Professional Documents
Culture Documents
1. Leerplicht
Wat is leerplicht?
In België geldt voor alle kinderen van 5 tot 18 jaar de leerplicht: ouders moeten hun kinderen laten leren. Zo
wil de overheid ervoor zorgen dat iedereen onderwijs krijgt. De federale overheid bepaalt de duur van de
leerplicht voor heel België.
Een kind werd tot op heden leerplichtig op 1 september van het jaar dat het 6 werd. Sinds 1 september 2020
werd de leerplicht echter verlaagd naar 5 jaar. Voortaan geldt dus dat een kind leerplichtig wordt op 1
september van het jaar dat het 5 wordt. Een 5-jarig kind moet minstens 290 halve lesdagen aanwezig zijn in
de kleuterschool (een gemiddeld schooljaar telt 320 tot 330 halve lesdagen). Opgelet: een 5-jarig kind dat op
die leeftijd al start in de lagere school, is voltijds leerplichtig.
Opgelet: Door deze wijziging zorgt men ervoor dat elk kind minstens 1 jaar de kleuterschool gevolgd
heeft. Om op 6 jaar het recht te hebben om te starten in het Nederlandstalig gewoon lager onderwijs,
moet je kind in het schooljaar ervoor voldoende aanwezig geweest zijn in een Nederlandstalige
kleuterschool. Anders beslist de klassenraad of je kind naar het gewoon lager onderwijs mag of nog
een jaar kleuteronderwijs moet volgen.
Voor jongeren die voor 1 juli 18 worden, loopt de leerplicht tot de dag van hun 18de verjaardag.
Wie bijvoorbeeld op 3 maart 18 wordt, is dan meerderjarig en kan er zelf voor kiezen om niet meer
naar school te gaan. Wie het schooljaar niet afmaakt, verlaat wel de school zonder studiebewijs of
diploma.
Voor jongeren die na 30 juni verjaren, loopt de leerplicht tot 30 juni van het jaar waarin zij 18 worden.
Dus wie op 19 december 18 wordt, hoeft niet tot dan naar school te gaan. De leerplicht loopt tot 30
juni van het schooljaar ervoor.
Een jongere die al op zijn 15de of 16de een diploma secundair onderwijs behaald heeft, is niet langer
leerplichtig.
Alle kinderen tussen 5 en 18 jaar die in België verblijven, moeten voldoen aan de leerplicht, dus ook kinderen
met een andere nationaliteit.
Kinderen met een andere nationaliteit zijn leerplichtig vanaf de 60ste dag na hun inschrijving in het
vreemdelingenregister, het wachtregister of het bevolkingsregister van de gemeente. Als ouder moet je
ervoor zorgen dat leerplichtige kinderen onderwijs volgen (in een school of via huisonderwijs).
Ook als kinderen geen officiële verblijfspapieren hebben, dan heeft men toch het recht om ze in te schrijven
in een school. De school mag hen daarvoor niet weigeren.
Onderwijs in Vlaanderen
2
Een jongere wordt deeltijds leerplichtig (men zegt ook dat de jongere 'voldaan heeft aan de voltijdse
leerplicht'):
Op 16 jaar of
Op 15 jaar voor wie de eerste 2 leerjaren van het voltijds secundair onderwijs heeft beëindigd
(geslaagd of niet)
Wie het niet ziet zitten om tot 18 jaar elke dag naar school te gaan, kan dus vanaf 15 of 16 jaar kiezen voor
deeltijds leren en deeltijds werken.
Maar er is geen schoolplicht in België: om te leren moet een kind niet naar school gaan. Het kan ook door
huisonderwijs aan de leerplicht voldoen.
In België is er voor kinderen van 5 tot 18 jaar leerplicht. Dat is geen schoolplicht. De meeste leerplichtige
kinderen volgen les in een (erkende) school, maar huisonderwijs - soms ook thuisonderwijs of onderwijs thuis
genoemd - is ook mogelijk.
