mechanisch, door fotokopiee« n, opnamen of
35
36 op enige andere manier, zonder voorafgaande 36
37 Eerste druk : 1998, aup, Amsterdam schriftelijke toestemming van de uitgever. 37
38 Tweede, herziene druk : 2003, aup, Amsterdam 38
39 Voor zover het maken van kopiee« n uit deze uitgave is 39
40 Basisontwerp omslag : toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 40
41 Harry Sierman, Amsterdam j³ het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewij- 41
42 Ontwerp omslag : Kok Korpershoek, Amsterdam zigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en 42
Ontwerp binnenwerk : Harry Sierman, Amsterdam artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor
43 43
Zetwerk : Casparie Heerhugowaard wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan
44 de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 aw Am- 44
45 isbn ingenaaid 90 5356 604 x stelveen). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) 45
46 isbn gebonden 90 5356 607 4 uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere 46
47 nur 627 compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient 47
48 men zich tot de uitgever te wenden. 48
49 ß Oorspronkelijke uitgave : Ernst Klett Verlag fu«r 49
50 Wissen und Bildung gmbh, Stuttgart, Bondsrepu- 50
bliek Duitsland, 1986
51 51
ß Nederlandse vertaling en bewerking : Amsterdam
52 University Press, Amsterdam, 2003 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00a-Voorw.3d Pagina: IV Datum: 08-11-02


0 0
1 1
2 Voorwoord 2
3 3
4 4
5 5
6 Het besluit om een nieuw (vertaal)woordenboek denboek te maken. Dit was door de tijd en 6
7 Latijn/Nederlands te maken is voortgekomen uit mankracht die daarvoor nodig zijn niet haalbaar. 7
8 een aantal overwegingen die te maken hebben Toen ik besloten had dat er een nieuw woor- 8
9 met het feit dat de positie van het Latijn in onze denboek moest komen en subsidie« ring door het 9
10 maatschappij heel anders is dan ten tijde van bv. ministerie van Onderwijs, Cultuur en Weten- 10
11 de vervaardiging van het welbekende woorden- schappen in het vooruitzicht werd gesteld, ben ik 11
12 boek van Muller en Renkema (en de latere be- op zoek gegaan naar een bruikbaar voorbeeld, dat 12
13 werkingen daarvan). In het voorbereidend we- bovendien in computerleesbare vorm beschikbaar 13
14 tenschappelijk onderwijs is de omvang van de was. Als uitgangspunt voor dit woordenboek heb 14
15 lectuur van Latijnse teksten aanzienlijk vermin- ik toen gekozen voor het bestaande pons 15
16 derd. Vertrouwdheid met de woordenschat van de woordenboek Latijn/Duits (uitg. Klett). Ons 16
17 voornaamste literaire teksten kan niet veronder- woordenboek verschilt echter sterk van het 17
18 steld worden. Steeds vaker worden bij schooltek- Duitse voorbeeld. Het aantal lemmata is aan- 18
19 sten toegespitste woordenlijstjes geproduceerd. zienlijk groter en veel bestaande lemmata zijn 19
20 Verder is de kennis van de vormleer zo veel grondig aangepast, o.a. met behulp van de Oxford 20
21 minder dan vroeger dat veel leerlingen niet ge- Latin Dictionary en de gepubliceerde delen van de 21
22 makkelijk van een woord in de tekst bij de lem- Thesaurus Linguae Latinae, en flink wat zijn ge- 22
23 mata in een van de bestaande woordenboeken schrapt. In beginsel zijn nu alle woorden opge- 23
24 terecht zullen komen. In het wetenschappelijk nomen die ten minste enkele malen voorkomen 24
25 onderwijs is de kennis van het Latijn weliswaar in de niet-christelijke teksten tot ca. 400 (m.u.v. 25
26 nog maar voor weinig vakken verplicht, maar inscripties) die in de Thesaurus zijn verwerkt en 26
27 voor bepaalde studierichtingen zijn Latijnse tek- ook de woorden die met redelijke frequentie 27
28 sten nog steeds belangrijk. Ook studenten in voorkomen in toegankelijke christelijke teksten. 28
29 dergelijke studierichtingen hebben een ontoe- Woorden die in de context worden uitgelegd of op 29
30 reikende morfologische en lexicale kennis om andere wijze makkelijk te begrijpen zijn, zijn niet 30
31 zelfstandig Latijnse teksten te kunnen lezen. Dit opgenomen. Een zekere willekeurigheid was 31
32 woordenboek biedt daarom meer morfologische daarbij niet te vermijden. De in het Duitse 32
33 hulp en geeft meer expliciete informatie over uitgangswerk opgenomen Middeleeuwslatijnse 33
34 constructies. In de Appendix wordt bovendien woorden zijn gehandhaafd. Wat de eigennamen 34
35 systematische grammaticale informatie gegeven betreft is in grote lijnen de keuze aangehouden 35
36 en informatie over realia. De verwachting is dat van het Duitse woordenboek. Verdere uitbreiding 36
37 het woordenboek zo ook een betere ondersteu- bleek onwenselijk i.v.m. de omvang van het 37
38 ning kan geven om zelfstandig Latijn te lezen en woordenboek. 38
39 o.a. een goede functie kan vervullen in de tweede Bij de opbouw van de lemmata heb ik ^ in 39
40 fase van het vwo (het `studiehuis'). navolging van het Duitse voorbeeld ^ gekozen 40
41 Hierboven is al aangegeven dat het woorden- voor een lineaire opsomming van betekenissen 41
42 boek bedoeld is voor een grotere doelgroep dan van een woord en niet voor een hie« rarchische 42
43 alleen vwo-leerlingen. Behalve op universitaire structuur met hoofdbetekenis(sen), deelbeteke- 43
44 studenten richt het woordenboek zich ook op nissen en ad-hocinterpretaties. Ik ben me ervan 44
45 mensen die bij de uitoefening van hun beroep zo bewust dat daarmee de grens tussen contextuele 45
46 nu en dan Latijnse woorden moeten kunnen interpretatie en betekenis vaak wordt overschre- 46
47 opzoeken. Te denken valt aan juristen en theo- den, met uiteraard het risico van onjuiste of te 47
48 logen. Het woordenboek is daarom gebaseerd op toegespitste interpretaties. Ik heb voorrang ge- 48
49 een corpus dat naar tijd en genre aanzienlijk geven aan de overzichtelijkheid voor de gebruiker 49
50 ruimer is dan gebruikelijk. boven een eventuele vanuit de semantische 50
51 Voor makers en gebruikers zou het ideaal zijn theorie meer verantwoorde systematiek. 51
52 geweest om van voren af aan een nieuw woor- Bij de woorden wordt waar mogelijk aange- 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00a-Voorw.3d Pagina: V Datum: 08-11-02


VI Voorwoord
0 0
1 geven van welk Latijns woord ze zijn afgeleid. Bij Voorwoord bij de tweede, herziene druk 1
2 leenwoorden wordt aangegeven uit welke taal ze 2
3 zijn overgenomen, uiteraard bijna steeds het Het Woordenboek Latijn/Nederlands is buiten- 3
4 Grieks. gewoon gunstig ontvangen, door recensenten en 4
5 Ik heb lang geaarzeld over de te hanteren door gebruikers. Een flink aantal gebruikers heeft 5
6 taalkundige terminologie. Uiteindelijk heb ik suggesties gezonden voor verbeteringen. Hun 6
7 gekozen voor de gelatiniseerde, internationaal namen worden hieronder vermeld. Dit was een 7
8 gebruikelijke terminologie. Het is dus n en niet stimulans om verder te werken aan het woor- 8
9 onz., en adj. en niet bv.nw. In de afkortingenlijst denboek. Het is nu tijd om een herziene versie uit 9
10 zijn wel de Nederlandse equivalenten toegevoegd. te brengen, met naar schatting 3000 kleine (een 10
11 Een nog lastiger probleem vormden de gram- fout geplaatst haakje) en grote (nieuwe woorden, 11
12 maticale constructies bij werkwoorden van het herziene beschrijvingen) veranderingen. Ook in 12
13 type donare (`begiftigen', `schenken') met naast het de Appendix is een aantal storende fouten ver- 13
14 subject twee noodzakelijke aanvullingen, zeker wijderd. Gelijktijdig komt nu ook een cd-rom 14
15 als ^ zoals in dit voorbeeld ^ er twee constructies beschikbaar, die inhoudelijk gelijk is aan het 15
16 bestaan bij hetzelfde werkwoord. Hierbij heb ik woordenboek, maar op zijn minst twee voordelen 16
17 wat ingewikkelder grammaticale terminologie heeft: het beeld kan vergroot worden, en het is 17
18 helaas niet kunnen vermijden. Voor verdere in- mogelijk het woordenboek te doorzoeken op 18
19 formatie over de uitgangspunten die zijn ge- Nederlandse en Latijnse woorden. Verder zal er 19
20 hanteerd, verwijs ik naar de paragraaf over de ook experimenteel, vooralsnog gratis, een website 20
21 opbouw van het woordenboek. versie worden aangeboden. 21
22 In dit woordenboek is de nieuwe spelling ge- Ik dank de volgende gebruikers voor hun 22
23 volgd. Dat geldt ook voor ingeburgerde klassieke suggesties: Leon ter Beek, Jan Bloemendal, Wi- 23
24 namen als Jupiter en Pompeji. Waar `het Groene chert Claassen, C.N.D. Harderwijk, Daan den 24
25 Boekje' niet helpt, in het bijzonder in het geval Hengst, Nico Koeneman, Cees Kostelijk, Së Lens- 25
26 van eigennamen, heb ik de spelling aangehouden sen, Fik Meijer, Marijke Ottink, Marc v.d. Poel, 26
27 van de Winkler Prins. Maar dat was ook vaak niet Wim Remmelink, Rodie Risselada, Jan Vonk, 27
28 mogelijk. Mark de Wilde. Ik wijk van de alfabetische volg- 28
29 Dit woordenboek is een product van samen- orde af voor drie ``grootleveranciers'', die ik in het 29
30 werking tussen velen, junioren en senioren, be- bijzonder dank voor hun vele kritische opmer- 30
31 zoldigden en vrijwilligers. De namen van de kingen: Guus Bal, Joop Jagers en Jona Lendering. 31
32 meest intensief betrokkenen worden elders in dit Voor de voorbereiding van de nieuwe tekst heb ik 32
33 boek vermeld. Ik maak een uitzondering om hier weer mogen profiteren van de inzet van Jan de 33
34 Jan Vonk te noemen, zonder wiens onvermoei- Jong en Jan Vonk, ook al onvermoeibaar betrok- 34
35 bare inzet het boek er niet zou zijn. De mede- ken bij de eerste druk, en van Sabine Kok en Fenne 35
36 werkers van Amsterdam University Press hebben Pinkster. De directeur en staf van de A.U.P. dank 36
37 ons werk gee« ngageerd begeleid. Het ministerie ik voor ook nu weer hun hartverwarmende be- 37
38 van oc en w (later de Commissie Lexicografische trokkenheid en deskundigheid. 38
39 Vertaalvoorzieningen) heeft de uitgave mogelijk Een woordenboek is nooit af. Alle suggesties 39
40 gemaakt door een royale subsidie. Het Computer voor verbetering blijven welkom. Net als voor- 40
41 Centrum Geesteswetenschappen van de Univer- heen zullen regelmatig verbeteringen worden 41
42 siteit van Amsterdam heeft de uitgave technisch gepubliceerd op www.aup.nl/la-ne. 42
43 ondersteund. Ik heb het voorrecht gehad de 43
44 hoofdredactie te mogen voeren. Ik dank alle be- Amsterdam, oktober 2002 44
45 trokkenen voor hun inzet en steun. In het com- 45
46 putertijdperk is het altijd mogelijk verbeteringen 46
47 aan te brengen in nieuwe oplagen. Ik ben bij Harm Pinkster 47
48 voorbaat erkentelijk voor iedere vorm van com- 48
49 mentaar. Universiteit van Amsterdam 49
50 Klassiek Seminarium 50
51 Amsterdam, 25 januari 1998 Oude Turfmarkt 129 51
52 1012 gc Amsterdam 52
53 53

Bestand: m:/share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00a-Voorw.3d Pagina: VI Datum: 17-12-02


