Professional Documents
Culture Documents
Algemene info:
Blauwe kaders zijn niet te kennen, dit is achtergrondinfo
Examen:
o Multiple choice (uit handboek)
o Casusvraag (uit lesnotities)
o Denkvraag toepassen op ongeziene tekst (zie proefexamen in december)
Ongeschreven bronnen
o Materiële voorwerpen
Archeologische bronnen, overblijfselen, munten, manueel vervaardigde
afbeeldingen (kunst: P. Picasso, 1881-1973), mechanisch vervaardigde
afbeeldingen (foto en film).
Pablo Picasso: Picasso was de exhibitionist van zijn tijd. Zo heeft hij
veel egodocumenten nagelaten die bepalend waren voor de
artistieke wegen na hem. In zijn eigen werk is een merkwaardige
evolutie te zien.
o Rond 1950: Hij beeldt zichzelf af als een man in volle glorie:
macho, adonis
o Jaren ’50: Hetzelfde thema, maar dan wat verouderd.
o Na de jaren ’50: De man is veranderd in een aap (vermoeid,
met uitgebluste mannelijkheid).
o Orale tradities
o Interviews (cf. infra), liederen, politiek lied
o CASUS: Hanns Eisler (1898-1962), Der heimlichen Aufmarsch, politiek
lied, de uitvoerder was Ernst Busch (1900-1980). Eisler was een
modernistisch componist tijdens de Weimarrepubliek, hij werkte samen
met Berthold Brecht maar vluchtte in 1933 naar de VS. Hij maakt
filmmuziek in Hollywood maar wordt in 1948 in volle McCarthy
heksenjacht uit de VS gezet en keert terug naar de DDR.
3. Van gesproken naar geschreven woord en terug? Evolutie van de bronnentypes en hun
complementariteit
3.1 Schrift en alfabet
3.2 De drukpers: schaalvergroting en uitdieping
Papier, drukpapier, machinaal papier
Eind 15de-begin 16de eeuw
Eerste Europese “kenniseconomie” (J.L. Van Zanden)
Men ging kritischer om met teksten
3.3 Woord en beeld
Late 18de-19de eeuw
3.4 Mondelinge bronnen: orale overlevering, orale geschiedenis
Vooral mondelinge tradities zijn een aanvulling op de geschreven bronnen
Theorie: Jan Vansina (1961-1985), Afrikaanse samenleving (eigen kritische tests,
intern en extern)
Momenten van zwakheid voor mondelinge tradities:
o Subjectief
o Ondervraagde wil zich een mooiere rol toebedelen
o Traditioneel misprijzen voor interview als historische bron
Momenten van sterkte voor mondelinge tradities
o Toch nuttig voor bepaalde sectoren
o De techniek van de handige interviewer
o Interferentie tussen ondervrager en ondervraagde
CASUS: Interviewtechniek toegepast door productiekern WO I van BRT. Maurice
De Wilde (de Pitbull van de VRT) maakte een reeks “De bezetting” (Lou de Jong),
die in Frankrijk de naam ‘Le chagrin et la pitié” meekreeg. Later werd Maurice De
Wilde zelf onderwerp van een studie door V. Vanden Daele over zijn
interviewtechniek die op de grens van de deontologie lag. Vb: M. Naessens, K.
Degrelle (laatste werd later verboden om geïnterviewd te worden). De Wilde
deed altijd veel stof opwaaien (zelfs Leopold III reageerde), zijn reeks heeft dan
ook consequenties gehad.
Interview wordt historische bron in verschillende lagen:
o Fatische laag/basislaag: transcript (kan gewoon geschreven worden), pure
cognitieve info, de feiten
o Muzische laag: toonband (pauzes inlassen, gesprek kleur geven)
o Paralinguale laag: body language, houding van de persoon
o Extra-linguale laag: achtergrond, setting
4. Impact van communicatie- en informatietechnologie op de productie van bronnen
4.1 Snelheid en kwaliteit van de overdracht
Belangrijk voor koningen, sterftes,…
Vroeger duurde het soms 5 dagen voor de Franse rivaal van Karel (de Stoute?)
van zijn dood ingelicht werd. Nog een aantal dagen eer Maria van Bourgondië op
de hoogte is om die op te volgen. De Franse koning kan op die 2 weken de
hertogdommen inpalmen (omdat hij het al weet).