Individueel huisonderwijs: men geeft zelf les of men stelt een privéleraar aan.
Collectief huisonderwijs: men laat de kinderen naar een privéschool gaan of men organiseert met een
aantal ouders samen huisonderwijs voor de kinderen.
Om in orde te zijn met de leerplicht, moet men een verklaring van huisonderwijs indienen. En om een diploma
of getuigschrift te behalen, moet een kind examens afleggen bij de Examencommissie.
Verwar huisonderwijs niet met onderwijs aan huis voor langdurig zieke kinderen.
Wat is gratis?
Een kind inschrijven in het basisonderwijs is gratis, zowel in de kleuterschool als in de lagere school. De school
mag geen inschrijvingsgeld vragen.
Ook de materialen en activiteiten die strikt noodzakelijk zijn voor de eindtermen en ontwikkelingsdoelen, zijn
gratis. De school kan daar geen bijdrage voor vragen.
Zwemlessen zijn gratis tijdens 1 schooljaar in het lager onderwijs (om de eindterm te bereiken).
Onderwijs in Vlaanderen
3
Activiteiten tijdens de schooltijd die niet strikt noodzakelijk zijn voor de eindtermen en ontwikkelingsdoelen:
toneelbezoek, daguitstappen, sportactiviteiten, zwemlessen (buiten het ene jaar gratis zwemmen).
Materialen die niet strikt noodzakelijk zijn voor de eindtermen en ontwikkelingsdoelen. De school legt ze op,
waardoor men niet zelf naar een goedkoper alternatief kan zoeken:
Men moet het materiaal op school aankopen.
De school vraagt specifiek materiaal, zoals een bepaald tijdschrift of een bepaald type map.
Hoe hoog?
Heel wat scholen organiseren meerdaagse uitstappen zoals zee-, bos- of plattelandsklassen die (geheel of
gedeeltelijk) binnen de schooluren vallen. Men is niet verplicht om een kind hieraan te laten deelnemen. Maar
als een kind meegaat, kan de school daarvoor een bijdrage vragen. Ook daarvoor bestaat een
maximumbedrag: de ‘minder scherpe maximumfactuur’.
Meerdaagse uitstappen die volledig buiten de schooluren plaatsvinden, zoals een reis in de vakantie, vallen
niet onder de maximumfactuur.
Hoe hoog?
In het kleuteronderwijs bestaat geen minder scherpe maximumfactuur. De school mag er geen bijdrage
vragen aan de ouders voor meerdaagse uitstappen. Dat betekent niet dat scholen niet met hun kleuters op
meerdaagse uitstap mogen gaan. De praktijk wijst wel uit dat heel weinig scholen dat doen.
Voor een kind in de lagere school is een basisbedrag voor de volledige duur van het lager onderwijs
vastgelegd. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Daardoor kan het jaarlijks stijgen.
Voor het schooljaar 2023-2024 bedraagt de minder scherpe maximumfactuur aan het einde van het lager
onderwijs maximaal 520 euro.
Wat is de bijdrageregeling?
Scholen kunnen nog andere diensten en producten aanbieden zoals buitenschoolse kinderopvang,
middagtoezicht, maaltijden, drankjes, schoolbus, sportaanbod of lessen Frans na schooltijd, ... Dat zijn zaken
waarvan je naar eigen keuze al dan niet gebruik maakt.
Hoe hoog?
Onderwijs in Vlaanderen
4
Bijdragen voor dit soort uitgaven vallen buiten het systeem van de maximumfactuur.
Er is dus geen maximumbedrag, maar ook voor dit type ouderbijdragen is de school aan afspraken gebonden:
ze moet een bijdrageregeling uitwerken en een bijdragelijst opmaken.
De bijdragelijst vermeldt de verschillende categorieën van kosten die de school aan de ouders kan
doorrekenen. Per categorie vermeldt ze ook het maximaal te verwachten bedrag, voor zover een raming
mogelijk is. Bij grote wijzigingen past de school de bijdragelijst aan.