0 0
1
2
De opbouw van het woordenboek 1
2
3 3
4 4
5 5
6 De ordening van de lemmata 6
7 7
8 faš cunditaš s De lemmata (titelwoorden) 8
9 faš cundus zijn alfabetisch geordend. 9
10 faeceus 10
11 faecula 11
12 12
13 ošs1, oš ris n Woorden die op gelijke wijze geschreven 13
14 os2, ossis n worden, maar tot een verschillende woord- 14
15 soort behoren of van een verschillende stam 15
16 zijn afgeleid, worden van elkaar onderschei- 16
17 den met een verhoogd cijfer : 1, 2, aan het eind 17
18 van het titelwoord. (N.B. lengtetekens boven 18
19 klinkers worden in dit verband genegeerd.) 19
20 20
21 ........................................................................................................................ 21
22 22
23 De opgenomen basisvorm Bij de vervoegde en verbogen vormen van resp. 23
24 werkwoorden en naamwoorden wordt het 24
25 lemma gevormd door een basisvorm, gevolgd 25
26 door beknopte informatie van voornamelijk 26
27 morfologische aard. Bij het titelwoord en de 27
28 andere vormen worden lange klinkers ge- 28
29 markeerd met een lengteteken boven de klin- 29
30 ker, bv. aš , |š . 30
31 31
32 amoš, amaš re õ Bij werkwoorden (verba) is als basisvorm 32
33 pušnioš, pušn|š re genomen de eerste persoon van de singularis 33
34 cuboš, cubaš re, cubu|š , cubitum praesentis indicativi activi (of passivi). Naast 34
35 habeoš, habeš re, habu|š , habitum deze basisvorm wordt in principe de infi- 35
36 deš leoš, deš leš re, deš leš v|š , deš leš tum nitivus praesentis gegeven en vaak ook de 36
37 d|š coš, d|š cere, d|š x|š , dictum stamtijden. Het laatste gebeurt niet bij de 37
38 queror, quer|š , questus sum regelmatige werkwoorden van de a- en i-con- 38
39 jugatie, zoals amaš re en pun|š re. 39
40 40
41 re-stituoš, stituere, stitu|š , stituštum õ Bij samengestelde werkwoorden (compo- 41
42 ad-venioš, ven|š re, veš n|š , ventum sita) wordt met een streepje (-) een scheiding 42
43 aangegeven tussen het voorvoegsel (prefix) en 43
44 het niet-samengestelde werkwoord (simplex). 44
45 Bij de stamtijden wordt het prefix weggelaten. 45
46 46
47 ........................................................................................................................ 47
48 48
49 af-fluoš, fluere, flušx|š , ^ Het ontbreken van een bepaalde stamtijd 49
50 flošreš scoš, floš reš scere, ^ ^ wordt aangeduid met een liggend streepje : ^. 50
51 51
52 ........................................................................................................................ 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00b-Voorw2.3d Pagina: VII Datum: 08-11-02


VIII De opbouw van het woordenboek
0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 Onregelmatige vormen Afgezien van de basisvorm en de andere zojuist 2
3 beschreven informatie zijn in het woorden- 3
4 boek ook onregelmatige vormen opgeno- 4
5 men, die met de eerdere informatie niet ge- 5
6 vonden kunnen worden. Zij zijn strikt 6
7 alfabetisch geordend. Het is ondoenlijk alle 7
8 onregelmatige vormen op te nemen. Volstaan 8
9 is met de volgende gevallen : 9
10 10
11 velle inf. praes. act. v. volo2 . de infinitivi van onregelmatige werkwoor- 11
12 den, bv. velle, ferre ; 12
13 momord|š pf. v. mordeo . de eerste pers. sg. ind. pf. act. en het parti- 13
14 eš m|š pf. v. emo cipium perfecti passivi (ppp.) van 14
15 ceš p|š pf. v. capio ^ de werkwoorden van de 2e conjugatie met 15
16 tušl|š pf. v. fero aanzienlijke verschillen tussen de perfec- 16
17 tumstam, het participium en de praesens- 17
18 morsus ppp. v. mordeo stam, bv. mordeo ; 18
19 emptus ppp. v. emo ^ de werkwoorden van de 3e conjugatie 19
20 captus ppp. v. capio (consonantstammen), bv. emo ; 20
21 laš tus ppp. v. fero ^ de werkwoorden van de gemengde conju- 21
22 gatie, bv. capio ; 22
23 ^ de onregelmatige werkwoorden, bv. fero ; 23
24 . de paradigmata van de meest onregelmatige 24
25 werkwoorden zijn meer of minder uitge- 25
26 breid opgenomen in de appendix ; 26
27 . de onregelmatige vormen van samenge- 27
28 stelde werkwoorden zijn onvolledig opge- 28
29 nomen. 29
30 30
31 absconditus, a, um Verder zijn apart opgenomen als adjectief 31
32 abundaš ns, gen. antis gebruikte participia. 32
33 tacitus, a, um 33
34 34
35 ........................................................................................................................ 35
36 36
37 galea, ae f õ Bij substantieven is als basisvorm genomen 37
38 oppidum, |š n de nominativus singularis. Naast deze basis- 38
39 naš tioš, oš nis f vorm is de uitgang van de genitivus singularis 39
40 imber, bris m opgenomen en tevens een aanduiding van het 40
41 grammaticale geslacht (genus) (m, f en n). 41
42 42
43 ošs1, oš ris n Bij korte woorden is voor de duidelijkheid de 43
44 os2, ossis n hele genitivusvorm gegeven. 44
45 iušs, iušris n 45
46 46
47 laetus, a, um õ Bij adjectieven is als basisvorm genomen de 47
48 nominativus singularis masc. Daarnaast 48
49 wordt de volgende informatie gegeven : 49
50 50
51 51
52 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00b-Voorw2.3d Pagina: VIII Datum: 08-11-02


De opbouw van het woordenboek IX

0 0
1 aš cer, aš cris, aš cre . bij adjectieven met drie uitgangen de uit- 1
2 gang of vorm van het vrouwelijke (femin.) 2
3 en onzijdige (neutr.) geslacht ; 3
4 brevis, e . bij adjectieven met twee uitgangen de no- 4
5 minativus singularisvorm van het onzijdige 5
6 geslacht ; 6
7 ferošx, gen. ošcis . bij adjectieven van ëën uitgang de genitivus 7
8 in-ops, gen. opis singularis. 8
9 9
10 bonus, a, um (comp. melior, ius, superl. Verder zijn onregelmatige adverbia, compa- 10
11 optimus, a, um ; adv. bene) rativus- en superlativusvormen opgenomen. 11
12 bene, adv. v. bonus Deze zijn ook nog eens apart alfabetisch op- 12
13 melior, ius comp. v. bonus genomen. 13
14 optimus, superl. v. bonus 14
15 15
16 ........................................................................................................................ 16
17 17
18 Structuur van de betekenisomschrijvingen 18
19 19
20 In de omschrijvingen van de betekenis van het 20
21 woord wordt naast de Nederlandse vertalin- 21
22 gen ook allerlei aanvullende informatie op- 22
23 genomen. 23
24 hostis, is m, zelden f Wat bedoeld is als Nederlands equivalent van 24
25 1. vijand (a) staatsvijand, vijand in de oorlog het Latijnse woord of van de onderscheiden 25
26 [ socii atque hostes vriend en vijand ] ; (coll.) betekenis is in normaal lettertype gezet. Alle 26
27 de vijand [ externus ] ; (b) openlijke vijand, andere informatie is typografisch afwijkend. 27
28 tegenstander, opponent [ bonorum van de 28
29 conservatieven ; patriae landverrader ; veri- Wanneer bij een woord verschillende beteke- 29
30 tatis ; (ook m. dat.) dis hominibusque ] ; nissen of toepassingen kunnen worden on- 30
31 (c) (poe« t.) (in de liefde) rivaal, mededinger ; derscheiden, zijn deze met (vette) Arabische 31
32 2. vreemdeling, buitenlander ; c cives atque cijfers, steeds op een nieuwe regel, aangeduid. 32
33 hostes ; Daarbinnen wordt waar nodig weer een on- 33
34 3. (Laatl.) duivel. derscheid gemaakt met (vette) kleine letters. 34
35 35
36 |š n-sueš scoš, sueš scere, sueš v|š , sueš tum Met vette Romeinse cijfers worden meer fun- 36
37 I. intr. zich gewennen aan, gewend raken aan damentele onderscheidingen, bv. van gram- 37
38 (m. ad ; dat. ; inf.) [ ad disciplinam ; impe- maticale aard, zichtbaar gemaakt. 38
39 rare ] ; 39
40 II. tr. gewennen aan (m. ut ; inf.) ; c insuevit 40
41 pater hoc me ut (Hor.). 41
42 gemellus (demin. v. geminus) (poe« t. ; postklass.) 42
43 I. adj. a, um 43
44 1. tweeling- [ fratres ] ; 44
45 2. dubbel [ vites ; legio dubbellegioen ] ; 45
46 3. (als tweelingen) gelijkend, helemaal ge- 46
47 lijk ; 47
48 II. subst. |š m tweeling, tweelingbroer. 48
49 49
50 ........................................................................................................................ 50
51 51
52 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00b-Voorw2.3d Pagina: IX Datum: 08-11-02


X De opbouw van het woordenboek
0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 Voorbeelden van het gebruik van een woord 2
3 3
4 honestus, a, um (honos) õ Om het gebruik van een woord te illustreren 4
5 1. gee« erd, geacht, voornaam, aanzienlijk worden Latijnse voorbeelden gegeven. Deze 5
6 [ homo ; familia ; vir ] ; c -o loco natus ; vir * vallen uiteen in twee typen : 6
7 eretitel v.d. equites ; . korte voorbeelden, halfvet gedrukt, van ty- 7
8 2. eervol, fatsoenlijk, betamelijk, behoorlijk perende woordcombinaties tussen rechte 8
9 [ laudatio ; victoria ; mores ; res middelen haken [ ] ; 9
10 die bij zijn stand passen ] ; c vita -e acta ; -um . meer uitvoerige uitdrukkingen en citaten, 10
11 est het is eervol of het strekt tot eer ; aangeduid met c , cursief gedrukt. 11
12 3. moreel goed, deugdzaam [ vita ] ; c -e vi- 12
13 vere ; Soms is voor de duidelijkheid een vertaling 13
14 4. (v. niet-lev.) mooi, knap, edel [ facies ; for- toegevoegd. Bij langere en meer letterlijke ci- 14
15 ma ; caput ; oratio mooi klinkend ]. taten is soms tussen haakjes d.m.v. een af- 15
16 korting de naam van de auteur vermeld 16
17 (zie Lijst van afkortingen). 17
18 18
19 obtrectaš tioš, oš nis f (obtrecto) jaloezie, afgunst ; õ In de opgenomen uitdrukkingen wordt het 19
20 c *laudis alienae over de waardering voor titelwoord zelf als regel weggelaten. Een 20
21 iem. anders ; * atque invidia adversus cres- golflijntje (tilde,*) geeft aan dat iets aange- 21
22 centem in dies gloriam alcis. vuld moet worden, nl. 22
23 haš c adv. (hic1 ; vul aan : parte of viaš ) . bij verba de infinitivus ; 23
24 1. hierlangs, via deze weg ; op deze manier ; . bij substantiva de nominativus ; 24
25 2. aan deze kant ; c *atque illac (Ter.) overal. . bij adjectiva, adverbia en preposities het 25
26 titelwoord. 26
27 27
28 ........................................................................................................................ 28
29 29
30 30
31 31
32 32
33 33
34 34
35 35
36 36
37 37
38 38
39 39
40 40
41 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00b-Voorw2.3d Pagina: X Datum: 08-11-02