Karel de 5e ziet het potentiële belang van Tour en Taxis (?), een Noord-Italiaans
postbedrijf. En zal er snel een monopolie op trachten uit te oefenen.
Commercialiseren van nieuws leidt tot persagentschappen: Nu: Belga, Reuters,...
5.5 Waar worden bronnen bewaard? Het archief als zingevende instelling
Archieven – de Centrale der Archieven: fantasie van de 19de-eeuwse positivisten
(Charles-Victor Langlois), bibliotheken als historisch panopticon
Droom van het ultieme archief (Napoleon kwam als eerste met dit idee, nu
vergelijkbaar met internet)
Van document tot archief: classificatie creëert mee historische werkelijkheid
1.5. Kopie
CASUS: De lijkwade van Turijn
o 1357: graaf van Charny schenkt doek aan de kerk van Lirey (bij Troyes, in de
Champagnestreek).
o Midden 15de eeuw was het in het bezit van de hertogen van Savoie (Chambéry).
Toen was er een brand in 1532 en bevond het doek zich vanaf 1578 in Turijn.
o 1983: Umberto van Savoie schenkt het doek aan het Vaticaan
o 1987: De aartsbisschop Ballestro van Turijn laat een C14-analyse uitvoeren (zie
infra – archeologie).
o Het was een linnen doek, dus bevatte hij ook plantaardige onderdelen.
o Analyse C14 plaatst het doek in 1290-1370. De analyse werd uitgevoerd in Zürich,
Oxford en Tucson. Dit gebeurde op 3 verschillende plaatsen voor de accuraatheid.
o Pollenanalyse: sporen van planten uit Palestina gevonden
o Chemische analyse: bloed (wordt afgescheiden bij grote angst) en bilirubine
(wordt afgescheiden bij de laatste momenten)
o Schilderij of fototechniek, eerste foto in 1898: negatiefbeeld
o Recent falsum: maar geschreven traditie sinds 1357
o Doek uit het Midden-Oosten
o Aard van de wonden toont dat een echte persoon in het doek gelegen heeft.
o Het gezicht van Christus is conform aan de traditie.
Origineel – kopie
o Origineel en pseudo-origineel
o Kopie en pseudo-kopie
3. Clio’s laboratorium
3.1. Paleografie
3 functies: ontcijferen, dateren, echtheidsproces
Geposeerd = cursief
Capitalis elegans, unciaal (krullerig, zie voorbeeld), carolina (Carolijnse minuskel,
bijvoorbeeld Vergiliustekst, in Renaissance herontdekt, vrij geposeerd, ligt aan de basis
van veel visuele schrifttypes, schrijftechniek en schrijfstof (papyrus). Individuele
schrijftechniek: sierlijk, hard)
CASUS: Dagboek Anne Frank. 1 deel cursief, eronder geposeerd. Ze hebben dit
geanalyseerd alsof het een zeldzaam middeleeuws handschrift was. Belangrijke
personen hierbij: Robert Faurisson, Jan Romein, Bernauw, Paape.
3.2. Diplomatiek
Kanselarij: elementen van aandacht: formules, waarmerken (zegels, versieringen,
monogrammen en dergelijke).
Denis Vrain-Lucas (1818-1880): zaak Michel Chasles (1830), verkoop van 27345 valse
stukken correspondentie, o.a. brieven van Cleopatra naar Caesar, Maria, Pontius
Pilatus,…
R. Hilberg, Sources of Holocaust research, New York, 2001. Hoe moet men diplomatiek
toepassen op nazidocumenten?
3.4. Statistiek
1.1.1.Doel
Relatief:
o Cartoon extreem-rechts
o Slachtoffers bij ongeval
o Klimaatverandering
Aan de hand van het verbruik van hosties kan men de kerkelijkheid in een
bepaalde periode lezen. Bij ziektepieken, hongersnood,… ging men meer naar de
kerk.