Het principe is dat de kostprijs in verhouding moet staan tot wat de school aanbiedt. Zo mag de school
drankjes aanbieden tegen een redelijke prijs (met een kleine winstmarge). In de bijdrageregeling vind je ook
de afwijkingen die de school kan toekennen, zoals een regeling voor minder begoede ouders.
3. Onderwijsnetten
Wat is het verschil tussen het officieel onderwijs en het vrij onderwijs?
Scholen van het officieel onderwijs zijn georganiseerd door of in opdracht van de overheid: de Vlaamse
overheid, de provincies, of de steden en gemeenten.
In tegenstelling tot het vrij onderwijs moeten scholen van het officieel onderwijs tot het einde van de
leerplicht de keuze aanbieden tussen lessen katholieke, orthodoxe, protestantse, anglicaanse, joodse of
islamitische godsdienst, of zedenleer.
Scholen die niet door een overheid zijn opgericht, behoren tot het vrij onderwijs.
Het vrij onderwijs bestaat hoofdzakelijk uit confessionele scholen, die aan een godsdienst zijn gebonden. De
katholieke scholen vormen de grootste groep. Maar er zijn ook vrije scholen van een andere godsdienst, zoals
joodse of islamitische scholen.
Daarnaast zijn er vrije niet-confessionele scholen, die niet aan een godsdienst gebonden zijn.
Het gemeenschapsonderwijs is het officieel onderwijs dat de openbare instelling GO! onderwijs van
de Vlaamse Gemeenschap organiseert in opdracht van de Vlaamse overheid.
Het gesubsidieerd officieel onderwijs omvat het gemeentelijk onderwijs (georganiseerd door de
gemeentebesturen) en het provinciaal onderwijs (georganiseerd door de provinciebesturen)
In het vrij onderwijs is er 1 net: het gesubsidieerd vrij onderwijs (gvo). Een privépersoon of privé-organisatie
organiseert een school in het gvo. De grootste groep, de katholieke scholen, zijn vertegenwoordigd door de
koepel Katholiek Onderwijs Vlaanderen (KOV).
Schematisch overzicht:
Onderwijs in Vlaanderen
5
Gemeenschapsonderwijs
(GO!)
Officieel Gemeentelijk onderwijs
onderwijs (OVSG)
Gesubsidieerd Officieel
onderwijs
Provinciaal onderwijs
Onderwijsnetten in Vlaanderen (POV)
Confessioneel onderwijs
(vb. KOV)
Vrij onderwijs Gesubsidieerd Vrij Onderwijs
Niet-confessioneel
onderwijs
4. Verplichte taalscreening bij de eerste instap in het gewoon lager onderwijs of in het gewoon secundair
onderwijs
Elk kind dat voor de 1ste keer instapte in een Nederlandstalige lagere school of secundaire school, moest in die
school een taalscreening doen. Vanaf 2021-2022 gebeurt deze taalscreening bij het begin van de leerplicht, in
de 3de kleuterklas.
Leerlingen die de overstap maken van het gewoon of buitengewoon kleuteronderwijs naar het
gewoon lager onderwijs
én
Kinderen die op latere leeftijd in het gewoon lager onderwijs instromen (leerlingen uit Wallonië of uit
het buitenland)
Op basis van de resultaten van de taalscreening zullen leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen
vanaf het schooljaar 2021-2022 een actief taalintegratietraject Nederlands moeten volgen. Dat is een
taalbad of een volwaardig alternatief dat dezelfde resultaten bereikt.
Ook voor leerlingen die in de loop van het lager onderwijs instromen en het Nederlands onvoldoende
beheersen om de lessen te kunnen volgen, kan de school beslissen dat zij een taalintegratietraject moeten
volgen.
Als uit de screening blijkt dat je kind nood heeft aan een aangepast taalintegratietraject om het bij te werken
voor bepaalde taalonderdelen moet de school dat aanbieden. De school beslist vrij hoe ze het
taalintegratietraject invult en welke maatregelen ze inzet.