De opbouw van het woordenboek XI

0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 Verdere informatie bij het lemma 2
3 3
4 iaš nitr|š x, |š cis f (ianitor) ( pre- en postklass.) por- õ Bij woorden of betekenisonderscheidingen die 4
5 tierster. hoofdzakelijk of alleen maar voorkomen 5
6 im-mušnioš, mušn|š re (Tac.) aanleggen [ prae- . in (een) bepaalde periode(s) (bv. preklas- 6
7 sidium ]. siek), of vanaf een bepaalde periode (bv. 7
8 haš c-tenus adv. (ook gesplitst) postklassiek). De volgende aanduidingen 8
9 1. (v. plaats) ( poe« t. ; postklass.) tot hier, tot daar, worden gebruikt : 9
10 zover ; c hac Troiana tenus fuerit Fortuna secu- klassiek : het Latijn van de auteurs Cicero 10
11 ta ; en Caesar ; 11
12 2. (v. tijd ) tot nu toe ; preklassiek : het Latijn van auteurs gebo- 12
13 3. (afsluitend in redevoering en geschrift ) tot ren of werkend voor Cicero en Caesar, bv. 13
14 hier, tot aan dit punt, zover ; c * de amicitia Cato en Varro ; daarbinnen worden met ar- 14
15 dixi ; cha|« sch de auteurs en teksten uit de 15
16 4. in zoverre, in die mate. vroegste periode aangeduid ; 16
17 ab-d|š coš,2 d|š cere, d|š x|š , dictum postklassiek : het Latijn van auteurs gebo- 17
18 1. afwijzen, afzweren, verbieden ; (v. voorte- ren of werkend na Cicero en Caesar, van 18
19 kens) niet toelaten, weigeren, verwerpen (itt. Nepos tot Suetonius ; 19
20 addico) ; c aves abdicunt (alqd ) de voorspel- Laatlatijn : het Latijn van auteurs als Gel- 20
21 lende vogels laten (iets) niet toe ; lius en Apuleius en lateren ; daarbinnen 21
22 2. ( jur.) (bij vonnis) ontzeggen, betwisten. worden met ecclesiastisch de christelijke 22
23 auteurs en teksten aangeduid. 23
24 . bij een bepaalde auteur (bv. Tac.) ; 24
25 . in een bepaald genre (bv. poe« t.) 25
26 is in afgekorte vorm tussen haakjes relevante 26
27 informatie gegeven. Ook is vermeld of een 27
28 woord behoort tot het jargon van een bepaald 28
29 beroepsveld (bv. jur.). 29
30 Voor afkortingen raadplege men de afkortin- 30
31 genlijst. 31
32 ab-iungoš, iungere, iušnx|š , iušnctum Tenslotte wordt het metaforische en meto- 32
33 1. ( poe« t.) uitspannen [ iuvencum ] ; nymische gebruik van woorden aangeduid. 33
34 2. (metaf.) scheiden, verwijderen. Bij opeenvolgende metaforische betekenissen 34
35 wordt als regel de aanduiding `metaf.' niet 35
36 herhaald. 36
37 37
38 im-pendoš, pendere, pend|š , peš nsum õ Wanneer uit de Nederlandse vertaling niet 38
39 1. (geld) besteden, gebruiken, uitgeven gemakkelijk kan worden geconcludeerd in 39
40 [ sumptum ; pecuniam ; (aan, voor : in m. welke constructies een woord voorkomt 40
41 acc. ) in res vanas ; nummos in navem ] ; is tussen haakjes syntactische informatie 41
42 2. (metaf.) (moeite, tijd e.d.) besteden, opoffe- toegevoegd. 42
43 ren, gebruiken (aan, voor : in m. acc. ; ad ; dat. ; 43
44 in m. abl.) [ operam ; sanguinem in socios ; 44
45 vitam vero ]. 45
46 46
47 homi-c|š da, ae m en f (homo en caedo) õ Informatie over de etymologie is toegevoegd 47
48 1. moordenaar, moordenares ; bij samengestelde woorden (voorzover be- 48
49 2. (Hor.) mannendoder [Hector ]. kend). Achter woorden die aan het Grieks 49
50 hodieš adv. (, hoš [ c ] dieš ) ontleend zijn, staat (Gr. leenw.) met soms de 50
51 hydra, ae f (Gr. leenw.) letterlijke betekenis van dat Griekse woord 51
52 tussen enkele aanhalingstekens. 52
53 53

........................................................................................................................

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00b-Voorw2.3d Pagina: XI Datum: 08-11-02


XII De opbouw van het woordenboek
0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 Eigennamen 2
3 3
4 Agathocleš s, is en |š m tiran v. Syracuse (360^289 Van een aantal bekende personen uit de ge- 4
5 v. Chr.), bekend om zijn oorlogen tegen de Car- schiedenis en de mythologie, voorzover ze in 5
6 thagers. veelgelezen teksten voorkomen, is korte en- 6
7 _ e|š m koning v. Athene, vader v. Theseus ; ^
Aegeus, cyclopedische informatie opgenomen. 7
8 patron. Aegideš s, ae m nakomeling v. Aegeus, 8
9 Aegide, ihb. zijn zoon Theseus. Bij plaatsnamen is geografische en eventueel 9
10 Gaš deš s, ium f Fen. (Tyrische) kolonie in Z.W.- historische informatie opgenomen. 10
11 Spanje, nu Cädiz ; ^ inw. en adj. Gaš d|š taš nus, |š m 11
12 resp. a, um ; ^ Gaš d|š taš nae, aš rum f danseressen 12
13 uit Gades. 13
14 14
15 ........................................................................................................................ 15
16 16
17 17
18 18
19 19
20 20
21 21
22 22
23 23
24 24
25 25
26 26
27 27
28 28
29 29
30 30
31 31
32 32
33 33
34 34
35 35
36 36
37 37
38 38
39 39
40 40
41 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00b-Voorw2.3d Pagina: XII Datum: 08-11-02


XIII

0 0
1
2
Verklaring van tekens en lettertypen 1
2
3 3
4 4
5 5
6 [] voorbeelden van typerende constructies , afgeleid van 6
7 7
8 c vaste uitdrukkingen en citaten . wordt 8
9 9
10 * tilde, gebruikt als vervanging voor : ,- . in tegenstelling tot 10
11 - de infinitivus van het werkwoord 11
12 - de nominativus van het substantief * niet geattesteerd woord 12
13 - het betreffende adjectief, adverbium ? woord dat niet geheel zeker is 13
14 of de prepositie overgeleverd of waarvan de bete- 14
15 kenis niet vaststaat 15
16 1. bij stamtijden : betreffende vorm / aan het eind van een lemma, of 16
17 ´ 17
ontbreekt voor een apart onderdeel van een
18 2. binnen een lemma : De volgende in- lemma of een toelichting : Wat 18
19 formatie is alleen maar geldig binnen het volgt heeft betrekking op het hele 19
20 cijfer waarbinnen het teken voorkomt lemma of op meerdere vooraf- 20
21 gaande cijfers van het lemma. 21
22 :: sprekerswisseling in een dialoog 22
23 23
24 Vet lemma of onderdelen daarvan 24
25 Halfvet karakteristieke combinaties 25
26 Cursief Latijnse voorbeelden na een c , 26
27 grammaticale termen en allerlei 27
28 toelichtingen 28
29 Normaal betekenissen en vertalingen in het 29
30 Nederlands 30
31 31
32 ........................................................................................................................ 32
33 33
34 34
35 35
36 36
37 37
38 38
39 39
40 40
41 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00b-Voorw2.3d Pagina: XIII Datum: 08-11-02


XIV

0 0
1
2
Lijst van afkortingen 1
2
3 3
4 4
5 5
6 aand. aanduiding comp. comparativus (vergrotende trap) 6
7 abl. ablativus concr. concreet 7
8 abl. abs. ablativus absolutus conj. conjunctivus (aanvoegende 8
9 abs. absoluut gebruikt wijs) 9
10 abstr. abstract(um/a) cons. consonant(isch) 10
11 acc. accusativus constr. constructie 11
12 aci. accusativus cum infinitivo 12
13 act. actief 13
14 adj. adjectief (bijvoeglijk naam- dat. dativus 14
15 woord)/adjectivisch decl. declinatie (verbuiging) 15
16 adv. adverbium (bijwoord)/adver- defect. defectivum (verbum -, `onvol- 16
17 bia(a)l(e) ledig' ww.) 17
18 afh. vr. afhankelijke vraagzin demin. deminutivum (verkleinwoord) 18
19 afk. afkorting dep. deponens 19
20 agr. agrarisch(e) dir. direct(e) 20
21 alci alicui dir. vr. directe vraagzin 21
22 alcis alicuius dubb. dubbel(e) 22
23 alg. algemeen 23
24 alqa(m) aliqua(m) 24
25 alqd aliquid eccl. ecclesiastica (werken van ker- 25
26 alqm aliquem kelijke schrijvers) 26
27 alqo(s) aliquo(s) Egypt. Egyptisch(e) 27
28 alqs aliquis encl. enclitisch 28
29 Apul. Apuleius Enn. Ennius 29
30 arch. archa|« sch(e) epith. epitheton 30
31 archit. architectonisch(e) Etr. Etruskisch(e) 31
32 Att. Attisch(e) 32
33 attrib. attribuut/attributief 33
34 Aug. Augustus f femininum (vrouwelijk) 34
35 August. Augustinus fem. femininum (vrouwelijk) 35
36 Fen. Fenicisch(e) 36
37 frequ. frequentativum 37
38 beh. behalve filos. filosofisch(e) 38
39 bew. bewoner fut. futurum 39
40 biol. biologisch(e) 40
41 botan. botanisch(e) 41
42 bz. bijzin Gall. Gallisch(e) 42
43 geestel. geestelijk 43
44 Gell. Gellius 44
45 Caes. Caesar gen. genitivus 45
46 Catull. Catullus geom. geometrisch(e) 46
47 christ. christelijk(e) gerechtel. gerechtelijk 47
48 Cic. Cicero geringsch. geringschattend 48
49 cj. conjunctie (voegwoord) Germ. Germaans(e) 49
50 cogn. cognomen gew. gewoonlijk 50
51 coll. collectivum/collectief Gr. Grieks(e) 51
52 comb. combinatie gramm. grammaticaal 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00b-Voorw2.3d Pagina: XIV Datum: 08-11-02


Lijst van afkortingen XV

0 0
1 Hebr. Hebreeuws(e) metaf. metaforisch (overdrachtelijk) 1
2 Hor. Horatius meton. metonymisch 2
3 metr. metrisch(e) 3
4 milit. militair(e) 4
5 iem. iemand Min. Fel. Minucius Felix 5
6 iems. iemands, van iemand missch. misschien 6
7 imp. imperativus mnl. mannelijk(e) 7
8 impf. imperfectum mondel. mondeling 8
9 incoh. incohativum mor. moreel 9
10 indecl. indeclinabel (onverbuigbaar) muz. muzika(a)l(e) 10
11 indic. indicativus (aantonende wijs) myth. mythisch(e) 11
12 inf. infinitivus (onbepaalde wijs) mythol. mythologie/mythologisch(e) 12
13 inscr. inscriptie(s) 13
14 instr. instrumentalis (abl. instrum.) 14
15 intens. intensivum n neutrum (onzijdig) 15
16 interj. interjectie (tussenwerpsel) nakom. nakomeling(en) 16
17 intr. intransitief (onovergankelijk) naut. nautisch(e) 17
18 inw. inwoner(s) nci. nominativus cum infinitivo 18
19 iron. ironisch neg. negatief (-ieve) 19
20 Ital. Italisch(e) Nep. Nepos 20
21 neutr. neutrum (onzijdig) 21
22 niet-lev. niet-levend 22
23 jur. juridisch(e) niet-klass. niet-klassiek 23
24 Juv. Juvenalis niet-refl. niet-reflexief 24
25 niet.-Rom. niet-Romeins(e) 25
26 nom. nominativus 26
27 Kelt. Keltisch(e) NT Nieuwe Testament 27
28 Kl.-Azie« Klein-Azie« nv. nevenvorm 28
29 klass. klassiek 29
30 kom. komedie 30
31 kwal. kwalitatief obj. object (lijdend voorwerp) 31
32 kwant. kwantitatief onomatop. onomatopee|« sch 32
33 onpers. onpersoonlijk(e) 33
34 oorspr. oorspronkelijk(e) 34
35 Laatl. Laatlatijn openb. openba(a)r(e) 35
36 Lat. Latijn/Latijns(e) OT Oude Testament 36
37 leenw. leenwoord oudchr. oudchristelijk(e) 37
38 lich. lichamelijk Oudital. Ouditalisch(e) 38
39 Liv. Livius Oudrom. Oudromeins(e) 39
40 loc. locativus Ov. Ovidius 40
41 log. logisch 41
42 Lucr. Lucretius 42
43 p. adj. van participium afgeleid 43
44 adjectief 44
45 m masculinum (mannelijk) partit. partitivus 45
46 m. met pass. passief 46
47 Macedon. Macedonisch(e) patric. patricisch(e) 47
48 Mart. Martialis patron. patronymicum 48
49 masc. masculinum (mannelijk) pejor. pejoratief 49
50 math. mathematisch(e) pers. persoon 50
51 med. medisch(e) Pers. Persius 51
52 Mel. Middeleeuws Latijn persoonl. persoonlijk(e) 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00b-Voorw2.3d Pagina: XV Datum: 08-11-02