1.1.2.Methode
Clio met de computer. Statistische en prestatistische fase (Adolphe Quetelet
voerde in 93 het begrip l’homme moyen in). Hiervan vaak toepassingen in
historisch onderzoek (cf. supra: J.L. Van Zanden, 1ste kenniseconomie parallel met
boekdrukkunst)
CASUS: Gent “ville tombeau” in de 19de eeuw? Onderzoek door Jeroen Bachs
(2003) naar de mortaliteit in Gent.
o Traditionele visie betere voeding leidt tot langer leven. M. Livi-Bacci (1991)
constateert dat de adel uit Engeland tijdens het Ancien Regime ongeveer
even oud werd als de gewone bevolking ondanks het opmerkelijke verschil
in dieet. Hiermee weerlegt hij dat een betere voeding automatisch leidt tot
een langer leven.
o Backs bewees dat de voeding wel degelijk een rol speelde bij
levensverwachting en kindersterfte. Zuigelingen kregen geen borstvoeding
maar soort van pap, dit hield een grotere kans op besmetting in. Hoge
sterfte bij volledige bevolking ligt deels bij voeding (te eenzijdig) maar ook
aan andere exogene factoren zoals huisvesting, hygiëne,...
o Er was een hoge zuigelingensterfte in Gent in de 19de eeuw: 280 promille
(over heel België gemiddeld 160 à 180 promille). Parallelle evolutie in
Manchester, Liverpool, Birmingham. Vrouwen werden ook makkelijker
zwanger.
o Betere registratie van sterftes o.i.v. Quetelet. Motieven van de dood,
geslachtsspecifieke sterftes,… werden toegevoegd. Maar er waren wel
taboes: ziektes werden soms niet vermeld. Sommige ziektes waren
daardoor oververtegenwoordigd. Cholera werd nog vermeld maar bestond
bijna niet meer, kanker wel maar dit werd niet vermeld. Zie video!
o Bronnen van sociale boekhouding en burgerlijke stand.
o Gent was het centrum van de vroege industrialisatie. Was je geboren in
Gent, dan had je tussen 1850-1860 een levensverwachting van 33 jaar,
tussen 1860-1870 28 jaar en vanaf 1890 werd dit 41 jaar.
o Grootste oorzaak van sterftes: slechte huisvesting, hygiëne, voeding,
darmaandoeningen, chronische diarree, longaandoeningen.
o Toch stijgt de bevolking: immigratie plattelandbewoners naar Gent, ook
nationale bevolkingsgroei. Men zou kunnen zeggen dat men naar Gent
kwam om te sterven.
o Er kwamen veranderingen door schrik voor epidemies:
mentaliteitsaanpassing (kwaliteit boven kwantiteit: kinderen niet meer om
te werken, maar ze krijgen ook een opleiding), betere voedingsgewoontes
(meer gediversifieerd) en hygiëne (niet zozeer de evolutie van de
geneeskunde). Hier was discussie over. De medische wereld deed soms
meer kwaad dan goed, de medische vooruitgang speelt een beperkte rol).
o Sociale differentiatie: eerst daling sterfte in de middengroepen.
Vanaf 1886 was er een meer betrouwbare statistiek.
Malthus: politiek misbruikt. Voedsel stijgt met rekenkundige reeks, bevolking
stijgt met een meetkundige reeks.
CASUS: Het Vichyregime. Men wou van bovenaf nieuw gedrag invoeren met een
aantal gerichte politieke stellingen. Ze voerden propaganda voor grote gezinnen
met 3 à 4 kinderen. Ook voerden ze Moederdag in. Het verleden was zogezegd de
ideale samenleving, daar wouden ze terug naartoe. Ze wouden macht uitoefenen
door controle over de seksualiteit van de bevolking.
1.1.5.Kritisch apparaat
Regest en voetnoten
o Regest: info over de teksttraditie
o Voetnoten: identificeren van personen en plaatsen, en vermelden van
correcties en varianten
4.2. Oorsprongskritiek
Waar, wanneer en door wie? Intellectuele, materiële en juridische auteur.