De school kan als taalintegratietraject een taalbad organiseren. Je kan niet weigeren om je kind een
taalintegratietraject te laten volgen.
Onderwijs in Vlaanderen
6
Ook voor leerlingen die in de loop van het lager onderwijs instromen en onvoldoende het Nederlands
beheersen om de lessen te kunnen volgen , kan de school dan beslissen dat zij een taalintegratietraject
moeten volgen.
Taalintegratietrajecten kunnen vanaf het schooljaar 2021-2022 ook een voorwaarde zijn om tot het gewoon
lager onderwijs toegelaten te worden.
Met taalbad wordt vanaf het schooljaar 2021-2022 bedoeld intensieve onderwijsactiviteiten die tot doel
hebben de leerling door onderdompeling in de onderwijstaal deze onderwijstaal te laten verwerven in functie
van een snelle integratie in de reguliere onderwijsactiviteiten. Dit kan een voltijds traject zijn. Een leerling kan
gedurende het basisonderwijs maximaal één schooljaar een voltijds taalbad of voltijds gelijkwaardig
alternatief volgen.
Als blijkt dat een kind niet genoeg Nederlands kent om de lessen te kunnen volgen, kan de school een taalbad
inrichten. De school beslist welke kinderen een taalbad moeten volgen. Als ouder kan men dat niet weigeren.
Een taalbad (OKAN) duurt maximaal 1 jaar. Het wordt zo kort mogelijk gehouden. Doel is dat een kind zo snel
mogelijk in de gewone klas terechtkan.
Het taalbad kan georganiseerd worden in een andere school dan die waar het kind ingeschreven is. Na het
taalbad gaat het terug naar zijn gewone school. Het kan daar ook nog verdere taalondersteuning krijgen.
Wat is OKAN?
Als een kind nog niet lang in België woont en niet voldoende Nederlands spreekt, kan het toegelaten worden
tot een onthaaljaar (vaak 1 maar in het lager onderwijs soms ook 2 jaar) of onthaalklas voor anderstalige
nieuwkomers (OKAN). Daar probeert de school het kind zo snel mogelijk Nederlands aan te leren. Doel is dat
het na 1 jaar genoeg Nederlands kent om naar een gewone klas te gaan.
Je kind moet aan 5 voorwaarden voldoen op de dag dat het kind ingeschreven wordt of op de dag dat het
start in het onthaalonderwijs:
1. Het kind is een nieuwkomer: het verblijft sinds maximaal 1 jaar (zonder onderbreking) in België.
2. De thuistaal of moedertaal is niet het Nederlands.
3. Het spreekt en begrijpt niet voldoende Nederlands om de lessen goed te kunnen volgen.
4. Het is niet langer dan 9 maanden ingeschreven in een Nederlandstalige school (vakantiemaanden juli
en augustus niet meegerekend).
5. Leeftijd:
o In het basisonderwijs moet een kind ten laatste op 31 december van het schooljaar minstens
5 jaar zijn.
o In het secundair moet het ten laatste op 31 december van het schooljaar minstens 12 jaar zijn
en nog geen 18.
Als een kind officieel verblijft in een open asielcentrum en ten laatste op 31 december van het schooljaar
minstens 12 en nog geen 18 jaar is, dan kan het ook tot het onthaalonderwijs worden toegelaten.
In individuele situaties en in uitzonderlijke gevallen zijn in het secundair onderwijs afwijkingen mogelijk op de
voorwaarden 1, 4 en 5. De klassenraad kan een afwijking toestaan, uiterlijk 25 lesdagen nadat een kind in het
onthaalonderwijs is gestart.
Onderwijs in Vlaanderen
7
De vrijheid van onderwijs is een recht op grond waarvan iedereen een school mag oprichten. Vrijheid van
onderwijs betekent ook dat ouders voor hun kinderen mogen kiezen voor een school binnen het GO!, het
gesubsidieerd officieel onderwijs, gesubsidieerd vrij onderwijs of huisonderwijs.