XVI Lijst van afkortingen
0 0
1 personif. personificatie relat. relatief/relatieve 1
2 Perz. Perzisch(e) relig. religie/religieus 2
3 Petr. Petronius rel. bz. relatieve (betrekkelijke) bijzin 3
4 pf. perfectum retor. retorisch(e) 4
5 Phaedr. Phaedrus Rom. Romeins(e) 5
6 Plaut. Plautus 6
7 pleb. plebejisch(e) 7
8 Plin. Mai. Plinius Maior Sab. Sabijns(e) 8
9 Plin. Min. Plinius Minor Sall. Sallustius 9
10 plqpf. plusquamperfectum scheldw. scheldwoord 10
11 plur. t. plurale tantum scherts. schertsend(e) 11
12 plur. pluralis (meervoud) schriftel. schriftelijk 12
13 poe« t. poe« tisch Sen. Seneca 13
14 pol. politiek(e) sg. singularis (enkelvoud) 14
15 pos. positivus (stellende trap) Spart. Spartaans(e) 15
16 poss. possessivus (gen. poss.) sprw. spreekwoord/spreekwoordelijk 16
17 postklass. postklassiek subj. subject (onderwerp) 17
18 postp. postpositie (achterzetsel) subst. substantief (zelfstandig naam- 18
19 p.p. participium van het perfectum woord)/substantivisch 19
20 van een deponens Suet. Suetonius 20
21 ppp. participium van het passieve sup. supinum 21
22 perfectum superl. superlativus (overtreffende 22
23 praes. praesens trap) 23
24 pred. predicatief (-ieve) sync. gesyncopeerd 24
25 preklass. preklassiek Syr. Syrisch(e) 25
26 prep. prepositie (voorzetsel) 26
27 pron. pronomen (voornaamwoord), 27
28 pronomina(a)l(e) taalgebr. taalgebruik 28
29 pron. dem. pronomen demonstrativum Tac. Tacitus 29
30 (aanwijzend voornaamwoord) Ter. Terentius 30
31 pron. indef. pronomen indefinitum (onbe- Thrac. Thracie« /Thracisch(e) 31
32 paald voornaamwoord) Tib. Tibullus 32
33 pron. interr. pronomen interrogativum tijdsadv. bijwoord van tijd 33
34 (vragend voornaamwoord) tr. transitief (overgankelijk) 34
35 pron. pers. pronomen personale (per- trag. tragedie/tragisch 35
36 soonlijk voornaamwoord) t.t. terminus technicus 36
37 pron. poss. pronomen possessivum (bezit- 37
38 telijk voornaamwoord) uitdr. uitdrukking(en) 38
39 pron. refl. pronomen reflexivum (weder- 39
40 kerend voornaamwoord) 40
41 pron. rel. pronomen relativum (be- v. van 41
42 trekkelijk voornaamwoord) Var. Varro 42
43 Prop. Propertius vd. vandaar 43
44 ptc. participium (deelwoord) v.d. van de 44
45 ptc. fut. participium van het futurum v.e. van een 45
46 ptc. pf. participium van het perfectum verb. verbum/verba [ werkwoord(en) ] 46
47 ptc. pr. participium van het praesens Verg. Vergilius 47
48 publ. publiek(e) vergl. vergelijking(en) 48
49 Pun. Punisch(e) versch. verschillend 49
50 verw. verwant 50
51 refl. reflexief (wederkerend) v.h. van het 51
52 reg. regeerde vijandel. vijandelijk(e) 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00b-Voorw2.3d Pagina: XVI Datum: 08-11-02


0 0
1 voc. vocaal 1
2 vocat. vocativus 2
3 volg. volgend(e) 3
4 voll. volledig 4
5 voorgr. voorgrieks(e) 5
6 vroegchr. vroegchristelijk(e) 6
7 vroegrom. vroegromeins(e) 7
8 vrl. vrouwelijk(e) 8
9 Vulg. Vulgata 9
10 10
11 11
12 wsch. waarschijnlijk 12
13 13
14 14
15 15
16 16
17 17
18 18
19 19
20 20
21 21
22 22
23 23
24 24
25 25
26 26
27 27
28 28
29 29
30 30
31 31
32 32
33 33
34 34
35 35
36 36
37 37
38 38
39 39
40 40
41 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

Bestand: M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/00b-Voorw2.3d Pagina: XVII Datum: 08-11-02


Appendix 1173
0 0
1
2
1 Overzicht van de historische ontwikkeling van het Latijn 1
2
3 3
4 4
5 5
6 De Latijnse taal (lingua lat|š na) is genoemd naar meinse Rijk, samengaand met het wegvallen 6
7 de Lat|š n|š , de inwoners van de streek Latium in van de bestuurlijke eenheid en het ineenstor- 7
8 Centraal-Italie« , nu Lazio genoemd, waarin de ten van het onderwijsstelsel, bracht uitein- 8
9 stad Rome (Roš ma) is gelegen. De vroegste delijk een diversificatie en verzelfstandiging 9
10 schriftelijke overblijfselen van de Latijnse taal van de verschillende delen van het Rijk met 10
11 dateren uit een tijd na de traditionele stich- zich mee. Dat gold ook voor de manier waarop 11
12 tingsdatum van Rome (21 april 753 v. Chr.). het Latijn zich ontwikkelde. Het `echte' Latijn 12
13 De oudste in Rome gevonden tekst dateert uit werd een tweede taal, een `geleerden'taal. Het 13
14 het eind van de 6de eeuw v. Chr., een zgn. eerste document in de Franse taal dateert van 14
15 cippus, gevonden onder de lapis niger op het 842 (Eden van Straatsburg). 15
16 forum romanum. De grote stroom begint De vorm van het geschreven Latijn van de 16
17 echter pas vanaf de 3de eeuw v. Chr. Literaire vroege Middeleeuwen week in meer of min- 17
18 teksten bezitten we vanaf ca. 250 v. Chr. Deze dere mate af van het klassieke Latijn. Dit was 18
19 vroege teksten wijken in taalkundig opzicht afhankelijk van diverse factoren : de mate van 19
20 sterk af van wat gewoonlijk het `klassiek La- scholing van de auteurs, de invloed van amb- 20
21 tijn' wordt genoemd, dat wil zeggen het lite- telijk en kerkelijk jargon en de invloed van de 21
22 raire Latijn zoals gebruikt door auteurs als volkstaal. In Frankrijk heeft o.a. Karel de Grote 22
23 Gaius Julius Caesar en Marcus Tullius Cicero veel gedaan om het gesproken en geschreven 23
24 (1ste eeuw v. Chr.). Latijn weer meer op het klassieke Latijn te 24
25 Begonnen als taal van een betrekkelijk laten lijken. In de scholen, die weer in ere 25
26 kleine groep mensen is het Latijn in de Oud- werden hersteld, werd Latijn in een zo `zuiver' 26
27 heid gaandeweg geworden tot de voertaal van mogelijke vorm onderwezen. Voor de conti- 27
28 (globaal) heel Zuid- en West-Europa en wes- nuering van het Latijn en de overdracht van de 28
29 telijk Noord-Afrika. Het is de basis geweest Latijnse literatuur is deze zogenaamde 29
30 voor de huidige Romaanse talen. Na de periode karolingische renaissance van groot 30
31 van expansie van het Romeinse Rijk en van belang geweest. Door dit soort activiteiten 31
32 stabilisering van de in bezit genomen gebie- werd anderzijds het besef van het verschil 32
33 den ontstond er een toenemende druk van tussen volkstaal en Latijn geaccentueerd. Het 33
34 Germaanse en Slavische volkeren van buiten Latijn ging fungeren als de tweede taal naast 34
35 het rijk. Kort na 400 n. Chr. gaven de Romeinen de volkstaal en werd als zodanig aan de be- 35
36 Engeland op. In 410 werd Rome geplunderd hoefte van de communicatie aangepast, vooral 36
37 door de Visigoten onder Alarik. In dezelfde tijd op het punt van de woordenschat. Deze 37
38 drongen de Vandalen door tot in Spanje en `tweede taal' fungeerde o.a. als internationale 38
39 Afrika. In 476 viel het (West-)Romeinse Rijk. geleerdentaal, maar ook als taal van het recht 39
40 Dit betekende niet dat de Romeinse bescha- en van de poe« zie. De latere humanisten her- 40
41 ving meteen ten einde kwam. De binnenge- ontdekten niet alleen de waarde van de klas- 41
42 vallen stammen namen van de superieure sieke Oudheid in zijn algemeenheid, maar 42
43 Romeinse cultuur over wat ze gebruiken conformeerden zich ook (opnieuw) aan de 43
44 konden. Een niet onaanzienlijk aantal hei- normen van het klassieke Latijn. Deze fase van 44
45 dense en christelijke auteurs zette de klassieke het Latijn (humanistenlatijn of neo- 45
46 literaire traditie voort en ook in andere op- latijn) kende in Nederland zijn hoogtepunt 46
47 zichten is er sprake van continuering van het in de 16de en 17de eeuw. Maar ook nu nog 47
48 Romeinse cultuurgoed. Het Latijn bleef bo- wordt het Latijn gebruikt, bijvoorbeeld in 48
49 vendien in gebruik als taal van de kerk en de (geleerden)poe« zie en uiteraard in de rooms- 49
50 theologie, als taal van de administratieve en katholieke kerk. 50
51 juridische documenten, en als wetenschappe- 51
52 lijke voertaal. De ineenstorting van het Ro- 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1173 Datum: 08-11-02


1174 Appendix
0 0
1
2
2 De uitspraak van het Latijn 1
2
3 3
4 4
5 5
6 2.1 De klanken 6
7 7
8 Hieronder volgen enkele regels voor de uit- 8
9 spraak van de klanken in de klassieke periode 9
10 (ten tijde van Caesar en Cicero). 10
11 11
12 a) klinkers (vocalen) : 12
13 13
14 In het klassieke Latijn bestond er een geveer als hieronder aangegeven : 14
15 oppositie tussen lange en korte klinkers, aš als in Ned. baar oš als in Ned. boos 15
16 die in het schrift niet tot uitdrukking a als in Ned. bad o als in Ned. bod 16
17 komt (zie beneden). Dit onderscheid is eš als in Ned. beer uš als in Ned. boer 17
18 van wezenlijk belang voor het woord- e als in Ned. bed u als in Ned. hoed 18
19 accent (zie ½ 2.2) en voor de metriek. De |š als in Ned. bier 19
20 klankwaarde van deze klinkers was on- i als in Ned. bit 20
21 21
22 b) tweeklanken (diftongen) : 22
23 23
24 ae ongeveer als in ma|« s, bijvoorbeeld Caesar. Al open o voor (oš ), als in Ned. uitroep oš oš h, 24
25 in de tijd van Caesar en Cicero spraken bijvoorbeeld applaudo (`ik juich toe'). 25
26 sommige taalgebruikers een open eš uit, als oe als in Eng. moist. 26
27 in Ned. ble© ren. ui als in Ned. foei. 27
28 au als in Ned. koud. Ook hier kwam al ten eu meestal uitgesproken als in Ned. ui, 28
29 tijde van Cicero de uitspraak als lange maar beter [ew]. 29
30 30
31 Of het Latijn nog een klank /Ï/ (uitgesproken 31
32 als [ u ] in muziek) kende, is niet zeker. 32
33 33
34 c) medeklinkers (consonanten) : 34
35 35
36 p als in Ned. peer m als in Ned.
maar 36
37 b als in Ned. beer n als in Ned.
naar 37
38 t als in Ned. teer l als in Ned.
lief/loef 38
39 d als in Ned. deerlijk r als in Ned.
trillende r 39
40 k als in Ned. keer (niet: brouw `r') 40
41 g als in Frans garc° on f als in Ned. fiets 41
42 kw (gespeld qu) s als in Ned. sap, stem 42
43 als in Eng. quick, j (gespeld i) 43
44 als in Ital. quando als in Ned. jas 44
45 gw (gespeld gu) w (gespeld v) 45
46 als in Ital. guardare als in Eng. William 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1174 Datum: 08-11-02