Falsa, interpolatie
Niet-gedateerde stukken
Inscripties, graffiti
Schriftkenmerken, watermerken (filigraan)
4.4. Interpretatiekritiek
Taal als wapen en spel: dubbele betekenis, ironie, metataal (grève=staking –
grava=kiezel) -> Op Place des Grèves in Frankrijk (veel kiezels) was er altijd veel oproer
en vonden veel stakingen plaats.
Decoderen iconografie: straatscènes in de 19de-eeuwse kunst
o Jan Verhas “La revue des écoles en 1878” (Brussel, Koninklijk museum voor
schone kunsten) – gekoppeld aan de figuur van Isabelle Gatti de Gamond. Zij was
de voorloopster van het feminisme, ze was vrijzinnig en socialistisch, ze zorgde
voor de ontvoogding van de vrouw door onderricht.
Fotografische weergave, symbolische waarde
Toont ontwikkeling van België in die jaren
Heeft de schilder rijkdom gebracht
o Zie ook schilderij van Ensor in 1884, nu in LA
Harde kleuren, confronterend
Stichter van “Les vingts”: vooruitstrevende kunstenaarsbeweging
Gebruikt vormentaal van carnaval
Groot economisch succes in België, grote tegenstellingen, pauperisme,
ontluiken van het socialisme
Rechts onderaan ziet men een portret van Voltaire, de Markies de Sade.
Doek is nooit zichtbaar gemaakt, niet getoond in de tentoonstelling van “Les
vingts”, hij toont het pas in 1929 aan het grote publiek.
Zie ook schilderij van Jezus in Brussel
De inscripties zijn overschilderd
Angry Young Men rebelleren tegen het Belgische establishment
Decoderen van filmtaal: “The Graduate” (M. Nichols, 1967), zie p123: bewustzijnsgraad.
De onhandigheid van de man wordt getoond in tegenstelling tot de stoere mannen in
andere films van die tijd.
4.5. Gezagskritiek
Ooggetuige of niet? National Science Foundation (USA), onderzoek in 1997. In een line-
up werden 24 verkeerden aangeduid, meestal op basis van de etnische achtergrond
‘self-fulfilling prophecy’: men ziet wat men wilt zien.
4.6. Bevoegdheidskritiek
1.1.1.Nauwkeurigheid van de waarneming
Heeft de getuige goed geselecteerd, zonder vooroordelen?
1.1.3.Glaubensunwilligkeit
Glaubensunwilligkeit is een term van Thomas Mann en het slaat hier op het feit
dat de Duitsers niet kunnen/willen begrijpen dat een man dat door hen is
verkozen zoveel doden teweeg kon brengen. Algemeen betekent het dat
gebeurtenissen zo afschrikwekkend wreed en bijgevolg ongeloofwaardig zijn, dat
het publiek weigert ze voor echt te nemen.
CASUS: kennis over Holocaust in WO II
o De Wannsee-conferentie (20-01-1942) vernietiging van Joden op grote
school: hoe goedkoop en efficiënt mogelijk de Joden doden ( zo snel
mogelijk en zoveel mogelijk Joden vervoeren en doden). Hier werd de
Endlösung uitgewerkt. Ook een lijst van joden in Europa (o.a. 43 000 in
België.
o Er is ook sprake van Glaubensunwilligkeit bij de geallieerden omdat ze
wisten wat Wannssee inhield omdat ze beschikten over enkele documenten
van deze conferentie, maar ze dachten dat het een Jodencomplot was zodat
de geallieerden hun oorlogsstrategie in Polen zouden heroriënteren en
gingen er dus niet verder op in.
o In 43 is het plan van Wannsee in uitvoering, de geallieerden onderscheppen
hier enkele berichten van, maar negeren deze door ervaringen uit WO I. In
WO I circuleerde er ook al bepaalde info over slechte Duitse praktijken,
maar deze bleken niet te kloppen. De info zou gemanipuleerd zijn door
joodse/Poolse organisaties.
o De Royal Air Force heeft luchtfoto’s vrijgegeven waarop men de
vernietigingskampen van Auschwitz-Birkenau met de treinen en crematoria
duidelijk zag, maar men heeft er niets mee gedaan.
