AL DE WEG LEIDT MIJ MIJN HEILAND

C7 F B¨/F F C F
3 j j
& b 4 œ™ œ œ™ œ œ œ
œ œ œ œ œ™ œ œ œ ˙ œ™ œ
1. Al de weg leidt mij mijn Hei - land, wat ver - langt mijn ziel dan meer? Zou ik
2. Al de weg leidt mij mijn Hei - land, troost geeft Hij tot in de dood. Als ik
5 B¨ F/C C G/B G7 C C7
j
&b œ™ œ œ œ œ œ œ œ œ™ j
œ œ œ ˙ œ œ
im - mer aan Hem twijf' - len, Die mij voor - leidt keer op keer? Zoe - te
zwak ben in be - proe - ving, sterkt Hij mij met 't he - mels brood. Als mijn
9 F B¨/F F D‹ C/E C C/B¨
j j
& b œ™ œ œ œ œ œ œ œ œ™ œ œ œ ˙ œ œ
troost en zaal' - ge vre - de heb ik steeds op Zijn be - vel. 'k Weet wat
schre - den soms gaan wank - 'len en mijn ziel van dorst ver - smacht, geeft Hij
13 F/A B¨ F/C C7(“4) C7 F G‹ F/A
j j
& b œ™ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ ˙ œ œ œ™ œ œ œ
hier mij o - ver - ko - me, Hij maakt al - le din - gen wel. 'k Weet wat hier mij o - ver -
mij het le - vend wa - ter en ver - nieuwt mijn le - vens - kracht. Geeft Hij mij het le - vend
18 B¨ F/C C7(“4) C7 F

&b œ œ œ œ œ ˙ ™™ œ œ
œ œ œ
ko - me, Hij maakt al - le din - gen wel.
wa - ter en ver - nieuwt mijn le - vens - kracht.
22 F/A B¨ BØ F/C D7(“4) D7
œ œ œ œ œ œ œ œ ˙ #
œ™ j œ œ nœ ™
&b œ œ
3. Al de
26 G C/G G A‹/G G
# j
& œ™ œ
J
œ œ œ œ œ œ œ™ œ œ œ ˙ œ™ œ
weg leidt mij mijn Hei - land door al 't aard - se storm - ge - bruis en vol -
30 C/E G/D D A/C© G/B A7 D D/C
#
& œ™ œ
J
œ œ œ œ œ œ œ™ j
œ œ œ ˙ œ œ
ko - men vreug - de wacht mij in het za - lig Va - der - huis. Als 'k mijn
34 G/B C G G/F© E‹ A‹7 D
# j j
& œ™ œ œ œ œ œ œ™ œ œ œ ˙ œ œ
œ œ
kroon, die Hij zal ge - ven, aan Zijn voe - ten ne - der - leg, zal mijn
38 G7 C C©Ø G/D D7 G
# ™
& œ œ
J œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ ˙ œ œ
lied voor eeu - wig we - zen: "Je - zus leid - de m' al de weg." Zal mijn
42 G7 C C©Ø G/D D7 G
# ™
& œ œ
J
œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ ˙™
lied voor eeu - wig we - zen: "Je - zus leid - de m' al de weg."