Appendix 1175
0 0
1 2.2 Het schrift 1
2 2
3 Het Latijnse alfabet bevatte vanaf ca. het begin schrift werd o.a. voor particuliere correspon- 3
4 van onze jaartelling de volgende letters : dentie, maar later ook voor boekproductie een 4
5 `lopend' (`cursief') schrift ontwikkeld. Onze 5
6 A E I O V kleine letters zijn voornamelijk afgeleid van 6
7 latere versies van een lopend schrift. 7
8 B D G 8
9 De letters corresponderen ^ zoals in veel talen 9
10 P T CKQ ^ niet precies met de eerder beschreven klan- 10
11 ken en soms worden combinaties van letters 11
12 M N gebruikt. Twee voorbeelden : 12
13 1. Lange en korte vocalen worden in het klas- 13
14 F S H sieke Latijn weergegeven met hetzelfde teken : 14
15 malus = maš lus (`appelboom') en malus 15
16 L R (`slecht'). 16
17 2. De I en V worden zowel gebruikt voor de 17
18 X Y Z (lange en korte) vocalen /i/ en /u/ als voor de 18
19 semivocalen /j/ en /w/. Aparte tekens voor /j/ 19
20 De tekens die in de klassieke periode vooral op en /w/ , nl. j en v, dateren uit de 16de eeuw. In 20
21 officie« le inscripties maar ook in handschriften de meeste moderne teksten wordt de i nog 21
22 werden gebruikt lijken het meest op onze steeds gebruikt voor de klinker en semivocaal, 22
23 hoofdletters. Een onderscheid tussen hoofd- maar wordt wel de u van de v onderscheiden. 23
24 en kleine letters werd niet gemaakt. Naast dit Dat gebeurt ook in dit woordenboek. 24
25 25
26 2.3 De klemtoon 26
27 27
28 Anders dan in het Nederlands en het Frans is plaatsing van de klemtoon niet volkomen vrij 28
29 de klemtoon (het woordaccent) in een woord is : het gaat in beide gevallen om de voorlaatste 29
30 niet gebonden aan een vaste lettergreep. In het lettergreep van het woord. Bij meerlettergre- 30
31 woord imperätor (`aanvoerder') rust de klem- pige woorden kan het accent nooit op de 31
32 toon op de lettergreep raš . In de bijbehorende laatste lettergreep vallen. Het accent valt op de 32
33 meervoudsvorm imperatöres op de lettergreep voorlaatste of voorvoorlaatste lettergreep. 33
34 toš . Aan dit voorbeeld is tevens te zien dat de 34
35 35
36 2.4 De moderne uitspraak 36
37 37
38 De moderne uitspraak is een ratjetoe. Afgezien genus [ ge© noes ] uitspraak : 38
39 van de invloed van de moedertaal op de uit- [ dzje© noes ] (`geslacht'), vgl. Italiaans genere. 39
40 spraak van het Latijn in de verschillende lan- 40
41 den is er een aantal bewuste tendensen. 2. In de Nederlandse standaarduitspraak 41
42 wordt de /k/ hard uitgesproken voor a, o en u, 42
43 1. Allereerst is er de Italiaans-katholieke maar als [ s ] voor i, e en ae, bijvoorbeeld : 43
44 uitspraak. Het meest opvallend daarin is de 44
45 `zachte' uitspraak van de /k/ (geschreven -c) als Cicero [Kiekeroo ] uitspraak : [Sieseroo ], vgl. 45
46 [ tsj ] en van de /g/ als [ dzj ], bijvoorbeeld : Frans Cicëron. 46
47 47
48 caelum [ kailoem ] uitspraak : De /ae/ wordt meestal als [ ee ] uitgesproken, 48
49 [ tsje© loem ] (`hemel'), vgl. Italiaans cielo, bijvoorbeeld caelum [ kailoem ] uitspraak : 49
50 Cesare. [ seelum ]. 50
51 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1175 Datum: 08-11-02


1176 Appendix
0 0
1 3. Natuurlijk wordt soms ook een poging ge- beurt dat niet. Voor de in de Nederlandse 1
2 daan om de wetenschappelijk gereconstru- cultuur opgenomen woorden en namen maakt 2
3 eerde uitspraak te gebruiken, bijvoorbeeld /ae/ dit ook een vreemde indruk. 3
4 uitgesproken als [ ai ]. Echt systematisch ge- 4
5 5
6 6
7 7
8
9
3 Overzicht van declinaties en conjugaties 8
9
10 10
11 11
12 12
13 3.1 Declinatie van substantieven 13
14 14
15 Ie declinatie : -a-stammen 15
16 sing. nom. ros a (`roos') plur. ros ae 16
17 gen. ros ae ros aš rum 17
18 dat. ros ae ros |š s 18
19 acc. ros am ros aš s 19
20 abl. ros aš ros |š s 20
21 21
22 IIe declinatie : -o-stammen 22
23 sing. nom. domin us (`meester') plur. domin |š 23
24 gen. domin |š domin oš rum 24
25 dat. domin oš domin |š s 25
26 acc. domin um domin ošs 26
27 abl. domin oš domin |š s 27
28 voc. domin e 28
29 N.B. Alleen bij deze groep van substantieven komt in het enkelvoud een aparte aanspreek- 29
30 vorm (vocativus) voor. Bij eigennamen op -ius is de voc. -|š (Horaš t|š ). Zo ook f|š l|š (`zoon'). 30
31 31
32 sing. nom. puer (`jongen') plur. puer |š 32
33 gen. puer |š puer oš rum 33
34 dat. puer oš puer |š s 34
35 acc. puer um puer oš s 35
36 abl. puer oš puer |š s 36
37 37
38 sing. nom. ager (`akker') plur. agr |š 38
39 gen. agr |š agr oš rum 39
40 dat. agr oš agr |š s 40
41 acc. agr um agr oš s 41
42 abl. agr oš agr |š s 42
43 43
44 sing. nom. templ um (`tempel') plur. templ a 44
45 gen. templ |š templ oš rum 45
46 dat. templ oš templ |š s 46
47 acc. templ um templ a 47
48 abl. templ oš templ |š s 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1176 Datum: 08-11-02


Appendix 1177
0 0
1 IIIe declinatie : consonantstammen 1
2 sing. nom. dux (`leider') plur. duc eš s 2
3 gen. duc is duc um 3
4 dat. duc |š duc ibus 4
5 acc. duc em duc eš s 5
6 abl. duc e duc ibus 6
7 7
8 sing. nom. opus (`werk') plur. oper a 8
9 gen. oper is oper um 9
10 dat. oper |š oper ibus 10
11 acc. opus oper a 11
12 abl. oper e oper ibus 12
13 13
14 -i-stammen 14
15 sing. nom. turr is (`toren') plur. turr eš s 15
16 gen. turr is turr ium 16
17 dat. turr |š turr ibus 17
18 acc. turr im turr |š s (eš s) 18
19 abl. turr |š turr ibus 19
20 20
21 sing. nom. mar e (`zee') plur. mar ia 21
22 gen. mar is mar ium 22
23 dat. mar |š mar ibus 23
24 acc. mar e mar ia 24
25 abl. mar |š mar ibus 25
26 26
27 -gemengde declinatie 27
28 sing. nom. c|š v is (`burger') plur. c|š v eš s 28
29 gen. c|š v is c|š v ium 29
30 dat. c|š v |š c|š v ibus 30
31 acc. c|š v em c|š v eš s 31
32 abl. c|š v e c|š v ibus 32
33 33
34 sing. nom. urb s (`stad') plur. urb eš s 34
35 gen. urb is urb ium 35
36 dat. urb |š urb ibus 36
37 acc. urb em urb eš s 37
38 abl. urb e urb ibus 38
39 39
40 sing. nom. os (`bot') plur. oss a 40
41 gen. oss is oss ium 41
42 dat. oss |š oss ibus 42
43 acc. os oss a 43
44 abl. oss e oss ibus 44
45 45
46 IVe declinatie : -u-stammen 46
47 sing. nom. man us (`hand') plur. man ušs 47
48 gen. man ušs man uum 48
49 dat. man u|š man ibus 49
50 acc. man um man ušs 50
51 abl. man uš man ibus 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1177 Datum: 08-11-02


1178 Appendix
0 0
1 sing. nom. corn u (`hoorn') plur. corn ua 1
2 gen. corn ušs corn uum 2
3 dat. corn u|š /uš corn ibus 3
4 acc. corn u corn ua 4
5 abl. corn uš corn ibus 5
6 6
7 Ve declinatie : -eš -stammen 7
8 sing. nom. di eš s (`dag') plur. di eš s 8
9 gen. di eš |š di eš rum 9
10 dat. di eš |š di eš bus 10
11 acc. di em di eš s 11
12 abl. di eš di eš bus 12
13 13
14 14
15 3.2 Declinatie van pronomina 15
16 16
17 Pronomina personalia - Persoonlijke voornaamwoorden 17
18 18
19 1e persoon 2e persoon 3e persoon 19
20 nom. ego `ik' tuš `jij, u' is `hij' ea `zij' id `het' 20
21 gen. me|š tu|š eius eius eius 21
22 dat. mihi tibi e|š e|š e|š 22
23 acc. meš teš eum eam id 23
24 abl. meš teš eoš eaš eoš 24
25 25
26 nom. noš s `wij' voš s `jullie, u' e|š , |š `zij' eae `zij' ea `zij' 26
27 gen. nostrum, nostr|š vestrum, vestr|š eoš rum eaš rum eoš rum 27
28 dat. noš b|š s voš b|š s e|š s, i|š s, |š s e|š s, i|š s, |š s e|š s, i|š s, |š s 28
29 acc. noš s voš s eoš s eaš s ea 29
30 abl. noš b|š s voš b|š s e|š s, i|š s, |š s e|š s, i|š s, |š s e|š s, i|š s, |š s 30
31 31
32 Pronomen reflexivum - Wederkerend voornaamwoord 32
33 33
34 gen. su|š 34
35 dat. sibi 35
36 acc. seš , seš seš 36
37 abl. seš , seš seš 37
38 38
39 laudoš eum, eam, eos, eas `ik prijs hem, haar, hen' 39
40 laudat se `hij prijst zich, zij prijst zich' 40
41 laudant se `zij prijzen zich' 41
42 42
43 43
44 Pronomina possessiva - Bezittelijke voornaamwoorden 44
45 45
46 masc. fem. n 46
47 meus mea meum `mijn' 47
48 tuus tua tuum `jouw, uw' 48
49 noster nostra nostrum `onze, ons' 49
50 vester vestra vestrum `jullie, uw' 50
51 suus sua suum `zijn (eigen), haar (eigen), hun (eigen)' 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1178 Datum: 08-11-02


Appendix 1179
0 0
1 Pronomina demonstrativa - Aanwijzende voornaamwoorden 1
2 2
3 hic, haec, hoc `deze, dit (hier bij mij)' 3
4 iste, ista, istud `die, dat (daar bij jou)' 4
5 ille, illa, illud `die, dat (daar bij hem, ginds)' 5
6 6
7 singularis 7
8 masc. fem. n masc. fem. n 8
9 nom. hic haec hoc ille illa illud 9
10 gen. huius huius huius ill|š us ill|š us ill|š us 10
11 dat. huic huic huic ill|š ill|š ill|š 11
12 acc. hunc hanc hoc illum illam illud 12
13 abl. hoš c haš c hoš c illoš illaš illoš 13
14 14
15 pluralis 15
16 masc. fem. n masc. fem. n 16
17 nom. h|š hae haec ill|š illae illa 17
18 gen. hoš rum haš rum hoš rum illoš rum illaš rum illoš rum 18
19 dat. h|š s h|š s h|š s ill|š s ill|š s ill|š s 19
20 acc. hoš s haš s haec illoš s illaš s illa 20
21 abl. h|š s h|š s h|š s ill|š s ill|š s ill|š s 21
22 22
23 Iste wordt verbogen zoals ille. 23
24 24
25 Pronomina determinativa - Bepalende voornaamwoorden 25
26 26
27 De bepalende voornaamwoorden zijn : 27
28 is, ea, id `deze (die), dit (dat), degene (datgene)' 28
29 (zie boven) 29
30 ipse, ipsa, ipsum `zelf' 30
31 |š dem, eadem, idem `dezelfde, hetzelfde' 31
32 32
33 Declinatie van ipse 33
34 34
35 singularis pluralis 35
36 masc. fem. n masc. fem. n 36
37 nom. ipse ipsa ipsum ips|š ipsae ipsa 37
38 gen. ips|š us ips|š us ips|š us ipsoš rum ipsaš rum ipsoš rum 38
39 dat. ips|š ips|š ips|š ips|š s ips|š s ips|š s 39
40 acc. ipsum ipsam ipsum ipsoš s ipsaš s ipsa 40
41 abl. ipsoš ipsaš ipsoš ips|š s ips|š s ips|š s 41
42 42
43 43
44 Declinatie van idem 44
45 45
46 singularis pluralis 46
47 masc. fem. n masc. fem. n 47
48 nom. |š dem eadem idem e|š dem eaedem eadem 48
49 gen. eiusdem eiusdem eiusdem eoš rundem eaš rundem eoš rundem 49
50 dat. e|š dem e|š dem e|š dem e|š s(i|š s, |š s)dem e|š s(i|š s, |š s)dem e|š s(i|š s, |š s)dem 50
51 acc. eundem eandem idem eoš sdem eaš sdem eadem 51
52 abl. eošdem eaš dem eoš dem e|š s(i|š s, |š s)dem e|š s(i|š s, |š s)dem e|š s(i|š s, |š s)dem 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1179 Datum: 08-11-02