1.1.4.Bewustzijnsgraad
4.7. Rechtzinnigheidskritiek
1.1.1.Feiten verdraaien of verzwijgen
1.1.2.Opzettelijke en onopzettelijke getuigenissen
1.1.3.Ontmaskering van de verdraaiing
DEEL 3: De historische bewijsvoering: van klassiek historisme naar
interdisciplinariteit
1. Kritische juxtapositie van de bronnen
1.1. Confrontatie van de getuigenissen: relativiteit van de formele regels, de casus Watergate
1 werkelijkheid, vele waarheden: de logica van de leugen.
Zie filmpje G8 in Genua: dood van een student
Falsificatietechniek
K. Popper
Verisimilitudo of causale adequaatheid (Weber), dialectisch proces van de
vooruitgang van kennis: waarschijnlijkheidsredenering en Tegenfeitelijke
redenering
Waarschijnlijkheidsredenering
1.1.3.De afstand in tijd tussen historicus en feiten: het spagaat van de eigentijdse
geschiedenis
E.A. Cohen: Sobibor
Gie van den Berghe: nut en gevaar van het slachtofferperspectief (visie
slachtoffer: waarom ik? Later: hoe is dit kunnen gebeuren? De realiteit wordt
verengd tot het slachtofferperspectief: zie foto jongetje).
Daniel Goedhagen, “Hitler’s willing executioners. Ordinary Germans and the
Holocaust”, NY, 1996.
Illustratie foto’s uit Joods Ghetto van Warschau (1943, Jürgen Stroop).
In 2008 controverse in Italië wanneer Famiglia Cristiana foto gebruikt om racisme
tegen zigeuners aan te klagen.
3.6. Macht
Mach van bovenuit “top down” (vorst,…) of van onderen uit “bottom up” (volk)
(Charles Tilly, Columbia University): staatsvorming en studie van de politieke conflicten
(capital intensive path (concentratie van het kapitaal, via de fiscaliteit, is
doorslaggevend) = westerse landen, coercion intensive path (opvoeren van de controle,
pure dwangmiddelen zijn doorslaggevend) = oosterse landen).
Invloed van de Annalesschool. Uitgebreid naar de preparlementaire periode, ook studie
van opstandigheid en weerstanden.
ESF-project “ontstaan van de moderne staat” in context van Europa na 1989, val van
“de Muur”?
o Repertoire van opstandigheid, voorbeeld: “spatial turn” (ruimte en ruimtegebruik
creëert betekenis): Leipzig 1989, Brugge 1488: auweet van de Brugse ambachten.
o Opstanden in Oost-Europa.
o Belangrijk kantelmoment, maar bouwt voort op ontwikkelingen die al even bezig
waren.
o Opbouwen van de politieke druk, regime met de rug tegen de muur -> val van de
Muur.
o Leipzig: cultuurcentrum, universiteitsstad, betogingen opzetten om politieke
macht te verkrijgen.
o 09-10-1989: Grote betoging, vanuit de Nicolaikirche volgen ze een traject door de
stad.
o “Wir sind das Volk!”
o Het wonder van Leipzig: te voet rond de Ring van Leipzig zonder ongelukken, het
voelt als een overwinning. Een week ervoor werd de betoging uit elkaar
geschoten.
o Hackenberg (Partijleider van de communisten): "Geen confrontatie aangaan!"
o Gebruik van de ruimte, heroveren van de ruimte, contrast, liederen (de
Internationale), leuzen (Wij zijn het volk, jullie niet).
o Die runde Ecke (Stasi-gebouw): gevaarlijk punt, maar er gebeurt niets. Ook al zat
het gebouw vol veiligheidsmensen.
o Breuk in de elite.