6. Leerlingenbegeleiding
Kinderen kunnen bij het leren moeilijkheden ervaren. Naar schatting 1 op 5 jongeren heeft leerachterstand of
een leerprobleem.
Problemen thuis
Weinig zelfvertrouwen
Verkeerde leermethode
Hardnekkige lees-, schrijf- of rekenproblemen
Aandachtsproblemen
Problemen met de werkhouding
...
In het basis- en secundair onderwijs ligt de eerste zorg in de handen van de school zelf. Een gesprek met de
klasleraar of klastitularis is een belangrijke eerste stap als men een leerprobleem wil aanpakken. Die leraar
kan overleggen met andere collega's, zoals een zorgcoördinator, leerlingenbegeleider, graadcoördinator, of
de directeur. In vele gevallen zal de school zelf kunnen helpen. Is dat niet het geval, dan kan zij doorverwijzen
naar het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB).
Elke erkende school in Vlaanderen werkt samen met een centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB).
Bij de inschrijving moet de school informeren over het CLB waarmee ze samenwerkt en wat die samenwerking
inhoudt.
Leren en studeren: problemen met lezen, schrijven, leren, huiswerk maken ...
Schoolloopbaanbegeleiding: vragen bij de studiekeuze, studierichtingen, attesten en diploma's ...
Psychische en sociale problemen: stress, faalangst, pestproblemen, grensoverschrijdend gedrag,
spijbelen ...
Preventieve gezondheidszorg: inentingen, groeistoornissen, druggebruik, overgewicht ...
Ouders, kinderen, leraren en directies kunnen er gratis terecht bij een team van artsen, verpleegkundigen,
psychologen, pedagogen en maatschappelijk werkers.
Het CLB werkt vraaggestuurd: op vraag van de ouders of van de school. Als ouder kan men altijd zelf om
begeleiding vragen.
Onderwijs in Vlaanderen
8
Vraagt een school om een leerling te begeleiden, dan zal het CLB altijd de toestemming van de ouders vragen.
Of van de leerling zelf als die bekwaam is om zelf beslissingen te nemen (richtleeftijd 12 jaar).
Doel?
Het is de ambitie van de Vlaamse Regering om ervoor te zorgen dat alle leerlingen zich optimaal kunnen
ontwikkelen met een maximale leerwinst. Het decreet wil de onderwijskwaliteit verhogen, maar ook
werkbaarheid voor scholen en leerkrachten waarborgen.
Maatregelen voor het gewoon onderwijs, met focus op een sterke brede basiszorg en verhoogde zorg
in de scholen.
De uitbouw van een duurzaam leersteunmodel voor kwaliteitsvolle leersteun aan scholen voor
gewoon onderwijs.
Maatregelen voor buitengewoon onderwijs met focus op kwaliteit en meer afstemming tussen
gewoon en buitengewoon onderwijs.
Wat is het?
Leersteun is ondersteuning voor scholen voor gewoon onderwijs waar leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften les volgen.
Leersteun bouwt verder op het beleid op leerlingenbegeleiding dat elke basisschool en secundaire school
voor al haar leerlingen uitbouwt. De school werkt volgens het zorgcontinuüm om samen met de ouders en het
CLB alle leerlingen zo goed mogelijk te begeleiden d.m.v. de brede basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding
van zorg.
Als de brede basiszorg en verhoogde zorg niet volstaan en uitbreiding van zorg nodig is, of als een leerling een
individueel aangepast curriculum volgt of een traject volgt met een OV4-verslag, dan kan een school voor
gewoon onderwijs vanuit het leersteuncentrum extra ondersteuning en expertise aanvragen.