1180 Appendix
0 0
1 Pronomen relativum - Betrekkelijk voornaamwoord 1
2 2
3 singularis pluralis 3
4 masc. fem. n masc. fem. n 4
5 nom. qu|š quae quod qu|š quae quae 5
6 gen. cuius cuius cuius quoš rum quaš rum quoš rum 6
7 dat. cui cui cui quibus quibus quibus 7
8 acc. quem quam quod quoš s quaš s quae 8
9 abl. quoš quaš quoš quibus quibus quibus 9
10 10
11 Pronomen interrogativum - Vragend voornaamwoord 11
12 12
13 singularis pluralis 13
14 masc. fem. n masc. fem. n 14
15 nom. quis quae quid qu|š quae quae 15
16 gen. cuius cuius cuius quoš rum quaš rum quoš rum 16
17 dat. cui cui cui quibus quibus quibus 17
18 acc. quem quam quid quoš s quaš s quae 18
19 abl. quoš quaš quoš quibus quibus quibus 19
20 20
21 21
22 3.3 Conjugatie van de regelmatige werkwoorden 22
23 23
24 3.3.1 Eerste conjugatie 24
25 25
26 I. Onvoltooide tijden 26
27 27
28 ........................................................................................................................ 28
29 29
30 Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 30
31 ........................................................................................................................ 31
32 32
33 Prae- ik prijs moge (laat) prijs(t) (te) prijzen prijzend 33
34 sens ik prijzen 34
35 laudoš laudem laudaš re laudaš ns 35
36 laudaš s laudeš s laudaš -antis 36
37 laudat laudet 37
38 laudaš mus laudeš mus 38
39 laudaš tis laudeš tis laudaš te 39
40 laudant laudent 40
41 ........................................................................................................................ 41
42 42
43 Imper- ik prees ik zou prijzen 43
44 fectum 44
45 laudaš bam laudaš rem 45
46 laudaš baš s laudaš reš s 46
47 laudaš bat laudaš ret 47
48 laudaš baš mus laudaš reš mus 48
49 laudaš baš tis laudaš reš tis 49
50 laudaš bant laudaš rent 50
51 ........................................................................................................................ 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1180 Datum: 08-11-02


Appendix 1181
0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 2
3 ........................................................................................................................ 3
4 4
5 Futurum ik zal te zullen zullende 5
6 (simplex) prijzen prijzen prijzen 6
7 laudaš bo laudaš tušrus laudaš - 7
8 laudaš bis -a, -um tušrus 8
9 laudaš bit esse -a, -um 9
10 laudaš bimus 10
11 laudaš bitis 11
12 laudaš bunt 12
13 ........................................................................................................................ 13
14 14
15 15
16 Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus 16
17 ........................................................................................................................ 17
18 18
19 Prae- ik word moge ik spoor(t) aan* geprezen (te) 19
20 sens geprezen geprezen worden 20
21 worden 21
22 laudor lauder laudaš r|š 22
23 laudaš ris laudeš ris hortaš re 23
24 laudaš tur laudeš tur 24
25 laudaš mur laudeš mur 25
26 laudaš min|š laudeš min|š hortaš min|š 26
27 laudantur laudentur 27
28 ........................................................................................................................ 28
29 29
30 Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus 30
31 ........................................................................................................................ 31
32 32
33 Imper- ik werd ik zou geprezen 33
34 fectum geprezen worden 34
35 35
36 laudaš bar laudaš rer 36
37 laudaš baš ris laudaš reš ris 37
38 laudaš baš tur laudaš reš tur 38
39 laudaš baš mur laudaš reš mur 39
40 laudaš baš min|š laudaš reš min|š 40
41 laudaš bantur laudaš rentur 41
42 ........................................................................................................................ 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 * N.B. de zogenaamde passieve imperativus komt vrijwel alleen maar bij de deponentia voor. 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1181 Datum: 08-11-02


1182 Appendix
0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus 2
3 ........................................................................................................................ 3
4 4
5 Futurum ik zal (te) zullen 5
6 (simplex) geprezen geprezen 6
7 worden worden 7
8 8
9 laudaš bor laudaš tum |š r|š 9
10 laudaš beris 10
11 laudaš bitur 11
12 laudaš bimur 12
13 laudaš bimin|š 13
14 laudaš buntur 14
15 ........................................................................................................................ 15
16 16
17 17
18 II. Voltooide tijden 18
19 ........................................................................................................................ 19
20 20
21 Activum Indicativus Coniunctivus Infinitivus 21
22 ........................................................................................................................ 22
23 23
24 Per- ik heb geprezen moge (laat) ik geprezen (te) 24
25 fectum ik prees geprezen hebben 25
26 hebben 26
27 laudaš v|š laudaš verim laudaš visse 27
28 laudaš vist|š laudaš veris 28
29 laudaš vit laudaš verit 29
30 laudaš vimus laudaš verimus 30
31 laudaš vistis laudaš veritis 31
32 laudaš veš runt laudaš verint 32
33 ........................................................................................................................ 33
34 34
35 Plq.pf. ik had geprezen ik zou geprezen 35
36 hebben 36
37 laudaš veram laudaš vissem 37
38 laudaš veraš s laudaš visseš s 38
39 laudaš verat laudaš visset 39
40 laudaš veraš mus laudaš visseš mus 40
41 laudaš veraš tis laudaš visseš tis 41
42 laudaš verant laudaš vissent 42
43 ........................................................................................................................ 43
44 44
45 Futurum ik zal geprezen 45
46 exactum hebben 46
47 laudaš veroš 47
48 laudaš veris 48
49 laudaš verit 49
50 laudaš verimus 50
51 laudaš veritis 51
52 laudaš verint 52
53 ........................................................................................................................ 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1182 Datum: 08-11-02


Appendix 1183
0 0
1 ........................................................................................................................ 1
2 2
3 Passivum Indicativus Coniunctivus Infinitivus Participium 3
4 ........................................................................................................................ 4
5 5
6 Per- ik ben geprezen moge (laat) ik geprezen (te) geprezen 6
7 fectum ik werd geprezen geprezen zijn zijn (zijnde) 7
8 laudaš tus sum laudaš tus sim laudaš tus laudaš tus 8
9 -a, -um es -a, -um s|š s -a, -um -a, -um 9
10 est sit esse 10
11 laudaš t|š sumus laudaš t|š s|š mus 11
12 -ae, -a estis -ae, -a s|š tis 12
13 sunt sint 13
14 14
15 ........................................................................................................................ 15
16 16
17 Plq.pf. ik was geprezen ik zou geprezen 17
18 zijn 18
19 laudaš tus eram laudaš tus essem 19
20 -a, -um eraš s -a, -um esseš s 20
21 erat esset 21
22 laudaš t|š eraš mus laudaš t|š esseš mus 22
23 -ae, -a eraš tis -ae, -a esseš tis 23
24 erant essent 24
25 ........................................................................................................................ 25
26 26
27 Futurum ik zal geprezen 27
28 exactum zijn 28
29 laudaš tus eroš 29
30 -a, -um eris 30
31 erit 31
32 laudaš t|š erimus 32
33 -ae, -a eritis 33
34 erunt 34
35 ........................................................................................................................ 35
36 36
37 37
38 38
39 39
40 40
41 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1183 Datum: 08-11-02


1184 Appendix
0 0
1 3.3.2 Tweede conjugatie 1
2 2
3 Onvoltooide tijden 3
4 4
5 ........................................................................................................................ 5
6 6
7 Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 7
8 ........................................................................................................................ 8
9 9
10 Prae- ik verwoest moge (laat) verwoest (te) ver- 10
11 sens ik verwoesten verwoesten woestend 11
12 deleoš deleam deleš re deleš ns 12
13 deleš s deleaš s deleš -entis 13
14 delet deleat 14
15 deleš mus deleaš mus 15
16 deleš tis deleaš tis deleš te 16
17 delent deleant 17
18 ........................................................................................................................ 18
19 19
20 Imper- ik verwoestte ik zou ver- 20
21 fectum woesten 21
22 deleš bam deleš rem 22
23 deleš baš s deleš reš s 23
24 deleš bat deleš ret 24
25 deleš baš mus deleš reš mus 25
26 deleš baš tis deleš reš tis 26
27 deleš bant deleš rent 27
28 ........................................................................................................................ 28
29 29
30 Futurum ik zal (te) zullen zullende 30
31 (simplex) verwoesten verwoesten verwoesten 31
32 deleš bo deleš tušrus deleš tušrus 32
33 deleš bis -a, -um -a, -um 33
34 deleš bit esse 34
35 deleš bimus 35
36 deleš bitis 36
37 deleš bunt 37
38 ........................................................................................................................ 38
39 39
40 40
41 Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus 41
42 ........................................................................................................................ 42
43 43
44 Praesens ik word moge heb(t) verwoest (te) 44
45 verwoest ik verwoest medelijden* worden 45
46 worden 46
47 deleor delear deleš r|š 47
48 deleš ris deleaš ris misereš re 48
49 deleš tur deleaš tur 49
50 deleš mur deleaš mur 50
51 deleš min|š deleaš min|š misereš min|š 51
52 delentur deleantur 52
53 ........................................................................................................................ 53

* N.B. zie noot ½3.3.1.

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1184 Datum: 08-11-02


Appendix 1185
0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus 2
3 ........................................................................................................................ 3
4 4
5 Imper- ik werd ik zou verwoest 5
6 fectum verwoest worden 6
7 deleš bar deleš rer 7
8 deleš baš ris deleš reš ris 8
9 deleš baš tur deleš reš tur 9
10 deleš baš mur deleš reš mur 10
11 deleš baš min|š deleš reš min|š 11
12 deleš bantur deleš rentur 12
13 ........................................................................................................................ 13
14 14
15 Futurum ik zal ver- (te) zullen 15
16 (simplex) woest worden verwoest worden 16
17 deleš bor deleš tum |š r|š 17
18 deleš beris 18
19 deleš bitur 19
20 deleš bimur 20
21 deleš bimin|š 21
22 deleš buntur 22
23 ........................................................................................................................ 23
24 24
25 3.3.3 Derde conjugatie 25
26 26
27 Onvoltooide tijden 27
28 28
29 ........................................................................................................................ 29
30 30
31 Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 31
32 ........................................................................................................................ 32
33 33
34 Prae- ik overwin moge (laat) ik overwin(t) (te) over- 34
35 sens overwinnen overwinnen winnend 35
36 vincoš vincam vincere vinceš ns 36
37 vincis vincaš s vince -entis 37
38 vincit vincat 38
39 vincimus vincaš mus 39
40 vincitis vincaš tis vincite 40
41 vincunt vincant 41
42 ........................................................................................................................ 42
43 43
44 Imper- ik overwon ik zou 44
45 fectum overwinnen 45
46 vinceš bam vincerem 46
47 vinceš baš s vincereš s 47
48 vinceš bat vinceret 48
49 vinceš baš mus vincereš mus 49
50 vinceš baš tis vincereš tis 50
51 vinceš bant vincerent 51
52 ........................................................................................................................ 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1185 Datum: 08-11-02