Analoge fenomenen bij ons:
o CASUS: De Brugse opstand van 1488: conflict tussen stad (Gent en Brugge) en
staat. Privébelangen tegenover militaire en dynastieke belangen.
o 31-01 tot 01-02: tumult aan de stadspoorten, Maximiliaan van Oostenrijk wordt
gevangengezet.
o Hij probeerde Brugge militair te bezetten, is de zoon van de koning, de
toekomstige troonsopvolger. Maar toch wordt hij gevangengezet.
o Februari: ambachten verwerven politieke macht, Gentse radicalisatie,
internationale druk.
o 11-03: Onenigheid bij de Brugse ambachten.
o Het Auweet (au quet): optocht van gewapende ambachtsmilitie (zie Nachtwacht
van Rembrandt, Maximiliaan moest er op kijken), muziek, visuele elementen
(marcheren in vaste volgorde), demonstreren wie de machthebbers in de stad
zijn, ze vertrekken bij de Grote Markt, trekken ook voorbij het huis van een
topambtenaar, passeren het Belfort en archief (collectief geheugen).
o Revolutionair: vorst vastzetten, ambtenaren op schavot.
o Politieke spanningslijnen op heel concrete manier zien samenkomen.
4. Van verhaal naar structuur en terug naar het verhaal: de geschiedenis op de golven van de
interdisciplinariteit
Grote evolutie na WO I voor de geschiedenis. Valéry: "Je kan alles, behalve het
antwoord, vinden in de geschiedenis."
De “nouvelle histoire”: “Annales” (Frans tijdschrift)(1929): Marc Bloch, Lucien
Febvre
o Marc Bloch stelt zich open voor invloeden van andere sociale
wetenschappen. Het toelaten van sociologie, economie, ... in de studie van
de geschiedenis (synergie)
o Verrijking: vraagstelling, interdisciplinariteit, discours.
o Er wordt vertrokken van vraagstellingen vanaf die periode: Jaren '80
ontstaan van de moderne staten (studie): Gaan we verder met de
natiestaat? (voorbeeld)
o Aandacht voor de taal wordt belangrijk.
o Risico’s: anachronisme (aan tijdgenoten irrelevante vragen stellen),
overconceptualizeren.
1.1.2.Methodologische vernieuwing
Statistiek: Simiand, Schumpeter, Juglar, Kondratieff, seculaire trend (Labrousse:
Franse Revolutie, p195).
Intuïtieve (Huizinga – Methodenstreit: spanning tussen nomothetische en
ideografische opvattingen, en behavioristische aanpak (Berkhofer)).
Typologieën, Begriffgeschichte, maatschappijvormen en evolutie (T. Parsons vs. E.
Wallerstein).
Ideaaltypes: H. Pirenne: koopmanondernemer, verraad van de burgerij.
Econometrie, Clio met de computer (persfotografie).
Psychoanalyse en psycho-history, “outillage mental” (L. Febvre over Rabelais)
Antropologie, Claude Lévy-Strauss, J. Le Goff; Clifford Geerts (Negara)
4.2. De interdisciplinariteit aan het werk: een historiografische wandeling I
1.1.1.De Annales en de ‘nieuwe sociale geschiedenis’
Annales d’histoire économique et sociale
Annales. Économies, sociétés, civilisations
Annales: Histoire, sciences sociales.
Marc Bloch: “Apologie pour l”histoire ou le métier d’historien” (1941).
Fernand Braudel: oorspronkelijk ging zijn werk over Filip II, erna werd het “la
Méditerranée et le monde méditerranéen à l’époque de Philippe II” (1949)
getiteld door een lezing. Dit werk was zijn doctoraat en telde 1400 pagina’s.
Annalesschool: eliteschool, levenswerk van Braudel.
“Civilisation matérielle économie et capitalisme (XVe – XVIIIe siècle)” (1967-1979)
E. Le Roy Ladurie: “Montaillou” (1975). Dit werk had internationale impact, werd
in veel talen vertaald. Frankrijk was met zijn 2de Annalesschool het gidsland op het
vlak van geschiedenis.