Leersteun wordt steeds gegeven op basis van de onderwijsbehoeften en ondersteuningsnoden van de leerling
en de leerkracht(en). Leersteun wordt zowel leerlinggericht, leerkrachtgericht als
schoolteamgericht ingezet, met twee belangrijke doelstellingen:
Onderwijs in Vlaanderen
9
Elke school voor gewoon onderwijs kiest een leersteuncentrum waar ze mee samenwerkt.
In het gewoon basisonderwijs bestaat er sinds 1 september 2012 geen apart geïntegreerd
ondersteuningsaanbod meer, maar maken de SES-lestijden (toegekend op basis van de socio-economische
status van de leerlingen) integraal deel uit van de omkadering. Om de socio-economische status van de
leerlingen te vatten, wordt gebruik gemaakt van de volgende indicatoren:
De taal die de leerling in het gezin spreekt is niet de onderwijstaal. De ‘gezinstaal’ is niet de
onderwijstaal.
Wat is TOAH?
Is een kind langdurig afwezig wegens ziekte of ongeval, of is het chronisch ziek, dan heeft het onder bepaalde
voorwaarden een tijdelijk recht op 4 lestijden per week onderwijs aan huis. Ook een leerling die langdurig
afwezig is wegens moederschapsverlof, heeft onder dezelfde voorwaarden recht op 4 lestijden tijdelijk
onderwijs aan huis (TOAH).
Deze mogelijkheid bestaat voor leerlingen in het gewoon en in het buitengewoon onderwijs, zowel in het
basisonderwijs als in de meeste richtingen van het secundair onderwijs.
Het is de school waar het kind als regelmatige leerling is ingeschreven, die voor dit onderwijs zorgt. Zij beslist
welke leraar welke vakken op welke dag(en) geeft. Dat doet ze in overleg met de ouders en rekening houdend
met het advies van de arts.
In het schoolreglement vind je de wederzijdse rechten en plichten van de leerlingen, de ouders en de school.
Als ouder of als meerderjarige leerling ondertekent men het schoolreglement voorafgaand aan de
inschrijving. Als de school het reglement wijzigt, moet zij het opnieuw ter ondertekening voorleggen.
Men heeft recht op een exemplaar van het reglement. Zowel de ouder als het kind, als de school moeten het
reglement naleven.
Als men niet akkoord gaat met aspecten uit het reglement, kan men het kind niet inschrijven in de
betreffende school.
Onderwijs in Vlaanderen
10
B. De structuur van het onderwijs: naar het gewoon en buitengewoon kleuteronderwijs en naar het
gewoon en buitengewoon lager onderwijs
Onderwijs in Vlaanderen
11
Een kind kan tussen 2,5 en 3 jaar op een van de volgende 7 instapdatums naar de kleuterschool:
Wordt een kind 2,5 jaar op een instapdatum, dan mag het al vanaf die dag naar school.
Scholen organiseren vaak afzonderlijke klasjes voor kleuters tussen 2,5 en 3 jaar. In zo'n instapklasje kan een
kinderverzorgster meehelpen.
Voor kinderen van 3 jaar gelden de instapdatums niet. Zij kunnen op elke schooldag starten in de kleuterklas.
Als een kleuter 2,5 jaar is maar nog niet zindelijk, mag hij toch naar de kleuterschool. De school mag de ouders
natuurlijk wel informeren over het belang van zindelijkheidstraining en overleggen wat de mogelijkheden zijn.
Zindelijkheidstraining is de verantwoordelijkheid van de ouder.
In het buitengewoon kleuteronderwijs kan een kind vanaf 2,5 jaar naar school. Er zijn geen instapdatums. Om
een kind in te schrijven heeft men wel een verslag voor toegang tot het buitengewoon onderwijs nodig. Daar
staat in welk type onderwijs het beste bij de kleuter past.
Kleuteronderwijs was in Vlaanderen niet verplicht. Door de verlaging van de leerplicht naar 5 jaar, is het laatste
jaar van de kleuterschool wel verplicht geworden.