1186 Appendix
0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 2
3 ........................................................................................................................ 3
4 4
5 Futurum ik zal over- te zullen zullende 5
6 (simplex) winnen overwinnen overwinnen 6
7 vincam victušrus victušrus 7
8 vinceš s -a, -um -a, -um 8
9 vincet esse 9
10 vinceš mus 10
11 vinceš tis 11
12 vincent 12
13 ........................................................................................................................ 13
14 14
15 15
16 Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus 16
17 ........................................................................................................................ 17
18 18
19 Prae- ik word moge ik vertrek(t)* overwonnen 19
20 sens overwonnen overwonnen (te) worden 20
21 worden 21
22 vincor vincar vinc|š 22
23 vinceris vincaš ris profic|š scere 23
24 vincitur vincaš tur 24
25 vincimur vincaš mur 25
26 vincimin|š vincaš min|š profic|š scimin|š 26
27 vincuntur vincantur 27
28 ........................................................................................................................ 28
29 29
30 Imper- ik werd ik zou over- 30
31 fectum overwonnen wonnen worden 31
32 vinceš bar vincerer 32
33 vinceš baš ris vincereš ris 33
34 vinceš baš tur vincereš tur 34
35 vinceš baš mur vincereš mur 35
36 vinceš baš min|š vincereš min|š 36
37 vinceš bantur vincerentur 37
38 ........................................................................................................................ 38
39 39
40 Futurum ik zal overwon- (te) zullen over- 40
41 (simplex) nen worden wonnen worden 41
42 vincar victum |š r|š 42
43 vinceš ris 43
44 vinceš tur 44
45 vinceš mur 45
46 vinceš min|š 46
47 vincentur 47
48 ........................................................................................................................ 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 * N.B. zie noot ½3.3.1. 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1186 Datum: 08-11-02


Appendix 1187
0 0
1 3.3.4 Vierde conjugatie 1
2 2
3 Onvoltooide tijden 3
4 4
5 ........................................................................................................................ 5
6 6
7 Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 7
8 ........................................................................................................................ 8
9 9
10 Prae- ik hoor moge (laat) hoor(t) (te) horen horend 10
11 sens ik horen 11
12 audioš audiam aud|š re audieš ns 12
13 aud|š s audiaš s aud|š -entis 13
14 audit audiat 14
15 aud|š mus audiaš mus 15
16 aud|š tis audiaš tis aud|š te 16
17 audiunt audiant 17
18 ........................................................................................................................ 18
19 19
20 Imper- ik hoorde ik zou horen 20
21 fectum audieš bam aud|š rem 21
22 audieš baš s aud|š reš s 22
23 audieš bat aud|š ret 23
24 audieš baš mus aud|š reš mus 24
25 audieš baš tis aud|š reš tis 25
26 audieš bant aud|š rent 26
27 ........................................................................................................................ 27
28 28
29 Futurum ik zal horen (te) zullen zullende 29
30 (simplex) horen horen 30
31 audiam aud|š tušrus aud|š tušrus 31
32 audieš s -a, -um -a, -um 32
33 audiet esse 33
34 audieš mus 34
35 audieš tis 35
36 audient 36
37 ........................................................................................................................ 37
38 38
39 39
40 Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus 40
41 ........................................................................................................................ 41
42 42
43 Praesens ik word moge verdeel(t)* gehoord (te) 43
44 gehoord ik gehoord worden 44
45 worden 45
46 audior audiar aud|š r|š 46
47 aud|š ris audiaš ris part|š re 47
48 aud|š tur audiaš tur 48
49 aud|š mur audiaš mur 49
50 aud|š min|š audiaš min|š part|š min|š 50
51 audiuntur audiantur 51
52 ........................................................................................................................ 52
53 53
* N.B. zie noot ½3.3.1

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1187 Datum: 08-11-02


1188 Appendix
0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 Passivum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus 2
3 ........................................................................................................................ 3
4 4
5 Imperfec- ik werd ik zou gehoord 5
6 tum gehoord worden 6
7 audieš bar aud|š rer 7
8 audieš baš ris aud|š reš ris 8
9 audieš baš tur aud|š reš tur 9
10 audieš baš mur aud|š reš mur 10
11 audieš baš min|š aud|š reš min|š 11
12 audieš bantur aud|š rentur 12
13 ........................................................................................................................ 13
14 14
15 Futurum ik zal gehoord 15
16 (simplex) worden 16
17 audiar 17
18 audieš ris 18
19 audieš tur 19
20 audieš mur 20
21 audieš min|š 21
22 audientur 22
23 ........................................................................................................................ 23
24 24
25 3.3.5 De capio groep 25
26 26
27 Een aantal werkwoorden gedraagt zich ge- groep. In de lemmata in het woordenboek 27
28 deeltelijk als werkwoorden van de audio groep, blijkt dat uit de vorm van de infinitivus 28
29 maar in een klein aantal vormen als de vinco (capere). 29
30 30
31 ........................................................................................................................ 31
32 32
33 3.3.6 De onregelmatige werkwoorden 33
34 34
35 I. sum, esse, fu|š , part. fut. futuš rus zijn 35
36 36
37 ........................................................................................................................ 37
38 38
39 Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 39
40 ........................................................................................................................ 40
41 41
42 Prae- ik ben moge (laat) wees(t) (te) zijn 42
43 sens ik zijn 43
44 sum sim esse 44
45 es s|š s es 45
46 est sit 46
47 sumus s|š mus 47
48 estis s|š tis este 48
49 sunt sint 49
50 ........................................................................................................................ 50
51 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1188 Datum: 08-11-02


Appendix 1189
0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 2
3 ........................................................................................................................ 3
4 4
5 Imper- ik was ik zou zijn 5
6 fectum eram essem (of 6
7 forem) 7
8 eraš s esseš s 8
9 erat esset 9
10 eraš mus esseš mus 10
11 eraš tis esseš tis 11
12 erant essent 12
13 ........................................................................................................................ 13
14 14
15 Futurum ik zal zijn wees(t) (te) zullen zullende 15
16 (simplex) zijn zijn 16
17 eroš futušrus futušrus 17
18 eris estoš -a, -um -a, -um 18
19 erit estoš esse of fore 19
20 erimus 20
21 eritis estoš te 21
22 erunt suntoš 22
23 ........................................................................................................................ 23
24 24
25 25
26 II. feroš , ferre, tuš l|š , laš tum dragen, brengen 26
27 27
28 Onvoltooide tijden 28
29 29
30 ........................................................................................................................ 30
31 31
32 Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 32
33 ........................................................................................................................ 33
34 34
35 Prae- ik breng moge (laat) breng(t) (te) brengen brengend 35
36 sens ik brengen 36
37 feroš feram ferre fereš ns 37
38 fers feraš s fer -entis 38
39 fert ferat 39
40 ferimus etc. 40
41 fertis ferte 41
42 ferunt 42
43 ........................................................................................................................ 43
44 44
45 Imper- ik bracht ik zou brengen 45
46 fectum fereš bam ferrem 46
47 fereš baš s ferreš s 47
48 etc. etc. 48
49 ........................................................................................................................ 49
50 50
51 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1189 Datum: 08-11-02


1190 Appendix
0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 Activum Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 2
3 ........................................................................................................................ 3
4 4
5 Futurum ik zal brengen (dat) ik zal (te) zullen zullende 5
6 (simplex) brengen brengen brengen 6
7 feram laš tušrus laš tušrus laš turus 7
8 fereš s -a, -um fertoš -a, -um -a, -um 8
9 etc. sim fertoš esse 9
10 etc. fertoš te 10
11 feruntoš 11
12 ........................................................................................................................ 12
13 13
14 14
15 Passivum Indicativus Coniunctivus Infinitivus 15
16 ........................................................................................................................ 16
17 17
18 Prae- ik word moge (laat) ik gebracht 18
19 sens gebracht gebracht (te) worden 19
20 worden 20
21 feror ferar ferr|š 21
22 ferris feraš ris 22
23 fertur etc. 23
24 ferimur 24
25 ferimin|š 25
26 feruntur 26
27 ........................................................................................................................ 27
28 28
29 Imper- ik werd ik zou gebracht 29
30 fectum gebracht worden 30
31 fereš bar ferrer 31
32 fereš baš ris ferreš ris 32
33 etc. etc. 33
34 ........................................................................................................................ 34
35 35
36 Futurum ik zal gebracht (te) zullen 36
37 (simplex) worden gebracht worden 37
38 ferar laš tum |š r|š 38
39 fereš ris 39
40 etc. 40
41 ........................................................................................................................ 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1190 Datum: 08-11-02


Appendix 1191
0 0
1 IIIa. vološ , velle, volu|š willen 1
2 2
3 Onvoltooide tijden 3
4 4
5 ........................................................................................................................ 5
6 6
7 Indicativus Coniunctivus Infinitivus Participium 7
8 ........................................................................................................................ 8
9 9
10 Prae- ik wil moge (laat) (te) willen willend 10
11 sens ik willen 11
12 volo velim velle voleš ns, 12
13 vis vel|š s entis 13
14 vult velit 14
15 volumus vel|š mus 15
16 vultis vel|š tis 16
17 volunt velint 17
18 ........................................................................................................................ 18
19 19
20 Imper- ik wilde ik zou willen 20
21 fectum voleš bam vellem 21
22 voleš baš s velleš s 22
23 etc. etc. 23
24 ........................................................................................................................ 24
25 25
26 Futurum ik zal willen 26
27 (simplex) volam 27
28 voleš s 28
29 etc. 29
30 ........................................................................................................................ 30
31 31
32 32
33 IIIb. noš loš , noš lle, noš lu|š niet willen 33
34 34
35 Onvoltooide tijden 35
36 36
37 ........................................................................................................................ 37
38 38
39 Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 39
40 ........................................................................................................................ 40
41 41
42 Prae- noš loš noš lim noš lle noš leš ns, 42
43 sens noš n v|š s noš l|š s noš l|š entis 43
44 noš n vult noš lit 44
45 noš lumus noš l|š mus 45
46 noš n vultis noš l|š tis nol|š te 46
47 noš lunt noš lint 47
48 ........................................................................................................................ 48
49 49
50 Imper- noš leš bam noš llem 50
51 fectum noš leš baš s noš lleš s 51
52 etc. etc. 52
53 ........................................................................................................................ 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1191 Datum: 08-11-02


1192 Appendix
0 0
1 IIIc. maš loš , maš lle, maš lu|š liever willen 1
2 2
3 Onvoltooide tijden 3
4 4
5 ........................................................................................................................ 5
6 6
7 Indicativus Coniunctivus Infinitivus Participium 7
8 ........................................................................................................................ 8
9 9
10 Prae- maš loš maš lim maš lle maš leš ns, entis 10
11 sens maš v|š s maš l|š s 11
12 maš vult maš lit 12
13 maš lumus maš l|š mus 13
14 maš vultis maš l|š tis 14
15 maš lunt maš lint 15
16 ........................................................................................................................ 16
17 17
18 Imper- maš leš bam maš llem 18
19 fectum maš leš baš s maš lleš s 19
20 etc. etc. 20
21 ........................................................................................................................ 21
22 22
23 23
24 IV. eo, |š re, i|š , itum gaan 24
25 25
26 IVa. Onvoltooide tijden 26
27 ........................................................................................................................ 27
28 28
29 Activum/ Indicativus Coniunctivus Imperativus Infinitivus Participium 29
30 passivum 30
31 ........................................................................................................................ 31
32 32
33 Prae- eoš eam |š re/|š r|š ieš ns, 33
34 sens |š s eaš s |š euntis 34
35 it/|š tur eat/eaš tur 35
36 |š mus eaš mus 36
37 |š tis eaš tis |š te 37
38 eunt eant 38
39 ........................................................................................................................ 39
40 40
41 Imper- |š bam |š rem 41
42 fectum |š baš s |š reš s 42
43 etc./|š baš tur etc./|š reš tur 43
44 ........................................................................................................................ 44
45 45
46 Futurum |š boš itušrus itušrus itušrus 46
47 (simplex) |š bis -a, -um |š toš -a, -um -a, -um 47
48 etc./|š bitur sim |š toš cssc 48
49 49
50 |š toš te 50
51 euntoš 51
52 ........................................................................................................................ 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1192 Datum: 08-11-02


Appendix 1193
0 0
1 IVb. Voltooide tijden 1
2 ........................................................................................................................ 2
3 3
4 Indicativus Coniunctivus Infinitivus 4
5 ........................................................................................................................ 5
6 6
7 Perfectum i|š ierim iisse(|š sse)/itum esse 7
8 |š st|š ieris 8
9 iit/itum est etc./itum sit 9
10 iimus 10
11 |š stis 11
12 ieš runt 12
13 ........................................................................................................................ 13
14 14
15 Plq.pf. ieram |š ssem 15
16 ieraš s |š sseš s 16
17 etc./itum erat etc./itum esset 17
18 ........................................................................................................................ 18
19 19
20 Futurum iero 20
21 exactum ieris 21
22 etc./itum erit 22
23 ........................................................................................................................ 23
24 24
25 25
26 26
27 27
28 28
29 29
30 30
31 31
32 32
33 33
34 34
35 35
36 36
37 37
38 38
39 39
40 40
41 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1193 Datum: 08-11-02