G. Duby: “Le chevalier, la femme et le prêtre” (1981).
CASUS: illustratie Annales-aanpak: Emmannuel Le Roy Ladurie, “Montaillou,
village Occitan de 1294 à 1324” (1975)
o Reeks ondervragingen opgetekend door bisschop van Panier, bij de
Pyreneeën, een streek met afwijkend religieus gedrag. Na het neerslaan van
de Katharenbeweging zullen kerkelijke rechtbanken de katharische
opvattingen zoeken en uitroeien.
o 1295: bisdom Pamiers opgericht
o Jacques Fournier: bisschop, later (1334) werd hij paus Benedictus XII
o 1318-1324: 370 zittingen, 578 verhoren, 114 beklaagden, 5 executies. De
rest kreeg boetes en psychologische straffen.
o Zichzelf laten tegenspreken, wie sliep met wie, wie loog tegen wie,…
o Hij vergelijkt Fournier met Maigret: geen geweld maar psychologisch
beïnvloeden tot ze dingen zeggen die ze eigenlijk niet willen zeggen.
o Het boek is een soort van venster dat opengaat bij een middeleeuws dorp,
het werpt een blik op het alledaagse leven en wat er achter de gesloten
deuren gebeurt.
o Het boek is 1 van de uithangborden van de Annalesschool.
4.3. De linguistic turn: taal, tekst en tekens of de geschiedenis en de verlokkingen van het
postmoderne denken
1.1.1.Belang van de linguïstiek, semantiek en semiotiek
Linguïstiek: functies van de taal
Semantiek: wisselende betekenissen in taal
Semiotiek: verklaring van tekens en symbolen.
1.3. Lineair denken en indelingen van de geschiedenis: de evidentie van de historische periode
Traditionele indeling: oudheid – middeleeuwen - moderne tijden: resultaat van de
Renaissance, moderne tijden is Angelsaksische benaming.
Dichotomiethese: moderniseringsthesen. Men zoekt contrasten tussen 2 opvattingen
of stellingen. Waarom is Europees model zo succesvol?
Actueel:
o B. Barber (Amerikaan): Jihad vs. McWorld -> allusie op McDonalds
o Samuel Huntington: Clash of Civilizations
o M. Castells: The Information Age
o “The end of the world as we know it”: men heeft een nieuw vijandbeeld nodig.
o Zie ook actuele discussie over positie van de Islam (hoofddoekendebat en
dergelijke): een reëel probleem of een bliksemafleider voor andere
problematieken? Context: zoektocht naar “identiteit” in een globaliserende
wereld.
o Zie video: language has been hijacked.
1.4. Cyclustheorieën
2. Oorzakelijkheid
2.1. De ondraaglijke onzekerheid van de ongrijpbare oorzaak
Diverse oorzaken configureren in een kristallisatiepunt. Vb. Machtsovername door
Hitler (1933) met de steun van:
o Middenstanders: grote beurscrash treft onze economieën, ze zijn kwetsbaar voor
propaganda met racistische inslag.
o Industriëlen: De staalindustrie is belangrijk voor de wapenproductie, zij verdienen
goed.
o Monarchisten: heimwee naar de keizertijd, ze zoeken een sterke leidersfiguur, ze
zijn tegen de snel opeen volgende regeringen.
o Militaire kringen: Deze groep is traditioneel heel sterk. Ze hadden de steun van
het thuisfront verloren en kregen overal de schuld van -> ze willen revanche.
o Nationalisten: Pangermanisme, Anschluss Oostenrijk, Sudetengebied, Elzas, delen
van Polen,…
o Kerkelijke kringen: Hitler was het minste kwaad in vergelijking met de linkse
partijen (communisme), ze lieten zich verleiden door de lokroep van ‘de grote
kruistocht’.
o Arbeiders (NSDAP): Hij probeert een simpel antwoord te bieden op de
problemen. 1 mei werd officieel een feestdag, maar op 2 mei schafte hij dan wel
de vakbonden af.
Natiewijd geëxperimenteerd met een nieuw regime in Duitsland, Hitler wordt
incontournable.
Zie speech: Een groteske persiflage van een gebed
Reichstag in brand gestoken, een journalist wordt geëxecuteerd.
Diverse groepen worden verleid (Sportpaleis Berlijn, 30-01-1933): collectieve angst
wordt aangesproken (zie ook rol van het individu, p 287-292)
Hitler gaat van 30 naar 43% van de stemmen. Na de dood van … staat niets hem nog in
de weg.