Het loont zonder meer de moeite om een kind al in de kleuterschool in te schrijven. Een kleuter leert in de klas
sociale vaardigheden, raakt er vertrouwd met taal en met praktische vaardigheden. De kleuterjuf of -meester
bereidt een kind voor op het lager onderwijs.
6-jarige leerlingen kunnen in het lager onderwijs starten als ze in het voorafgaande schooljaar een bepaald
aantal dagen aanwezig waren in het Nederlandstalig kleuteronderwijs. Gezien het belang van de
kleuterschool, moet men nu verplicht 290 halve lesdagen aanwezig zijn als 5-jarige. Als dat niet het geval is,
beslist de klassenraad van de lagere school waar men het kind wil inschrijven of het daar toch mag starten, dan
wel of het nog een jaar naar de kleuterschool moet.
Heeft een kleuter specifieke zorg nodig door een beperking, dan kan hij met een verslag van het centrum voor
leerlingenbegeleiding terecht in het buitengewoon onderwijs.
In een school voor buitengewoon onderwijs is gespecialiseerde hulp aanwezig. Therapeuten, opvoeders,
artsen, orthopedagogen versterken er het schoolteam.
Onderwijs in Vlaanderen
12
In het buitengewoon kleuteronderwijs kan een kind vanaf 2,5 jaar naar school. Er zijn geen instapdagen zoals
in het gewoon kleuteronderwijs.
Alleen de klassenraad kan beslissen dat een kind een jaar vroeger naar het gewoon lager onderwijs mag, dus
op 5 jaar (op 1 september van het kalenderjaar waarin het 5 wordt). De klassenraad wint daarvoor het advies in
van het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB).
Als een kind al op 5 jaar instapt in het lager onderwijs, start ook de leerplicht een jaar eerder.
Wat als een kind niet rijp is om in het jaar dat het 6 wordt, over te gaan naar het eerste leerjaar?
Je kind is schoolrijp als het de kennis, vaardigheden en houdingen bezit die nodig zijn om goed te kunnen
starten met lezen, schrijven en rekenen. Schoolrijpheid is een voorwaarde tot succes in het lager onderwijs. In
veel scholen test het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) de schoolrijpheid van de kinderen.
Als een kind een aantal vaardigheden nog niet genoeg beheerst, is dat niet meteen een reden tot ongerust-
heid. Maar men kan signalen beter ernstig nemen. Men kan als ouder ook een extra onderzoek naar de
schoolrijpheid van het kind aanvragen.
Na het onderzoek naar de schoolrijpheid kan men de raad krijgen om een kind nog een jaar langer in de
kleuterklas te houden, ook al is het 6 jaar en was het voldoende aanwezig in het kleuteronderwijs om naar het
gewoon lager onderwijs te mogen overstappen.
Dat is geen bindend advies. Als ouder kan men beslissen om de raad van de school of het CLB niet op te
volgen.
Men kan het gewoon kleuteronderwijs maar met 1 jaar verlengen. Na dat jaar moet het kind overstappen naar
het gewoon lager onderwijs of naar het buitengewoon onderwijs.
Opgelet: een kind dat een jaar langer in de kleuterklas blijft, valt onder de leerplicht.
De meeste kinderen doorlopen de gewone lagere school in 6 jaar. Soms is het beter voor een kind om langer
de gewone lagere school te volgen.
Een kind kan maximaal 8 jaar in het lager onderwijs doorbrengen. Voor de toelating tot het 8ste jaar is een
gunstig advies van de klassenraad en een advies van het CLB vereist.
Men kan als ouder niet verplicht worden om het kind een 8ste jaar in het lager onderwijs te houden.
In het lager onderwijs beslist de school of een leerling mag overgaan of moet zittenblijven. De school kan wel
afstand doen van dat beslissingsrecht en de keuze aan de ouders laten.