1194 Appendix
0 0
1
2
4 Telwoorden 1
2
3 ........................................................................................................................ 3
4 4
5 hoofd- rang- distributiva adverbia 5
6 telwoorden telwoorden numeralia 6
7 7
8 1 i ušnus, a, um een pr|š mus, a, um singul|š , ae, a semel eenmaal 8
9 eerste telkens/ieder een 9
10 2 ii duo, duae, duo secundus of alter b|š n|š bis 10
11 3 iii treš s, tria tertius tern|š (tr|š n|š ) ter 11
12 4 iv quattuor quaš rtus quatern|š quater 12
13 5 v qu|š nque qu|š ntus qu|š n|š qu|š nquieš (n)s 13
14 6 vi sex sextus seš n|š sexieš (n)s 14
15 7 vii septem septimus septeš n|š septieš (n)s 15
16 8 viii octoš octaš vus octoš n|š octieš (n)s 16
17 9 ix novem noš nus noš veš n|š novieš (n)s 17
18 10 x decem decimus deš n|š decieš (n)s 18
19 19
20 11 xi ušndecim ušndecimus ušndeš n|š ušndecieš (n)s 20
21 12 xii duodecim duodecimus duodeš n|š duodecieš s 21
22 13 xiii treš decim tertius decimus tern|š deš n|š ter decieš s 22
23 14 xiv quattuordecim quaš rtus decimus quatern|š deš n|š quater decieš s 23
24 15 xv qu|š ndecim qu|š ntus decimus qu|š n|š deš n|š quinquieš s decieš s 24
25 16 xvi seš decim sextus decimus seš n|š deš n|š sexieš s decieš s 25
26 17 xvii septendecim septimus decimus septeš n|š deš n|š septieš s decieš s 26
27 18 xviii duodeš v|š gint|š duodeš v|š ceš simus duodeš v|š ceš n|š duodeš vicieš s 27
28 19 xix ušndeš v|š gint|š ušndeš v|š ceš simus ušndeš v|š ceš n|š ušndeš vicieš s 28
29 20 xx v|š gint|š v|š ceš simus v|š ceš n|š v|š cieš s 29
30 30
31 21 xxi ušnus et v|š gint|š ušnus et v|š ceš simus singul|š et v|š ceš n|š semel et v|š cieš s 31
32 of v|š gint|š ušnus of v|š ceš simus pr|š mus of v|š ceš n|š singul|š of v|š cieš s semel 32
33 22 xxii duo et v|š gint|š alter et v|š ceš simus b|š n|š et v|š ceš n|š bis et v|š cieš s 33
34 of v|š gint|š duo of v|š ceš simus alter of v|š ceš n|š b|š n|š of v|š cieš s bis 34
35 28 xxviii duodeš tr|š gintaš duodeš tr|š ceš simus duodeš tr|š ceš n|š duodeš tr|š cieš s 35
36 29 xxix ušndeš tr|š gintaš ušndeš tr|š ceš simus ušndeš tr|š ceš n|š ušndeš tr|š cieš s 36
37 37
38 30 xxx tr|š gintaš tr|š ceš simus tr|š ceš n|š tr|š cieš s 38
39 40 xl quadraš gintaš quadraš geš simus quadraš geš n|š quadraš gieš s 39
40 50 l qu|š nquaš gintaš qu|š nquaš geš simus qu|š nquaš geš n|š qu|š nquaš gieš s 40
41 60 lx sexaš gintaš sexaš geš simus sexaš geš n|š sexaš gieš s 41
42 42
43 70 lxx septuaš gintaš septuaš geš simus septuaš geš n|š septuaš gieš s 43
44 80 lxxx octoš gintaš octoš geš simus octoš geš n|š octoš gieš s 44
45 90 xc noš naš gintaš noš naš geš simus noš naš geš n|š noš naš gieš s 45
46 46
47 100 c centum centeš simus centeš n|š centieš s 47
48 101 ci centum (et) ušnus centeš simus pr|š mus centeš n|š singul|š centieš s semel 48
49 200 cc ducent|š , ae, a ducenteš simus duceš n|š ducentieš s 49
50 300 ccc trecent|š , ae, a trecenteš simus treceš n|š trecentieš s 50
51 400 cd quadringent|š , ae, a quadringenteš simus quadringeš n|š quadringentieš s 51
52 ........................................................................................................................ 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1194 Datum: 08-11-02


Appendix 1195
0 ........................................................................................................................ 0
1 1
2 hoofd- rang- distributiva adverbia 2
3 telwoorden telwoorden numeralia 3
4 4
5 500 d qu|š ngent|š , ae, a qu|š ngenteš simus qu|š ngeš n|š qu|š ngentieš s 5
6 600 dc sescent|š , ae, a sescenteš simus sesceš n|š sescentieš s 6
7 700 dcc septingent|š , ae, a septingenteš simus septingeš n|š septingentieš s 7
8 800 dccc octingent|š , ae, a octingenteš simus octingeš n|š octingentieš s 8
9 900 dcccc noš ngent|š , ae, a noš ngenteš simus noš ngeš n|š noš ngentieš s 9
10 10
11 1000 m m|š lle m|š lleš simus singula m|š lia m|š llieš s 11
12 2000 mm duo m|š lia bis m|š lleš simus b|š na m|š lia bis m|š llieš s 12
13 of íí 13
14 1000000 & x decieš s centeš na decieš s centieš s decieš s centeš na decieš s centieš s 14
15 2 m|š lia m|š lleš simus m|š lia m|š llieš s 15
16 16
17 ........................................................................................................................ 17
18 18
19 Van de hoofdtelwoorden worden uš nus, duo, treš s, 19
20 ducent|š tot noš ngent|š en m|š lia verbogen. 20
21 21
22 masc. fem. n masc. fem. n masc. fem. n 22
23 nom. ušnus ušna ušnum duo duae duo treš s treš s tria m|š lia 23
24 gen. ušn|š us ušn|š us ušn|š us duoš rum duaš rum duoš rum trium trium trium m|š lium 24
25 dat. ušn|š ušn|š ušn|š duoš bus duaš bus duoš bus tribus tribus tribus m|š libus 25
26 acc. ušnum ušnam ušnum duo,duoš s duaš s duo treš s treš s tria m|š lia 26
27 abl. ušnoš ušnaš ušnoš duoš bus duaš bus duoš bus tribus tribus tribus m|š libus 27
28 28
29 ........................................................................................................................ 29
30 30
31 31
32 32
33 33
34 34
35 35
36 36
37 37
38 38
39 39
40 40
41 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1195 Datum: 08-11-02


1196 Appendix
0 0
1
2
5 Maten, gewichten en munten 1
2
3 3
4 4
5 5
6 6
7 Hieronder volgt een overzicht van de meest ponderende Nederlandse eenheden zijn 7
8 voorkomende Latijnse termen. De corres- benaderingen van de Romeinse eenheden. 8
9 9
10 5.1 Maten 10
11 11
12 Lengtematen Inhoudsmaten 12
13 13
14 De basiseenheid is de voet (peš s) = 30 cm. Een - voor vloeistoffen 14
15 voet werd weer onderverdeeld in 16 `vingers' 1 culleus = 20 amphorae = 520 l 15
16 (digit|š ). 1 amphora = 8 congi|š = 26 l 16
17 1 digitus (duim) = 18.5 mm 1 congius = 6 sextaš ri|š = 3.25 l 17
18 1 peš s (voet) = 30 cm 1 hešm|š na = 0.27 l 18
19 1 cubitus (el) = 1.5 pedeš s = 45 cm 19
20 1 gradus (pas) = 2.5 pedeš s = 75 cm - voor vaste stoffen 20
21 1 passus (twee passen) = 2 gradušs = 1.5 m 1 modius (schepel) = 8.75 l 21
22 m|š lle passuum (Rom. mijl) = 1.5 km 1 seš mimodius (halve schepel) = 4.37 l 22
23 1 sextaš rius (ook vloeibaar) = 0.55 l 23
24 Oppervlaktematen 24
25 25
26 1 peš s quadraš tus = 0.09 m2 26
27 1 iušgerum (morgen) = 1/4 ha 27
28 28
29 5.2 Gewichten 29
30 30
31 1 l|š bra = as (Rom. pond) = 327 g 31
32 1 uncia (ons) = 27.3 g 32
33 33
34 5.3 Munten De waarde van de Romeinse munten is moei- 34
35 lijk te bepalen doordat er in de loop van de tijd 35
36 1 aureus = 25 deš naš ri|š veel wijzigingen optraden. Voor de tijd van 36
37 1 deš naš rius = 4 sesterti|š Caesar zou het bestaansminimum moeten 37
38 1 sestertius = 2.5 asses worden gesteld op 400 a© 500 sestertie« n per jaar. 38
39 39
40 40
41 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1196 Datum: 08-11-02


Appendix 1197
0 0
1
2
6 De Romeinse kalender 1
2
3 3
4 4
5 5
6 In de Romeinse tijdrekening gold aanvanke- De datum werd berekend met behulp van drie 6
7 lijk de maan als vast orie« ntatiepunt. vaste dagen : 7
8 Julius Caesar nam het zonnejaar als uitgangs- Kalendae (Kal.) 1e dag van de maand 8
9 punt en stelde een jaar op 365 dagen met zo nu Noš nae (Non.) 5e dag van de maand 9
10 en dan een schrikkeldag. Dit is in feite de basis (7e in maart, mei, juli en oktober) 10
11 voor onze tijdrekening. Idušs (Id.) 13e dag van de maand 11
12 (15e in maart, mei, juli en oktober) 12
13 Het jaar werd benoemd naar de consuls van 13
14 het jaar : P. Sulpicio C. Aurelio consulibus `tijdens De andere dagen werden benoemd door vast te 14
15 het consulaat van P. Sulpicius en C. Aurelius'. stellen hoeveel dagen ze voorafgaan aan de 15
16 vaste orie« ntatiepunten : 16
17 De namen van de maanden waren de vol- Kalendis Ianuariis 1 januari 17
18 gende : (meš nsis) Iaš nuaš rius, Februaš rius, pridie Kalendas Ianuarias 31 december 18
19 Maš rtius (oorspronkelijk de eerste maand van ante diem tertium Idus Martias 13 maart 19
20 het jaar), Apr|š lis, Maš ius, Iušnius, Iušlius (N.B. de Romeinen 20
21 (oorspronkelijk Qu|š nt|š lis), Augustus (oor- rekenden `inclusief') 21
22 spronkelijk Sext|š lis), September, Octoš ber, 22
23 November, December. Een dag werd onderverdeeld in 12 hoš rae 23
24 De dagen van de week heetten : Lušnae (dieš s), (`uren'), waarvan de lengte afhing van de 24
25 Maš rtis, Mercušri|š , Iovis, Veneris, Saturn|š , Soš lis. lengte van de dag tussen zonsopkomst en 25
26 zonsondergang. Zie het volgende schema. 26
27 27
28 28
29 29
30 30
31 31
32  32
33  33
34  34
35  35
36  36
37  37
38 38
39 39
40 40
41 41
42 42
43  43
44  44
45  45
46  46
47  47
48  48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 53

M:/Share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1197 Datum: 08-11-02


1198 Appendix
0 0
1
2
7 De acht windstreken* 1
2
3 3
4 4
5 5
6 6
7 7
8 8
9 9
10 10
11 11
12 12
13 13
14 14
15 15
16 16
17 17
18 18
19 19
20 20
21 21
22 22
23 23
24 24
25 25
26 26
27 27
28 28
29 29
30 30
31 31
32 32
33 33
34 34
35 35
36 36
37 37
38 38
39 39
40 40
41 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 * De afbeelding is met dank aan de uitgever ontleend aan `Vitruvius Handboek bouwkunde vertaald 52
53 door Ton Peters', Amsterdam, Athenaeum ^ Polak & Van Gennep 1997, p.52 53

m:/share/Aup/9504625 wb La-Ne/Voor- en nawerk/02-Appendix.3d Pagina: 1198 Datum: 15-11-02

You might also like