Onderwijs in Vlaanderen
13
Een school die beslist dat een leerling moet overzitten, moet die beslissing schriftelijk motiveren en mondeling
toelichten aan de ouders. Ook moet zij aandachtspunten voor het volgende schooljaar formuleren, zodat het
kind gerichter begeleid kan worden.
Een kind kan niet langer dan 8 jaar in het gewoon lager onderwijs blijven. Ouders kunnen niet verplicht
worden om hun kind een 8ste jaar lager onderwijs te laten volgen. Omgekeerd kunnen de ouders alleen
beslissen om hun kind een 8ste jaar lager onderwijs te laten volgen na een gunstig advies van de klassenraad
en een advies van het CLB.
In het buitengewoon lager onderwijs kan een kind maximaal 9 jaar doorbrengen.
Of een leerling een jaar mag overslaan in het lager onderwijs, is de beslissing van de school.
De overheid heeft wel vastgelegd dat een leerling minimaal 4 jaar in het gewoon lager onderwijs moet
doorbrengen.
De beslissing om een kind een jaar te laten overslaan kan gevolgen hebben. Aan het einde van het
basisonderwijs beslist de klassenraad immers of een kind in voldoende mate de doelen van het leerplan
bereikte. Is dat niet het geval, dan ontvangt het kind geen getuigschrift basisonderwijs.
De klassenraad beslist of een kind het getuigschrift basisonderwijs behaalt. Daarbij gelden volgende
voorwaarden:
Het kind moet de doelstellingen uit het leerplan waar de eindtermen in verwerkt zijn, voldoende
bereiken.
De klassenraad beslist dat autonoom. Een school kan die inschatting maken door examens af te
nemen, maar dat hoeft niet het geval te zijn.
Wie op het einde van het lager onderwijs geen getuigschrift basisonderwijs krijgt, heeft recht op een attest
met de vermelding van het aantal en het soort gevolgde jaren lager onderwijs.
Men kan als ouder beroep indienen tegen de beslissing van de klassenraad om het kind geen getuigschrift
basisonderwijs toe te kennen. De beroepsprocedure is verplicht opgenomen in het schoolreglement.
Als een kind het getuigschrift basisonderwijs niet behaalt in het lager onderwijs, dan is het nog mogelijk in het
secundair onderwijs. Dat gebeurt als een kind slaagt in het 1ste jaar B.
Heeft een kind specifieke zorg nodig door een beperking? Dan kan het ook terecht in het buitengewoon
onderwijs.
Onderwijs in Vlaanderen
14
In een school voor buitengewoon onderwijs is gespecialiseerde hulp aanwezig. De kinderen krijgen er
aangepast onderwijs en aangepaste opvoeding, verzorging en behandeling.
Het buitengewoon lager onderwijs is ingedeeld in types, volgens de speciale zorg die de kinderen nodig
hebben.
Type basisaanbod: voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften voor wie het
gemeenschappelijk curriculum met redelijke aanpassingen niet haalbaar is in een school voor gewoon
onderwijs.
Dit type vervangt vanaf september 2015 geleidelijk de types 1 en 8.
Type 1: voor kinderen met een lichte verstandelijke handicap (in afbouw)
Type 2: voor kinderen met een verstandelijke beperking
Type 3: voor kinderen met een emotionele of gedragsstoornis, maar zonder verstandelijke beperking
Type 4: voor kinderen met een motorische beperking
Type 5: voor kinderen in een ziekenhuis, een preventorium of een residentiële setting
Type 6: voor kinderen met een visuele beperking
Type 7: voor kinderen met een auditieve beperking of een spraak- of taalstoornis
Type 8: voor kinderen met ernstige leerstoornissen (in afbouw)
Type 9: voor kinderen met een autismespectrumstoornis, maar zonder verstandelijke beperking
(sinds september 2015)
Voor een inschrijving in het buitengewoon onderwijs heeft men een verslag (uitgeschreven door het CLB)
nodig. Daar staat in waarom er doorverwezen wordt en welk type onderwijs het beste bij het kind past.
Onderwijs in Vlaanderen